2-246/2

2-246/2

Belgische Senaat

ZITTING 2000-2001

20 MAART 2001


Wetsvoorstel betreffende de palliatieve zorg


AMENDEMENTEN


Nr. 1 VAN MEVROUW NAGY C.S.

Art. 3

Dit artikel aanvullen als volgt :

« , zowel thuis als in een rusthuis, een rust- en verzorgingstehuis of een ziekenhuis ».

Verantwoording

Deze formulering geeft aan dat de indieners de keuzevrijheid van de patiėnt willen doen respecteren betreffende de plaats waar hij het einde van zijn leven wil doorbrengen en dat zij de verschillende niveaus willen aangeven waarop continue en palliatieve zorg voorhanden moet zijn.

Marie NAGY.
Paul GALAND.
Jacinta DE ROECK.
Nathalie de T' SERCLAES.

Nr. 2 VAN MEVROUW NAGY C.S.

Art. 4

Tussen de woorden « leggen zij » en de woorden « de samenwerkingsakkoorden » de woorden « , indien nodig, » invoegen.

Verantwoording

De procedure moet zo snel mogelijk afgehandeld worden om zowel het juridisch kader als de initiatieven die inzake continue en palliatieve zorg worden genomen, spoedig te zien verbeteren.

Marie NAGY.
Paul GALAND.
Jacinta DE ROECK.
Philippe MAHOUX.
Myriam VANLERBERGHE.

Nr. 3 VAN DE HEER GALAND C.S.

Art. 7

Het voorgestelde artikel 1 vervangen als volgt :

« Art. 1. ­ De genees- en verpleegkunst omvat de geneeskunde, de tandheelkunde inbegrepen, uitgeoefend ten aanzien van menselijke wezens, en de artsenijbereidkunde, onder hun preventief, curatief, continu en palliatief voorkomen. »

Verantwoording

In de mate van het mogelijke en afhankelijk van de wetenschappelijke vooruitgang, is de geneeskunde erop gericht de aandoeningen van patiėnten zo snel en zo goed mogelijk te verzorgen en te genezen. Patiėnten die lijden aan een ongeneeslijke aandoening, wil de geneeskunde zo goed mogelijk verzorgen. De geneeskunde echter verengen tot de geneeskunst, is voorbijgaan aan een hele dimensie van geneeskundige zorgen, zowel tijdens de genezing als tijdens de palliatieve verzorging.

Paul GALAND.
Marie NAGY.
Jacinta DE ROECK.
Nathalie de T' SERCLAES.
Philippe MAHOUX.
Myriam VANLERBERGHE.

Nr. 4 VAN MEVROUW NAGY C.S.

Art. 8

Het voorgestelde artikel 21quinquies decies vervangen als volgt :

« Art. 21quinquies decies. ­ Onder continue en palliatieve zorg wordt verstaan de multidisciplinaire zorg, behandelingen, begeleiding, hulp en bijstand die thuis, in een collectieve instelling die geen ziekenhuis is, of in een ziekenhuis worden verleend om zoveel mogelijk tegemoet te komen aan de noden van de patiėnten die lijden aan een ongeneeslijke aandoening, en die ertoe leiden hun levenskwaliteit te vrijwaren en passende steun te verlenen aan hun naasten. »

Verantwoording

Deze formulering houdt beter rekening met de multidisciplinaire en algemene dimensie van de verzorging.

In de tekst wordt ook aandacht geschonken aan de begeleiding van de verwanten. Door deze dubbele amendering wordt rekening gehouden met de goed toegelichte dimensies in de tekst van het beleidsplan palliatieve zorg van de minister van Volksgezonheid en de minister van Sociale Aangelegenheden, dat op 18 oktober 2000 werd voorgesteld aan de verenigde commissies voor de Justitie en de Sociale Aangelegenheden.

Marie NAGY.
Paul GALAND.
Jacinta DE ROECK.
Nathalie de T' SERCLAES.
Philippe MAHOUX.
Myriam VANLERBERGHE.

Nr. 5 VAN MEVROUW van KESSEL C.S.

Art. 2

Het eerste lid van dit artikel aanvullen met de volgende bepaling : « ongeacht of kan voorzien worden dat de patiėnt binnen afzienbare tijd zal overlijden ».

Verantwoording

Uit de hoorzittingen is gebleken dat palliatieve zorg veel ruimer is dan alleen de zorg bij terminale, ongeneeslijk zieke patiėnten. Een palliatieve zorgverlening die haar eigen finaliteit waarborgt, dient dan ook te worden aangeboden aan een ongeneeslijke zieke patiėnt die nog niet in de terminale fase van zijn ziekte verkeert.

Nr. 6 VAN MEVROUW van KESSEL C.S.

(Subamendement op amendement nr. 1 van mevrouw Nagy)

Art. 3

In de voorgestelde aanvulling van dit artikel, tussen de woorden « rust- en verzorgingstehuis » en de woorden « of een ziekenhuis », de woorden « , een psychiatrisch verzorgingstehuis » invoegen.

Verantwoording

Opdat het recht op palliatieve zorg daadwerkelijk een recht zou zijn, dient de aandacht besteed te worden aan de geestelijke gezondheidszorg.

De door de Koning te bepalen erkennings-, programmatie- en financieringsnormen voor de kwalitatieve ontwikkeling van de palliatieve zorg dient dan ook rekening te houden met het aanbod van deze zorg in psychiatrische verzorgingstehuizen.

Nr. 7 VAN MEVROUW van KESSEL C.S.

Art. 6

De eerste zin van dit artikel aanvullen met de woorden « en de mogelijkheden van de palliatieve zorg ».

Verantwoording

Het is noodzakelijk dat de patiėnt tevens geļnformeerd kan worden over de mogelijkheden van de palliatieve zorg.

Deze informatie werkt ook preventief op een mogelijk verzoek tot euthanasie.

Nr. 8 VAN MEVROUW van KESSEL C.S.

Art. 9 (nieuw)

Een artikel 9 (nieuw) invoegen, luidend als volgt :

« Art. 9. ­ Artikel 50bis, § 2, eerste lid, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, wordt aangevuld als volgt :

« d) in het raam van een opname in een SP-dienst (palliatieve zorg). »

Verantwoording

Er dient een absoluut verbod van honorariumsupplementen ingevoerd te worden voor patiėnten in een SP-dienst van palliatieve zorg.

Ingrid van KESSEL.
Mia DE SCHAMPHELAERE.
Jan STEVERLYNCK.

Nr. 9 VAN MEVROUW NYSSENS C.S.

Art. 2

Dit artikel vervangen als volgt :

« Elke zieke wiens toestand dat vereist, heeft recht op palliatieve zorg. »

Verantwoording

Het concept « ongeneeslijk zieke » kan de werkingssfeer van deze bepaling te zeer beperken. De in dit amendement voorgestelde formulering is gebaseerd op de Franse wet van 9 juni 1999 en past in de definitie van palliatieve zorg die wordt voorgesteld in het nieuwe artikel 2bis.

Nr. 10 VAN MEVROUW NYSSENS C.S.

Art. 2bis

Een artikel 2bis (nieuw) invoegen luidende :

« Art. 2bis. ­ In deze wet wordt onder palliatieve zorg de actieve en ononderbroken zorgverlening verstaan die ertoe strekt :

­ aan de zieke, buiten elk curatief optreden om, de aangepaste verzorging te geven om zijn pijn optimaal te verzachten en de fysieke symptomen te controleren;

­ de zieke de psychologische, sociale, spirituele of filosofische hulp te bieden die hij nodig heeft;

­ de naasten van de zieke aan te moedigen de zieke te begeleiden, hen professionele steun te garanderen en hen te begeleiden in hun rouwproces. »

Verantwoording

Vanuit technisch oogpunt is het beter de definitie van palliatieve zorg op te nemen in de wet die daarover handelt.

Het criterium actieve en ononderbroken zorgverlening is belangrijk om palliatieve zorg te definiėren. Die begrippen worden eveneens gebruikt in de Franse wet van 9 juni 1999, die ertoe strekt de toegang tot de palliatieve zorg te garanderen, alsmede door bepaalde Belgische federaties voor palliatieve zorg (zoals de pluralistische Brusselse federatie voor palliatieve en voortgezette zorg). Overeenkomstig dit criterium start de palliatieve begeleiding van de ongeneeslijk zieke patiėnten zo vlug mogelijk in de zogenaamde actieve fase van de behandeling, dit wil zeggen zodra is vastgesteld dat de patiėnt aan een ongeneeslijke ziekte lijdt. Ononderbroken zorgverlening impliceert dat de begeleiding van de patiėnt doorgaat maar dat het eerste doel het comfort van de patiėnt blijft.

Het model van de ononderbroken zorgverlening is zo opgevat dat het bepaalde fouten voorkomt die gemaakt worden bij curatieve verzorging en bij palliatieve verzorging. Het gaat om een multidisciplinaire aanpak die de medische, sociale, psychotherapeutische en spirituele opvattingen verzoent in een ononderbroken begeleiding die een aanvang neemt onmiddellijk na de mededeling van de ernst van de ziekte en doorgaat tot de terminale fase. Ononderbroken zorgverlening staat haaks op een breuk tussen de curatieve verzorging die enkel zou zijn toegespitst op de doeltreffendheid van de behandeling, en de palliatieve verzorging die begrepen wordt als terminale verzorging.

De ononderbroken zorgverlening maakt een soepel therapeutisch project mogelijk waarbij zowel de medische als de psychische veranderingen bij de patiėnt tot in de stervensfase worden gerespecteerd. In die laatste fase zal men het dan hebben over terminale verzorging. Ononderbroken zorgverlening maakt het mogelijk een tijdsdimensie te creėren door rekening te houden met het verleden van de patiėnt en van de instelling alsmede een ruimtelijke dimensie door de evaluatie van de verschillende plaatsen waar het levenseinde kan worden doorgebracht (ziekenhuis, palliatieve eenheid en thuiszorg). Daardoor zijn ook contacten mogelijk tussen de verschillende verplegende teams.

Bovendien is het van belang dat de definitie de vier belangrijke aspecten van palliatieve zorg weergeeft omdat ze er de essentie van uitmaken :

­ verzachting van de fysieke pijn en controle van de symptomen;

­ psychologische begeleiding en sociale, filosofische of religieuze steun;

­ aanmoediging van de naaste omgeving van de zieke om de zieke te begeleiden en begeleiding van die naaste omgeving;

­ begeleiding van verwanten tijdens het rouwproces.

Nr. 11 VAN MEVROUW NYSSENS C.S.

Art. 3

Het laatste lid van dit artikel vervangen als volgt :

« De ministers die bevoegd zijn voor de Sociale Zaken en de Volksgezondheid, dienen uiterlijk vóór 31 december 2001 bij de Wetgevende Kamers een federaal plan betreffende de palliatieve verzorging in dat gebaseerd is op de behoeften van de patiėnt. In dit plan worden voorzieningen inzake palliatieve hulpverlening en criteria inzake terugbetaling van deze verzorging voorgesteld, rekening houdende met de volgende beginselen :

1ŗ keuzevrijheid van de patiėnt ten aanzien van de hulpverleners, de verzorgingsinstellingen en de teams voor palliatieve zorg. Om die keuzevrijheid te waarborgen, moet worden gestreefd naar financiėle gelijkheid tussen de patiėnten wat de toegang tot de verschillende structuren van palliatieve zorg betreft;

2ŗ eerbied voor de levensbeschouwelijke of religieuze overtuigingen van de patiėnt;

3ŗ financiėle gelijkheid tussen de verschillende structuren van palliatieve zorg;

4ŗ het recht van iedere patiėnt op gedegen palliatieve zorg. Daartoe stelt het college van geneesheren-directeurs bij de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering kwaliteitscriteria inzake palliatieve zorg vast na raadpleging van de samenwerkingsverbanden.

De federale Staat zorgt er ook voor dat de specifieke bevoegdheden inzake palliatieve zorg van het medisch, verpleegkundig en paramedisch personeel worden vastgesteld en erkend;

5ŗ het recht van alle hulpverleners of leden van organisaties inzake palliatieve zorg op een individuele begeleiding, waardoor ze de confrontatie met de dood beter aankunnen;

6ŗ het recht voor de palliatieve-zorgteams binnen en buiten de ziekenhuizen om een beroep te kunnen doen op een voldoende aantal vrijwilligers, die moeten worden geselecteerd en opgeleid en waarvan het optreden gecoördineerd moet worden. »

Verantwoording

Het amendement wil voorschriften bepalen voor een federaal plan inzake palliatieve zorg dat afgestemd moet zijn op de behoeften van de patiėnt en gebaseerd moet zijn op een aantal basisbeginselen, namelijk :

1ŗ Eerbied voor de keuzevrijheid van de patiėnt : opdat de patiėnt echt kan kiezen tussen bij voorbeeld thuisverzorging of ziekenhuisverzorging, is het volgende nodig :

a) het palliatieve-zorgaanbod moet zo ruim mogelijk zijn. In principe moet de palliatieve verzorging verder worden ontwikkeld, zowel thuis als in rusthuizen voor bejaarden, rust- en verzorgingsinstellingen, ziekenhuisafdelingen voor palliatieve verzorging, ziekenhuizen voor algemene verzorging, psychiatrische verzorgingsinstellingen, initiatieven voor beschut wonen of enig andere vorm van erkende opvanginstellingen en dagcentra;

b) voor de patiėnt moet de toegang tot palliatieve verzorging evenveel kosten, ongeacht de plaats die hij heeft gekozen voor de verzorging. Dat is het beginsel van de financiėle neutraliteit;

c) de toegang tot deze verzorging mag niet te duur zijn voor de patiėnt. Palliatieve verzorging moet toegankelijk zijn voor alle patiėnten die er gebruik van wensen te maken.

2ŗ Eerbied voor de overtuiging van de patiėnt : waar de patiėnt ook wordt verzorgd, zijn levensbeschouwelijke of godsdienstige overtuigingen moeten worden gerespecteerd.

3ŗ Financiėle gelijkheid tussen de verschillende structuren van palliatieve zorg : de verschillende structuren van palliatieve verzorging die gelijke taken vervullen, moeten een gelijkwaardige financiering kunnen krijgen.

4ŗ Het palliatieve-zorgaanbod moet van degelijke kwaliteit zijn.

In dit verband moet de federale Staat, in samenwerking met de palliatieve-verzorgingsstructuren die in het veld werkzaam zijn, kwaliteitscriteria vaststellen.

De federale Staat zorgt er ook voor dat de speciale bevoegdheden inzake palliatieve zorg van het medisch, verpleegkundig en paramedisch personeel worden vastgesteld en erkend.

De federale Staat zet de gemeenschappen ertoe aan hun opleidingsprogramma's aan te passen opdat de opleiding inzake palliatieve zorg en pijnbestrijding deel uitmaakt van de studieprogramma's en opleidingen die toegang geven tot de uitoefening van geneeskundige, verpleegkundige en paramedische beroepen.

De federale Staat spoort de gewesten ertoe aan financiėle hulp te bieden, bij voorkeur via de samenwerkingsverbanden voor palliatieve verzorging, aan initiatieven die bijdragen tot de permanente opleiding van de personeelsleden van de betrokken instellingen, organisaties en diensten.

Om de bovengenoemde doelstellingen te bereiken, sluit de federale Staat samenwerkingsakkoorden met de gemeenschappen en de gewesten.

5ŗ Mensen in de gezondheidszorg die beroepshalve patiėnten en hun families begeleiden in het kader van de palliatieve zorg moeten een passende begeleiding krijgen, die hen in staat stelt de confrontatie met de dood beter aan te gaan.

6ŗ Vrijwilligers spelen een uiterst belangrijke rol in de begeleiding van de patiėnten. De medewerking van vrijwilligers moet gewaarborgd kunnen worden en er moet worden gezorgd voor hun opleiding en voor de coördinatie van hun werk.

Nr. 12 VAN MEVROUW NYSSENS C.S.

Art. 6

Dit artikel vervangen door een nieuw hoofdstuk IIIbis, dat de artikelen 6 tot 6ter bevat, en dat luidt :

« Hoofdstuk IIIbis ­ Recht op informatie van de patiėnt

Artikel 6 ­ Recht op informatie

« § 1. De patiėnt heeft recht op informatie over zijn gezondheidstoestand, met inbegrip van de medische gegevens daarover.

§ 2. Behoudens bij spoedeisende gevallen en vooral indien het gaat om medische handelingen die een hoog risico inhouden of geen therapeutisch belang dienen, verstrekt de arts de patiėnt informatie over de voorzienbare en normale risico's van de geplande medische handelingen, hun voordelen, de gevolgen van niet-behandeling, en de palliatieve of therapeutische alternatieven.

Tijdens de behandeling verstrekt de betrokken arts de patiėnt informatie over de ontwikkeling van zijn toestand en over de bereikte resultaten.

§ 3. Voordat de medische handeling wordt verricht, wordt de informatie de patiėnt mondeling verstrekt door de behandelende arts op een begrijpelijke en zo volledig mogelijke wijze, waarbij rekening wordt gehouden met de situatie van de patiėnt en vooral met zijn leeftijd, zijn geestelijke ontwikkeling en zijn fysieke en psychische toestand.

Onverminderd het voorrecht van de behandelende arts wordt de informatie schriftelijk aan de patiėnt verstrekt als hij daar uitdrukkelijk om vraagt. Doet hij dat niet, dan wordt vermoed dat de patiėnt informatie heeft ontvangen overeenkomstig de wetsbepalingen.

§ 4. Als de patiėnt meerderjarig en bekwaam is, wordt de informatie hem zelf verstrekt.

De patiėnt kan schriftelijk een meerderjarige vertrouwenspersoon aanwijzen, die hij machtigt om in zijn plaats informatie te ontvangen. Die aanwijzing moet via een bijzonder schriftelijk mandaat gebeuren. De patiėnt moet de betrokken arts schriftelijk de identiteit van de vertrouwenspersoon en de omvang van diens mandaat meedelen. In dat geval beoordeelt de betrokken arts vrij welke informatie hij die vertrouwenspersoon zal verstrekken.

Wanneer de medische handeling wordt verricht op een minderjarige patiėnt, wordt de informatie bedoeld in de vorige leden verstrekt aan zijn wettelijke vertegenwoordigers. Wanneer de minderjarige die de leeftijd van veertien jaar heeft bereikt, krachtens de wet gemachtigd is om zelf in de medische handeling toe te stemmen, wordt de informatie hem persoonlijk verstrekt.

Wanneer de meerderjarige patiėnt volledig handelingsonbekwaam is, wordt de informatie verstrekt aan zijn wettelijke vertegenwoordiger.

Behoudens in spoedeisende gevallen, wanneer de patiėnt buiten bewustzijn is of kennelijk niet in staat om de informatie te begrijpen, verstrekt de arts de informatie aan een andere arts, het verzorgend team en de naasten van de patiėnt. Ook de vertrouwenspersoon, eventueel door de patiėnt zelf aangewezen voordat hij buiten bewustzijn raakte en overeenkomstig de vormvoorschriften uit het tweede lid, kan informatie ontvangen.

Artikel 6bis ­ Voorrecht van de behandelende arts

Wanneer de arts in eer en geweten meent dat het verstrekken van informatie aan de zieke hem ernstig nadeel kan berokkenen, kan hij zich bij wijze van uitzondering geheel of gedeeltelijk aan zijn informatieplicht onttrekken.

In het medisch dossier wordt het niet-verstrekken van deze informatie en de redenen daarvoor vermeld.

Artikel 6ter ­ Weigering om informatie te ontvangen

De patiėnt heeft het recht om op zijn uitdrukkelijk, schriftelijk verzoek geen informatie te ontvangen.

Overeenkomstig artikel 6, § 4, heeft hij het recht om een vertrouwenspersoon te kiezen die informatie over zijn gezondheidstoestand ontvangt.

Ook indien geen vertrouwenspersoon is aangewezen en rekening houdend met de beoordelingsvrijheid van de arts met betrekking tot de informatie die hij aan de vertrouwenspersoon verstrekt, moet de arts de wil van de patiėnt in dezen eerbiedigen, zelfs als dat schadelijk voor hem kan zijn.

Op deze regel wordt een uitzondering gemaakt als het ontbreken van informatie een ernstige bedreiging vormt voor de gezondheid van derden. In dat geval verstrekt de arts informatie aan de patiėnt zelf en tracht hem te overtuigen de informatie door te geven aan de betrokken derde. »

Verantwoording

De verplichting van de beroepsmensen uit de gezondheidszorg om patiėnten te informeren is van essentieel belang met betrekking tot de palliatieve zorg. De grenzen van die verplichting moeten evenwel nauwer worden afgebakend. Dat is des te meer gerechtvaardigd omdat het hier gaat om een patiėnt aan wie moet worden meegedeeld dat hij aan een ongeneeslijke ziekte lijdt. Het is bovendien wenselijk om dit hoofdstuk aan te vullen met een specifiek hoofdstuk over de andere rechten van de patiėnt.

Clotilde NYSSENS.
Georges DALLEMAGNE.
Magdeleine WILLAME-BOONEN.

Nr. 13 VAN MEVROUW van KESSEL C.S.

Art. 4

In dit artikel, tussen de woorden « palliatieve zorg » en de woorden « die gesloten zijn », de woorden « en de opleiding van de palliatieve zorgverleners » invoegen.

Verantwoording

De hoorzittingen benadrukten meermaals het belang van grotere inspanningen voor de opleiding van palliatieve zorgverleners. Er dienen dan ook de nodige initiatieven (onder meer door middel van samenwerkingsakkoorden) te worden ontwikkeld om deze opleiding te versterken en uit te bouwen, zowel kwalitatief als kwantitatief.

Ingrid van KESSEL.
Mia DE SCHAMPHELAERE.
Jan STEVERLYNCK.

Nr. 14 VAN MEVROUW DE ROECK C.S.

Art. 2

In het tweede lid van dit artikel, de woorden « zowel thuis als in een rusthuis, een rust- en verzorgingstehuis of een ziekenhuis » vervangen door de woorden « binnen het geheel van het zorgaanbod ».

Verantwoording

Deze formulering is minder beperkend.

Jacinta DE ROECK.
Jeannine LEDUC.
Myriam VANLERBERGHE.
Paul GALAND.
Jean-Franēois ISTASSE.
Jan REMANS.

Nr. 15 VAN DE HEER GALAND C.S.

Art. 3

Dit artikel aanvullen als volgt :

« binnen het geheel van het zorgaanbod ».

Verantwoording

Cf. amendement nr. 2.

Paul GALAND.
Jacinta DE ROECK.
Myriam VANLERBERGHE.
Jeannine LEDUC.
Jan REMANS.
Jean-Franēois ISTASSE.

Nr. 16 VAN MEVROUW de T' SERCLAES

Art. 2

Het eerste lid van dit artikel vervangen als volgt :

« De arts is de patiėnt bij diens levenseinde alle morele en geneeskundige, curatieve of palliatieve hulp verschuldigd teneinde zijn fysiek of moreel lijden te verlichten en zijn waardigheid te vrijwaren. Elke patiėnt heeft recht op kwalitatief hoogstaande palliatieve en continue zorg. »

Verantwoording

Dit amendement bepaalt dat elke terminale patiėnt recht heeft op alle morele en medische curatieve of palliatieve hulp die nodig is om zijn fysiek of moreel lijden te lenigen en zijn waardigheid te vrijwaren. Het is de weergave van wat thans reeds in de Code van geneeskundige plichtenleer staat.

Nr. 17 VAN MEVROUW de T' SERCLAES

Art. 6

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 6. ­ Elke patiėnt heeft recht op alle nuttige en gepaste informatie over zijn gezondheidstoestand en over de behandelings- en verzorgingsmogelijkheden.

De arts deelt hem die mee in passende vorm en bewoordingen, rekening houdend met zijn begripsvermogen en zijn fysieke en mentale toestand.

Behoudens hoogdringendheid of andere aanwijzingen verband houdend met de wensen of de toestand van de patiėnt, dient deze informatie volledig en correct te zijn. »

Verantwoording

Indien men echt wil dat de patiėnt als een volwaardige persoon beschouwd wordt en niet slechts als een te verzorgen organisme, moet hij over een minimum aan rechten beschikken waarmee hij een volwaardige dialoog met zijn arts kan aangaan en werkelijk betrokken kan worden bij de beslissingen die hem aanbelangen.

Om aan dit beginsel concreet gestalte te geven, en in het bijzonder bij het levenseinde een diepgaande en werkelijke dialoog ­ die de basis zou moeten vormen van elke therapeutische relatie ­ tussen de arts en zijn patiėnt mogelijk te maken, is het onontbeerlijk dat deze laatste zo correct en volledig mogelijke informatie ontvangt over zijn toestand, de vermoedelijke ontwikkeling van zijn ziekte of aandoening, en de mogelijkheden op het vlak van de behandeling en de verzorging en de gevolgen ervan.

Dit amendement strekt er dus toe aan de patiėnt een algemeen informatierecht te verlenen met betrekking tot zijn gezondheidstoestand en de mogelijkheden op het vlak van de behandeling en de verzorging. Het spreekt vanzelf dat deze informatie in begrijpelijke bewoordingen, aangepast aan elke patiėnt, verstrekt moet worden.

Nr. 18 VAN MEVROUW de T' SERCLAES

Art. 6bis (nieuw)

Een artikel 6bis (nieuw) invoegen, luidende :

« Art. 6bis. ­ Behalve in spoedeisende gevallen mag geen enkele medische handeling worden uitgevoerd, voortgezet of gestaakt zonder de vrije en met kennis van zaken gegeven toestemming van de patiėnt.

Deze toestemming kan op elk ogenblik ingetrokken worden. In dat geval licht de arts de patiėnt in over de voorzienbare gevolgen van zijn beslissing.

De patiėnt die het recht op informatie en op het geven van toestemming dat hem bij deze wet wordt verleend, niet zelf wenst uit te oefenen, kan daartoe een vertrouwenspersoon aanwijzen. »

Verantwoording

De tekst van dit amendement maakt alle medische handelingen afhankelijk van de vrije toestemming van de patiėnt, die vooraf goed is geļnformeerd. Dit concept met betrekking tot therapeutische relatie is niet nieuw en heeft in de jurisprudentie reeds veel aandacht gekregen. De vrije toestemming van de goed geļnformeerde patiėnt ligt in het verlengde van het recht op informatie en beide rechten zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.

Het recht op informatie en het recht op de vrije toestemming van de goed geļnformeerde patiėnt vormen de grondvesten van een handvest van de rechten van de patiėnt, dat volgens veel gehoorde personen onontbeerlijk is voor een goede relatie tussen de arts en zijn patiėnt en voor een vertrouwelijke dialoog tussen beiden.

Sommige patiėnten willen dit recht misschien overdragen aan een derde, en daarom voorziet het amendement ook in deze mogelijkheid.

Nr. 19 VAN MEVROUW de T' SERCLAES

Art. 6ter (nieuw)

Een artikel 6ter (nieuw) toevoegen luidende :

« Art. 6ter. ­ De arts onthoudt zich van elke daad die er redelijkerwijze niet kan toe bijdragen de gezondheid of de toestand van de patiėnt te verbeteren, en meer bepaald van alle handelingen die gezien zijn toestand nutteloos of buiten proportie blijken, in zoverre zij rekening houden met de meest recente stand van de geneeskunde, geen redelijk perspectief op genezing, verbetering of verlichting van zijn pijn zouden bieden, maar slechts zouden strekken tot het uitstel van het overlijden. »

Verantwoording

De tekst wil ook duidelijk de plicht tot solidariteit van de samenleving met terminale patiėnten beklemtonen. Niemand mag aan zijn lot worden overgelaten. De plicht om te genezen is ook een plicht om te verzorgen wanneer de patiėnt niet meer reageert op curatieve behandelingen. Geneeskunde impliceert ook verzorging. Iedereen heeft recht op verzorging waarbij onze samenleving haar solidariteitsplicht tot het uiterste moet naleven. Staken van de behandeling is onaanvaardbaar.

Het amendement strekt er ook toe de patiėnten te beschermen tegen een hardnekkig voortzetten van de behandeling, wat omschreven kan worden als medische handelingen of behandelingen die zinloos zijn, overbodig of niet in verhouding staan tot de gezondheidstoestand van de patiėnt.

Nr. 20 VAN MEVROUW de T' SERCLAES

Art. 8

Dit artikel aanvullen met een artikel 21septies decies luidende :

« Art. 21septies decies. ­ Behoudens in spoedeisende gevallen mag geen enkele medische handeling uitgevoerd, voortgezet of gestaakt worden zonder de vrije en met kennis van zaken gegeven toestemming van de patiėnt. Deze toestemming mag op ieder ogenblik ingetrokken worden. In dat geval informeert de arts de patiėnt over de verwachte gevolgen van zijn beslissing.

De patiėnt die het recht op informatie en op toestemming dat deze wet hem toekent, niet persoonlijk wenst uit te oefenen, mag daartoe een vertrouwenspersoon aanwijzen. »

Verantwoording

Dit amendement maakt alle medische handelingen afhankelijk van de vrije toestemming van de patiėnt, die vooraf goed is geļnformeerd. Dit concept met betrekking tot de therapeutische relatie is niet nieuw en heeft in de jurisprudentie reeds veel aandacht gekregen. De vrije toestemming van de goed geļnformeerde patiėnt ligt in het verlengde van het recht op informatie en beide rechten zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.

Het recht op informatie en het recht op vrije toestemming van de goed geļnformeerde patiėnt vormen de grondvesten van een handvest van de rechten van de patiėnt dat volgens veel gehoorde personen onontbeerlijk is voor een goede relatie tussen de arts en zijn patiėnt en voor een vertrouwelijke dialoog tussen beiden.

Sommige patiėnten willen dit recht misschien overdragen aan een derde, en daarom voorziet het amendement ook in deze mogelijkheid.

Nr. 21 VAN MEVROUW de T' SERCLAES

Art. 8

Dit artikel aanvullen met een artikel 21octies decies luidende :

« Art. 21octies decies. ­ De arts is de patiėnt bij diens levenseinde alle morele en geneeskundige, curatieve of palliatieve, hulp verschuldigd, teneinde zijn fysieke of morele pijn te verlichten en zijn waardigheid te beschermen. Elke patiėnt heeft recht op dergelijke voortgezette en palliatieve zorg.

De arts onthoudt zich van elke daad die redelijkerwijze niet kan bijdragen tot een verbetering van de gezondheid of van de toestand van de patiėnt, en meer bepaald van alle handelingen die gelet op zijn toestand nutteloos of buiten verhouding zijn, voor zover zij rekening houdend met de meest recente stand van de geneeskunde geen redelijk uitzicht op genezing of verlichting van zijn pijn bieden maar slechts het uitstel van het overlijden tot doel hebben. »

Verantwoording

Dit amendement bepaalt dat elke terminale patiėnt recht heeft op alle morele en medische curatieve of palliatieve hulp die nodig is om zijn fysiek of moreel lijden te lenigen en zijn waardigheid te vrijwaren. Het is de weergave van wat thans reeds in de Code van geneeskundige plichtenleer staat.

Deze tekst wil ook duidelijk de plicht tot solidariteit van de samenleving met terminale patiėnten beklemtonen. Niemand mag aan zijn lot worden overgelaten. De plicht om te genezen is ook een plicht om te verzorgen wanneer de patiėnt niet meer reageert op curatieve behandelingen. Geneeskunde impliceert ook verzorging. Iedereen heeft recht op verzorging waarbij onze samenleving haar solidariteitsplicht tot het uiterste moet naleven. Staken van de behandeling is onaanvaardbaar.

Het amendement strekt er ook toe de patiėnten te beschermen tegen een hardnekkig voortzetten van een uitzichtloze behandeling wat omschreven kan worden als medische handelingen of behandelingen die zinloos zijn, nodeloos of niet in verhouding staan tot de gezondheidstoestand van de patiėnt.

Nathalie de T' SERCLAES.

Nr. 22 VAN DE HEER DALLEMAGNE

Art. 2

De woorden « zowel thuis als in een rust- en verzorgingstehuis of een ziekenhuis » vervangen door de woorden « zowel thuis als in een rusthuis, een rust- en verzorgingstehuis of een ziekenhuis, in tehuizen voor palliatieve zorgverlening, in psychiatrische verzorgingstehuizen of in dagcentra ».

Verantwoording

Als in het tweede lid van artikel 2 de structuren voor palliatieve verzorging worden opgesomd, kan deze opsomming maar beter exhaustief zijn.

Georges DALLEMAGNE.

Nr. 23 VAN MEVROUW NYSSENS

(Subamendement op amendement nr. 9)

Art. 2

Dit artikel aanvullen als volgt :

« Elk kind heeft recht op aangepaste palliatieve zorg. »

Verantwoording

Palliatieve zorgverlening moet een specifieke palliatieve benadering inzake kindergeneeskunde bevatten.

Deze benadering onderstelt een specifieke opleiding voor artsen en verplegend personeel in palliatieve pediatrische zorgverlening met aandacht voor de begeleiding van de ouders.

Clotilde NYSSENS.

Nr. 24 VAN MEVROUW van KESSEL C.S.

Hoofdstuk IIIbis (nieuw)

Na artikel 6 een hoofdstuk IIIbis (nieuw) invoegen, onder het opschrift « Palliatieve thuiszorg », bestaande uit de artikelen 6bis en 6ter, luidend als volgt :

« Hoofdstuk IIIbis

Palliatieve thuiszorg

Art. 6bis. ­ In artikel 3, 4ŗ, van het koninklijk besluit van 2 december 1999 tot vaststelling van de tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging voor geneesmiddelen, verzorgingsmiddelen en hulpmiddelen voor palliatieve thuispatiėnten, bedoeld in artikel 34, 14ŗ, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, worden de woorden « (levensverwachting meer dan 24 uur en minder dan drie maand) » geschrapt.

Art. 6ter. ­ Artikel 6, § 2, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :

« § 2. De in artikel 2 bedoelde tegemoetkoming is telkens opnieuw verschuldigd indien de patiėnt na het verloop van de in § 1 bedoelde periode van dertig dagen blijft voldoen aan de voorwaarden van dit besluit.

In dat geval wordt toepassing gemaakt van de artikelen 4 en 5.

De tegemoetkoming kan maximaal zes keer worden toegekend. »

Verantwoording

Het palliatief thuiszorgforfait dat krachtens het koninklijk besluit van 2 december 1999 beperkt wordt tot een periode van 30 dagen die één keer met 30 dagen verlengd kan worden, wordt uitgebreid en is verschuldigd zolang de rechthebbende een palliatieve thuispatiėnt, in de zin van artikel 3 van het koninklijk besluit, blijft. De uitbreiding wordt evenwel beperkt tot maximum zes maanden. De voorgestelde wijziging geeft hiermee gevolg aan de beleidsintentie van de minister van Sociale Zaken en Pensioenen, die in de commissie Sociale Zaken van de Kamer van volksvertegenwoordigers van 16 februari 2000 verklaarde : « Sinds 1 januari 2000 bestaat er een forfait van 19 500 frank voor palliatieve thuiszorg. Die maatregel kan mogelijk worden verbeterd, bijvoorbeeld door haar niet te beperken tot twee maand. » (Stuk Kamer, Beknopt Verslag van de commissievergaderingen, C-123, blz. 8).

Nr. 25 VAN MEVROUW van KESSEL C.S.

Hoofdstuk IIIter (nieuw)

Na artikel 6ter een hoofdstuk IIIter (nieuw) invoegen, onder het opschrift « Palliatieve zorg in de geestelijke gezondheidszorg », bestaande uit artikel 6quater, en luidende :

« Hoofdstuk IIIter

Palliatieve zorg in
de geestelijke gezondheidszorg

« Art. 6quater. ­ In het koninklijk besluit van 10 juli 1990 houdende vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning van psychiatrische verzorgingstehuizen, wordt een hoofdstuk Vter ingevoegd, luidende :

« Hoofdstuk Vter. ­ Palliatieve zorg

Art. 39ter. ­ Ter ondersteuning van de verzorging van de terminale verzorgingsbehoevenden in het psychiatrisch verzorgingstehuis zijn de door de inrichtende macht aangewezen arts en de hoofdverpleegkundige belast met :

1ŗ het invoeren van een palliatieve zorgcultuur en de sensibilisering van het personeel voor de noodzaak hiervan;

2ŗ het formuleren van adviezen inzake palliatieve zorg ten behoeve van het verpleegkundig en paramedisch personeel, de kinesitherapeuten en het verzorgend personeel, bedoeld in artikel 39, § 2, van dit besluit;

3ŗ het bijwerken van de kennis van de in 2ŗ bedoelde personeelsleden inzake palliatieve zorg.

Art. 39quater. ­ Het psychiatrisch verzorgingstehuis moet een functionele binding hebben met een gespecialiseerde dienst voor behandeling en revalidatie (Sp) bestemd voor patiėnten die palliatieve zorg behoeven.

Art. 39quinquies. ­ Het psychiatrisch verzorgingstehuis moet meewerken aan het samenwerkingsverband inzake palliatieve zorg dat het desbetreffend geografisch gebied bestrijkt. »

Verantwoording

Opdat het recht op palliatieve zorg daadwerkelijk een recht zou zijn, dient ook aandacht besteed te worden aan de geestelijke gezondheidszorg. Daarom wordt de palliatieve functie opgenomen als erkenningsnorm in het koninklijk besluit van 10 juli 1990 houdende vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning van psychiatrische verzorgingstehuizen.

Vanzelfsprekend moet de Koning dan ook in een behoorlijke financiering van de palliatieve functie in PVT voorzien.

Ingrid van KESSEL.
Mia DE SCHAMPHELAERE.
Jan STEVERLYNCK.
Jacques D'HOOGHE.

Nr. 26 VAN DE HEER VANKRUNKELSVEN

Art. 6

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Dit artikel zegt in algemene bewoordingen wat als belangrijk grondrecht van de patiėnten in de wet « patiėntenrechten » zal worden opgenomen. Op die plaats zullen de modaliteiten van dit recht ook worden uitgewerkt. Om dubbele wetgeving te voorkomen lijkt dit artikel dus hier overbodig.

Patrik VANKRUNKELSVEN.

Nr. 27 VAN DE HEER VANLERBERGHE C.S.

Art. 5

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 5. ­ Om het in de artikelen 2 en 3 beschreven doel te bereiken, leggen de ministers die bevoegd zijn voor Sociale Zaken en voor Volksgezondheid dienaangaande een jaarlijks vooruitgangsrapport, als wezenlijk onderdeel van hun beleidsnota, voor aan de Wetgevende Kamers. »

Verantwoording

De bevoegde ministers hebben reeds eind vorig jaar hun « Beleidsplan Palliatieve Zorg » bij het Parlement ingediend.

De voorgestelde datum van 31 december 2001 is bijgevolg voorbijgestreefd.

Dit artikel staat garant voor een blijvende aandacht vanwege de regering voor de palliatieve zorgen.

Myriam VANLERBERGHE.
Jacinta DE ROECK.
Jean-Franēois ISTASSE.
Patrik VANKRUNKELSVEN.
Philippe MONFILS.
Jeannine LEDUC.
Jan REMANS.

Nr. 28 VAN MEVROUW NYSSENS

Art. 5

In dit artikel tussen de woorden « de palliatieve zorg » en « voor » de woorden « ter goedkeuring » invoegen.

Verantwoording

Het is belangrijk dat het Parlement zijn goedkeuring kan geven over het federaal beleidsplan betreffende de palliatieve zorg dat door de ministers van Sociale Zaken en Volksgezondheid zal voor gelegd worden.

Het Parlement moet een « aandrijfkracht » behouden inzake palliatieve zorgverlening.

Clotilde NYSSENS.

Nr. 29 VAN MEVROUW van KESSEL C.S.

(Subsidiair amendement op amendement nr. 7)

Art. 6

In dit artikel, de woorden « zijn gezondheidstoestand« vervangen door de woorden « de mogelijkheden van de palliatieve zorg ».

Verantwoording

Dit amendement is van subsidiaire orde, voor het geval zou geoordeeld worden dat de bepalingen van artikel 6 beter tot hun recht zouden komen in een algemene wet op de patiėntenrechten.

Eerstens dient benadrukt dat een regeling met betrekking tot euthanaserend handelen, een wetgeving met betrekking tot de palliatieve zorg en de patiėntenrechten onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.

Nu op heden geen patiėntenrechtenwet bestaat in de interne wetgeving, is het dan ook onverantwoord deze bepaling in zijn geheel te schrappen.

Louter subsidiair stellen de indieners van huidig amendement dan ook voor dat de patiėnt minimaal het recht heeft op informatie over de palliatieve vervangingsmogelijkheden.

Nr. 30 VAN MEVROUW van KESSEL C.S.

(Subsidiair amendement op amendement nr. 29 van mevrouw van Kessel c.s.)

Art. 6

In dit artikel het woord « volledige » vervangen door het woord « relevante ».

Verantwoording

Ten subsidiaire titel stellen de indieners van huidig amendement voor dat het recht van de patiėnt betrekking heeft op « relevante » eerder dan « volledige » informatie.

Ingrid van KESSEL.
Jan STEVERLYNCK.
Jacques D'HOOGHE.
Mia DE SCHAMPHELAERE.
Hugo VANDENBERGHE.

Nr. 31 VAN DE HEER REMANS C.S.

(Subsidiair amendement op amendement nr. 29 van mevrouw van Kessel c.s.)

Art. 2

Het eerste lid van dit artikel vervangen als volgt :

« Elke patiėnt heeft recht op palliatieve zorg bij de begeleiding van het levenseinde. »

Verantwoording

De toegankelijkheid van gezondheidszorgen wordt globaal uitgewerkt. Er moet zekerheid zijn dat de patiėnt kan rekenen op de beste palliatieve zorgen. Dit is de doelstelling van onderhavig wetsvoorstel.

Jan REMANS.
Jeannine LEDUC.
Myriam VANLERBERGHE.
Philippe MAHOUX.
Jacinta DE ROECK.
Philippe MONFILS.
Paul GALAND.

Nr. 32 VAN MEVROUW van KESSEL C.S.

Art. 2

Het eerste lid van dit artikel vervangen als volgt :

« Eenieder heeft recht op palliatieve zorg. »

Verantwoording

Zie de verantwoording bij artikel 2 in het wetsvoorstel nr. 2-402/1 (1999-2000).

Ingrid van KESSEL.
Mia DE SCHAMPHELAERE.
Jan STEVERLYNCK.
Jacques D'HOOGHE.

Nr. 33 VAN DE HEER VANKRUNKELSVEN C.S.

Art. 2

Het tweede lid van dit artikel aanvullen als volgt :

« Onder palliatieve zorg wordt verstaan : het geheel van zorgverlening aan patiėnten waarvan de levensbedreigende ziekte niet langer op curatieve therapieėn reageert. Voor de begeleiding van deze patiėnten bij hun levenseinde is een multidisciplinaire totaalzorg (fysiek, psychisch, sociaal, moreel) van essentieel belang. Het belangrijkste doel van de palliatieve zorg is deze zieke en zijn naasten een zo groot mogelijke levenskwaliteit en maximale autonomie te bieden. Palliatieve zorg is er op gericht de kwaliteit van het resterende leven van deze patiėnt en nabestaanden te waarborgen en te optimaliseren. »

Verantwoording

Deze definitie geeft perfect weer op welke manier palliatieve zorg op het terrein wordt verstaan en toegepast door de zorgverleners die zich toeleggen op palliatieve zorgverlening.

Patrik VANKRUNKELSVEN.
Paul GALAND.
Jacinta DE ROECK.
Jeannine LEDUC.
Philippe MAHOUX.
Jan REMANS.
Philippe MONFILS.

Nr. 34 VAN MEVROUW van KESSEL C.S.

Art. 8

In het voorgestelde artikel 21quinquies decies, tussen de woorden « pluridisciplinaire hulp en » en de woorden « bijstand die » de woorden « psychologische, morele, familiale en sociale » invoegen.

Verantwoording

Zie de verantwoording bij artikel 3 van het wetsvoorstel nr. 2-402/1, 1999-2000 (ingediend door mevrouw van Kessel c.s.).

Ingrid van KESSEL.
Mia DE SCHAMPHELAERE.
Jan STEVERLYNCK.
Jacques D'HOOGHE.

Nr. 35 VAN DE HEER D'HOOGHE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 33 van de heer Vankrunkelsven c.s.)

Art. 2

Aan de voorgestelde aanvulling de volgende wijzigingen aanbrengen :

A. In de tweede zin, de woorden « bij hun levenseinde » doen vervallen.

B. In de tweede zin, de woorden « (fysiek, psychisch, sociaal, moreel) » vervangen door de woorden « en psychologische, morele, familiale en sociale ondersteuning ».

Jacques D'HOOGHE.
Ingrid van KESSEL.
Jan STEVERLYNCK.
Mia DE SCHAMPHELAERE.

Nr. 36 VAN DE HEER VANKRUNKELSVEN

(Subamendement op amendement nr. 33 van de heer Vankrunkelsven c.s.)

Art. 2

In de voorgestelde aanvulling, de volgende wijzigingen aanbrengen :

A. Na de woorden « multidisciplinaire totaalzorg » de woorden « (fysiek, psychisch, sociaal, moreel) » doen vervallen.

B. Na de woorden « van essentieel belang » de woorden « , zowel op het fysieke, psychische, sociale als morele vlak » toevoegen.

Verantwoording

Correctere legistieke verwoording.

Nr. 37 VAN DE HEER VANKRUNKELSVEN C.S.

Art. 8

Dit artikel vervangen als volgt :

« In hetzelfde koninklijk besluit wordt een hoofdstuk Iquater ingevoegd, luidend als volgt :

« Hoofdstuk Iquater ­ Palliatieve zorg »

« Art. 21quinquies decies. ­ Onder palliatieve zorg wordt verstaan : het geheel van zorgverlening aan patiėnten waarvan de levensbedreigende ziekte niet langer op curatieve therapieėn reageert. Voor de begeleiding van deze patiėnten bij hun levenseinde is een multidisciplinaire totaalzorg (fysiek, psychisch, sociaal, moreel) van essentieel belang. Het belangrijkste doel van de palliatieve zorg is deze zieke en zijn naasten een zo groot mogelijke levenskwaliteit en maximale autonomie te bieden. Palliatieve zorg is er op gericht de kwaliteit van het resterende leven van deze patiėnt en nabestaanden te waarborgen en te optimaliseren. »

Verantwoording

Naar analogie met artikel 2, tweede lid, wensen we ook in het genoemde koninklijk besluit dezelfde definitie op te nemen. Daarenboven wordt hier de verwijzing naar artikel 6 geschrapt.

Patrik VANKRUNKELSVEN.
Jacinta DE ROECK.
Paul GALAND.
Myriam VANLERBERGHE.
Philippe MAHOUX.
Jan REMANS.
Jeannine LEDUC.

Nr. 38 VAN DE HEER GALAND C.S.

Art. 4

In het voorgestelde artikel tussen de woorden « leggen zij » en de woorden « de samenwerkingsakkoorden », de woorden « in voorkomend geval » invoegen.

Verantwoording

Tekstverbetering van amendement nr. 2.

Paul GALAND.
Nathalie de T' SERCLAES.
Philippe MONFILS.

Nr. 39 VAN DE HEER MONFILS

Art. 4

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Dit artikel doet verwarring ontstaan met betrekking tot artikel 92bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980, dat de samenwerkingsakkoorden tussen de federale Staat en de gemeenschappen en de gewesten regelt.

Philippe MONFILS.

Nr. 40 VAN DE HEER GALAND

Art. 4

In dit artikel de woorden « en van de initiatieven ... aan de Wetgevende Kamers. » vervangen door de woorden « over palliatieve zorg ».

Verantwoording

Aanpassing aan de bezwaren over de formulering van dit artikel.

Paul GALAND.

Nr. 41 VAN DE HEER VANDENBERGHE C.S.

Art. 4

Aan het voorgestelde artikel, volgende wijzigingen aanbrengen :

A. « federale » invoegen voor het woord « regelgeving ».

B. « federale » invoegen voor het woord « initiatieven ».

Verantwoording

Artikel 4 wijzigt de bevoegdheidsverdeling van de BWHI niet. Dit moet in de tekst duidelijk gemaakt worden.

Hugo VANDENBERGHE.
Mia DE SCHAMPHELAERE.

Nr. 42 VAN DE HEER VANDENBERGHE C.S.

Art. 3

In dit artikel, de woorden « ieder wat hem belieft » vervangen door de woorden « ieder wat hun bevoegdheid betreft. »

Hugo VANDENBERGHE.
Ingrid van KESSEL.
Mia DE SCHAMPHELAERE.