2-244/18 | 2-244/18 |
13 FEBRUARI 2001
(Subamendement op amendement nr. 17 van mevrouw Vanlerberghe c.s.)
Art. 5
In dit artikel het woord « evaluatiecommissie » vervangen door de woorden « controle- en evaluatiecommissie ».
Verantwoording
Dit amendement van de indieners van het voorstel komt in de plaats van artikel 5 uit het oorspronkelijke wetsvoorstel dat bepaalt dat de arts die euthanasie toepast, daarvan rechtstreeks ook bij de procureur des Konings aangifte moet doen. In tegenstelling tot de evaluatiecommissie opgericht bij wet van 13 augustus 1990 in het kader van de wet op de zwangerschapsafbreking, doet de voorgestelde commissie meer dan louter evalueren. Om verwarring tussen deze beide organen te voorkomen en om duidelijkheid te scheppen over de doelstellingen, is het beter hier te spreken over een « controle- en evaluatiecommissie ».
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5bis
In § 1 van het voorgestelde artikel, de woorden « federale evaluatiecommissie » vervangen door de woorden « federale controle- en evaluatiecommissie ».
Verantwoording
Zie verantwoording van amendement nr. 486 betreffende het voorgestelde artikel 5.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5bis
In § 2 van het voorgestelde artikel, het eerste lid vervangen als volgt :
« § 2. De commissie bestaat uit zestien leden, van wie zes artsen die het bewijs kunnen leveren dat zij gedurende ten minste tien jaar praktiseren, zes juristen die kunnen bewijzen dat zij gedurende ten minste tien jaar bij de balie of aan een universiteit hebben gewerkt, en vier ethici die kunnen bewijzen dat zij gedurende ten minste vijf jaar werkzaam zijn geweest in een ethisch comité. »
Verantwoording
De hier voorgestelde tekst is ingegeven door de samenstelling van de regionale commissies in Nederland die zijn ingesteld voor de toetsing van de bepalingen over de levensbeëindiging op verzoek en de hulp bij zelfdoding. De tekst zoals voorgesteld door de indieners van het wetsvoorstel, is geënt op het model van de evaluatiecommissie die is ingesteld door de wet van 13 augustus 1990 die evenwel niet hetzelfde doel had. Het is dus raadzaam het profiel van de personen die zitting moeten nemen in deze nieuwe commissie, beter te omschrijven.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5bis
In het derde lid van § 2 van het voorgestelde artikel, de woorden « die kan worden verlengd » vervangen door de woorden « die eenmaal kan worden verlengd ».
Verantwoording
Het lijkt normaler te bepalen dat dit soort van termijn slechts een enkele maal kan worden verlengd.
Nathalie de T' SERCLAES. |
(Subamendement op amendement nr. 445 van mevrouw Nyssens)
Art. 5bis
Het laatste lid van het voorgestelde artikel vervangen als volgt :
« Vier leden zijn prominenten gekozen uit een lijst met driemaal vier namen voorgedragen door de representatieve beroepsverenigingen en -organisaties van de verpleegkundigen. »
Verantwoording
Deze correctere benaming stemt overeen met die welke gebruikt wordt voor de benoeming van de leden die de verpleegkundigen vertegenwoordigen in de Nationale Raad voor verpleegkunde (artikel 21duodecies van het koninklijk besluit nr. 78 op de geneeskunst).
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
Dit artikel aanvullen met het volgend lid :
« De arts die de euthanasie heeft toegepast, zendt dit document binnen drie dagen na de euthanasie over aan de evaluatiecommissie bedoeld in artikel 5bis. »
Verantwoording
De wet van 13 augustus 1990 houdende oprichting van een commissie voor de evaluatie van de wet van 3 april 1990 betreffende de zwangerschapsafbreking bepaalt eveneens een termijn waarbinnen de arts het document moet doorzenden aan de evaluatiecommissie (dit is binnen vier maanden volgend op de zwangerschapsafbreking). Gelet op de controletaak waarmee de commissie krachtens artikel 4quater uitdrukkelijk belast is, die inhoudt dat het dossier eventueel overgezonden wordt aan de procureur des Konings, is het belangrijk dat de gegevens door de arts zo snel mogelijk overgezonden worden aan de commissie.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5quater-1 (nieuw)
Een artikel 5quater-1 (nieuw) invoegen, luidende :
« Art. 5quater-1. De commissie stelt een document op dat door de verzorgingsinstellingen als jaarlijks verslag moet worden ingevuld en haar moet worden bezorgd op uiterlijk 30 april van het jaar dat volgt op het jaar waarop de informatie betrekking heeft.
Dit rapport vermeldt :
het aantal euthanasieverzoeken in de instelling;
het aantal keren dat euthanasie werd uitgevoerd door de artsen die aan de instelling verbonden zijn. »
Verantwoording
De wet van 13 augustus 1990 houdende oprichting van een commissie voor de evaluatie van de wet van 3 april 1990 betreffende de zwangerschapsafbreking voorziet in een gelijkaardig rapport.
We vinden het belangrijk te weten hoe vaak een euthanasieverzoek wordt gevolgd door de toepassing van euthanasie.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5quinquies
De letter a) van het voorgestelde artikel aanvullen met de woorden « alsmede uit het in artikel 5quater-1 bedoelde verslag ».
Verantwoording
Het tweede deel van het registratiedocument geeft alleen informatie over het aantal effectief uitgevoerde euthanasiegevallen. Het zou nochtans nuttig zijn het aantal euthanasieverzoeken te vergelijken met het aantal effectief uitgevoerde euthanasiegevallen.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5quinquies
In letter c) van het eerste lid van het voorgestelde artikel, de woorden « inzake de uitvoering van deze wet » vervangen door de woorden « die ertoe kunnen bijdragen het aantal euthanasiegevallen te verminderen en de begeleiding te verbeteren van personen die zich in de laatste levensfase bevinden of die lijden aan een ernstige en ongeneeslijke, door ongeval of ziekte veroorzaakte aandoening ».
Verantwoording
In navolging van de wet van 13 augustus 1990 houdende oprichting van een commissie voor de evaluatie van de wet van 3 april 1990 betreffende de zwangerschapsafbreking, bevestigt dit amendement de essentiële rol van de medische en psychische begeleiding van de terminale patiënt of de patiënt die lijdt aan een ongeneeslijke aandoening. Deze begeleiding is van kapitaal belang voor het voorkomen van euthanasieverzoeken, die er altijd op wijzen dat de patiënt alle hoop heeft opgegeven.
Bij deze uiterst kwetsbare personen is het essentieel dat de artsen en de verplegers een verplichting tot medische en psychische bijstand wordt opgelegd. Wij mogen er niet door een te lakse wetgeving toe bijdragen dat deze mensen, die juist het meest behoefte hebben aan steun van degenen die voor hen zorgen, als het ware uit een therapeutisch oogpunt worden opgegeven.
Euthanasie moet een subsidiaire oplossing blijven. De voorkeur moet steeds gaan naar alternatieven die minder schadelijk zijn voor de patiënt.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5septies-1 (nieuw)
Een nieuw artikel 5septies-1 (nieuw) invoegen, luidende :
« Art. 5septies-1. Hij die, hetzij uit nalatigheid, hetzij moedwillig en nadat hij daartoe werd aangemaand, nalaat het in artikel 5ter bedoelde registratiedocument of het in artikel 5quater-1 bedoelde jaarverslag binnen de vastgestelde termijn aan de evaluatiecommissie te bezorgen, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot één maand of met geldboete van vijftig tot vijfduizend frank.
Hoofdstuk VII van het eerste boek en artikel 85 van het Strafwetboek zijn van overeenkomstige toepassing op de in dit artikel bedoelde misdrijven ».
Verantwoording
Naar het voorbeeld van wat bepaald is in de wet van 13 augustus 1990 houdende oprichting van een commissie voor de evaluatie van de wet van 3 april 1990 betreffende de zwangerschapsafbreking, voorziet dit amendement in straffen indien de arts nalaat het registratiedocument in te vullen of indien de verzorgingsinstelling het in artikel 5quater-1 (nieuw) bedoelde jaarverslag niet aan de evaluatiecommissie bezorgt.
Het is noodzakelijk dat een verplichting via strafbepalingen afdwingbaar gemaakt wordt, zoniet dreigt zij tevergeefs te zijn ingevoerd.
Hoofdstuk VII van het eerste boek van het Strafwetboek over de deelneming van verscheidene personen aan eenzelfde misdaad of wanbedrijf en artikel 85 van het Strafwetboek betreffende de toepassing van verzachtende omstandigheden, zijn van toepassing op de in dit artikel bedoelde misdrijven.
Clotilde NYSSENS. |
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5bis
In de voorgestelde § 1 van dit artikel na de woorden « van deze wet », de woorden « betreffende de levensbeëindiging » invoegen.
Verantwoording
Men moet het doel van deze wet vermelden.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5bis
In het voorgestelde derde lid van § 2 van dit artikel, de woorden « van vier jaar » vervangen door de woorden « van zes jaar ».
Verantwoording
Om hun een zo groot mogelijke onafhankelijkheid te waarborgen, moet men de leden van de commissie een langer mandaat geven.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5bis
In het voorgestelde tweede lid van § 2 van dit artikel, de woorden « met het mandaat van lid van een van de wetgevende vergaderingen en » doen vervallen.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5bis
In het voorgestelde eerste lid van § 2 van dit artikel, het woord « zestien » vervangen door het woord « acht ».
Verantwoording
Een commissie van acht personen zal efficiënter zijn dan een commissie van zestien personen.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5bis
In het voorgestelde eerste lid van § 2 van dit artikel, de twee laatste volzinnen vervangen als volgt :
« Alle leden van de commissie zijn doctor in de geneeskunde. »
Verantwoording
Vraagstukken over leven en dood behoren tot het domein van de arts en de zieke.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5bis
In het voorgestelde derde lid van § 2 van dit artikel, de twee laatste volzinnen vervangen als volgt :
« De commissie wordt om het andere jaar voorgezeten door een Nederlandstalige voorzitter en door een Franstalige voorzitter. De voorzitter wordt gekozen door alle leden samen. »
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
In de eerste volzin van het voorgestelde vierde lid van dit artikel, het woord « minstens » doen vervallen.
Verantwoording
De bepaalde gegevens volstaan ruimschoots voor de evaluatie. Men moet ook vermijden dat persoonsgegevens overgezonden worden.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
In de eerste volzin van het voorgestelde vierde lid van dit artikel na de woorden « Het tweede deel » de woorden « is eveneens vertrouwelijk en » invoegen.
Verantwoording
Men moet ervoor zorgen dat deze gegevens vertrouwelijk blijven, zelfs al zijn ze anoniem.
Alain DESTEXHE. |
(Subamendement op amendement nr. 17 van mevrouw Vanlerberghe c.s.)
Hoofdstuk IV
Het voorgestelde hoofdstuk IV vervangen als volgt :
« Hoofdstuk IV. Melding en controle
Artikel 5
De behandelende arts die euthanasie heeft toegeapast stelt hiervan onverwijld een schriftelijk verslag op dat hij binnen 24 uur na het overlijden bezorgt aan een erkend specialist in de gerechtelijke geneeskunde. De erkende specialist in de gerechtelijke geneeskunde onderzoekt aan de hand van dit schriftelijk verslag onverwijld of alle voorwaarden en procedures bedoeld in artikel 3 en 4 van de deze wet door de behandelende arts werden nageleefd.
In het geval van kennelijk niet of onvoldoende naleven van deze voorwaarden en procedures moet de erkend specialist in de gerechtelijke geneeskunde de procureur des Konings onverwijld op de hoogte brengen van zijn bevindingen.
Indien de erkend specialist in de gerechtelijke geneeskunde geen onregelmatigheden vaststelt met betrekking tot de naleving van deze voorwaarden en procedure, maakt hij het schriftelijk verslag alsmede zijn bevindingen over aan de regionale toetsingscommissie, bedoeld in hoofdstuk IVbis.
Zonder vergunning van de procureur des Konings kan er geen teraardebestelling of crematie geschieden indien het overlijden het gevolg is van euthanasie.
Artikel 5bis
In het Burgerlijk Wetboek wordt een artikel 76bis ingevoegd, luidende :
« Art. 76bis. Na ieder overlijden dient een verklaring van overlijden te worden opgemaakt door een arts. De Koning bepaalt de vorm en de inhoud van de verklaring van overlijden.
De verklaring van overlijden wordt opgemaakt door de arts die het overlijden heeft vastgesteld.
Wanneer de overledene een bloed- en/of aanverwant is van de arts die het overlijden heeft vastgesteld, mag deze arts in geen geval de verklaring van overlijden opstellen.
Artsen, erkende specialisten in de gerechtelijke geneeskunde en verbonden aan een erkend instituut voor forensische geneeskunde oefenen steekproefsgewijze, overeenkomstig bij koninklijk besluit nader te bepalen, regels, toezicht uit op de waarachtigheid van de verklaring van overlijden ten gevolge van een natuurlijke oorzaak. Zij kunnen daartoe overgaan tot uitwendig en inwendig onderzoek van het lijk. »
Artikel 5ter
In artikel 77 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het Regentsbesluit van 26 juni 1947, worden de woorden « hij zich naar de overledene heeft begeven om zich van het overlijden te vergewissen » vervangen door de woorden « hem een verklaring van overlijden werd overhandigd ».
Artikel 5quater
In artikel 78 van hetzelfde Wetboek, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A) de eerste zin wordt aangevuld als volgt : « door overhandiging van de verklaring van overlijden »;
B) het artikel wordt aangevuld als volgt : « Bij gebrek aan voornoemde personen wordt de aangifte gedaan door de arts die het overlijden vastgesteld heeft. »
Artikel 5quinquies
In artikel 79, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 31 maart 1978, worden tussen de woorden « voor zover deze bekend zijn », en de woorden « de voornamen » de woorden « de plaats, de datum en het uur van overlijden, en » ingevoegd.
Artikel 5sexies
In artikel 80, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, worden de woorden « deze begeeft zich ter plaatse om zich van het overlijden te vergewissen » vervangen door de woorden « deze vergewist zich van het overlijden door middel van de verklaring van overlijden ».
Artikel 5septies
Artikel 81 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt :
« Art. 81. § 1. De arts die het overlijden vaststelt, mag geen verklaring opstellen indien het overlijden niet het gevolg is van een natuurlijke oorzaak.
Is het overlijden het gevolg van opzettelijk levensbeëindigend handelen, dan handelt de arts overeenkomstig artikel 5 van de wet van ... betreffende de euthanasie.
In alle andere gevallen dient de arts het ongewoon overlijden onverwijld te melden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand.
§ 2. De ambtenaar van de burgerlijke stand die kennis krijgt van het ongewoon overlijden zoals bedoeld in § 1, derde lid, dient op zijn beurt dit onverwijld te melden aan de procureur des Konings. De procureur des Konings gaat in ieder geval over tot de aanwijzing van een arts, verbonden aan en onder toezicht van een erkend instituut voor gerechtelijke geneeskunde. De teraardebestelling of crematie kan slechts geschieden met toestemming van de procureur des Konings. »
Artikel 5octies
Artikel 82 van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.
Artikel 5novies
In artikel 84 van hetzelfde Wetboek worden de woorden « die zich ter plaatse begeeft » vervangen door de woorden « die zich van het overlijden vergewist door middel van de overhandiging van de verklaring van overlijden ».
Verantwoording
Artikel 5
Het voorgestelde artikel 5 voorziet dat een arts die euthanasie toepaste, eerder dan een « evaluatiecommissie » of de procureur des Konings melding te doen van deze handeling, binnen 24 uur een schriftelijk verslag dient uit te brengen aan een erkend specialist in de gerechtelijke geneeskunde.
Deze « buffer » beantwoordt aan de wens van de artsen om het openbaar ministerie « op een afstand te houden », maar verzekert anderzijds dat de erkende specialist in de gerechtelijke geneeskunde op objectieve wijze en met kennis van zaken kan nagaan of de grondvoorwaarden en de procedurele voorwaarden zoals voorzien in artikelen 3 en 4 van het wetsvoorstel werden nageleefd.
Zodra deze gerechtsdeskundige vaststelt dat deze voorwaarden onvoldoende werden nageleefd, dient hij de procureur des Konings onmiddellijk op de hoogte te brengen van zijn bevindingen.
Worden geen onregelmatigheden vastgesteld met betrekking tot de naleving van de voorwaarden en de procedure, dan maakt de gerechtsdeskundige het schriftelijk verslag over aan een regionale toetsingscommissie, die andermaal de naleving van de voorwaarden en procedures nagaat (zie hoofdstuk IVbis)
Op dit ogenblik bestaan de erkende specialisten in de gerechtelijke geneeskunde evenwel nog niet zodat moet voorzien worden in een overgangsregeling. Een koninklijk besluit zal de specialist in de gerechtelijke geneeskunde nader omschrijven en in afwachting van de uitvoering van deze bepalingen zal de procureur des Konings in elk ressort een artsdeskundige in de gerechtelijke geneeskunde aanwijzen, bekend wegens zijn kennis en ervaring van de gerechtelijke geneeskunde. De uitbouw van een gestructureerd systeem voor de uitoefening van de gerechtelijke geneeskunde in België is een dringende noodzaak, om de universiteiten toe te laten te voorzien in een praktische en erkende opleiding waardoor de deskundigheid van de expert op een adequate manier kan worden geëvalueerd.
Artikel 5bis
In het Raadgevend Comité voor bio-ethiek heerst er een consensus over de onaangepastheid van de huidige wetgeving aangaande de overlijdensverklaring en de aangifte van overlijden. Zeker in geval van euthanasie, is het noodzakelijk over een transparant meldingssysteem te beschikken dat bovendien controleerbaar is.
In de huidige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek is bovendien slechts sprake van overlijdensaangifte ingevolge een « onnatuurlijke doodsoorzaak » en « een gewelddadig overlijden ». Gezien het niet wenselijk is om euthanasie, zoals uitgevoerd volgens de wettelijke voorwaarden, in een van beide categorieën onder te brengen, is een specifieke regeling hoe dan ook noodzakelijk.
In het deel van het Burgerlijk Wetboek dat handelt over de akte van overlijden worden wijzigingen aangebracht die voorzien in een aangepaste regeling inzake de vaststelling, de aangifte en de controle van elk overlijden.
Dit artikel, dat een nieuw artikel 76bis in het Burgerlijk Wetboek invoegt, voorziet samen met de andere artikelen van dit vierde hoofdstuk in een meer aangepaste regeling inzake de vaststellingen, aangifte en controle van elk overlijden.
De wettelijke regeling in verband met de aangifte van het overlijden dateert immers nog uit de vorige eeuw : de aangifte dient niet door de arts te geschieden, maar door leken-getuigen.
Volgens de artikelen 77 en 78 van het Burgerlijk Wetboek verleent de ambtenaar van de burgerlijke stand toelating tot teraardebestelling na aangifte van een overlijden. De praktijk, die steunt op het oneigenlijke gebruik van de wetgeving betreffende de overlijdensstatistieken, is echter anders : de aangifte gebeurt door overhandiging van een overlijdensformulier, het model IIIC voor de « aangifte van overlijden van een persoon van één jaar of ouder » of het model IIID voor de « aangifte van een doodgeboren kind of van het overlijden van een kind jonger dan één jaar ».
Het niet-aangeven van een overlijden is niet strafrechtelijk gesanctioneerd. Daarentegen bestaat er in het kader van een jaarlijkse statistiek der doodsoorzaken wel een verplichting tot het invullen van deze overlijdensformulieren door de vaststellende arts op straffe van een geldboete van 26 tot 10 000 frank of bij herhaling zelfs een gevangenisstraf van 8 dagen tot een maand.
Artikel 4 van de wet van 4 juli 1962 betreffende de openbare statistiek, gewijzigd bij de wetten van 1 augustus 1985 en 21 december 1994 luidt : « De geneesheren mogen het beroepsgeheim niet inroepen om te weigeren inlichtingen te verstrekken waarvan zij houder zijn door hun staat of beroep, wanneer deze hen ter uitvoering van de artikelen 1 en 3 van deze wet gevraagd worden met het oog op het opmaken van gezondheidsstatistieken. De Koning neemt de nodige maatregelen voor het verzekeren van de anonimiteit van deze inlichtingen. » Artikel 22 van de wet van 1962 voorziet in een strafbepaling.
Volgens de letter van de wet dient de ambtenaar van de burgerlijke stand zich zelf van het overlijden te vergewissen. In feite neemt hij vrede met de overhandiging van het overlijdensformulier. Dit artikel voorziet in het eerste en tweede lid dat voortaan na ieder overlijden een verklaring van overlijden wordt opgemaakt door een arts, die het overlijden heeft vastgesteld wanneer hij ervan overtuigd is dat de dood is ingetreden ten gevolge van een natuurlijke oorzaak. De vorm en de inhoud van deze verklaring van overlijden worden geregeld bij koninklijk besluit.
De aangifte van het overlijden dient voortaan te gebeuren door de overhandiging van deze verklaring van overlijden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand door getuigen, zo mogelijk, de twee naaste bloedverwanten of buren of, wanneer iemand buiten zijn woning is gestorven, de persoon te wiens huize hij overleden is, en een bloedverwant of een andere persoon of bij ontstentenis van voornoemde persoon door de arts die de verklaring heeft opgesteld.
In het derde lid van dit artikel worden er wettelijke onverenigbaarheden ingevoerd die uitsluiten dat een arts het overlijden van een verwante vaststelt en attesteert.
In het vierde lid van dit artikel wordt in wettelijke waarborgen voorzien (die tot op heden nog niet bestonden) door middel van van georganiseerde steekproeven door erkende specialisten in de gerechtelijke geneeskunde tegen het bewust onterecht attesteren van een natuurlijk overlijden.
De ambtenaar van de burgerlijke stand kan slechts toestemming tot teraardebestelling verlenen bij een overlijden door natuurlijke oorzaak.
Artikelen 5ter en 5quater
De aanpassing van de artikelen 77, 78 en 80 van het Burgerlijk Wetboek vloeit voort uit de verplichting van een arts om een verklaring van overlijden op te stellen wanneer deze ervan overtuigd is dat de dood is ingetreden ten gevolge van een natuurlijke oorzaak. Om voortaan een aangifte van overlijden te doen, dient deze verklaring van overlijden door de personen, zoals bedoeld in artikel 78 van het Burgerlijk Wetboek of bij ontstentenis van voornoemde personen door de arts die de verklaring heeft opgesteld, te worden overhandigd aan de ambtenaar van de burgerlijke stand zodat deze laatste zich niet meer naar de overledene moet begeven om zich van het overlijden te vergewissen, hetgeen zich vandaag in de praktijk ook al niet meer voordeed.
Artikel 5quinquies
Bij de aangifte van overlijden wordt nog steeds niet als verplichting gesteld de plaats, de datum en het uur van overlijden in de overlijdensakte op te nemen (artikel 79 van het Burgerlijk Wetboek). In de praktijk is het nochtans zo dat de ambtenaar van de burgerlijke stand thans, zonder dat de wet dit oplegt, toch in de overlijdensakte die gegevens op verklaring van de getuigen (in de praktijk met voorlegging van een attest van de geneesheer) in de akte opneemt. Deze praktijk, die op een noodzaak steunt, verdient daarom een wettelijke basis die de situatie aanpast aan de sinds 1804 gewijzigde maatschappelijke toestanden.
Artikel 5sexies
Idem als artikel 5ter en 5quater.
Artikel 5septies
De huidige situatie
In hoofde van de vaststellende arts bestaat geen wettelijke verplichting om verdachte en gewelddadige overlijdens rechtstreeks te melden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand die op zijn beurt onverwijld de gerechtelijke overheid inlicht.
Artikel 81 van het Burgerlijk Wetboek luidt : « Zijn er tekens of aanwijzingen van een gewelddadige dood of andere omstandigheden die zulks laten vermoeden, dan mag de teraardebestelling eerst geschieden nadat een officier van politie, bijgestaan door een dokter in de geneeskunde of de heelkunde, een proces-verbaal heeft opgemaakt van de staat van het lijk en van de daarop betrekking hebbende omstandigheden, alsook van de inlichtingen die hij heeft kunnen inwinnen omtrent de voornamen, de naam, de leeftijd, het beroep, de geboorteplaats en de woonplaats van de overledene. »
Dit betekent dat er een politioneel en medicolegaal onderzoek dient uitgevoerd te worden. In de praktijk gebeurt dit wanneer de ambtenaar van de burgerlijke stand en/of de gerechtelijke instanties in kennis worden gesteld van een overlijden dat te wijten is aan een gewelddadige of verdachte oorzaak.
Het model IIIC verplichtte tot voor kort de arts, die het overlijden vaststelt, in te vullen of het overlijden te wijten is aan een natuurlijke, een gewelddadige of een verdachte oorzaak. Sinds 1 januari 1998 is er een nieuw model IIIC in gebruik waardoor de arts zelfs niet meer over deze mogelijkheden beschikt. Hij/zij dient enkel bevestigend of ontkennend te antwoorden op de vraag « gerechtelijk-geneeskundig bezwaar tegen begrafenis of crematie ».
Buiten de plicht dit model IIIC in te vullen, heeft de arts geen andere verplichtingen; dit wil zeggen, er bestaat momenteel geen meldingsplicht : de arts is niet verplicht een verdacht of gewelddadig overlijden te melden.
Indien voor crematie als vorm van teraardebestelling wordt gekozen, dan voorziet de wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging (hoofdstuk I, afdeling III lijkverbranding) in een tweede onderzoek; dit betekent dat een tweede arts, onafhankelijk van de arts die het overlijden heeft vastgesteld, door de ambtenaar van de burgerlijke stand wordt aangesteld om na te gaan en te bevestigen dat er geen tekens of aanwijzingen zijn van een gewelddadige of verdachte dood (artikel 22, § 1).
Hiervoor kan de procureur des Konings volgens de artikelen 43 en 44 van het Wetboek van strafvordering zich laten bijstaan door een of twee artsen die verslag dienen uit te brengen over de oorzaak van de dood en de staat van het lijk. Indien een gerechtelijk onderzoek wordt ingesteld, kan de onderzoeksrechter een arts als deskundige aanstellen. Ook de rechtbanken beschikken over de mogelijkheid om deskundigen aan te stellen.
In alle gevallen van gewelddadige en verdachte dood, op basis van artikel 81 van het Burgerlijk Wetboek en ook bij crematie dient een bijkomend onderzoek te gebeuren. In deze gevallen waarin de wet in een bijkomende controle voorziet, is de deskundigheid van deze controle onvoldoende gewaarborgd.
Enkel een arts kan het overlijden vaststellen. In zijn universitaire opleiding krijgt de aspirant-arts een (eerder beperkte) theoretische opleiding in de gerechtelijke geneeskunde. In een praktische opleiding is aan de Belgische universiteiten niet voorzien. Daarenboven bestaat er geen academische opleiding tot specialist in de gerechtelijke geneeskunde.
In de praktijk worden voornamelijk bij een vermoeden van misdrijf door de bevoegde instanties wetsartsen aangesteld die enige praktijkervaring hebben opgedaan. Slechts aan de grootste universiteiten vindt men min of meer georganiseerde en kleinschalige medico-legale instellingen, meestal verbonden aan de leerstoel voor gerechtelijke geneeskunde.
Enkel bij een onverklaard of onnatuurlijk overlijden, waarbij een misdrijf politioneel niet met zekerheid is uitgesloten, volgt in de regel een gerechtelijk onderzoek (al dan niet met obductie). Wanneer de ware aard van een overlijden dat volgt op een ongeval, zelfmoord of zelfs midsdrijf miskend wordt en wordt aangegeven als « natuurlijk », ontsnappen deze sterfgevallen aan een gerechtelijk onderzoek. Onnodig erop te wijzen dat dit verstrekkende gevolgen heeft op strafrechtelijk (bijvoorbeeld in geval van misdrijf zoals doding, nalatigheid), maatschappelijk (bijvoorbeeld financiële gevolgen in verband met verzekeringen) en sociaal-geneeskundig (bijvoorbeeld voor statistische en preventieve doeleinden) vlak.
Met het toenemend aantal crematies stelt dit probleem zich nog scherper, daar een onderzoek (zoals opgraving) nadien uiteraard onmogelijk is geworden. In het licht van de discussie over euthanasie heeft dit nog een pregnantere betekenis gekregen. Om de vrijwilligheid van het verzoek te waarborgen, moet de wetgever harde garanties voorzien opdat ongewenste levensbeëindiging niet onopgemerkt zal blijven.
In de dagelijkse pratijk dienen zich tal van problemen aan bij de vaststelling van het overlijden. Het blijkt dat zowel de Belgische artsen als de gerechtelijke instanties/politiediensten de termen « natuurlijk », « verdacht » en « gewelddadig » overlijden niet alleen verschillend interpreteren, maar ook moeite hebben met de inhoudelijke betekenis van deze termen. Vanuit medisch standpunt kan men niet besluiten tot een natuurlijk overlijden, indien de doodsoorzaak onduidelijk is. De arts dient hiervoor zijn toevlucht te nemen tot de termen verdacht of gewelddadig overlijden, louter en alleen omdat de doodsoorzaak niet kan worden vastgesteld. Sinds 1 januari 1998 beschikt de arts zelfs niet meer over de deze keuzemogelijkheden, maar wordt van hem/haar enkel nog verwacht eventueel « gerechtelijk-geneeskundig bezwaar tegen begrafenis of crematie » aan te tekenen.
Voorstel tot wijziging
Dit artikel wil de aandacht vestigen op de verantwoordelijkheid die de (huis)arts draagt wanneer hij geconfronteerd wordt met een overlijden in ongewone of onbekende omstandigheden. Hij/zij dient in eer en geweten een beslissing te nemen over het al dan niet natuurlijk karakter.
Onder « ongewoon overlijden » dient te worden verstaan een onnatuurlijk (dat wil zeggen door een uitwendige factor veroorzaakt) overlijden en al die verdacht van een onnatuurlijke oorzaak alsook de gevallen van plotse en/of onverwachte dood, waarbij een misdrijf ogenschijnlijk niet voor de hand ligt maar ook niet kan worden uitgesloten.
De arts die het overlijden vaststelt mag geen verklaring opstellen, indien hij er niet van overtuigd is dat het overlijden het gevolg is van een natuurlijke oorzaak. Betreft het een geval van euthanasie, dan dient de procedure van hoofdstuk III te worden nageleefd. In alle andere gevallen van onnatuurlijk overlijden dient deze arts het overlijden onverwijld te melden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand. Deze ambtenaar die kennis krijgt van het ongewoon overlijden dient dit op zijn beurt te melden aan de procureur des Konings die in ieder geval overgaat tot aanwijzing van een arts verbonden aan en onder toezicht van een erkend instituut voor gerechtelijke geneeskundie. De teraardebestelling kan slechts geschieden met toestemming van de procureur des Konings.
Artikel 5octies
Artikel 82 van het Burgerlijk Wetboek wordt opgeheven omwille van de aanpassing van artikel 81 van hetzelfde wetboek (zie supra).
Artikel 5novies
De aanpassing van de artikelen 77, 78 en 80 van het Burgerlijk Wetboek vloeit voort uit de verplichting van een arts om een verklaring van overlijden op te stellen wanneer deze ervan overtuigd is dat de dood is ingetreden ten gevolge van een natuurlijke oorzaak. Om voortaan een aangifte van overlijden te doen, dient deze verklaring van overlijden door de personen, zoals bedoeld in artikel 78 van het Burgerlijk Wetboek, of bij ontstentenis van voornoemde personen door de arts die de verklaring heeft opgesteld, te worden overhandigd aan de ambtenaar van de burgerlijke stand zodat deze laatste zich niet meer naar de overledenen moet begeven om zich van het overlijden te vergewissen, hetgeen zich vandaag in de praktijk ook al niet meer voordeed.
Teneinde in een effectieve adwingbaarheid van deze bepalingen te voorzien, worden ook strafsancties voorgesteld (zie amendementen ingediend bij hoofdstuk VI).
(Subsidiair amendement op hun amendement nr. 504)
Hoofdstuk IV
Het voorgestelde hoofdstuk IV vervangen als volgt :
« Hoofdstuk IV. Melding en controle.
Artikel 5
De behandelende arts die euthanasie heeft toegepast stelt hiervan onverwijld een schriftelijk verslag op dat hij binnen 24 uur na het overlijden bezorgt aan een erkend specialist in de gerechtelijke geneeskunde. De erkende specialist in de gerechtelijke geneeskunde onderzoekt aan de hand van dit schriftelijk verslag onverwijld of alle voorwaarden en procedures bedoeld in artikelen 3 en 4 van deze wet door de behandelende arts werden nageleefd.
In het geval van kennelijk niet of onvoldoende naleven van deze voorwaarden en procedures moet de erkend specialist in de gerechtelijke geneeskunde de procureur des Konings onverwijld op de hoogte brengen van zijn bevindingen.
Indien de erkend specialist in de gerechtelijke geneeskunde geen onregelmatigheden vaststelt met betrekking tot de naleving van deze voorwaarden en procedures, maakt hij het schriftelijk verslag alsmede zijn bevindingen over aan de regionale toetsingscommissie, bedoeld in hoofdstuk IVbis.
Zonder vergunning van de procureur des Konings kan er geen teraardebestelling of crematie geschieden indien het overlijden het gevolg is van euthanasie. »
Verantwoording
Dit amendement herneemt de voorgestelde bepalingen van het amendement nr. 504 met uitzondering van de wijzigingen aan het Burgerlijk Wetboek, die in een ander hoofdstuk kunnen worden opgenomen.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5bis
Aan het voorgestelde artikel, de volgende wijzigingen aanbrengen :
A. Een § 1bis invoegen, luidend als volgt :
« § 1bis. In elk gerechtelijk arrondissement wordt een regionale toetsingscommissie ingesteld inzake de controle op de naleving van de voorwaarden en procedures bedoeld in artikelen 3 en 4 van deze wet. »
B. Een § 2bis invoegen, luidend als volgt :
« § 2bis. Elke regionale toetsingscommissie bestaat uit zeven leden, waarvan drie leden doctor zijn in de geneeskunde, drie leden doctor of licentiaat in de rechten, telkens met een nuttige beroepservaring van ten minste tien jaar en een ethisch deskundige. De commissie wordt voorgezeten door een van de leden die houder is van het diploma van doctor of licentiaat in de rechten.
De leden van de commissie worden aangeduid voor een eenmaal hernieuwbare periode van twee jaar.
De Koning bepaalt bij een in Ministerraad overlegd besluit de wijze van aanduiding van de leden en plaatsvervangers van de regionale toetsingscommissies. Deze aanduiding gebeurt op grond van pluralistische vertegenwoordiging. »
C. De tweede zin van § 3 doen vervallen.
Verantwoording
Het is wenselijk dat wordt geopteerd voor verscheidene regionale toetsingscommissies, eerder dan voor één centraal controle-orgaan.
Dit maakt een efficiënte opvolging en toetsing van de registratiedocumenten mogelijk en vermijdt overbelasting van de commissie. Hiernaast kan een federale evaluatiecommissie worden ingesteld, die evenwel geen controlerende bevoegdheid wordt toegewezen.
Artikel 5bis
1) Er wordt voorzien dat per gerechtelijk arrondissement een regionale controlecommissie wordt ingesteld. Zij heeft als bevoegdheid de controle op de naleving van de voorwaarden en procedures bij euthanasiehandelingen uitgevoerd binnen dit gerechtelijk arrondissement.
2) De controlerende bevoegdheid van de federale evaluatiecommissie wordt geschrapt.
3) Elke regionale toetsingscommissie bestaat uit zeven leden, aangeduid op basis van een pluralistische vertegenwoordiging. Een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit bepaalt de wijze van aanduiding van deze leden.
In elk geval dienen de regionale toetsingscommissies te bestaan uit drie leden, doctors in de geneeskunde en drie leden doctor of licentiaat in de rechten, die over een nuttige beroepservaring van ten minste tien jaar beschikken. Tevens maakt een ethisch deskundige deel uit van deze commissie. De commissie wordt voorgezeten door een van de rechtsgeleerden.
De commissieleden worden aangeduid voor een termijn van twee jaar, die eenmaal kan worden hernieuwd.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
In het eerste lid van het voorgestelde artikel, de woorden « de commissie » vervangen door de woorden « de Koning ».
Verantwoording
Het voorgestelde artikel 5ter bepaalt dat de federale evaluatiecommissie zelf het registratiedocument opstelt.
Blijkbaar heeft de wet van 13 augustus 1990 tot oprichting van de evaluatiecommiussie zwangerschapsafbreking model gestaan : ook hier voorziet de wet dat de commissie zelf het registratiedocument opstelt.
Dat was geen eenvoudige opdracht en uiteindelijk is de registratie van zwangerschapsafbrekingen pas op 1 oktober 1992 aangevat, dit is ruim twee jaar na de inwerkingtreding van de wet van 3 april 1990. Zoals de tekst van het voorstel luidt, kan de commissie dat document maar opstellen na de inwerkingtreding van de wet en nadat de commissie werd samengesteld, wat ook een tijdrovende aangelegenheid zal zijn. Vermits bij hypothese de wet van toepassing is en het naleven van de meldingsplicht niet wordt gesanctioneerd, kan euthanasie straffeloos en zonder enige controle achteraf worden verricht. Als die situatie een of twee jaar aansleept, dreigen dan geen praktijken te ontstaan die achteraf niet meer kunnen worden teruggeschroefd ?
Het is derhalve aangewezen dat de Koning dit document opstelt; bovendien moet het document beschikbaar zijn vanaf de eerste dag dat de wet in werking treedt.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5quater
Het voorgestelde artikel vervangen als volgt :
« Art. 5quater. § 1. De regionale toestsingscommissie onderzoekt het volledig ingevulde registratiedocument dat haar door de behandelende arts is overgemaakt.
Indien de regionale toetsingscommissie vaststelt dat het registratiedocument onvolledig is, of buiten de in artikel 5 voorziene termijn werd overgemaakt, maakt zij het document onverwijld over aan de procureur des Konings van de plaats van overlijden van de patiënt.
§ 2. De regionale toetsingscommissie gaat op basis van het anonieme deel van het registratiedocument na of de euthanasie is uitgevoerd onder de voorwaarden en volgens de procedures bepaald in de artikelen 3 en 4.
Indien de regionale toetsingscommissie vaststelt dat de arts deze voorwaarden en procedures kennelijk niet of onvoldoende heeft nageleefd, kan de commissie bij gewone meerderheid besluiten om de anonimiteit op te heffen. Zij neemt dan kennis van het eerste deel van het registratiedocument, en hoort de arts die de euthanasie heeft uitgevoerd. Zij kan tevens elk element uit het medisch dossier dat betrekking heeft op de euthanasie opvragen.
Uiterlijk twee maand na ontvangst van het registratiedocument maakt de regionale toetsingscommissie het dossier over aan de procureur des Konings van de plaats van overlijden van de patiënt.
Het oordeel van de regionale toetsingscommissie strekt de procureur des Konings enkel tot advies.
De arts die de euthanasie uitvoerde wordt schriftelijk op de hoogte gebracht van het oordeel van de regionale toetsingscommissie. »
Verantwoording
De regionale toetsingscommissie onderzoekt het volledig ingevulde registratiedocument. Indien zij vaststelt dat het registratiedocument niet volledig is ingevuld of laattijdig werd overgemaakt, maakt zij het onmiddellijk over aan de procureur des Konings van de plaats van het overlijden (= de procureur des Konings van het gerechtelijk arrondissement waar de toetsingscommissie zetelt).
De toetsingscommissie gaat na of de euthanasie is verlopen volgens de voorwaarden en procedures bedoeld in de artikelen 3 en 4. Hierbij treedt de toetsingscommissie niet op als rechtscollege, maar enkel als adviserende instantie. Immers dient de toetsingscommissie elk oordeel, zij het positief of negatief, over te maken aan de procureur des Konings.
Zo zij dit nodig acht, kan de toetsingscommissie tevens besluiten om de arts die de euthanasie uitvoerde te horen, dan wel het medisch dossier op te vragen, teneinde haar oordeel beter te kunnen ondersteunen. Dit is evenwel geen verplichting. Indien de toetsingscommissie oordeelt dat de voorwaarden en procedures kennelijk niet of onvoldoende werden nageleefd, kan zij ook besluiten het dossier en haar oordeel over te maken aan de procureur zonder dat de arts werd gehoord dan wel het medisch dossier werd ingekeken.
Hoe dan ook dient het dossier twee maand na ontvangst te worden overgezonden aan de procureur des Konings.
Indien de toetsingscommissie binnen deze twee maand een oordeel uitbracht, wordt dit tevens meegedeeld aan de betrokken arts.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5sexies
In het voorgestelde artikel, tussen de woorden « van de commissie » en de woorden « voor het uitvoeren van haar wettelijke opdrachten », de woorden « en de regionale toetsingscommissies » invoegen.
Verantwoording
De Koning dient tevens voor de regionale toetsingscommissies een administratief kader ter beschikking te stellen.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5septies
In het voorgestelde artikel, tussen de woorden « van de commissie » en de woorden « alsook de vergoeding », de woorden « en van de regionale toetsingscommissies » invoegen.
Verantwoording
De werkingskosten, personeelskosten en vergoeding van de leden van de regionale toetsingscommissies dienen ten laste te komen van de begroting van de minister van Volksgezondheid en de minister van Justitie.
(Subamendement op amendement nr. 17 van mevrouw Vanlerberghe c.s.)
Art. 5
In de Nederlandse tekst van het voorgestelde artikel, de woorden « die euthanasie toepast » vervangen door de woorden « die euthanasie heeft toegepast ».
Verantwoording
Deze wijziging brengt de Nederlandstalige tekst in overeenstemming met de Franstalige tekst, die vermeldt « Le médecin qui a pratiqué une euthanasie. »
(Subamendement op amendement nr. 17 van mevrouw Vanlerberghe c.s.)
Art. 5
In het voorgestelde artikel, tussen de woorden « binnen vier dagen » en de woorden « het volledig ingevulde registratiedocument », de woorden « na het overlijden van de patiënt » invoegen.
Verantwoording
Het voorgestelde artikel geeft niet aan wanneer de termijn aanvangt.
(Subamendement op amendement nr. 17 van mevrouw Vanlerberghe c.s.)
Art. 5
In het voorgestelde artikel, de woorden « federale evaluatiecommissie » vervangen door de woorden « regionale toetsingscommissie van het gerechtelijk arrondissement waar de euthanasie werd toegepast ».
Verantwoording
Het is wenselijk dat wordt geopteerd voor verscheidene regionale toetsingscommissies, eerder dan voor één centraal controle-orgaan. Dit maakt een efficiënte opvolging en toetsing van de registratiedocumenten mogelijk en vermijdt overbelasting van de commissie.
Gezien immers geen sanctie wordt voorzien indien de voorgestelde federale evaluatiecommissie zich niet binnen de voorziene termijn van twee maanden uitspreekt, ontstaat bovendien een situatie van rechtsonzekerheid zowel ten opzichte van de arts, maar ook met betrekking tot de juridische waarde van een te laat uitgebracht oordeel van deze evaluatiecommissie.
Deze regionale toetsingscommissies kunnen worden geïnstalleerd per gerechtelijk arrondissement (zie amendement nr. 506 in artikel 5bis).
(Subamendement op amendement nr. 17 van mevrouw Vanlerberghe c.s. Subsidiair amendement op hun amendement nr. 513)
Art. 5
In het voorgestelde artikel, het woord « evaluatiecommissie » vervangen door de woorden « controle- en evaluatiecommissie ».
Verantwoording
De evaluatiecommissie krijgt in het wetsvoorstel behoudens een evaluatie-opdracht tevens een opdracht tot controle van de naleving van de voorwaarden en procedures bedoeld in artikelen 3 en 4.
(Subamendement op amendement nr. 17 van mevrouw Vanlerberghe c.s.)
Art. 5
Het voorgestelde artikel aanvullen met volgend lid :
« De overtreding van het voorgaande lid wordt gestraft met gevangenisstraf van zes maanden tot twee jaar en een geldboete van 26 tot 500 frank. »
Verantwoording
Het wetsvoorstel voorziet in geen enkele sanctie ingeval de arts die euthanasie toepaste geen melding verricht aan de federale evaluatiecommissie (die dan ook niet gevat is en op geen enkele wijze nog controle kan uitoefenen nopens de naleving van de voorwaarden en procedures bij euthanasie).
Nu ook het Burgerlijk Wetboek niet voorziet in een meldingsplicht voor artsen bij overlijden, is dit bij de toepassing van euthanasie hoe dan ook noodzakelijk. Het niet-naleven van deze meldingsplicht wordt gesanctioneerd met een correctionele gevangenisstraf.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5bis
In § 1 van het voorgestelde artikel, de woorden « federale evaluatiecommissie » vervangen door de woorden « federale controle- en evaluatiecommissie ».
Verantwoording
De voorgestelde commissie heeft een belangrijke controlerende bevoegdheid.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5bis
In § 2, eerste lid, van het voorgestelde artikel, de woorden « inzake de materies die tot de bevoegdheid van de commissie behoren » vervangen door de woorden « inzake de medische ethiek, pijnbestrijding, stervensbegeleiding, palliatieve zorgverlening en het medisch recht, inzonderheid de patiëntentrechten ».
Verantwoording
De libellering « materies dit tot de bevoegheid van de commissie behoren » is te vaag. Het is noodzakelijk te bepalen dat de leden van de commissie onderlegd zijn in de specifieke materies als medische ethiek, pijnbestrijding, stervensbegeleiding, palliatieve zorgverlening en het medisch recht, de patiëntenrechten in het bijzonder.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5bis
Aan § 2, eerste lid, van het voorgestelde artikel, volgende wijzigingen aanbrengen :
A) in de derde zin, het woord « acht » vervangen door het woord « zes »;
B) in de vierde zin, het woord « vier » vervangen door het woord « zes »;
C) in de laatste zin, het woord « vier » vervangen door het woord « twee »;
D) het lid aanvullen met volgende bepaling : « Twee leden zijn ethisch deskundigen, voorkomend op een pluralistisch, multidisciplinair samengestelde lijst, opgemaakt door de provinciale raad van de Orde van geneesheren. »
Verantwoording
Het voorgestelde artikel voorziet dat de federale evaluatiecommissie bestaat uit zestien leden, van wie slechts vier rechtsgeleerden.
Gezien het voorgestelde artikel 5quater voorziet in een (onaanvaardbare) inperking van de vervolgingsbevoegdheid van het openbaar ministerie, functioneert deze commissie dan ook als een oneigenlijk rechtscollege, nu zij dient te oordelen over de al dan niet naleving van de voorwaarden en de procedures die de arts dient te respecteren, en dit oordeel bepaalt of het dossier al dan niet wordt overgemaakt aan de procureur des Konings.
Het is dan ook onaanvaardbaar dat de juridische toetsing van de naleving van deze voorwaarden en procedures een minderheidsrol krijgt in de werking van de commissie.
Minstens dient de vertegenwoordiging artsen/rechtsgeleerden op gelijke basis gesteund te zijn.
Bovendien is het noodzakelijk dat ook twee ethisch deskundigen zetelen in de commissie. Hun aanduiding vanuit een lijst opgesteld door de provinciale raad van de Orde der geneesheren waarborgt bovendien dat zij vertrouwd zijn met de medische ethiek en de problematiek van het waardig sterven in het bijzonder. Zelfs het wetsvoorstel « Toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding », dat ter bespreking voorligt in de Nederlandse Eerste Kamer, voorziet in de aanwezigheid van een ethicus in de aldaar opgerichte toetsingscommissies.
Het amendement voorziet dan ook in een verdeling : 6 artsen, 6 rechtsgeleerden, 2 leden uit kringen belast met problematiek van ongeneeslijk zieke patiënten en 2 ethisch deskundigen.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5bis
In § 2, eerste lid, van het voorgestelde artikel, de laatste zin vervangen als volgt :
« Twee leden zijn verpleegkundige met een nuttige beroepservaring van tien jaar. Twee leden komen uit erkende verenigingen die het omgaan met de problematiek van de palliatieve zorgverlening en de stervensbegeleiding als doel hebben. »
Verantwoording
Het is aangewezen dat ook twee verpleegkundigen deel uitmaken van de commissie.
De libellering « leden uit kringen die belast zijn met de problematiek van ongeneeslijke zieke patiënten » is te vaag; er moet daarom voorzien worden dat twee leden, die geen arts of verpleegkundige zijn maar toch belast zijn met de problematiek van de palliatieve zorgverlening en de stervensbegeleiding, zitting hebben in de federale commissie.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5bis
In § 2, eerste lid, van het voorgestelde artikel, de woorden « of advocaat » aanvullen met de woorden « met een nuttige beroepservaring van tien jaar ».
Verantwoording
Gezien de belangrijke controlerende bevoegdheid van de commissie, is het aangewezen dat de leden-advocaten van de beroepscommissie over de nodige ervaring dienen te beschikken.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5bis
In § 2, eerste lid, van het voorgestelde artikel, tussen de woorden « doctor in de geneeskunde » en de woorden « van wie er minstens vier hoogleraar zijn », de woorden « met een nuttige beroepservaring van tien jaar » invoegen.
Verantwoording
Gezien de belangrijke controlerende bevoegdheid van de commissie, is het aangewezen dat de leden-geneesheren van de beroepscommissie over de nodige ervaring dienen te beschikken.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5bis
In § 2, eerste lid, van het voorgestelde artikel, de woorden « met de problematiek van ongeneeslijk zieke patiënten » vervangen door de woorden « die met de problematiek van de palliatieve zorgverlening en de stervensbegeleiding begaan zijn ».
Verantwoording
De term « problematiek van ongeneeslijk zieke patiënten » is te vaag; het is aangewezen dat in het commissie deskundigen zetelen die met de problematiek van de palliatieve zorgverlening en de stervensbegeleiding begaan zijn.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5bis
In § 2, eerste lid, van het voorgestelde artikel, het woord « kringen » vervangen door de woorden « de erkende verenigingen ».
Verantwoording
Het is onduidelijk wat wordt bedoeld met « kringen die belast zijn met de problematiek van ongeneeslijk zieke patiënten ». Door wie werden deze kringen « belast » ? De voorgestelde libellering maakt enige objectivering onmogelijk.
Indien het gaat om kringen of verenigingen die zich tot doel stellen de problematiek van de ongeneeslijk zieke patiënten te beijveren, is het aangewezen dat het hierbij om erkende verenigingen gaat.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5bis
In § 2, derde lid, van het voorgestelde artikel, de woorden « die kan worden verlengd » vervangen door de woorden « die eenmaal kan worden hernieuwd ».
Verantwoording
De termijn van vier jaar kan niet worden verlengd, maar enkel hernieuwd.
Bovendien is het aangewezen in een beperking op de hernieuwing van dit mandaat te voorzien.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5bis
In § 2, derde lid, van het voorgestelde artikel, na de eerste zin volgende bepaling invoegen :
« Het mandaat wordt van rechtswege beëindigd indien het lid de hoedanigheid waarin hij zetelt verliest. »
Verantwoording
Er dient te worden bepaald dat als een lid-geneesheer of lid-rechtsgeleerde, dan wel het lid « uit de kringen die belast zijn met de problematiek van ongeneeslijk zieke patiënten » niet langer optreden in die hoedanigheid, dan ook niet langer kunnen zetelen in de commissie.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s. Subsidiair amendement op hun amendement nr. 527)
Art. 5bis
In § 2, derde lid, van het voorgestelde artikel, na de tweede zin, volgende bepaling invoegen :
« Het plaatsvervangend lid vervangt het effectief lid bij zijn afwezigheid. Bij overlijden of ontslag van een effectief lid neemt het plaatsvervangend lid diens plaats in. »
Verantwoording
Zo de herformulering van de tweede zin van § 2, derde lid, niet kan worden bijgetreden (zie amendement nr. 525) is het niettemin noodzakelijk te bepalen in welke gevallen het plaatsvervangend lid kan zetelen in de commissie.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5bis
In § 2, derde lid, van het voorgestelde artikel, de derde zin vervangen als volgt :
« Voor elk effectief lid wordt een plaatsvervanger met dezelfde hoedanigheid aangewezen uit de kandidaten die niet als effectief lid werden aangewezen. Het plaatsvervangend lid vervangt het effectief lid bij zijn afwezigheid. Bij overlijden of ontslag van een effectief lid neemt het plaatsvervangend lid diens plaats in. »
Verantwoording
De voorgestelde tekst « De kandidaten die niet als effectief lid zijn aangewezen, worden tot plaatsvervanger benoemd, in de orde van opvolging die volgens een lijst bepaald wordt » is onduidelijk en vermeldt niet hoe de kandidaten worden gerangschikt op de « lijst ». Evenmin wordt voorzien dat de plaatsvervangers in dezelfde hoedanigheid (arts, rechtsgeleerde, ...) dienen te zetelen bij ontstentenis van het effectief lid.
Het is aangewezen dat voor elk effectief lid tegelijkertijd een plaatsvervanger wordt aangewezen. Bovendien dient bepaald te worden in welke gevallen de plaatsvervanger het effectief lid dient te vervangen. Aldus dient bij overlijden of ontslag van een effectief lid geen nieuw lid te worden voorgedragen door de Senaat, maar neemt diens plaatsvervanger zijn plaats in tot het einde van de mandaatstermijn.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5bis
In § 2, derde lid, van het voorgestelde artikel, de laatste twee zinnen vervangen door volgende bepaling :
« De commissie kiest, volgens de bepalingen van het huishoudelijk reglement, uit hun leden een Nederlandstalige en een Franstalige vice-voorzitter, waarvan één hoogleraar in de rechten aan een Belgische universiteit of advocaat dient te zijn. De commissie duidt een van deze vice-voorzitters aan als voorzitter, wiens mandaat verstrijkt na twee jaar. »
Verantwoording
Het is noodzakelijk dat de commissie wordt voorgezeten door één voorzitter.
Immers bepaalt het voorgestelde artikel 5quater dat de commissie, bij twijfel over de naleving van de voorwaarden bepaald in de artikelen 3 en 4, « bij gewone meerderheid » kan besluiten om de anonimiteit op te heffen.
Bij staking van stemmen impliceert dit evenwel dat een dossier nooit zal kunnen worden verzonden aan de procureur des Konings.
Door één voorzitter (in een tweejaarlijks rotatiesysteem) aan te duiden uit twee door de commissie zelf verkozen vice-voorzitters, kan worden voorzien dat de stem van de voorzitter in deze gevallen doorslaggevend is.
Tenslotte is het, gezien de belangrijke juridische implicaties van een oordeel van de commissie, noodzakelijk dat een van de vice-voorzitters een rechtsgeleerde is. Zelfs in het Nederlandse voorstel « Toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding » wordt deze garantie ingebouwd door te voorzien dat de voorzitter steeds een rechtsgeleerde is.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s. Subsidiair amendement op hun amendement nr. 528)
Art. 5bis
In § 2, derde lid, van het voorgestelde artikel, de laatste twee zinnen vervangen door volgende bepaling :
« De commissie kiest, volgens de bepalingen van het huishoudelijk reglement, uit hun leden een Nederlandstalige en een Franstalige vice-voorzitter. De commissie duidt een van deze vice-voorzitters aan als voorzitter, wiens mandaat verstrijkt na twee jaar. »
Verantwoording
Dit amendement herneemt de bepaling van amendement nr. 528, met uitzondering van de verplichte hoedanigheid van rechtsgeleerde van een van de vice-voorzitters.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s. Subsidiair amendement op hun amendement nr. 528)
Art. 5bis
Het derde lid van § 2 van het voorgestelde artikel aanvullen met volgende bepaling :
« Een van beide voorzitters is hoogleraar in de rechten aan een Belgische universiteit of advocaat. »
Verantwoording
Gezien de belangrijke juridische implicaties van een oordeel van de commissie is het noodzakelijk dat een van de vice-voorzitters een rechtsgeleerde is. Zelfs in het Nederlandse voorstel « Toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding » wordt deze garantie ingebouwd door te voorzien dat de voorzitter steeds een rechtsgeleerde is.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5bis
De eerste zin van § 3 van het voorgestelde artikel aanvullen als volgt :
« en legt het voor ter bekrachtiging door de Koning ».
Verantwoording
Het is aangewezen dat de Koning het reglement van inwendige orde van de commissie bekrachtigt.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s. Subsidiair amendement op hun amendement nr. 531)
Art. 5bis
De eerste zin van § 3 van het voorgestelde artikel aanvullen als volgt :
« en legt het voor ter goedkeuring van de minister van Justitie en de minister van Volksgezondheid ».
Verantwoording
Het is aangewezen dat het reglement van orde dient te worden goedgekeurd door beide bevoegde ministers.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5bis
Paragraaf 3 van het voorgestelde artikel aanvullen als volgt :
« Deze kamers worden samengesteld naar evenredigheid met de hoedanigheid van de leden in de voltallige commissie, en bevatten minimaal twee doctors in de geneeskunde en twee hoogleraren in de rechten of advocaten. »
Verantwoording
Er moet worden vermeden dat kamers worden samengesteld die uitsluitend bestaan uit bijvoorbeeld geneesheren, rechtsgeleerden of vertegenwoordigers uit kringen belast met de problematiek van ongeneeslijke zieke patiënten.
Elke kamer dient naar evenredigheid met de voltallige commissie te worden samengesteld.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s. Subsidiair amendement op hun amendement nr. 533)
Art. 5bis
Paragraaf 3 van het voorgestelde artikel aanvullen met volgende bepaling :
« Elke kamer bevat minstens één doctor in de geneeskunde, één hoogleraar in de rechten of advocaat en één lid uit kringen die belast zijn met de problematiek van ongeneeslijke zieke patiënten. »
Verantwoording
In subsidiaire orde wordt voorgesteld om minimaal een vertegenwoordiger van elke hoedanigheid in de kamers op te nemen.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5bis
Paragraaf 3, van het voorgestelde artikel aanvullen met de volgende bepalingen :
« Deze kamers kunnen evenwel geen beslissing of oordeel nemen zoals bedoeld in artikel 5quater. »
Verantwoording
Het installeren van kamers mag enkel tot doel hebben de controle op de registratiedocumenten te vergemakkelijken en desgevallend te adviseren nopens het uiteindelijke oordeel dat de commissie, en enkel de commissie, kan nemen.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
In het eerste lid van het voorgestelde artikel, de woorden « de commissie » vervangen door de woorden « de Koning ».
Verantwoording
Het voorgestelde artikel 5ter bepaalt dat de federale evaluatiecommissie zelf het registratiedocument opstelt.
Blijkbaar heeft de wet van 13 augustus 1990 tot oprichting van de evaluatiecommissie zwangerschapsafbreking model gestaan : ook hier voorziet de wet dat de commissie zelf het registratiedocument opstelt.
Dat was geen eenvoudige opdracht en uiteindelijk is de registratie van zwangerschapsafbrekingen pas op 1 oktober 1992 aangevat, dit is ruim 2 jaar na de inwerkingtreding van de wet van 3 april 1990. Zoals de tekst van het voorstel luidt, kan de commissie dat document maar opstellen na de inwerkingtreding van de wet en nadat de commissie werd samengesteld, wat ook een tijdrovende aangelegenheid zal zijn. Vermits bij hypothese de wet van toepassing is en het naleven van de meldingsplicht niet wordt gesanctioneerd, kan euthanasie straffeloos en zonder enige controle achteraf worden verricht. Als die situatie een of twee jaar aansleept, dreigen dan geen praktijken te ontstaan die achteraf niet meer kunnen worden teruggeschroefd ?
Het is derhalve aangewezen dat de Koning dit document opstelt; bovendien moet het document beschikbaar zijn vanaf de eerste dag dat de wet in werking treedt.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
In het tweede lid, 2º, van het voorgestelde artikel, de woorden « van de behandelende arts » vervangen door de woorden « van de arts die de euthanasie heeft toegepast ».
Verantwoording
De libellering « de behandelende arts » kan zorgen voor dubbelzinnigheid, nu het wetsvoorstel het mogelijk maakt dat ook andere artsen dan « de behandelende arts » de euthanasie toepassen (bijvoorbeeld indien deze arts een gewetensbezwaar inroept, conform artikel 6 van het voorstel).
Daarom dient te worden voorzien dat « de arts die de euthanasie heeft toegepast » zijn gegevens opneemt in het registratiedocument.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
In het tweede lid, 4º, van het voorgestelde artikel, tussen de woorden « heeft geraadpleegd » en de woorden « , en de data », de woorden « of met wie hij het verzoek of de wilsverklaring van de patiënt heeft besproken » invoegen.
Verantwoording
De voorgestelde tekst voorziet enkel dat de identificatiegegevens van de personen die de arts heeft geraadpleegd in het registratiedocument dienen te worden opgenomen.
Volgens artikels 3 en 4 van het voorstel dient de arts enkel een tweede dan wel een derde arts te « raadplegen ».
Artikels 3 en 4 voorzien anderzijds dat de arts met het verplegend team, de vertrouwenspersoon, de naasten van de patiënt, het verzoek van de patiënt dient te bespreken.
Om elke dubbelzinnigheid weg te nemen, is het noodzakelijk in deze aanvulling te voorzien.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
In het tweede lid, 4º, van het voorgestelde artikel, de woorden « behandelende arts » vervangen door de woorden « arts die de euthanasie heeft toegepast ».
Verantwoording
Niet de gegevens van de personen die de « behandelende arts » heeft geraadpleegd, maar de gegevens van de personen die de arts die euthanasie toepaste heeft geraadpleegd, dienen te worden opgenomen in het dossier.
Behandelende arts en « arts die euthanasie toepaste » zijn immers geenszins synoniemen (bijvoorbeeld indien de behandelende arts op grond van artikel 6 geen euthanasie wilde toepassen).
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
In het tweede lid, 5º, van het voorgestelde artikel, het woord « gemandateerde » en het woord « gemandateerde(n) » vervangen door het woord « vertrouwenspersoon » en het woord « vertrouwensperso(o)n(en) ».
Verantwoording
Deze wijziging brengt de terminologie in aanpassing met de gehanteerde terminologie in artikel 4, zoals die werd aangepast ingevolge eerdere opmerkingen van de indiener van dit amendement.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
In het tweede lid, 5º, van het voorgestelde artikel, de woorden « de naam en de voornamen » vervangen door het woord « de naam, de voornamen en de woonplaats ».
Verantwoording
Ook de woonplaats van de vertrouwenspersoon dient opgenomen te worden in het anonieme deel van het registratiedocument.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
Het tweede lid, 5º, van het voorgestelde artikel, aanvullen met volgende bepaling :
« de naam, de voornamen en de woonplaats van de getuigen ten overstaan van wie de wilsverklaring werd opgesteld ».
Verantwoording
Het is noodzakelijk ook de identificatiegegevens van de getuigen ten overstaan van wie de wilsverklaring werd opgesteld op te nemen in het anonieme deel van het registratiedocument.
De opname van de identificatie van deze personen maakt het ook mogelijk te controleren of een van deze personen inderdaad geen materieel belang had bij het overlijden van de patiënt.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
Het tweede lid van het voorgestelde artikel aanvullen met volgende bepaling :
« 6º indien de patiënt niet in staat was zijn verzoek op schrift te stellen of fysiek blijvend niet in staat was om een wilsverklaring op te stellen en te tekenen, de naam, voornamen, woonplaats en geboortedatum van de persoon die dit verzoek of de wilsverklaring schriftelijk heeft opgesteld ».
Verantwoording
Het is noodzakelijk dat in de gevallen waarbij een patiënt zijn mondeling verzoek niet schriftelijk kon opstellen of zijn wilsverklaring eigenhandig opstellen, de persoon die dit in zijn plaats deed wordt geïdentificeerd in het anonieme deel van het registratiedocument.
Aangezien artikels 3 en 4 bepalen dat dit een meerderjarige persoon dient te zijn, dient tevens zijn geboortedatum te worden opgenomen.
De opname van de identificatie van deze persoon maakt het bovendien mogelijk te onderzoeken of deze geen materieel belang had bij het overlijden van de patiënt.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
In het vierde lid, 2º, van het voorgestelde artikel, de woorden « van overlijden » vervangen door de woorden « van de toegepaste euthanasie en van het overlijden ».
Verantwoording
Het is noodzakelijk dat niet enkel het uur van het overlijden, maar ook het uur van de toegepaste euthanasie wordt vermeld, nu beide momenten niet noodzakelijk samenvallen.
Bovendien maakt dit tevens een controle mogelijk op de wijze waarop de euthanasie is toegepast en de gebruikte middelen.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
Het vierde lid, 4º, van het voorgestelde artikel aanvullen met volgende bepaling :
« en de data van de gesprekken die hij hieromtrent met de patiënt heeft gevoerd ».
Verantwoording
Artikel 3, § 2, 2º, bepaalt dat de arts zich dient te verzekeren van de aanhoudende pijn van de patiënt via meerdere gesprekken die, rekening houdend met de ontwikkeling van de gezondheidstoestand van de patiënt, over een redelijke periode worden gespreid.
Om na te gaan of deze voorwaarde inderdaad werd nageleefd door de arts, dient de evaluatiecommissie uiteraard over deze gegevens te beschikken.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
In vierde lid van het voorgestelde artikel, een 5ºbis invoegen, luidend als volgt :
« 5ºbis of de patiënt zich in een medisch uitzichtloze toestand bevond ».
Verantwoording
Tijdens de bespreking van artikel 3 werd door de indieners van het voorstel, ondanks de onduidelijke libellering van het artikel, gesteld dat de « medisch uitzichtloze toestand » in zijn objectiviteit dient te worden beoordeeld door de evaluatiecommissie.
De evaluatiecommissie dient dan ook in staat te zijn om uit het registratiedocument van de arts op te maken in welke mate de patiënt zich in een medisch uitzichtloze toestand bevond.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
Het vierde lid, 6º, van het voorgestelde artikel aanvullen met volgende bepaling :
« en de data van de gesprekken die hij hieromtrent met de patiënt heeft gevoerd; »
Verantwoording
Artikel 3, § 2, 2º, van het wetsvoorstel bepaalt dat de arts zich dient te verzekeren van het duurzaam karakter van het verzoek van de patiënt door middel van meerdere gesprekken die, rekening houdend met de gezondheidstoestand van de patiënt, over een redelijke periode worden gespreid.
Teneinde te kunnen nagaan of deze voorwaarde door de arts werd nageleefd, dienen deze gegevens ook te worden opgenomen in het registratiedocument.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
In het vierde lid van het voorgestelde artikel een 6ºbis invoegen, luidend als volgt :
« 6ºbis de datum waarop de patiënt zijn verzoek voor het eerst heeft geuit, de data waarop de patiënt zijn verzoek heeft herhaald en de datum waarop dit verzoek op schrift werd gesteld ».
Verantwoording
De commissie dient noodzakelijkerwijze te beschikken over de precieze data waarop de patiënt zijn verzoek voor het eerst heeft geuit, zijn verzoek heeft herhaald en wanneer het verzoek op schrift werd gesteld.
Dit stelt de commissie niet enkel in staat om het herhaald karakter van het verzoek te beoordelen, maar eveneens om te beoordelen of de patiënt op het moment van het uiten van zijn verzoek meerderjarig dan wel ontvoogd minderjarig was.
Bovendien is de controle op de datum waarop het verzoek op schrift werd gesteld noodzakelijk om na te gaan of, in geval van euthanasie op een patiënt die kennelijk niet binnen afzienbare tijd zou overlijden, er minstens één maand verlopen is tussen het schriftelijke verzoek van de patiënt en de euthanasie, zoals artikel 3, § 3, 2º, uitdrukkelijk voorziet.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
In het vierde lid van het voorgestelde artikel, een 6ºter invoegen, luidend als volgt :
« 6ºter indien de patiënt niet in staat was zijn verzoek op schrift te stellen, of het document werd ondertekend door een meerderjarige persoon zonder materieel belang bij het overlijden van de patiënt, de naam van de arts hierbij aanwezig vermeldt en de redenen waarom deze patiënt niet in staat was om zijn verzoek op schrift te formuleren ».
Verantwoording
Artikel 3, § 4, voorziet dat, indien de patiënt zelf niet in staat is om zijn verzoek op schrift te stellen, dit kan gebeuren door een meerderjarige persoon die geen materieel belang mag hebben bij het overlijden van de patiënt. Deze persoon dient de redenen hiervan in het document te vermelden, en de naam van de arts die aanwezig is bij het opstellen van dit document te vermelden.
Teneinde de evaluatiecommissie in staat te stellen de naleving van deze voorwaarden na te gaan, dienen deze gegevens opgenomen te worden in het registratiedocument.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
In het vierde lid van het voorgestelde artikel, een 6ºquater invoegen, luidend als volgt :
« 6ºquater of er sprake was van enige externe druk bij het tot stand komen van het verzoek ».
Verantwoording
Het is noodzakelijk dat de arts bevestigt of er enige indicaties waren van externe druk bij het tot stand komen van het verzoek van de patiënt : dit is immers een van de grondvoorwaarden waarvan de arts zich dient te vergewissen vooraleer hij op het euthanasieverzoek kan ingaan.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
In het vierde lid van het voorgestelde artikel, een 6ºquinquies invoegen, luidend als volgt :
« 6ºquinquies of en op welke datum de patiënt ooit zijn verzoek heeft ingetrokken ».
Verantwoording
Voor de oordeelsvorming van de commissie is het noodzakelijk dat zij wordt ingelicht of de patiënt ooit zijn verzoek heeft ingetrokken (en desgevallend terug geuit).
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
In het vierde lid van het voorgestelde artikel, een 7ºbis invoegen, luidend als volgt :
« 7ºbis de data waarop hij de patiënt heeft ingelicht over zijn gezondheidstoestand en zijn levensverwachting en waarop hij de resterende therapeutische mogelijkheden, evenals die van de palliatieve zorg met de patiënt heeft besproken ».
Verantwoording
Artikel 3, § 2, 1º, voorziet dat de arts de patiënt dient in te lichten over zijn gezondheidstoestand en zijn levensverwachting, en met hem de eventueel nog resterende therapeutische mogelijkheden, evenals die van de palliatieve zorg, en hun gevolgen bespreken.
Teneinde te kunnen nagaan of de arts deze voorwaarde heeft nageleefd, dient dit in het registratiedocument voor de federale evaluatiecommissie te worden opgenomen.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
In het vierde lid van het voorgestelde artikel, een 7ºter invoegen, luidend als volgt :
« 7ºter of er geen redelijke andere oplossing voor de situatie was ».
Verantwoording
Artikel 3, § 2, 1º, voorziet dat de arts samen met de patiënt tot de overtuiging moet komen dat er voor de situatie waarin deze zich bevindt geen redelijke andere oplossing is.
Opdat de evaluatiecommissie kan nagaan of de arts deze voorwaarde heeft nageleefd, dient dit te worden opgenomen in het registratiedocument.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
In het vierde lid, 10º, van het voorgestelde artikel, tussen de woorden « artsen en » en de woorden « de data », de woorden « het resultaat en » invoegen.
Verantwoording
Opdat de evaluatiecommissie een efficiënte controle kan uitoefenen op het vervuld zijn van alle voorwaarden en procedures, volstaat het niet alleen de hoedanigheid van de geraadpleegde artsen of de data waarop in het registratiedocument te vermelden, maar ook het resultaat van deze raadplegingen.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
In het vierde lid, 11º, van het voorgestelde artikel, tussen de woorden « geraadpleegd zijn » en de woorden « de data », de woorden « en het resultaat » invoegen.
Verantwoording
Opdat de evaluatiecommissie een efficiënte controle kan uitoefenen op het vervuld zijn van alle voorwaarden en procedures, volstaat het niet alleen de hoedanigheid van de geraadpleegde personen of de data waarop in het registratiedocument te vermelden, maar ook het resultaat van deze raadplegingen.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
Aan het vierde lid, 11º, van het voorgestelde artikel volgende wijzigingen aanbrengen :
A) Tussen de woorden « geraadpleegd zijn » en de woorden « , en de data », de woorden « of met wie hij het verzoek of de wilsverklaring van de patiënt heeft besproken » invoegen.
B) De bepaling aanvullen met de woorden « of gesprekken ».
Verantwoording
De voorgestelde tekst voorziet enkel dat de hoedanigheid van en de data waarop de personen die de arts heeft geraadpleegd in het registratiedocument dienen te worden opgenomen.
Volgens artikels 3 en 4 van het voorstel dient de arts enkel een tweede dan wel een derde arts te « raadplegen ».
Artikels 3 en 4 voorzien anderzijds dat de arts met het verplegend team, de vertrouwenspersoon, de naasten van de patiënt, het verzoek van de patiënt dient te bespreken.
Om elke dubbelzinnigheid weg te nemen, is het noodzakelijk in deze aanvulling te voorzien.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
Het vierde lid van het voorgestelde artikel aanvullen met een 13º, luidend als volgt :
« 13º de handelingen van de arts en hun resultaat, met inbegrip van het integrale verslag van de geraadpleegde arts(en) ».
Verantwoording
Artikel 5ter voorziet enkel dat de hoedanigheid van de geraadpleegde arts of artsen en de data van die raadplegingen in het registratiedocument worden opgenomen.
Teneinde het de evaluatiecommissie mogelijk te maken om hun controle op de naleving van de voorwaarden effectief te voeren, dienen ook de resultaten van de handelingen van de arts, alsmede het integrale verslag van de geraadpleegde arts(en) in het registratiedocument te worden opgenomen.
Het volstaat niet te stellen dat « bij twijfel » de commissie om inzage van deze verslagen of het medisch dossier kan verzoeken.
Het is op basis van de huidige voorgestelde registratiedocumenten amper mogelijk zich zelfs maar enig oordeel te vormen nopens de waarachtigheid van het vervuld zijn van de voorwaarden.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s. Subsidiair amendement op hun amendement nr. 557)
Art. 5ter
Het vierde lid van het voorgestelde artikel aanvullen met een 13º, luidend als volgt :
« 13º het integrale verslag van de geraadpleegde arts(en) ».
Verantwoording
In elk geval dient het integrale verslag van de geraadpleegde artsen als bijlage bij het registratiedocument te worden gevoegd.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
Het voorgestelde artikel aanvullen met een nieuw lid, luidend als volgt :
« Indien de arts euthanasie toepaste ingevolge een wilsverklaring, bevat het tweede deel bovendien de volgende gegevens :
1º of de wilsverklaring werd opgesteld ten overstaan van twee meerderjarige getuigen, van wie er minstens geen materieel belang heeft bij het overlijden van de patiënt;
2º of de wilsverklaring gedateerd en ondertekend werd door diegene die de verklaring aflegde, door de getuigen en, in voorkomend geval, door de vertrouwensperso(o)n(en);
3º indien de patiënt fysiek niet in staat was om te tekenen, of de wilsverklaring gedateerd en ondertekend werd door degene die het verzoek opstelde, door de getuigen en, in voorkomend geval, door de vertrouwensperso(o)n(en), en een medisch getuigschrift werd bijgevoegd;
4º of de wilsverklaring minder dan vijf jaar voor het moment waarop de patiënt zijn wil niet meer kan uiten, werd opgesteld of bevestigd;
5º of de wilsverklaring werd aangepast of ingetrokken;
6º of en in welke mate de patiënt niet meer bij bewust zijn was;
7º of en in welke mate deze toestand volgens de stand van de wetenschap onomkeerbaar was. »
Verantwoording
Indien de evaluatiecommissie tot doelstelling heeft na te gaan of de voorwaarden werden nageleefd bij de uitvoering van een euthanasie, dient zij ook in het geval van een euthanasie ten gevolge van een wilsverklaring over alle elementen te beschikken die haar kunnen ondersteunen in de oordeelsvorming.
Deze gegevens dienen dan ook te worden opgenomen in het registratiedocument.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5quater
In het voorgestelde artikel de eerste paragraaf doen vervallen.
Verantwoording
Louter technische wijziging. Aangezien er geen andere paragrafen zijn opgenomen in artikel 5quater, is de eerste paragraaf overbodig.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5quater
In het eerste lid van het voorgestelde artikel, tussen de woorden « onder de voorwaarden » en de woorden « bepaald in de artikelen » de woorden « en volgens de procedure » invoegen.
Verantwoording
De commissie dient niet enkel na te gaan of de voorwaarden bepaald in artikelen 3 en 4 werden nageleefd, maar evenzeer of de procedures vermeld in deze artikelen werden gevolgd.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5quater
In het eerste lid van het voorgestelde artikel, de woorden « artikelen 3, 4 en 4bis » vervangen door de woorden « artikelen 3 en 4 ».
Verantwoording
Louter technische aanpassing, nu het wetsvoorstel geen artikel 4bis omvat.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5quater
Het voorgestelde artikel aanvullen met volgend lid :
« De commissie kan enkel geldig beraadslagen en oordelen indien alle leden aanwezig zijn. »
Verantwoording
Het is noodzakelijk dat de beslissingen van de commissie enkel kunnen worden genomen bij aanwezigheid van alle leden; dergelijke beslissingen mogen onder geen beding afhankelijk zijn van toevallige meerderheden.
Hugo VANDENBERGHE. Mia DE SCHAMPHELAERE. |
(Subamendement op amendement nr. 481 van mevrouw Nyssens c.s.)
Art. 5bis
In de voorgestelde § 2, tweede lid, d), van dit artikel, de woorden « de Algemene Vereniging van Belgische verpleegkundigen » vervangen door de woorden « de representatieve beroepsverenigingen en -organisaties van verpleegkundigen ».
Verantwoording
Deze correctere benaming stemt overeen met die welke gebruikt wordt voor de benoeming van de leden die de verpleegkundigen vertegenwoordigen in de Nationale Raad voor verpleegkunde (artikel 21duodecies van het koninklijk besluit nr. 78 op de geneeskunst).
Clotilde NYSSENS. |
(Subamendement op amendement nr. 17 van mevrouw Vanlerberghe c.s.)
Art. 5
In dit voorgestelde artikel :
A. Het enige lid omzetten in § 1.
B. Een § 2 (nieuw) toevoegen, luidende :
« § 2. De artikelen 3 en 4 van deze wet zijn niet van toepassing op de arts die het registratiedocument bedoeld in § 1 niet heeft ingevuld. »
Verantwoording
In tegenstelling tot de Nederlandse wet verbindt wetsvoorstel nr. 244/1 de verplichting van de arts om een euthanasieaangifte in te vullen niet aan de voorwaarden en procedures bepaald in de artikelen 3 en 4 van het voorstel.
Dat betekent dat een arts zich in een toestand kan bevinden waarin hij de voorwaarden en procedures van de artikelen 3 en 4 heeft nageleefd en zich dus op de wettelijke machtiging beroept, zonder dat hij evenwel de verplichting tot aangifte van deze handeling aan de commissie is nagekomen. Een dergelijke situatie doet elke controle feitelijk zijn doel voorbijschieten en druist in tegen het oogmerk van de regeling, namelijk een grotere transparantie van de handelwijzen die in de praktijk toegepast worden.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5bis
De voorgestelde § 3 van dit artikel aanvullen als volgt :
« Die kamers tellen evenveel artsen als juristen. »
Verantwoording
Aangezien het hier de controletaken van de commissie betreft, lijkt het logisch dat deze kamers evenveel artsen als juristen moeten tellen.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s. Subsidiair amendement op amendement nr. 566 van mevrouw de T' Serclaes)
Art. 5bis
De voorgestelde § 3 van dit artikel aanvullen als volgt :
« Die kamers tellen drie leden, van wie één jurist, één arts en één ethicus is. »
Verantwoording
Wanneer het gaat om de controletaken van de commissie, kan men best voorzien in een samenstelling die overeenstemt met het Nederlandse wetsontwerp.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
Het derde lid van het voorgestelde artikel 5ter vervangen als volgt :
« Dit eerste deel is vertrouwelijk. Alleen de met de controletaken belaste leden kunnen er kennis van nemen. Dit deel mag in geen geval dienen als basis voor de evaluatietaak van de commissie. »
Verantwoording
Zoals het Nederlandse systeem bepaalt, moet er een individuele toetsing zijn. Dit impliceert dat de leden die met de controle belast zijn, kennis kunnen nemen van de gegevens uit het eerste deel. Die leden zijn gebonden door het beroepsgeheim.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
Het voorgestelde tweede lid van dit artikel vervangen als volgt :
« Dit document bestaat uit twee delen. Het eerste deel bevat de volgende gegevens : »
Verantwoording
Er hoeft geen verzegeld deel te zijn. De leden van de commissie belast met de controle moeten toegang hebben tot alle individuele gegevens maar zijn daarbij uiteraard gebonden door de regels van het beroepsgeheim. Zo is het momenteel ook in Nederland.
Nathalie de T' SERCLAES. |
(Subamendement op amendement nr. 17 van mevrouw Vanlerberghe c.s.)
Art. 5
In het voorgestelde artikel de woorden « vier dagen » vervangen door de woorden « vier werkdagen ».
Verantwoording
Rekening houdend met de talrijke gegevens en vermeldingen die de arts op het dubbel registratiedocument moet invullen, lijkt een termijn van vier werkdagen redelijker om dit document over te zenden.
Paul GALAND. Jacinta DE ROECK. Philippe MAHOUX. Jan REMANS. Myriam VANLERBERGHE. Philippe MONFILS. |
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
In het tweede lid, 5º, van het voorgestelde artikel, het woord « gemandateerden » vervangen door het woord « vertrouwenspersonen » en het woord « gemandateerde(n) » vervangen door het woord « vertrouwensperso(o)n(en) ».
Verantwoording
De gebruikte terminologie in overeenstemming brengen met de artikelen 3 en 4.
Myriam VANLERBERGHE. Jeannine LEDUC. Jan REMANS. Jacinta DE ROECK. Philippe MONFILS. Paul GALAND. Philippe MAHOUX. |
(Subamendement op amendement nr. 17 van mevrouw Vanlerberghe c.s.)
Art. 5
Dit voorgestelde artikel vervangen als volgt :
« Art. 5. De arts die euthanasie toepast, zendt binnen 24 uur na het overlijden het volledig ingevulde registratiedocument bedoeld in artikel 5ter aan een erkende arts, gekozen uit de lijst van de artsen, gespecialiseerd in de gerechtelijke geneeskunde bij de hoven en rechtbanken. Deze erkende arts stelt een verklaring op met vermelding van de doodsoorzaak ten behoeve van de ambtenaar van de burgerlijke stand die de overlijdensakte moet opstellen. Hij stelt een beknopt verslag op ten behoeve van de procureur des Konings van de plaats waar de patiënt is overleden. »
Verantwoording
De door deze wet opgerichte evaluatiecommissie mag de gewone gerechtelijke procedure niet omzeilen door een « schifting » van de geregistreerde euthanasiegevallen. De geregistreerde euthanasiegevallen moeten ter kennis worden gebracht van de procureur des Konings die zijn vervolgingsrecht onverkort moet kunnen uitoefenen.
Het is niet praktisch en komt de efficiëntie van het gerecht ook niet ten goede om de registratiedocumenten systematisch aan de procureur des Konings te zenden. De wetsdokter kan hier een bufferrol spelen door een verslag op te stellen voor de procureur des Konings. Deze laatste beschikt dus over een eerste, professioneel advies over het geregistreerde euthanasiegeval en op basis daarvan kan hij beslissen om al dan niet een opsporingsonderzoek te starten.
Clotilde NYSSENS. |
Nr. 573 VAN MEVROUW de T' SERCLAES
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5quater
Het eerste lid van het voorgestelde artikel 5quater vervangen als volgt :
« De commissie controleert op basis van het in artikel 5ter bedoelde registratiedocument of de euthanasie is uitgevoerd volgens de voorwaarden en procedures bepaald in de artikelen 3 en 4 van deze wet.
Zij kan de arts vragen haar alle elementen uit het medisch dossier te bezorgen die nodig zijn om de daad van de arts juist te beoordelen. »
Verantwoording
Dit amendement strekt ertoe artikel 5quater in overeenstemming te brengen met het op artikel 5ter ingediende amendement betreffende het opheffen van de anonimiteit van het eerste deel.
Nathalie de T' SERCLAES. |
(Ter vervanging van hun vroeger ingediend amendement nr. 19)
Art. 7
Het eerste lid van dit artikel vervangen als volgt :
« De persoon wiens leven met toepassing van de voorwaarden gesteld in deze wet wordt beëindigd, wordt geacht een natuurlijke dood te zijn gestorven, wat de juridische gevolgen betreft van de ten minste twaalf maanden vóór het overlijden aangegane overeenkomsten, inzonderheid verzekeringsovereenkomsten. »
Verantwoording
Amendement nr. 19 van mevrouw Leduc c.s. wordt ingetrokken.
Jeanine LEDUC. Myriam VANLERBERGHE. Jacinta DE ROECK. Philippe MONFILS. Paul WILLE. Philippe MAHOUX. |
Nr. 575 VAN MEVROUW de T' SERCLAES
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
Het 5º van het voorgestelde tweede lid van dit artikel vervangen als volgt :
« 5º het schriftelijk verzoek als bedoeld in artikel 3, § 4, of de wilsverklaring als bedoeld in artikel 4, § 1, evenals de naam van de vertrouwenspersoon of vertrouwenspersonen die hier eventueel in worden aangewezen. »
Verantwoording
Dit amendement houdt rekening met de wijzigingen die zijn aangebracht in de artikelen 3 en 4.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
In het voorgestelde vierde lid, 4º, van dit artikel, de woorden « de aanhoudende en ondraaglijke pijn of nood » vervangen door de woorden « het aanhoudend en ondraaglijk fysiek of psychisch lijden ».
Verantwoording
Samenhang met de aangenomen tekst van artikel 3 en artikel 4 van het wetsvoorstel.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
In het voorgestelde vierde lid van dit artikel, het 7º vervangen als volgt :
« 7º of het een geval betreft bedoeld in § 1 of § 2 van artikel 3, dan wel in § 2 van artikel 4. »
Verantwoording
Samenhang met de aangenomen tekst van artikel 3 en artikel 4 van het wetsvoorstel.
Nathalie de T' SERCLAES. |
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5quater
Het voorgestelde artikel aanvullen als volgt :
« Als bij het opheffen van de anonimiteit blijkt dat er feiten of omstandigheden bestaan waardoor de onafhankelijkheid of de onpartijdigheid van het oordeel van een lid van de commissie in het gedrang komt, zal dit lid zich verschonen of kunnen gewraakt worden bij de behandeling van deze zaak in de commissie. »
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
In het vierde lid, 6º, van het voorgestelde artikel, de woorden « uitdrukkelijk, vrijwillig, ondubbelzinnig, weloverwogen, herhaald en duurzaam » vervangen door de woorden « vrijwillig, overwogen, herhaald ».
Verantwoording
Aanpassing tekst in functie nieuwe tekst artikel 3.
Jan REMANS. Jeannine LEDUC. Myriam VANLERBERGHE. Philippe MAHOUX. Philippe MONFILS. Jacinta DE ROECK. |
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5bis
Paragraaf 2 van het voorgestelde artikel aanvullen als volgt :
« Leden en plaatsvervangende leden onthouden zich van het geven van een oordeel over het voornemen van een arts om levensbeëindiging op verzoek toe te passen. »
Verantwoording
Voorafgaande inmenging is nu ook niet toegelaten voor een lid van andere commissies, raden, rechtbanken, ... Er zou een conflict van belangen kunnen ontstaan.
Jan REMANS. Jeannine LEDUC. Myriam VANLERBERGHE. Jacinta DE ROECK. |
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5quater
In de Franse tekst van het voorgestelde laatste lid van dit artikel het woord « renvoyer » vervangen door het woord « envoyer ».
Verantwoording
De Franse term « renvoyer » wekt de indruk dat men het document terugzendt aan de procureur des Konings.
Philippe MAHOUX. Jacinta DE ROECK. Jeannine LEDUC. Philippe MONFILS. Myriam VANLERBERGHE. |
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5quater
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Het is belangrijk dat de commissie haar rol van evaluatiecommissie blijft spelen. De controletaak die haar in artikel 5quater wordt opgedragen is evenwel dubbelzinnig. Men kent de commissie een taak toe die in principe een taak is van het openbaar ministerie.
Zij oefent immers controle uit op de toepassing van de wet, maar stelt noch een advies, noch een verslag op met vaststellingen. Zij kan evenwel besluiten dat de voorwaarden waarin de artikelen 3 en 4 van de wet voorzien, wel degelijk werden nageleefd. Meent zij dat de voorwaarden niet werden nageleefd, dan kan zij het dossier naar de procureur des Konings sturen. Deze procedure komt dus eigenlijk neer op het « sorteren » van dossiers door een commissie die buiten de rechterlijke macht is geïnstalleerd. Indien men een commissie instelt die belast is met de controle op de toepassing van de wet, lijkt het normaal dat zij haar vaststellingen meedeelt aan de procureur des Konings. In het huidige artikel 5quater is geen spoor te bekennen van die band, noch van het statuut van de commissie.
Clotilde NYSSENS. |
(Subamendement op amendement nr. 565 van mevrouw de T' Serclaes)
Art. 5
In de voorgestelde § 2, van dit artikel de woorden « de artikelen 3 en 4 » vervangen door de woorden « artikel 3, § 1, en artikel 4, § 2, ».
Nathalie de T' SERCLAES. |
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5quater
Aan het voorgestelde artikel de volgende wijzigingen toebrengen :
A) In het derde lid, voor de woorden « met een », de woorden « Onverminderd artikel 28ter, § 1, van het Wetboek van strafvordering, kan zij » invoegen.
B) In het derde lid, de woorden « kan zij » doen vervallen.
Verantwoording
A) Artikel 28ter van het Wetboek van strafvordering bepaalt dat de procureur des Konings een vervolgingsplicht heeft. De voorgestelde regeling waarbij aan het parket het dossier enkel wordt overgemaakt, zo de commissie van oordeel is dat de voorwaarden en procedures niet werden nageleefd, kan hier geen afbreuk aan doen.
B) Technische aanpassing ingevolge 1).
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s. Subsidiair amendement op amendement nr. 584)
Art. 5quater
In het derde lid van het voorgestelde artikel, tussen de woorden « niet zijn nageleefd en » en de woorden « het dossier overzenden », de woorden « en dient zij in dat geval » invoegen.
Verantwoording
Dit amendement is van strikt subsidiaire orde.
Indien men van oordeel blijft dat enkel een oordeel dat vaststelt dat de voorwaarden en procedures niet zijn nageleefd dient te worden overgezonden aan het parket, is de voorgestelde libellering in elk geval onduidelijk en dubbelzinnig.
De voorgestelde tekst laat de mogelijkheid open dat voor overzending van het dossier aan het parket opnieuw een twee derde meerderheid nodig is; bovendien wijst het « kan » niet op een verplichting terzake.
Dit dient te worden gepreciseerd in de tekst.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5quater
Aan het voorgestelde artikel de volgende wijzigingen aanbrengen :
A. In het derde lid, de woorden « en het dossier overzenden aan de procureur des Konings van de plaats van het overlijden van de patiënt » doen vervallen.
B. Tussen het derde en het vierde lid, een nieuw lid invoegen, luidend als volgt :
« Ongeacht het oordeel van de commissie, wordt dit oordeel en het dossier steeds overgemaakt aan de procureur des Konings van de plaats van het overlijden van de patiënt. »
Verantwoording
Het is onaanvaardbaar dat het oordeel van de commissie enkel wordt overgemaakt aan het parket ingeval dit oordeel vaststelt dat de voorwaarden en procedures van artikelen 3 en 4 niet werden nageleefd.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5quater
In het derde lid van het voorgestelde artikel, de woorden « bij gemotiveerde beslissing » doen vervallen.
Verantwoording
De vereiste van een gemotiveerde beslissing betekent een bijkomende beperking op de mogelijkheid van doorverwijzing van het dossier naar het parket.
In het geval van de minste twijfel over de naleving van de voorwaarden en procedures, dient dan ook bij gewone beslissing hierover te kunnen worden geoordeeld.
Immers is, steeds volgens de indieners van dit amendement, het oordeel van de commissie enkel een advies dat steeds (zowel bij positief als negatief oordeel) aan het parket dient te worden overgemaakt.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5quater
Het voorgestelde artikel aanvullen met een nieuw lid, luidend als volgt :
« De arts die de euthanasie uitvoerde, wordt schriftelijk op de hoogte gebracht van het oordeel van de commissie. »
Verantwoording
Het is van belang dat de arts die de euthanasie heeft uitgevoerd, op de hoogte wordt gebracht van het oordeel van de commissie.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5quater
Het voorgestelde artikel aanvullen met een nieuw lid, luidend als volgt :
« Het oordeel van de commissie strekt de procureur des Konings enkel tot advies. »
Verantwoording
Volgens de visie van de indieners van dit amendement dient het oordeel van de commissie steeds te worden overgemaakt aan de procureur des Konings, zij het een positief of negatief oordeel betreft nopens de naleving van de voorwaarden en de procedures beschreven in artikelen 3 en 4 van het wetsvoorstel (zie de amendement nr. 507 in deze zin).
In elk geval heeft dit oordeel voor de procureur des Konings enkel de waarde van een advies; een positief oordeel kan de procureur er derhalve niet van weerhouden om tot vervolging over te gaan, conform de bepalingen van artikel 151 van het Gerechtelijk Wetboek.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5quater
In het derde lid van het voorgestelde artikel, tussen de woorden « de voorwaarden » en de woorden « bepaald in de artikelen » de woorden « en de procedures » invoegen.
Verantwoording
De commissie dient zich niet enkel uit te spreken over de naleving van de voorwaarden bedoeld in artikel 3 en 4, maar eveneens over het naleven van de procedurele zorgvuldigheidsvereisten opgenomen in deze artikels.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5quater
In het derde lid van het voorgestelde artikel, de woorden « tweederde meerderheid » vervangen door de woorden « gewone meerderheid ».
Verantwoording
Er is geen enkele objectieve verantwoording die de noodzaak van een tweederde meerderheid verrechtvaardigt om vast te stellen dat de voorwaarden of procedures bepaald in artikel 3 en 4 niet zijn nageleefd.
Deze bepaling voorziet bovendien in een onaanvaardbare drempel om, volgens de filosofie van het wetsvoorstel, het dossier over te maken ana het parket, en maakt blokkeringsminderheden mogelijk.
De stelling dat een dergelijke beslissing niet mag afhangen van één persoon (in de hypothese van een gewone meerderheid), zoals door de indieners van het voorstel gesteld werd tijdens de algemene bespreking van artikel 5quater, is onaanvaardbaar. Indien maar de minste twijfel bestaat over het niet naleven van de voorwaarden en procedures voorzien in artikel 3 en 4 van het wetsvoorstel, dient het dossier te worden overgezonden aan de procureur des Konings.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5quater
In het tweede lid van het voorgestelde artikel, tussen de woorden « twee maanden » en het woord « uit » de woorden « na ontvangst van het registratiedocument » invoegen.
Verantwoording
De voorgestelde bepaling stelt dat de commissie zich binnen twee maanden uitspreekt. Evenwel wordt geen aanvangsdatum voor deze termijn bepaald.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5quater
In het eerste lid van het voorgestelde artikel, tussen de eerste en de tweede zin, volgende bepaling invoegen :
« Indien de commissie vaststelt dat het registratiedocument onvolledig is ingevuld of buiten de in artikel 5 voorziene termijn werd overgemaakt, maakt zij het registratiedocument onverwijld over aan de procureur des Konings van de plaats van overlijden van de patiënt. »
Verantwoording
Er is geen enkele sanctionering voorzien ingeval het registratiedocument onvoldoende is ingevuld of indien dit registratiedocument niet binnen de in artikel 5 voorziene termijn van vier dagen door de arts die euthanasie heeft toegepast werd overgemaakt.
Gezien dit registratiedocument het enige document is waarop de commissie zich in eerste instantie kan baseren, en de mogelijke implicaties van het oordeel van de commissie over het registratiedocument dient de meest strikte sanctionering te worden opgelegd, en dient het document rechtstreeks te worden overgezonden aan de procureur des Konings.
De hypothese van de « twijfel », waarbij de commissie kan besluiten om de anonimiteit op te heffen is immers geenszins een gepaste sanctie terzake, en beoogt enkel de situatie waarin het registratiedocument, zoals het volledig ingevuld werd voorgelegd aan de commissie, toch vragen doet rijzen met betrekking tot de concrete naleving van de voorwaarden en de procedures.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5quater
In het eerste lid van het voorgestelde artikel, tussen de derde en de vierde zin, volgende bepaling invoegen :
« In geval van staking van stemmen, is de stem van de voorzitter doorslaggevend. »
Verantwoording
De voorgestelde regeling bepaalt niets in geval van staking van stemmen. Dit zou aldus impliceren dat men nooit de anonimiteit kan opheffen in geval van twijfel.
Om deze reden dient bepaald te worden dat de stem van de voorzitter van de commissie doorslaggevend is (zie tevens amendement nr. 528, waarbij voorzien wordt in een voorzitter van de commissie in plaats van twee voorzitters).
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5quater
In het eerste lid van het voorgestelde artikel, tussen de woorden « de behandelende arts » en de woorden « elk element » de woorden « en de arts die de euthanasie heeft toegepast » invoegen.
Verantwoording
De behandelende arts is niet noodzakelijk de arts die de euthanasie heeft toegepast. Ook aan de arts die euthanasie heeft toegepast moet de commissie aldus elk element kunnen opvragen uit het medisch dossier dat betrekking heeft op de euthanasie.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s. Subsidiair amendement op amendement nr. 595)
Art. 5quater
In het eerste lid van het voorgestelde artikel, laatste zin, de woorden « de behandelende arts » vervangen door de woorden « de arts die de euthanasie heeft toegepast ».
Verantwoording
Zo men oordeelt dat men enkel aan de arts die euthanasie heeft uitgevoerd, elementen uit het medisch dossier kan opvragen met betrekking tot de euthanasie, dient dit aldus in het wetsvoorstel te worden voorzien.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5quater
In het eerste lid, eerste zin, van het voorgestelde artikel, de woorden « de behandelende arts » vervangen door de woorden « de arts die euthanasie heeft toegepast ».
Verantwoording
Overeenkomstig artikel 5, is het « de arts die euthanasie toepast » die het registratiedocument dient over te maken aan de commissie.
De commissie dient dan ook het registratiedocument van deze arts te onderzoeken, nu de behandelende arts (die immers niet steeds de arts is die de euthanasie heeft toegepast) in voorkomend geval niet gehouden was om dergelijk registratiedocument over te maken, en de onderzoeksplicht van de commissie aldus zonder voorwerp zou worden.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5quater
Het eerste lid van het voorgestelde artikel aanvullen als volgt :
« Zij kan tevens de arts die de euthanasie heeft toegepast, alsmede de door deze arts geraadpleegde personen horen. »
Verantwoording
Om de commissie op doelmatige wijze in staat te stellen haar controletaak te verrichten, dient zij over de mogelijkheid te beschikken om zowel de arts die de euthanasie heeft toegepast, als de door deze arts geraadpleegde personen te horen.
Hugo VANDENBERGHE. Mia DE SCHAMPHELAERE. Ingrid van KESSEL. |
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5bis
In het voorgestelde derde lid van § 2 van dit artikel de woorden « De leden van de commissie » vervangen door de woorden « De leden van de evenveel vrouwen als mannen tellende commissie ».
Verantwoording
Naast de taalpariteit moet gezorgd worden voor de pariteit tussen mannen en vrouwen, in het verlengde van de ontwikkelingen die in onze rechtsorde aan de gang zijn.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5bis
In het voorgestelde derde lid van § 2 van dit artikel de woorden « waarbij elke taalgroep minstens drie kandidaten van elk geslacht telt » doen vervallen.
Verantwoording
Indien het voorstel om de pariteit man/vrouw voor de samenstelling van de commissie in te voeren, bij amendement wordt aangenomen, vervalt noodzakelijkerwijs de verplichting vervat in amendement nr. 18, dat elke taalgroep drie kandidaten van elk geslacht telt.
Nathalie de T' SERCLAES. |
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s. Subsidiair amendement op amendement nr. 495 van mevrouw Nyssens)
Art. 5septies-1 (nieuw)
Het voorgestelde artikel 5septies-1 (nieuw) vervangen als volgt :
« Art. 5septies-1. De arts die nagelaten heeft het in artikel 5ter bedoelde registratiedocument aan de commissie te bezorgen, wordt tot het bewijs van het tegendeel vermoed niet in overeenstemming met deze wet te hebben gehandeld. »
Verantwoording
De artsen moeten ertoe aangezet worden het registratiedocument in te vullen en het aan de evaluatiecommissie over te zenden. Het is logisch hun a priori het « genot » van de wet te ontnemen indien ze niet voldaan hebben aan een aantal zeer belangrijke voorschriften van deze wet.
Clotilde NYSSENS. |
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5bis
In het derde lid van § 2 van het voorgestelde artikel de volgende wijzigingen aanbrengen :
A. De woorden « bij een koninklijk besluit vastgelegd na overleg in de Ministerraad » doen vervallen.
B. Tussen het woord « benoemd » en de woorden « uit een dubbele lijst », de woorden « door de Senaat met een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen » invoegen.
C. De woorden « voorgedragen door de Senaat » doen vervallen.
Verantwoording
De leden van de commissie dienen te worden aangeduid en niet enkel te worden voorgedragen door de Senaat.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s. Subsidiair amendement op hun amendement nr. 602)
Art. 5bis
In het derde lid van § 2 van het voorgestelde artikel, tussen de woorden « voorgedragen door de Senaat » en de woorden « voor een termijn van vier jaar », de woorden « met een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen » invoegen.
Verantwoording
Zo men oordeelt dat een aanduiding van de commissieleden door de Senaat niet wenselijk is, dient minstens voorzien te worden dat de voordracht van deze leden gebeurt met een tweederde meerderheid van de uitgebrachte stemmen.
Hugo VANDENBERGHE. Mia DE SCHAMPHELAERE. Ingrid van KESSEL. |
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5bis
In de voorgestelde § 3 van dit artikel het woord « controletaken » vervangen door het woord « controletaak ».
Verantwoording
De controletaak bedoeld in artikel 5quater bestaat niet uit meerdere delen. Men moet dan ook spreken over « controletaak » in het enkelvoud.
Nathalie de T' SERCLAES. |