V. 1949: Eindelijk "één vrouw, één stem" - Het stemrecht voor vrouwen

  1. Inleiding
  2. Vrouwenrechten in de periode 1830 tot 1893
  3. Geen stemrecht voor vrouwen in 1893
  4. Nog steeds geen (algemeen) vrouwenstemrecht in 1919
  5. Vrouwen zijn verkiesbaar vanaf 1920/1921
  6. 1920-1940: het interbellum
  7. 1949: eindelijk "één vrouw, één stem"

Dit hoofdstuk in pdf Start

1919: Nog steeds geen (algemeen) vrouwenstemrecht

De inspanningen van de vrouwen tijdens de Eerste Wereldoorlog leveren na de wapenstilstand geen grotere politieke medezeggenschap op. Nochtans is vrouwenstemrecht ondertussen in een aantal landen ingevoerd: Nieuw-Zeeland bijt de spits af door vrouwen in 1893 stemrecht te geven, de Australische staat Zuid-Australië volgt in 1894, Finland als eerste Europees land in 1906, Noorwegen in 1913, IJsland en Denemarken in 1915. Groot-Brittannië geeft vrouwen stemrecht in 1918, [ 24 ] Op 6 februari 1918 hervormde de Representation of the People Act 1918 het kiesrecht in het Verenigd Koninkrijk. Het gaf alle mannen ouder dan 21 stemrecht, evenals vrouwen ouder dan 30 die bezittingen hadden ter waarde van minstens 5 pond, of waarvan de echtgenoot dergelijke bezittingen had. Pas met de Representation of the People (Equal Franchise) Act 1928 in 1928 worden vrouwen en mannen in het Verenigd Koninkrijk gelijk behandeld op het gebied van stemrecht. Nederland in 1919. [ 25 ] KEYMOLEN, D. en COENEN, M.-T., Stap voor Stap. Geschiedenis van de vrouwenemancipatie in België, 1991, Kabinet van de Staatssecretaris voor Maatschappelijke Emancipatie, p.43.

Over de invoering van het algemeen enkelvoudig mannenstemrecht onmiddellijk na de Eerste Wereldoorlog zijn alle partijen het eens. Hiervoor wordt zelfs de Grondwet even opzij geschoven. Voor het vrouwenstemrecht liggen de zaken wat ingewikkelder. Veel katholieke politici zijn voorstander van vrouwenstemrecht want ze gaan er van uit dat vrouwen vooral katholiek zullen stemmen. De socialistische en liberale partijen zijn er, om dezelfde reden, tegenstanders van. [ 26 ] HOOGHE, M., "Kiesrecht en democratisering in België, 1831-1998. De nieuwe tekst van artikel 8 G.W. in historisch perspectief", T.B.P., 1999/9, p.592-593. De socialist Emile Vandervelde, groot voorstander van het algemeen enkelvoudig stemrecht, heeft in 1920 bezwaar tegen het vrouwenstemrecht omwille van "hun [= de vrouwen] onverschilligheid, hun gemis aan ontwikkeling en hun overwegend klerikaal conservatisme". [ 27 ] LUYKX, Th en PLATEL, M., Politieke geschiedenis van België, 1985, Antwerpen, Kluwer, Deel 2, p.448. Partijpolitieke motieven spelen een grote rol.

Liberaal pamflet tegen het kiesrecht voor vrouwen

Liberaal pamflet tegen het kiesrecht voor vrouwen - Archief van de stad Brussel, Fonds Fauconnier, 3, 1919

In dit liberaal pamflet tegen vrouwenstemrecht uit 1919 wordt de houding van de katholieke partij stevig op de korrel genomen door te citeren uit het boek Le féminisme condamné, geschreven door E.H. Godts, redemptorist. Volgens het pamflet schrijft de auteur in dit boek "Gelijke rechten en functies willen toekennen aan mannen en vrouwen druist uiteraard in tegen de wetten van de natuur, HET IS EEN VERGISSING EN EEN GEVAAR". Verder staat in het boek ook: "...het opnemen van vrouwen in het electoraat komt nagenoeg neer op een aftreden van het mannelijke geslacht uit de regering, op HET INSTELLEN VAN DE DOMINANTIE VAN DE VROUW. Buitensporig in alles als ze zijn, zullen zij koste wat kost vertegenwoordigers en gemeenteraadsleden van hun eigen geslacht willen hebben". De enige reden voor de katholieke partij om nu voorstander te zijn van het vrouwenstemrecht is dus, volgens dit liberale pamflet, om aan de macht te komen in de stadhuizen van de grote gemeenten.

 

Er wordt een compromis gevonden. Algemeen stemrecht voor vrouwen is nog een stap te ver, maar de parlementsleden vinden in 1919 wel dat sommige duidelijk omschreven groepen van vrouwen stemrecht kunnen krijgen. Het gaat om volgende groepen:

Hierbij kan worden opgemerkt dat enkel de laatste categorie vrouwen het stemrecht verwerft uit eigen naam. Beide andere groepen vertegenwoordigen eigenlijk de stem van een overleden man of zoon. Een weduwe die hertrouwt, verliest het recht om te stemmen.

Het aantal vrouwen dat op basis van deze criteria mag stemmen bedraagt ongeveer 12.000 vrouwen (op 1.760.000 kiezers). [ 28 ] HOOGHE, M., "Kiesrecht en democratisering in België, 1831-1998. De nieuwe tekst van artikel 8 G.W. in historisch perspectief", T.B.P., 1999/9, p.592.    [ 29 ] www.rtbf.be, geconsulteerd op 29 augustus 2019, link zie voetnoot.

Kieslijst van het eerste kanton voor de parlementaire verkiezingen van 1919

Kieslijst van het eerste kanton voor de parlementaire verkiezingen van 1919 - Stadsarchief Leuven

Op dit deel van de lijst staan de namen van de acht vrouwen die in het eerste kanton mogen deelnemen aan de stemming, en de reden waarom. Zeven dames mogen stemmen omdat hun man gesneuveld is, de achtste omdat ze in hechtenis is genomen wegens vaderlandslievende activiteiten.

 

Verder is het parlement het eens dat geen grondwetsherziening nodig zal zijn om vrouwenstemrecht in de toekomst in te voeren. Een wet met een 2/3-meerderheid volstaat. Enerzijds is het dus niet nodig de lange procedure van een grondwetswijziging te doorlopen, anderzijds garandeert de 2/3-meerderheid dat vrouwenstemrecht niet door een toevallige (katholieke) meerderheid kan ingevoerd worden. [ 30 ] HOOGHE, M., "Kiesrecht en democratisering in België, 1831-1998. De nieuwe tekst van artikel 8 G.W. in historisch perspectief", T.B.P., 1999/9, p.593.

Tenslotte krijgen vrouwen, door de wet van 15 april 1920, wel stemrecht voor de gemeenteraadsverkiezingen. Maar dat stemrecht geldt niet voor alle vrouwen: volgens artikel 3 van de wet van 15 april 1920 mogen vrouwen of meisjes die ervoor bekend staan dat ze zich overleveren aan ontucht, of die ingeschreven zijn in het prostitutieregister, niet stemmen. [ 31 ] HOOGHE, M., "Kiesrecht en democratisering in België, 1831-1998. De nieuwe tekst van artikel 8 G.W. in historisch perspectief", T.B.P., 1999/9, p.594.

Artikel 3 van de wet van 15 april 1920

Artikel 3 van de wet van 15 april 1920

 

Noten

  1. Op 6 februari 1918 hervormde de "Representation of the People Act 1918" het kiesrecht in het Verenigd Koninkrijk. Het gaf alle mannen ouder dan 21 stemrecht, evenals vrouwen ouder dan 30 die bezittingen hadden ter waarde van minstens 5 pond, of waarvan de echtgenoot dergelijke bezittingen had. Pas met de "Representation of the People (Equal Franchise) Act 1928" in 1928 worden vrouwen en mannen in het Verenigd Koninkrijk gelijk behandeld op het gebied van stemrecht. [ terug ]
  2. KEYMOLEN, D. en COENEN, M.-T., Stap voor Stap. Geschiedenis van de vrouwenemancipatie in België, 1991, Kabinet van de Staatssecretaris voor Maatschappelijke Emancipatie, p.43. [ terug ]
  3. HOOGHE, M., "Kiesrecht en democratisering in België, 1831-1998. De nieuwe tekst van artikel 8 G.W. in historisch perspectief", T.B.P., 1999/9, p.592-593. [ terug ]
  4. LUYKX, Th en PLATEL, M., Politieke geschiedenis van België, 1985, Antwerpen, Kluwer, Deel 2, p.448. [ terug ]
  5. HOOGHE, M., "Kiesrecht en democratisering in België, 1831-1998. De nieuwe tekst van artikel 8 G.W. in historisch perspectief", T.B.P., 1999/9, p.592. [ terug ]
  6. https://www.rtbf.be/info/belgique/detail_il-y-a-100-ans-le-suffrage-universel?id=10223394, geconsulteerd op 29 augustus 2019. [ terug ]
  7. HOOGHE, M., "Kiesrecht en democratisering in België, 1831-1998. De nieuwe tekst van artikel 8 G.W. in historisch perspectief", T.B.P., 1999/9, p.593. [ terug ]
  8. HOOGHE, M., "Kiesrecht en democratisering in België, 1831-1998. De nieuwe tekst van artikel 8 G.W. in historisch perspectief", T.B.P., 1999/9, p.594. [ terug ]