"Één man, één stem" komt er niet zonder slag of stoot, dat blijkt uit onze vorige bijdragen. Maar onmiddellijk na het einde van de eerste wereldoorlog is het duidelijk dat het algemeen enkelvoudig stemrecht er moet komen. En snel.
Niet enkel het principe van "één man, één stem" is een eis, maar ook de verlaging van de kiesgerechtigde leeftijd van 25 naar 21 jaar. Deze eis is, aldus de socialist Emile Vandervelde (1866-1938), "afgedwongen door onze soldaten, die aan de IJzer lagen toen het vaderland werd bevrijd". [ 1 ] Laureys, V., Van den Wijngaert, M. en Velaers, J. (eds), De Belgische Senaat, een geschiedenis, p.96. Het is moreel onmogelijk geen stemrecht te geven aan de talrijke jonge mannen tussen 21 en 25 jaar die meevochten in WO I. [ 2 ] https://www.rtbf.be/info/belgique/detail_il-y-a-100-ans-le-suffrage-universel?id=10223394, geconsulteerd op 29 augustus 2019. (link zie voetnoot)
Maar wat met de vrouwen? Krijgen die ook stemrecht? Een belangrijk deel van het parlementaire debat zal zich toespitsen op deze vraag.
1919: een socialistische spreker voert campagne voor het algemeen enkelvoudig stemrecht. Foto Archief Stad Brussel, Hennebert, F-3594
In dit deel van de reeks over het kiesrecht in België, besteden we eerst aandacht aan de politieke totstandkoming van het algemeen enkelvoudig mannenstemrecht en de vraag rond vrouwenstemrecht in het federale Parlement. Daarna kijken we naar het resultaat: de kies- en verkiesbaarheidsvoorwaarden waaraan een Belgische burger nu moet voldoen om zijn of haar stem te mogen uitbrengen. Ten slotte hebben we het over de Senaat, die in 1921 democratischer wordt door de afschaffing van de verkiesbaarheidscijns.