2-246/3

2-246/3

Belgische Senaat

ZITTING 2000-2001

20 MAART 2001


Wetsvoorstel betreffende de palliatieve zorg


AMENDEMENTEN


Nr. 43 VAN MEVROUW DE T' SERCLAES

Art. 8bis (nieuw)

Een artikel 8bis (nieuw) toevoegen, luidende :

« Art. 8bis. ­ Deze wet treedt in werking ten laatste drie maanden nadat zij in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt. »

Verantwoording

Het dispositief van het wetsvoorstel moet in werking kunnen treden volgens hetzelfde tijdschema als het wetsvoorstel 2-244/1 betreffende de euthanasie.

Aangezien de indieners beide teksten samen willen indienen en bespreken, is het logisch ook te zorgen voor samenhang tussen de inwerkingtreding van beide teksten.

Nathalie de T' SERCLAES

Nr. 44 VAN DE DAMES NYSSENS EN WILLAME

Hoofdstuk IIIbis (nieuw)

Na artikel 6 een hoofdstuk IIIbis (nieuw) invoegen, onder het opschrift « Palliatieve thuiszorg », dat de artikelen 6bis tot 6sexies bevat, luidende :

« Hoofdstuk IIIbis ­ Palliatieve thuiszorg

Art. 6bis. ­ In artikel 11, § 2, van het koninklijk besluit van 19 juni 1997 houdende vaststelling van de normen waaraan een samenwerkingsverband inzake palliatieve zorg moet voldoen om te worden erkend, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

A) In het 1º, eerste gedachtestreepje, wordt het woord « twee » vervangen door het woord « drie »;

B) In het 1º, tweede gedachtestreepje, worden de woorden « vier uren » vervangen door de woorden « acht uren »;

C) Een vierde gedachtestreepje wordt toegevoegd, luidende :

« ­ een psycholoog naar rata van vier uren per week, met ervaring of een opleiding inzake palliatieve zorg. »

Art. 6ter. ­ Artikel 2 van het koninklijk besluit van 2 december 1999 tot vaststelling van de tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging voor geneesmiddelen, verzorgingsmiddelen en hulpmiddelen voor palliatieve thuispatiënten, bedoeld in artikel 34, 14º, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, wordt aangevuld als volgt :

« Aan de palliatieve thuispatiënt kan een aanvullende tegemoetkoming worden toegekend op eenvoudig verzoek van diens huisarts, indien de toestand van de patiënt de permanente aanwezigheid van een nachtverpleger vereist.

Het bedrag van deze tegemoetkoming wordt door de Koning vastgesteld. »

Art. 6quater. ­ In artikel 3, 4º, van hetzelfde koninklijk besluit vervallen de woorden « (levensverwachting meer dan 24 uur en minder dan drie maand) ».

Art. 6quinquies. ­ Artikel 6, § 2, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :

« § 2. De in artikel 2 bedoelde forfaitaire tegemoetkoming is telkens opnieuw verschuldigd indien de patiënt na het verloop van de in § 1 bedoelde periode van dertig dagen blijft voldoen aan de voorwaarden van dit besluit. In dat geval wordt toepassing gemaakt van de artikelen 4 en 5 van dit besluit.

De tegemoetkoming kan maximaal zes keer worden toegekend. »

Art. 6sexies. ­ Artikel 37, § 16ter, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, wordt vervangen als volgt :

« § 16ter. Voor de in artikel 34, 1º, a), b) en c), bedoelde verstrekkingen die worden verleend aan rechthebbenden die palliatieve verzorging behoeven en die thuis verblijven, wordt de verzekeringstegemoetkoming vastgesteld op 100 % van de overeenkomstenhonoraria zoals ze zijn vastgesteld in artikel 44, §§ 1 en 2, van de honoraria die zijn bepaald in de in artikel 50 bedoelde akkoorden of van de honoraria die door de Koning zijn bepaald ter uitvoering van artikel 52 van de wet van 14 februari 1961 voor economische expansie, sociale voortuigang en financieel herstel of ter uitvoering van artikel 49, § 5, tweede lid, of van artikel 50, § 11, eerste lid. »

Verantwoording

Art. 6bis. ­ Het ondersteuningsteam is het multidisciplinair begeleidingsteam voor thuiszorg (tweedelijnsteam). De voorstellen van de minister van Sociale Zaken en van zijn collega van Volksgezondheid bevatten geen specifieke maatregelen voor deze teams voor 2001. Hun voorstellen blijven beperkt tot een optionele verhoging van het budget voor 2002.

Dit amendement houdt rekening met de noden van de sector en maakt de middelen vrij om de prestaties te financieren van een arts naar rata van acht uur per week in plaats van vier, van drie voltijds equivalent verpleegkundigen in plaats van twee, en van een psycholoog naar rata van vier uur per week.

Art. 6ter. ­ Dit artikel strekt ertoe de forfaitaire maandelijkse tegemoetkoming van 19 500 frank in bepaalde gevallen te verhogen.

Art. 6quater. ­ Dit amendement biedt een nieuwe definitie van de palliatieve en continue zorg waarbij die niet beperkt blijft tot het levenseinde, maar veel eerder deel uitmaakt van de behandeling en de begeleiding van ongeneeslijk zieke patiënten.

Art. 6quinquies. ­ Dit amendement brengt de plannen van de minister van Sociale Zaken en van zijn collega van Volksgezondheid voor 2002 in de praktijk wat betreft de uitbreiding van de forfaitaire tegemoetkoming van twee naar drie maanden.

Art. 6sexies. ­ Om palliatieve zorg voor alle patiënten even toegankelijk te maken en de invloed van financiële overwegingen in de keuze tussen verzorging thuis of in het ziekenhuis uit te schakelen, moet de financiële bijdrage worden beperkt die de patiënt betaalt voor eerstelijnsverzorging thuis en voor de geneesmiddelen en apparatuur die een palliatief verzorgde patiënt thuis nodig heeft.

De programmawet van 22 februari 1998 gaf een eerste aanzet door vast te stellen dat de patiënt geen remgeld betaalt voor de prestaties van de multidisciplinaire begeleidingsteams voor palliatieve thuisverzorging.

Met betrekking tot de geneeskundige verstrekkingen die worden verleend aan rechthebbenden die palliatieve verzorging behoeven, bepaalt artikel 16ter, ingevoegd door dezelfde programmawet in artikel 37 van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, dat de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, het persoonlijke aandeel van de patiënt geheel of gedeeltelijk kan afschaffen.

De minister van Sociale Zaken en zijn collega van Volksgezondheid hebben een budget van 100 miljoen uitgetrokken om het remgeld voor raadplegingen en bezoeken van huisartsen ten laste te kunnen nemen (spreiding : 2001 : 50 miljoen; 2002 : het saldo).

Dit amendement bepaalt dat de bezoeken en de raadplegingen van huisartsen en specialisten bij de palliatief verzorgde patiënt thuis, alsook de verleende thuiszorg door verpleegkundigen en kinesitherapeuten 100 % ten laste van de ziekteverzekering komt.

Nr. 45 VAN DE DAMES NYSSENS EN WILLAME

HOOFDSTUK IIIter (nieuw)

Na artikel 6sexies, een hoofdstuk IIIter (nieuw) invoegen onder het opschrift « Palliatieve zorg in rustoorden voor bejaarden en rust- en verzorgingstehuizen », bestaande uit de artikelen 6septies en 6octies en luidende :

« Hoofdstuk IIIter. ­ Palliatieve zorg in rustoorden voor bejaarden en rust- en verzorgingstehuizen.

Art. 6 septies. ­ In artikel 2 van het ministerieel besluit van 19 mei 1992 tot vaststelling van de tegemoetkoming bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, in de rust- en verzorgingstehuizen, wordt een § 1ter ingevoegd luidende :

« § 1ter. De palliatieve functie bedoeld in punt B van bijlage I bij het koninklijk besluit van 2 december 1982 houdende vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning van rust- en verzorgingstehuizen, wordt waargenomen door een fulltime equivalent verpleegkundige en een fulltime equivalent psycholoog per honderd erkende RVT-bedden. »

Art. 6 octies. ­ In artikel 1 van het ministerieel besluit van 5 april 1995 tot vaststelling van de tegemoetkoming bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, voor de in artikel 34, 12º, van dezelfde wet bedoelde verstrekkingen, wordt een § 1bis, ingevoegd luidende :

« § 1bis. De palliatieve functie wordt waargenomen door een fulltime equivalent verpleegkundige en een fulltime equivalent psycholoog per honderd erkende ROB-bedden. »

Verantwoording

Het koninklijk besluit van 2 december 1982 dat verschillende keren is gewijzigd en voor het laatst door een koninklijk besluit van 15 juli 1997, voorziet in bepalingen over palliatieve zorgverlening in rust- en verzorgingstehuizen maar niet in een financiering. In rustoorden wordt de palliatieve functie al evenmin gefinancierd.

Daar het belangrijk is de wil van de patiënt te respecteren en daar in de meeste gevallen de patiënt thuis wil sterven, is het noodzakelijk zowel op het niveau van de principes als op het niveau van de praktijk (financiering, financiële last voor de patiënt ...) de verzorging in erkende rustoorden en andere instellingen waarin de patiënt wordt ondergebracht, gelijk te schakelen met de thuiszorg.

Het voorstel van de ministers voorziet in een forfaitaire financiering per instelling voor de instellingen met meer dan 60 RVT- en/of ROB-bedden, die de opleiding van het personeel moet dekken. Er wordt een bedrag van maximum 500 miljoen frank begroot, waarvan 330 miljoen wordt uitgetrokken op de begroting 2001.

Dit deel lijkt ons in het licht van de schrijnende nood in die sectoren bijzonder zwak in de voorstellen die worden gedaan. De behoeften van de rust- en verzorgingstehuizen en van de rustoorden zijn enorm, zowel wat personeel als opleiding betreft. Het is dus eveneens wenselijk aan de rust- en verzorgingstehuizen en aan de rustoorden de middelen te geven om opgeleid personeel te werven teneinde de bewoners van die instellingen en hun gezinnen en families psychologisch te ondersteunen maar ook en vooral het personeel van die rust- en verzorgingstehuizen en rustoorden. De vragen worden steeds prangender. Een werkgroep van de Brusselse Vereniging voor palliatieve zorg heeft gewerkt aan een specifiek project. Tijdens de hoorzittingen in de Commissie euthanasie heeft dokter Mullie erop gewezen dat het noodzakelijk is te kunnen beschikken over één fulltime equivalent verpleegkundige voor 120 rustoordbewoners, wat volgens de arts een bijkomend bedrag van 1,350 miljard betekent.

Nr. 46 VAN DE DAMES NYSSENS EN WILLAME

HOOFDSTUK IIIquater (nieuw)

Na artikel 6octies, een hoofdstuk IIIquater (nieuw) invoegen, onder het opschrift « Ziekenhuisfunctie van palliatieve zorg en mobiel ziekenhuisteam voor palliatieve zorg », dat artikel 6nonies bevat, luidende :

« Hoofdstuk IIIquater. ­ Ziekenhuisfunctie van palliatieve zorg en mobiel ziekenhuisteam voor palliatieve zorg

Art. 6nonies. ­ Artikel 2, § 1, van het koninklijk besluit van 15 juli 1997, waarbij sommige bepalingen van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, toepasselijk worden verklaard op de functie van palliatieve zorg, wordt aangevuld als volgt :

« Deze functie wordt in elk ziekenhuis gefinancierd naar rata van een voltijds arts-equivalent, vier voltijdse verpleegkundigen-equivalenten en twee voltijdse psychologen-equivalenten, per 500 ziekenhuisbedden. »

Verantwoording

De functie van palliatieve zorg in het ziekenhuis wordt waargenomen door een multidisciplinair mobiel ziekenhuisteam, waarvan de samenstelling en de taken bepaald zijn door het koninklijk besluit van 15 juli 1997 en de erkenningsnormen door een ander koninklijk besluit van dezelfde datum.

Het koninklijk besluit van 15 juli 1997, waarbij sommige bepalingen van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, toepasselijk worden verklaard op de functie van palliatieve zorg geeft geen aanwijzingen over de minimumsamenstelling van het team. Op basis van die gegevens zou een specifieke financiering bepaald kunnen worden. De huidige vaste bedragen van 450 000 of 750 000 frank naar gelang van het aantal bedden (minder dan 500 ziekenhuisbedden) zijn duidelijk ontoereikend. Het is zeer belangrijk dat de middelen aangepast worden aan de reële behoeften van de ziekenhuizen, rekening houdend met hun functies (bijvoorbeeld ziekenhuizen die over opvang voor kinderoncologie beschikken, zouden meer middelen moeten krijgen). De voorstellen van de ministers lijken ons evenwel duidelijk ontoereikend voor ziekenhuizen die (bijvoorbeeld) over grote oncologie- of geriatriediensten beschikken (als men vergelijkt met de toestand in een afdeling palliatieve zorg bijvoorbeeld), a fortiori indien men kiest voor voortgezette verzorging. Een financiering naar rata van 1 voltijds arts-equivalent, 4 voltijdse verpleegkundigen-equivalenten en 2 voltijdse psychologen-equivalenten lijkt meer aangepast.

Bijgevolg is een wijziging nodig van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 houdende bepaling van de voorwaarden en regelen voor de vaststelling van de verpleegdagprijs, van het budget en de onderscheidene bestanddelen ervan, alsmede van de regelen voor de vergelijking van de kosten en voor de vaststelling van het quotum van verpleegdagen voor de ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten.

Nr. 47 VAN DE DAMES NYSSENS EN WILLAME

Hoofdstuk IIIquinquies (nieuw)

Een hoofdstuk IIIquinquies (nieuw) invoegen, onder het opschrift « Palliatieve functie in psychiatrische verzorgingstehuizen », dat artikel 6decies bevat, luidende:

« Hoofdstuk IIIquinquies. ­ Functie van palliatieve zorg in psychiatrische verzorgingstehuizen

Art. 6decies. ­ In het koninklijk besluit van 10 juli 1990 houdende vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning van psychiatrische verzorgingstehuizen wordt een hoofdstuk Vter ingevoegd, dat de artikelen 39ter en 39quater bevat, luidende :

« Hoofdstuk Vter. ­ Palliatieve zorg

Art. 39ter. ­ Om de verzorging te ondersteunen van personen die palliatieve zorg behoeven in psychiatrische verzorgingstehuizen, worden de door de inrichtende macht aangewezen arts en hoofdverpleegkundige belast met de volgende taken :

1º een palliatieve zorgcultuur invoeren en het ziekenhuispersoneel bewust maken van de noodzaak daarvan;

2º advies inzake palliatieve zorg verstrekken aan het verpleegkundig en paramedisch personeel;

3º de kennis van de personeelsleden bedoeld in punt 2º in verband met palliatieve zorg permanent bijwerken.

Art. 39quater. ­ Om te worden erkend en erkend te blijven, moet de functie van palliatieve zorg :

1º een functionele binding hebben met een gespecialiseerde dienst voor behandeling en revalidatie (Sp) bestemd voor patiënten die palliatieve zorg behoeven;

2º meewerken aan het samenwerkingsverband inzake palliatieve zorg dat het desbetreffend geografisch gebied bestrijkt. »

Verantwoording

Dit amendement bepaalt dat de functie van palliatieve verzorging in de psychiatrische verzorgingstehuizen met een passende financiering volgens hetzelfde model moet worden ontwikkeld als de rust- en verzorgingstellingen. Initiatieven voor beschut wonen anderzijds zijn een vorm van opvang die kan worden beschouwd als de plaats waar de patiënt gewoonlijk verblijft en bijgevolg moet het voor het ondersteuningsteam (tweedelijnsverzorging) mogelijk zijn daar zijn bijstand te verlenen zoals voor elke patiënt die thuis verzorgd wordt.

Clotilde NYSSENS.
Magdeleine WILLAME-BOONEN.

Nr. 48 VAN MEVROUW NYSSENS

Art. 3

Dit artikel aanvullen met de woorden « binnen de termijn van een jaar vanaf de dag waarop deze wet wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad ».

Verantwoording

Er moet een termijn worden vastgelegd waarbinnen de Koning en de bevoegde ministers de normen moeten bepalen.

Nr. 49 VAN MEVROUW NYSSENS

Art. 2

Dit artikel aanvullen als volgt :

« Palliatieve zorgverlening moet gebeuren door gezondheidswerkers met een bijzondere opleiding, die specifiek gericht is op pijnbehandeling en begeleiding van een patiënt.

Opdat de kwaliteit van de verstrekte zorg gegarandeerd blijft, moeten de leden van de palliatieve teams individueel begeleid worden.

De palliatieve teams, zowel in de ziekenhuizen als daarbuiten, moeten bovendien een beroep kunnen doen op genoeg vrijwilligers, die geselecteerd en opgeleid moeten worden en wier werk gecoördineerd moet worden.

Palliatieve zorgverlening moet deel uitmaken van het doorlopend proces van de gezondheidszorg. »

Verantwoording

Behalve het aspect « gelijke toegang » zijn ook de begeleiding van de verzorgers en de mogelijkheid om een beroep te doen op vrijwilligers, essentiële aspecten van een kwalitatief hoogstaande palliatieve verzorging. Deze aspecten moeten dan ook expliciet vermeld staan in de wet. Alle artsen moeten een opleiding in de palliatieve verzorging krijgen. Een dergelijke opleiding of specialisatie in de palliatieve verzorging zou deel moeten uitmaken van het universitaire curriculum. Bovendien moet een specifieke opleiding op een structurele manier georganiseerd worden voor verwijzende artsen. De opleiding palliatieve verzorging mag niet louter een basisopleiding zijn, maar moet ook bijscholing omvatten.

Dit amendement strekt er eveneens toe de specificiteit en de expertise van palliatieve verzorging te erkennen en deel te laten uitmaken van het doorlopend proces van de gezondheidszorg.

Ononderbroken verzorging staat tegenover de strikte scheiding tussen curatieve verzorging, die alleen op efficiënte behandeling gericht is en palliatieve verzorging die beperkt wordt tot verzorging in de « terminale fase ». Ononderbroken verzorging maakt het therapeutische project flexibel omdat rekening wordt gehouden met de medische en de psychische evolutie van de patiënt tot aan het eind van de stervensfase, wanneer er van terminale verzorging sprake is. Ononderbroken verzorging creëert niet alleen een tijdsdimensie doordat er rekening wordt gehouden met de voorgeschiedenis van de patiënt en met de instelling, maar ook een ruimtelijke dimensie omdat er verschillende plaatsen in aanmerking komen voor het doorbrengen van de stervensfase (ziekenhuis, palliatieve eenheid, thuisverzorging) en omdat de verschillende verplegende teams met elkaar in contact staan.

Deze dimensie moet deel uitmaken van een nieuwe wetgeving betreffende palliatieve verzorging.

Nr. 50 VAN MEVROUW NYSSENS

(Subamendement op amendement nr. 33 van de heer Vankrunkelsven c.s.)

Art. 2bis

Dit artikel wijzigen als volgt :

A. De woorden « (fysiek, psychisch, sociaal, moreel) » doen vervallen.

B. Na de woorden « essentieel belang » de volgende woorden invoegen : « op fysiek, psychisch, sociaal, familiaal, spiritueel of filosofisch vlak ».

Verantwoording

De begeleiding van de patiënt kan meerdere aspecten omvatten. Steun op familiaal, spiritueel of filosofisch vlak moet er deel van kunnen uitmaken.

Nr. 51 VAN MEVROUW NYSSENS

(Subamendement op amendement nr. 33 van de heer Vankrunkelsven c.s.)

Art. 2bis

Dit artikel aanvullen als volgt :

« De palliatieve zorg wil in de mate van het mogelijke de naasten betrekken bij de stervensfase van de patiënt, wil de communicatie tussen de naasten en het verplegend team bevorderen en wil de naasten bijstaan in hun rouw. »

Verantwoording

Een belangrijk aspect van palliatieve zorg is de steun voor de verwanten. Bij palliatieve zorg worden de verwanten uitgenodigd om de zieke te vergezellen en er wordt getracht de verwanten te steunen tijdens het rouwproces.

Nr. 52 VAN MEVROUW NYSSENS

(Subamendement op amendement nr. 37 van de heer Vankrunkelsven c.s.)

Art. 8

Dit artikel wijzigen als volgt :

A. De woorden « (fysiek, psychisch, sociaal, moreel) » doen vervallen.

B. Na de woorden « essentieel belang » de volgende woorden invoegen : « op fysiek, psychisch, sociaal, familiaal, spiritueel of filosofisch vlak ».

Verantwoording

De begeleiding van de patiënt kan meerdere aspecten omvatten. Steun op familiaal, spiritueel of filosofisch vlak moet er deel van kunnen uitmaken.

Nr. 53 VAN MEVROUW NYSSENS

(Subamendement op amendement nr. 37 van de heer Vankrunkelsven c.s.)

Art. 8

Dit artikel aanvullen als volgt :

« De palliatieve zorg wil in de mate van het mogelijke de naasten betrekken bij de stervensfase van de patiënt, wil de communicatie tussen de naasten en het verplegend team bevorderen en wil de naasten bijstaan in hun rouw. »

Verantwoording

Een belangrijk aspect van palliatieve zorg is de steun voor de verwanten. Bij palliatieve zorg worden de verwanten uitgenodigd om de zieke te vergezellen en er wordt getracht de verwanten te steunen tijdens het rouwproces.

Clotilde NYSSENS.

Nr. 54 VAN DE HEER GALAND C.S.

Art. 5bis (nieuw)

Een artikel 5bis (nieuw) invoegen, luidende :

« Art. 5bis. ­ De Koning neemt, binnen een termijn van drie maanden vanaf de dag waarop deze wet in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, de nodige maatregelen om de uitwerking te coördineren van een aan de noden aangepaste palliatieve zorg. »

Verantwoording

Voor de concrete uitwerking van het recht op palliatieve zorg voor elke patiënt die hier recht op heeft en dit wenst, is een gecoördineerde uitwerking nodig van een kwalitatief hoogstaand systeem van palliatieve zorg.

Nr. 55 VAN DE HEER GALAND C.S.

Art. 5ter

Een artikel 5ter (nieuw) invoegen, luidende :

« Art. 5ter. ­ De Koning neemt de maatregelen die nodig zijn om de gezondheidswerkers die in de uitoefening van hun functie geconfronteerd worden met de problematiek van het levenseinde, de steun van een team voor palliatieve zorg te bieden, alsook in de verzorgingsstructuur georganiseerde spreektijd en -ruimte. »

Verantwoording

Uit de ervaring met palliatieve zorg en uit de hoorzittingen die in de Senaat gehouden zijn, blijkt dat de steun van een team, begeleidingsmogelijkheden, spreektijd en -ruimte voor palliatieve zorgverleners noodzakelijk zijn om patiënten kwalitatief hoogstaande palliatieve zorg te kunnen bieden.

Nr. 56 VAN DE HEER GALAND C.S.

Art. 6bis

Een artikel 6bis (nieuw) invoegen, luidende :

« Art. 6bis. ­ De noden inzake palliatieve zorg en de kwaliteit van de gevonden oplossingen worden geregeld geëvalueerd door een evaluatiecel die de Koning opricht binnen het Wetenschappelijk Instituut voor de volksgezondheid.

Dit evaluatieverslag wordt om de twee jaar aan de wetgevende Kamers voorgelegd.

De Koning ziet erop toe dat de beroepsorganisaties van de palliatieve zorgverleners bij deze evaluatie worden betrokken. »

Verantwoording

De palliatieve zorg moet voortdurend worden ontwikkeld en aangepast aan de noden van de bevolking en de vooruitgang van de geneeskunde. Daarom is een geregelde evaluatie nodig zodat een weloverwogen beleid kan worden gevoerd.

Paul GALAND.
Nathalie de T' SERCLAES.
Marie NAGY.
Jacinta DE ROECK.
Josy DUBIÉ.

Nr. 57 VAN DE HEER VANDENBERGHE C.S.

Art. 3

In dit artikel de woorden « De Koning, de minister Sociale Zaken en de minister van Volksgezondheid bepalen, ieder wat hem betreft, » vervangen door de woorden « De Koning bepaalt ».

Verantwoording

1. De federale bevoegdheid inzake organisatie van de gezondheidszorg omvat onder meer de basisregeling inzake programmatie en financiering, met inbegrip van de zware medische apparatuur, alsmede de erkenningsnormen van de verzorgingsinstellingen, voor zover deze een weerslag kunnen hebben op de federale bevoegdheid inzake de financiering van de exploitatie, de ziekte- en invaliditeitsverzekering, de basisregelen betreffende de programmatie en de basisregelen betreffende de financiering van de infrastructuur, met inbegrip van de zware medische apparatuur. (Artikel 5, § 1, 1, I, 1º, BWHI; zie tevens Velaers, J., De Grondwet en de Raad van State, afdeling Wetgeving, 1999, Maklu, blz. 690-692).

De draagwijdte van artikel 3 van het wetsvoorstel dient dan ook binnen deze aflijning te worden begrepen.

2. Evenwel voorziet ditzelfde artikel 3 in een rechtstreekse verordeningsbevoegdheid terzake voor de minister van Sociale Zaken en de minister van Volksgezondheid.

De Grondwet voorziet niet in een dergelijke rechtstreekse verordeningsbevoegdheid voor een minister. Het is immers aan de Koning, drager van de uitvoerende macht, de verordeningen te maken en de besluiten te nemen die voor de uitvoering van de wetten noodzakelijk zijn. Dit geldt des te meer nu de in artikel 3 toegekende bevoegdheid het karakter aanneemt van een opdrachtwet (omdat onder meer erkenningsnormen een bevoegdheid zijn van de federale wetgever).

Alleen ingevolge « overwegingen van dringende noodzaak », dan wel voor « detailmaatregelen van ondergeschikt belang » kan deze verordeningsbevoegdheid bij wet worden toegekend aan een minister.

Dit strookt tevens met de lijn van de afdeling wetgeving van de Raad van State die bepaalt : « De wetgever is niet gerechtigd een minister te belasten met de uitvoering van een wetsbepaling. De Koning oefent de bevoegdheid uit om de wetten uit te voeren. Bijgevolg komt het aan de Koning en niet aan de minister toe om de wet uit te voeren en om, in voorkomend gevel, aan de minister de bevoegdheid op te dragen om detailmaatregelen vast te stellen. » (Senaat, nr. 1352/1, 1994-1995; Senaat, nr. 589/1, G, 1996-1997; Kamer, nrs. 1184/1 en 1185/1, N, 1996-1997) In een recent advies stelt de Raad : « Weliswaar is niet onverenigbaar met die beginselen een delegatie aan een minister van bevoegdheid van bijkomstige of detailmatige aard, maar zulks neemt niet weg dat het dan de Koning toekomt om zulk een delegatie te verlenen en niet de wetgever. » (Kamer, nr. 1933/1, G, 1998-1998) (Zie tevens Velaers, J., o.c., blz. 367-377).

Artikel 3 dient dus te worden gewijzigd : enkel de Koning kan de bedoelde normen vaststellen. (Zie ook per analogie artikel 6 van de wet van 23 december 1963 op de ziekenhuizen, hetgeen bepaalt dat de Koning de criteria vaststelt die van toepassing zijn voor de programmatie van de verschillende soorten ziekenhuizen).

3. Bovendien is geenszins duidelijk wat het voorgestelde artikel 3 bedoelt met « ieder wat hem betreft », bepaling die verwijst naar zowel de Koning én beide ministers.

Nr. 58 VAN DE HEER VANDENBERGHE C.S.

Art. 3

Dit artikel aanvullen met de woorden « ten laatste een jaar na de bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad, en uiterlijk voor het in werking treden van de wet van ... betreffende de euthanasie ».

Verantwoording

Met het oog op een spoedige verbetering van het aanbod van de palliatieve zorg, is het noodzakelijk dat de Koning de in artikel 3 voorziene maatregelen treft binnen een wettelijk bepaalde termijn.

In elk geval dient de verbetering van het palliatief zorgaanbod in uitvoering te zijn voor het in werking treden van de wet van ... betreffende de euthanasie.

Immers kan euthanasie slechts worden toegepast als ultimum remedium, en er dus geen enkel ander redelijk alternatief nog voorhanden is. De wetgever dient daarom te voorzien in een voldoende uitgebouwd palliatief zorgaanbod vooraleer straffeloze euthanasie in uitzonderlijke omstandigheden mogelijk is (toepassing artikel 2 van het EVRM).

Nr. 59 VAN DE HEER VANDENBERGHE C.S.

Hoofdstuk V (nieuw)

Na artikel 8 een hoofdstuk V (nieuw) invoegen, onder het opschrift « Inwerkingtreding », bestaande uit artikel 9, en luidend als volgt :

« Hoofdstuk V. ­ Inwerkingtreding

Art. 9.­ Deze wet treedt in werking uiterlijk op de dag van inwerkingtreding van de wet van ... betreffende de euthanasie. »

Verantwoording

Het recht op palliatieve zorgverlening en de verbetering van het palliatief zorgaanbod, zoals voorzien in huidig voorstel, dienen in elk geval afdwingbaar te zijn voor het in werking treden van de wet van ... betreffende de euthanasie.

Immers kan euthanasie slechts worden toegepast als ultimum remedium, en er dus geen enkel ander redelijk alternatief nog voorhanden is. De wetgever dient daarom te voorzien in een voldoende uitgebouwd palliatief zorgaanbod vooraleer straffeloze euthanasie in uitzonderlijke omstandigheden mogelijk is (toepassing artikel 2 van het EVRM).

Hugo VANDENBERGHE.
Ingrid van KESSEL.
Mia DE SCHAMPHELAERE.
Jan STEVERLYNCK.
Jacques D'HOOGHE.

Nr. 60 VAN DE HEER VANKRUNKELSVEN

Art. 6bis

Een artikel 6bis toevoegen, luidend als volgt :

« Art. 6bis. ­ Behoudens spoedgevallen, is voor alle onderzoeken of behandelingen steeds de vrije en geinformeerde toestemming van de patiënt vereist. Er wordt ook rekening gehouden met de wensen die een patiënt die op het ogenblik van de behandeling niet in staat is zijn wil uit te drukken, reeds vroeger herhaaldelijk en op een volgehouden wijze heeft uitgedrukt. »

Verantwoording

De instemming van de patiënt is, evenzeer als het informeren, een essentieel patiëntenrecht. Als men het nodig vindt dat men in deze wet de basispatiëntenrechten opsomt, is dit recht even essentieel, al was het maar om onnodig rekken van het leven in deze omstandigheden te vermijden.

Patrik VANKRUNKELSVEN.

Nr. 61 VAN DE HEER VANKRUNKELSVEN C.S.

(Subamendement op amendement nr. 60 van de heer Vankrunkelsven)

Art. 6bis

De tweede zin van het voorgestelde artikel 6bis doen vervallen.

Patrick VANKRUNKELSVEN.
Mia DE SCHAMPHELAERE.
Paul GALAND.
Nathalie de T'SERCLAES.
Josy DUBIÉ.
Ingrid VAN KESSEL.

Nr. 62 VAN DE HEER REMANS C.S.

Art. 6

In de eerste zin de woorden « correcte en volledige » schrappen.

Verantwoording

1. Wie gaat oordelen over wat « correct en volledig » is ? Ook in het wetsvoorstel betreffende de euthanasie werden geen adjectieven vermeld in het kader van het verlenen van de informatie.

2. Daarnaast werd reeds een amendement ingediend door mevrouw van Kessel betreffende het specifieren van de informatie over de mogelijkheden van de palliatieve zorg.

Jan REMANS.
Myriam VANLERBERGHE.
Jacinta DE ROECK.
Paul GALAND.
Patrik VANKRUNKELSVEN.
Philippe MAHOUX.
Jeannine LEDUC.

Nr. 63 VAN MEVROUW DE SCHAMPHELAERE EN DE HEER STEVERLYNCK

(Subamendement op amendement nr. 54)

Art. 5bis

In het voorgestelde artikel, tussen de woorden « wordt bekendgemaakt » en de woorden « de nodige maatregelen », de woorden « binnen zijn bevoegdheid » invoegen.

Mia DE SCHAMPHELAERE.
Jan STEVERLYNCK.

Nr. 64 VAN DE HEER GALAND C.S.

(Subamendement op amendement nr. 3 van de heer Galand c.s.)

Art. 7

In het voorgestelde artikel 1, de woorden « De genees- en verpleegkunst » vervangen door de woorden « De geneeskunst ».

Verantwoording

Zoals uit de bespreking in de commissie is gebleken, zorgt het amendement voor meer samenhang.

Paul GALAND.
Nathalie de T' SERCLAES.
Jacinta DE ROECK.

Nr. 65 VAN DE HEER MAHOUX C.S.

Art. 8

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 8. ­ In artikel 21quinquies, § 1, a), van koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967, tussen de woorden « het herstel van de gezondheid » en de woorden « of hem bij het sterven te begeleiden », de woorden « de handelingen van palliatieve zorg te verrichten » invoeren. »

Philippe MAHOUX.
Jeannine LEDUC.
Paul GALAND.