2-244/20 | 2-244/20 |
6 MAART 2001
Art. 6
Dit artikel vervangen als volgt :
« Art. 6. Geen arts kan worden gedwongen in te gaan op een euthanasieverzoek van een patiėnt. Hij moet de patiėnt die dit verzoek tot hem richt, tijdig zijn bezwaren of zijn eventuele weigering mededelen.
Geen beoefenaar van de geneeskunde, noch enige andere persoon kan worden gedwongen mee te werken aan de toepassing van de artikelen 3 en 4, tweede lid, van deze wet. »
Verantwoording
Dit artikel moet duidelijk vermelden dat geen enkele arts verplicht is in te gaan op een euthanasieverzoek van een patiėnt. Het wetsvoorstel voert dus geen recht op euthanasie in. Elke arts kan redenen hebben die ofwel verband houden met gewetensbezwaren, ofwel voortspruiten uit de medische, sociale of andere omstandigheden waarin de patiėnt zich bevindt en waardoor de arts uiteindelijk in geweten niet kan ingaan op het euthanasieverzoek. De wet moet in dat opzicht duidelijk zijn om geen dubbelzinnigheid in de hand te werken. Elke arts blijft vrij om al dan niet in te gaan op een euthanasieverzoek.
Opdat de dialoog met de patiėnt op transparante wijze kan worden gevoerd en met het vertrouwen dat nodig is voor een goede therapeutische relatie, moet de arts de patiėnt voorts tijdig inlichten over zijn standpunt indien hij bezwaren zou hebben om deze handeling te verrichten, indien hij er voorwaarden aan wil verbinden (zie de artikelen 3 en 4) of indien hij zou weigeren in te gaan op een euthanasieverzoek van zijn patiėnt.
Ten slotte moet eveneens worden vermeld dat geen enkele « beoefenaar van de geneeskunst » of geen enkele andere persoon kan worden verplicht zijn medewerking te verlenen aan een euthanasie.
Met het begrip « beoefenaar van de geneeskunst » worden bedoeld de personen die vermeld zijn in de wettelijke regeling van het koninklijk besluit nr. 78 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies.
(Subamendement op amendement nr. 19 van mevrouw Leduc c.s.)
Art. 7
In het voorgestelde nieuwe lid van dit artikel de woorden « De persoon wiens leven met toepassing van de voorwaarden gesteld in deze wet wordt beėindigd » vervangen door de woorden « De persoon wiens overlijden het gevolg is van een euthanasie toegepast door een arts met toepassing van de voorwaarden gesteld in deze wet. »
Verantwoording
De tekst van amendement nr. 19 houdt geen rekening met de tekst die voor de voorgaande artikelen is aangenomen.
Onze tekst verbetert de leesbaarheid van de voorgestelde tekst en houdt rekening met de begrippen die in de vorige artikelen zijn gebruikt.
(Subamendement op amendement nr. 19 van mevrouw Leduc c.s.)
Art. 7
In het voorgestelde nieuwe lid van dit artikel, de woorden « wat de juridische gevolgen betreft van de ten minste twaalf maanden vóór het overlijden aangegane overeenkomsten, inzonderheid verzekeringsovereenkomsten » vervangen door de woorden « wat betreft de handelingen en overeenkomsten die hij ten minste twaalf maanden vóór zijn overlijden is aangegaan ».
Verantwoording
De tekst van het amendement is vaag. De nieuwe tekst gebruikt preciezere begrippen. Met name wordt het begrip overeenkomsten vervangen door dit van handelingen, dat een preciezere juridische inhoud heeft. Deze bepaling heeft tot doel enerzijds te voorkomen dat euthanasie wordt gevraagd om financiėle redenen (zie de jurisprudentie inzake vrijwillige en onvrijwillige zelfmoord) en anderzijds de erfgenamen en rechtsopvolgers van een patiėnt die een vrijwillig, herhaald en weloverwogen euthanasieverzoek heeft gedaan, niet te stigmatiseren.
Art. 7bis (nieuw)
Een artikel 7bis (nieuw) toevoegen, luidende :
« Alle legaten, schenkingen met voorbehoud van vruchtgebruik en elke verkoop op lijfrente door de patiėnt aan de arts die euthanasie heeft toegepast of aan de andere beoefenaars van de geneeskunde die betrokken waren bij de procedures bedoeld in artikelen 3 en 4 van deze wet, zijn van rechtswege nietig. »
Verantwoording
Euthanasie is een handeling die erin bestaat opzettelijk een einde te maken aan het leven van een derde. Daarom moet ervoor worden gezorgd dat de arts en de andere beoefenaars van de geneeskunde die betrokken zijn bij de in de artikelen 3 en 4 bedoelde procedure, geen belang hebben bij het overlijden van de patiėnt.
Nathalie de T' SERCLAES. |
Art. 6
Dit artikel vervangen als volgt :
« Geen beoefenaar van de geneeskunde kan worden gedwongen euthanasie toe te passen.
Geen beoefenaar van de verpleegkunde noch enige andere persoon kan worden gedwongen mee te werken aan de toepassing van de artikelen 3 en 4. »
Verantwoording
Er dient een onderscheid te worden gemaakt tussen de arts, die krachtens de wet onder bepaalde voorwaarden ertoe gebracht kan worden euthanasie toe te passen, en andere personen zoals de beoefenaars van de verpleegkunde, maar ook derden zoals de vertrouwenspersonen of de getuigen, of nog de geraadpleegde artsen, die strikt genomen geen euthanasie toepassen, maar er eventueel toe gebracht zouden worden hun medewerking te verlenen aan de uitvoering van de wet (in het bijzonder in het kader van artikelen 3 en 4).
Het gewetensbezwaar moet gelden voor zowel de arts aan wie de toepassing van euthanasie gevraagd wordt, als de geraadpleegde artsen, de verplegenden, het verzorgingspersoneel, de getuigen of de vertrouwenspersonen aan wie eventueel gevraagd zou worden om op te treden in de euthanasieprocedure als bepaald in artikelen 3 en 4 van de wet. Het amendement vervangt amendement nr. 634.
(Subamendement op amendement nr. 574 van mevrouw Leduc c.s.)
Art. 7
Het eerste lid van dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Dit lid is in veel te ruime bewoordingen gesteld. Tot zijn dood beschikt de patiėnt over al zijn rechten. Zolang hij bij bewustzijn is, kan hij op geldige wijze een testament opstellen of wijzigen, een goed verkopen of verhuren, enz.
Anderzijds kan de voorgestelde beperking, wat de verzekeringscontracten betreft, alleen maar betrekking hebben op levensverzekeringscontracten en niet op alle verzekeringscontracten. Voor de ongevallenverzekering is de Beroepsvereniging der verzekeringsondernemingen (BVVO) bijvoorbeeld van mening dat euthanasie niet past in het concept ongeval namelijk een gebeurtenis die zich voordoet buiten de wil van de verzekerde dat in dit soort verzekeringen centraal staat wanneer men moet vaststellen of al dan niet een vergoeding dient te worden uitbetaald. In dit soort verzekering bestaat in tegenstelling tot de levensverzekering geen dekking voor het risico van het overlijden voor zover het zich in alle omstandigheden voordoet, maar alleen voor het overlijden naar aanleiding van een ongeval (in tegenstelling met name tot het ziekterisico). Voor het overige gelden de methoden van risicoselectie die in de sector levensverzekeringen worden toegepast, niet voor ongevallenverzekeringen en komt het erop aan fraude te voorkomen (mening van de BVVO over artikel 7 van wetsvoorstel 244, amendement nr. 574, van 20 februari 2001).
Wat de levensverzekeringscontracten betreft, kan de patiėnt blijkbaar geacht worden te zijn overleden aan de gevolgen van zijn ziekte, ongeacht het ogenblijk waarop het levensverzekeringscontract afgesloten is, indien de persoon wiens overlijden op korte termijn onafwendbaar was, overlijdt ten gevolge van een euthanasie. Als men een termijn van een jaar oplegt voor de geldigheid van dit contract, kan een rechtsvacuüm ontstaan voor de gebeurtenissen die binnen deze periode van een jaar zouden plaatsvinden. Deze voorwaarde in verband met de termijn heeft immers tot gevolg dat het voor de patiėnt raadzaam zou zijn geen euthanasieverzoek te formuleren en voor de arts hier beter niet op ingaat, voordat een termijn van een jaar is verstreken na het afsluiten van een levensverzekeringscontract. Quid indien de arts ten gevolge van de omstandigheden een patiėnt moet euthanasiėren voordat deze termijn verstreken is ? Deze termijn opleggen is een gevoelige zaak zowel voor de patiėnten als voor de artsen. De BVVO van haar kant is van mening dat de termijn van een jaar waarin amendement nr. 574 voorziet, nauwelijks zin heeft rekening houdende met de geldende methoden inzake aanvaarding van de risico's (verzekeringsvoorstel, medische vragenlijst en zelfs een medisch onderzoek) die het mogelijk maken verzekeringsfraude te voorkomen of te bestraffen. Zij meent bovendien dat deze termijn een negatief effect kan hebben, voor zover hierdoor een rechtsvacuüm ontstaat voor alles wat zich heeft afgespeeld in het jaar dat aan het overlijden voorafgaat, met dan ook mogelijke betwistingen over de wijze waarop het contract moet worden behandeld : gaat het om een zelfmoord, die in principe uitgesloten is krachtens artikel 101 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, of om een natuurlijke dood, die in principe gedekt is ? (zie het advies van de BVVO van 20 februari 2001).
Anderzijds is het voor patiėnten die zich niet aan het einde van hun leven bevinden en die ten gevolge van een euthanasie in de zin van artikel 3, § 3, overlijden, moeilijk een medisch begeleide zelfdoding gelijk te stellen met een « natuurlijke dood ». Niettemin is er naar mijn mening niets dat deze patiėnten verhindert een levensverzekeringscontract af te sluiten. De geldigheid van dit contract blijft evenwel afhankelijk, tenzij het tegendeel is bedongen, (met name) van de voorwaarde van een termijn van 1 jaar, bedoeld in artikel 101 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst.
(Subsidiair amendement op nr. 667 van mevrouw Nyssens Subamendement op amendement nr. 574 van mevrouw Leduc c.s.)
Art. 7
Het eerste lid van dit artikel vervangen als volgt :
« De persoon die op korte termijn onvermijdelijk zou zijn overleden en wiens leven beėindigd werd door toepassing van euthanasie met toepassing van de voorwaarden gesteld in deze wet, wordt geacht een natuurlijke dood te zijn gestorven wat betreft de levensverzekeringscontracten die hij heeft gesloten. »
Verantwoording
Zie verantwoording van amendement nr. 667.
Vanuit een semantisch oogpunt is het bovendien juister in de Franse tekst te vermelden dat euthanasie « met fin ą une vie » in plaats van « interrompt une vie ».
Clotilde NYSSENS. |
Hoofdstuk Vbis (nieuw)
Na artikel 7, een hoofdstuk Vbis (nieuw) invoegen onder het opschrift « Strafbepalingen » bestaande uit artikel 7bis en luidend als volgt :
« Hoofdstuk Vbis. Strafbepalingen
Art. 7bis. Onverminderd de toepassing van de straffen gesteld bij het Strafwetboek alsook, desgevallend, de toepassing van tuchtmaatregelen, wordt de overtreding van de artikelen 3, 4 en 5 van deze wet gestraft met een gevangenisstraf van een jaar tot vijf jaar en een geldboete van 2 000 tot 10 000 frank of met een van die straffen alleen.
Hoofdstuk VII van het eerste boek en artikel 85 van het Strafwetboek zijn van toepassing op de in het eerste lid bedoelde midsdrijven. »
Verantwoording
1. Het wetsvoorstel maakt niet duidelijk welke strafwettelijke bepaling van toepassing is wanneer de voorwaarden bepaald in artikel 3, 4 en 5 van het wetsvoorstel niet worden nageleefd, hetgeen in strijd is met het lex certa-beginsel (afgeleid uit artikel 7 EVRM).
Een afzonderlijke strafbepaling voor de overtreding van deze artikelen is daarom noodzakelijk.
2. Zelfs indien bepaalde misdrijven zoals bepaald in het Strafwetboek betrekking zouden hebben op bepaalde handelingen zoals omschreven in het wetsvoorstel, is de misdrijfinhoud van deze gemeenrechtelijke misdrijven te onderscheiden van de misdrijfinhoud van de strafbare inbreuken zoals bedoeld in het voorstel (legaliteitsbeginsel).
Ook om deze reden is een afzonderlijke strafbepaling noodzakelijk.
3. De huidige bepalingen van het wetsvoorstel komen immers neer op een volledige depenalisering, zowel bij naleving of niet-naleving van de voorwaarden gesteld in artikel 3, 4 en 5.
Hugo VANDENBERGHE. Mia DE SCHAMPHELAERE. |
Art. 6
Het tweede lid van dit artikel vervangen als volgt :
« Weigert de geraadpleegde arts euthanasie toe te passen, dan moet hij dit de patiėnt of de eventuele vertrouwenspersoon tijdig laten weten waarbij hij de redenen van zijn weigering toelicht. Berust zijn weigering op een medische grond dan wordt die in het medisch dossier van de patiėnt opgetekend. »
Verantwoording
De arts moet in alle gevallen een eventuele weigering om over te gaan tot euthanasie meedelen.
Philippe MAHOUX. Jeannine LEDUC. Myriam VANLERBERGHE. Jan REMANS. Jacinta DE ROECK. |
Art. 6
In het derde lid van dit artikel, het woord « gemandateerde » vervangen door het woord « vertrouwenspersoon ».
Verantwoording
Overeenstemming met de vorige artikelen.
Art. 7
In het eerste lid van dit artikel, de woorden « de toepassing van » vervangen door de woorden « euthanasie toegepast met toepassing van de voorwaarden gesteld door ».
Verantwoording
Het is de bedoeling de in deze wet gebruikte terminologie eenvormig te maken.
Philippe MAHOUX. Jeannine LEDUC. Myriam VANLERBERGHE. Jan REMANS. Philippe MONFILS. Jacinta DE ROECK. |
Art. 10
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Bescherming van de privacy van de overledene.
Myriam VANLERBERGHE. Jeannine LEDUC. Philippe MONFILS. Jan REMANS. Jacinta DE ROECK. Paul GALAND. Philippe MAHOUX. |
(Subamendement op amendement nr. 479 van de heer Monfils c.s.)
Art. 6
In het tweede lid van dit artikel, de woorden « geen beoefenaar van de geneeskunde » vervangen door de woorden « geen arts ».
Philippe MONFILS. |
Art. 8
Dit artikel vervangen als volgt :
Art. 8. In het Strafwetboek wordt een nieuw artikel 397bis ingevoegd, luidende :
« Art. 397bis. Het opzettelijk beėindigen van het leven van een ander op diens verzoek, wordt naargelang de omstandigheden doodslag of moord genoemd. »
Verantwoording
De artikelen 3 en 4 van het wetsvoorstel zoals aangenomen door de commissie, bepalen aan welke voorwaarden een arts moet voldoen indien hij de wettelijke toestemming wil verkrijgen om in te gaan op een euthanasie-aanvraag.
Bovendien definieert artikel 2 van het wetsvoorstel euthanasie als « het opzettelijk levensbeėindigend handelen door een andere dan de betrokkene, op diens verzoek ». De artikelen van het Strafwetboek voorzien niet in het misdrijf euthanasie als zodanig, zoals bepaald in artikel 2. Deze lacune moet aangevuld worden om aan te duiden naar welke bepaling van het Strafwetboek verwezen wordt in het kader van artikelen 3 en 4 van het voorliggend wetsvoorstel.
De hierbij voorgestelde tekst is de tekst die aangenomen werd in het kader van de bepalingen van het wetsvoorstel nr. 2-105/1 van mevrouw Leduc.
Nathalie de T' SERCLAES. |
(Subamendement op amendement nr. 479 van de heer Monfils c.s.)
Art. 6
In het eerste lid van dit artikel, tussen de woorden « beoefenaar van de geneeskunde » en de woorden « kan worden gedwongen », de woorden « noch enige andere persoon » invoegen.
Verantwoording
1. Ook verpleegkundigen, apothekers of andere personen kunnen niet gedwongen worden in te gaan op een euthanasieverzoek.
De argumentatie dat dergelijke clausule niet thuis hoort in huidig wetsvoorstel, « nu zij enkel het euthanaserend handelen van een geneesheer » depenaliseert gaat niet op, nu de bepalingen met betrekking tot het mededaderschap en de medeplichtigheid als bedoeld in hoofdstuk VII van boek I van het Strafwetboek onverkort van toepassing blijven op diegene die de arts bijstaat bij het euthanaserend handelen (dat niet voldoet aan de in het wetsvoorstel uitgebrachte voorwaarden).
2. Ook artikel 350 van het Strafwetboek, ingevoegd door de wet van 1990 betreffende de zwangerschapsafbreking voorziet in het 6ŗ in een analoge bepaling.
3. Tenslotte staat een wettelijke « gewetensclausule » ook onafhankelijk van het al dan niet strafbaar karakter van de euthanaserende handeling. Immers dient vanuit ethisch opzicht, elke persoon deze clausule te kunnen inroepen, onder welke omstandigheden ook.
Hugo VANDENBERGHE. Mia DE SCHAMPHELAERE. |
(Subamendement op amendement nr. 479 van de heer Monfils c.s.)
Art. 6
Aan de voorgestelde tekst een lid toevoegen, luidende :
« Geen beoefenaar van de geneeskunde of van de verpleegkunde, noch enige andere persoon kan worden gedwongen mee te werken aan de toepassing van de artikelen 3 en 4. »
Nathalie de T' SERCLAES. |
(Subamendement op amendement nr. 479 van de heer Monfils c.s.)
Art. 6
Het tweede lid van de voorgestelde tekst vervangen als volgt :
« Geen arts kan worden gedwongen euthanasie toe te passen.
Geen andere persoon kan worden gedwongen mee te werken aan het toepassen van euthanasie. »
Philippe MAHOUX. Jeannine LEDUC. Marie NAGY. Jan REMANS. Philippe MONFILS. Jacinta DE ROECK. Myriam VANLERBERGHE. |
Art. 7
In de Franse tekst van het tweede lid van dit artikel tussen het woord « sont » en het woord « applicables » het woord « également » invoegen.
Verantwoording
Overeenstemming met de Nederlandse tekst.
Mia DE SCHAMPHELAERE. |
Art. 7
In de Franse tekst, in het tweede lid van dit artikel, tussen het woord « sont » en het woord « applicables » het woord « également » invoegen.
Verantwoording
Overeenstemming met de Nederlandse tekst, die luidt « zijn mede van toepassing ».
Nathalie de T' SERCLAES. |
Art. 7
Het eerste lid van dit artikel aanvullen met de woorden « tenzij tegenbeding ».
Verantwoording
Deze bepaling betreft noch de openbare orde, noch is zij van dwingend recht. Zij is derhalve louter suppletief.
In de overeenkomst kan bedongen worden dat het hier beschreven risico niet voor verzekering vatbaar is.
Hugo VANDENBERGHE. |
Art. 7
Het tweede lid van dit artikel vervangen als volgt :
« Artikel 909 van het Burgerlijk Wetboek is van toepassing op de arts die euthanasie toepast, op de geraadpleegde artsen en op de leden van het verplegend team als bedoeld in artikel 3. »
Verantwoording
De arts die de patiėnt behandelt voor de aandoening waaraan deze sterft, is niet noodzakelijk de arts die de euthanasie toepast.
Bovendien is het nuttig de artsen die worden geraadpleegd, te vermelden, net als de leden van het verplegend team van wie sprake is in artikel 3 van het wetsvoorstel.
Art. 7ter (nieuw)
Een nieuw artikel 7ter toevoegen, luidende :
« Art. 7ter. Deze wet is van kracht voor een periode van drie jaar vanaf haar inwerkingtreding.
Tijdens de zes maanden die het verstrijken van deze periode voorafgaan, leggen de ministers die bevoegd zijn voor de Justitie en de Volksgezondheid, aan het Parlement een verslag voor over de toepassing van deze wet.
Dit verslag bevat met name het verslag waarvan sprake is in artikel 5quinquies. »
Verantwoording
Dit artikel is niet gewijzigd ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel van de indieners van het oorspronkelijk voorstel (Stuk Senaat, nr. 2-151). Gezien de delicate materie en de moeilijke omzetting in het juridisch instrumentarium dient, overeenkomstig het advies van bepaalde artsen, voor deze wet een « proefperiode » te worden vastgesteld. Daarom bepaalt de tekst dat deze wet voor een beperkte periode van slechts drie jaar van kracht is.
Tijdens de zes maanden die het verstrijken van deze periode voorafgaan, moet de wetgever op basis van het verslag van de minister van Justitie en diens collega van Volksgezondheid lering trekken uit de praktijk.
Clotilde NYSSENS. |
(Subamendement op amendement nr. 682 van mevrouw Nyssens)
Art. 7
Het voorgestelde tweede lid van dit artikel vervangen als volgt :
« De bepalingen van artikel 909 van het Burgerlijk Wetboek zijn van toepassing op de arts die een euthanasie toepast, de geraadpleegde arts en het verplegend team bedoeld in artikel 3, alsmede op de verzorgingsinstelling waar de euthanasie plaatsgrijpt. »
Verantwoording
Dit subamendement neemt amendement nr. 682 van mevrouw Nyssens over, maar voegt toe dat de bepalingen van artikel 909 van het Burgerlijk Wetboek ook van toepassing zijn op de verzorgingsinstelling van de patiėnt.
Hugo VANDENBERGHE. Mia DE SCHAMPHELAERE. |
(Subamendement op amendement nr. 267 van de heer Vankrunkelsven)
Art. 4bis
In dit artikel de woorden « van een levensvatbaar kind » doen vervallen.
Verantwoording
Euthanasie is uitgesloten voor iedere zwangere vrouw.
(Subamendement op amendement nr. 267 van de heer Vankrunkelsven Subsidiair amendement op amendement nr. 685)
Art. 4bis
In dit artikel de woorden « zwanger is van een levensvatbaar kind » vervangen door de woorden « twaalf weken zwanger is ».
Verantwoording
De wet van 3 april 1990 betreffende de zwangerschapsonderbreking staat abortus toe tot het einde van de twaalfde week die volgt op de bevruchting.
Behoudens een nauwkeurige verantwoording is het daarna verboden het leven van een kind te beėindigen.
Philippe MONFILS. |
Art. 10bis (nieuw)
Een artikel 10bis (nieuw) invoegen, luidende :
« Art. 10bis. Deze wet treedt in werking ten laatste drie maanden nadat ze in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt. »
Philippe MONFILS. Jacinta DE ROECK. Jeannine LEDUC. Jan REMANS. Philippe MAHOUX. Marie NAGY. Myriam VANLERBERGHE. Patrik VANKRUNKELSVEN. |