2-244/17 | 2-244/17 |
6 FEBRUARI 2001
(Subamendement op amendement nr. 291 van mevrouw Leduc c.s.)
Art. 4
Het vijfde lid van § 1 van het voorgestelde artikel vervangen als volgt :
« Indien de persoon die een wilsverklaring wenst op te stellen fysiek blijvend niet in staat is om een wilsverklaring op te stellen en te tekenen, kan hij een meerderjarig persoon, die geen enkel materieel belang heeft bij het overlijden van de betrokkene aanwijzen, die zijn verzoek schriftelijk opstelt, ten overstaan van twee meerderjarige getuigen, van wie er minstens een geen materieel belang heeft bij het overlijden van de patiėnt. De wilsverklaring vermeldt dat de betrokkene niet in staat is te tekenen en waarom. De wilsverklaring moet gedateerd en ondertekend worden door degene die het verzoek schriftelijk opstelt, door de getuigen en, in voorkomend geval, door de vertrouwenspersoon of vertrouwenspersonen. »
(Subamendement op amendement nr. 291 van mevrouw Leduc c.s.)
Art. 4
In het tweede lid van § 1 van het voorgestelde artikel, het tweede en het derde streepje vervangen als volgt :
« dat hij niet meer bij bewustzijn is en dat deze toestand volgens de huidige stand van de wetenschap onomkeerbaar is;
en dat dit bewustzijnsverlies strikt verband houdt met een toestand van onomkeerbare coma. »
Verantwoording
De oorspronkelijke amendementen nrs. 15 en 16 van de indieners van het voorstel waren veel duidelijker met betrekking tot de onomkeerbare toestand van bewustzijnsverlies.
Zoals de tekst nu voorligt, kan amendement nr. 291 op twee manieren geļnterpreteerd worden. Ofwel gaat het om een ernstige en ongeneeslijke, door ongeval of ziekte veroorzaakte aandoening die onomkeerbaar is, waardoor het bewustzijnsverlies zeker als gevolg van een ongeval slechts tijdelijk zal zijn, ofwel gaat het om bewustzijnsverlies dat onomkeerbaar is.
Alle artsen die wij geraadpleegd hebben, hebben bevestigd dat het absoluut onmogelijk is met zekerheid te zeggen of het bewustzijnsverlies van een patiėnt onomkeerbaar is, behalve indien de patiėnt hersendood is. Alle artsen zijn al getuige geweest van een spectaculaire ommekeer in de toestand van de patiėnt. Om de patiėnt afdoende te beschermen, lijkt het mij dat euthanasie alleen mag worden overwogen wanneer de arts met zekerheid kan zeggen dat het bewustzijnsverlies onomkeerbaar is, dus als de patiėnt hersendood is. Wij kunnen niet onverschillig blijven voor de resultaten van een recent onderzoek over de afdelingen intensive care in Frankrijk, gepubliceerd in Lancet van 6 januari 2001 (« Witholding and withdrawal of life support in intensive-care units in France : a prospective survey »). Deze studie toont aan dat van de patiėnten bij wie de behandeling wordt stopgezet omdat de situatie uitzichtloos is (withdrawal of life-support measures), 5,3 % niet overlijdt. Kunnen wij als wij dit weten, via een dubbelzinnige wettekst een foutenmarge toelaten van 5 % in de beoordeling van de onomkeerbaarheid van de toestand van een zieke ? !
Medische prognoses hebben hun beperkingen; wij kunnen het dan ook niet eens zijn met een sciėntistische benadering van geneeskunde waarin de arts te veel macht krijgt en waarin de bescherming van de zwaksten in het gedrang komt.
Deze studie toont eveneens aan dat in de afdelingen intensive care maar liefst 73 % van de patiėnten niet in staat was zijn wil te kennen te geven (er wordt niet gesproken in termen van bewustzijnsverlies). Welke procedure zal er gevolgd worden bij deze patiėnten ? Zullen zij vallen onder de noemer « niet meer bij bewustzijn zijn » als bedoeld in artikel 4 van het voorstel ?
(Subamendement op amendement nr. 291 van mevrouw Leduc c.s.)
Art. 4
In het eerste lid van § 2 van het voorgestelde artikel, het tweede en het derde streepje vervangen als volgt :
« dat hij niet meer bij bewustzijn is en dat deze toestand volgens de huidige stand van de wetenschap onomkeerbaar is;
en dat dit bewustzijnsverlies strikt verband houdt met een toestand van onomkeerbare coma. »
Verantwoording
Zie amendement nr. 436.
(Subamendement op amendement nr. 291 van mevrouw Leduc c.s.)
Art. 4
De eerste volzin van het eerste lid van de voorgestelde § 2 van dit artikel wijzigen als volgt : A. De woorden « indien deze arts vaststelt : » vervangen door de woorden « indien deze arts zich ervan vergewist heeft : »
B. De drie streepjes vervangen als volgt :
« dat de patiėnt meerderjarig, bekwaam en helder was op het ogenblik dat hij zijn wilsverklaring opstelde;
dat de patiėnt de exacte toestand waarin hij zich op dat ogenblik bevond in overweging heeft genomen;
dat de patiėnt de gevolgen van zijn verklaring correct inschatte;
dat de patiėnt niet moreel onder druk werd gezet door een andere persoon op het ogenblik dat hij zijn beslissing heeft genomen;
dat de patiėnt zich in exact dezelfde toestand bevindt als die welke hij in zijn wilsverklaring heeft omschreven, namelijk :
· dat hij lijdt aan een ernstige en ongeneeslijke, door ongeval of ziekte veroorzaakte aandoening,
· dat hij niet meer bij bewustzijn is en dat deze toestand volgens de huidige stand van de wetenschap onomkeerbaar is,
· en dat dit bewustzijnsverlies strikt verband houdt met een toestand van onomkeerbare coma.
De arts vergewist zich ervan dat aan deze voorwaarden wordt voldaan en doet daarvoor een beroep op onder meer de meningen van de personen als bedoeld in het volgende lid. »
Verantwoording
De voorwaarden om euthanasie toe te passen mogen niet minder streng zijn voor een patiėnt die niet meer bij bewustzijn is dan voor een patiėnt die wel bij bewustzijn is.
De te controleren voorwaarden hebben zowel met de medische toestand van de zieke als met de eigenlijke wilsverklaring te maken.
Men moet een onderscheid maken tussen de voorwaarden die verband houden met het opstellen van de wilsverklaring die zich veeleer richten tot de patiėnt (artikel 4, § 1), en de procedure die de arts moet naleven vooraleer hij eventueel de wilsverklaring in overweging neemt van een patiėnt die het bewustzijn heeft verloren (artikel 4, § 2).
(Subamendement op amendement nr. 291 van mevrouw Leduc c.s.)
Art. 4
In de voorgestelde § 2, tweede lid, van dit artikel, tussen het 1ŗ en het 2ŗ, een 1ŗbis invoegen, luidende :
« 1ŗbis in voorkomend geval de arts raadplegen die de patiėnt geholpen heeft om zijn wilsverklaring op te stellen. »
Verantwoording
Het is raadzaam voor de patiėnt zich bij het opstellen van zijn wilsverklaring door een arts te laten bijstaan.
De arts die een patiėnt verzorgt die het bewustzijn verloren heeft, kan in dat geval van zijn confrater nuttige inlichtingen krijgen over de wil van de patiėnt op het ogenblik dat deze zijn wilsverklaring opstelde.
(Subamendement op amendement nr. 291 van mevrouw Leduc c.s.)
Art. 4
Aan de voorgestelde § 2, tweede lid, van dit artikel, een 5ŗ toevoegen, luidende :
« 5ŗ de mening vragen van afgevaardigde leden van het ethisch comité in het ziekenhuis of van elke cel voor hulp bij de beslissing die nuttig advies kan geven. »
Verantwoording
Aangezien de toepassingssfeer van artikel 4 interpretatieproblemen kan opleveren, kunnen er in de praktijk problemen opduiken. Dit artikel kan een broeinest van processen worden. In de mate van het mogelijke, en vooral voor zware gevallen of wanneer de geraadpleegde personen onderling sterk van mening verschillen, moeten dus de leden van het ethisch comité in het ziekenhuis of van enige cel voor hulp bij de beslissing ingelicht worden en de mogelijkheid krijgen om hun advies aan de arts te geven.
(Subamendement op amendement nr. 17 van mevrouw Vanlerberghe c.s.)
Art. 5
In dit artikel de woorden « Federale Evaluatiecommissie » vervangen door de woorden « Federale Evaluatie- en Controlecommissie ».
Verantwoording
De indieners hebben de Evaluatiecommissie een volwaardige controletaak toegewezen. Dit moet duidelijk verwoord worden.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Hoofdstuk IVbis (nieuw)
Opschrift
Het opschrift van het voorgestelde hoofdstuk IVbis (nieuw) vervangen als volgt :
« Federale Evaluatie- en Controlecommissie ».
Verantwoording
De indieners hebben de Evaluatiecommissie een volwaardige controletaak toegewezen. Dit moet duidelijk verwoord worden.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5bis
In de voorgestelde § 1 van dit artikel, de woorden « Federale Evaluatiecommissie » vervangen door de woorden « Federale Evaluatie- en Controlecommissie ».
Verantwoording
De indieners hebben de Evaluatiecommissie een volwaardige controletaak toegewezen. Dit moet duidelijk verwoord worden.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5bis
In het eerste lid van de voorgestelde § 2 van dit artikel de woorden « op basis van hun kennis en ervaring inzake de materies die tot de bevoegdheid van de commissie behoren » vervangen door de woorden « wegens hun kennis, hun ervaring en hun belangstelling voor medisch-ethische kwesties alsook voor het lenigen van pijn in het kader van het begeleiden van het levenseinde ».
Verantwoording
Het lijkt ons een tautologie om de bekwaamheid die van de commissieleden vereist wordt, te bepalen aan de hand van de bevoegdheid van de commissie, een bevoegdheid die trouwens niet nader wordt omschreven.
Volgens ons zijn, naast de gewone theoretische kennis, ook praktijkervaring en interesse voor medisch-ethische kwesties en voor het lenigen van pijn van groot belang.
De indieners van het voorstel vinden een toevlucht tot euthanasie gerechtvaardigd om het ondraaglijke lijden van een patiėnt te verlichten. Dit moet op een efficiėnte manier gecontroleerd kunnen worden, anders verwordt deze procedure tot een louter administratieve controle.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5bis
In het eerste lid van de voorgestelde § 2 van dit artikel, de laatste drie volzinnen vervangen als volgt :
« Vier leden zijn praktiserende doctors in de geneeskunde met ervaring inzake palliatieve zorg. De helft van hen is huisarts en wordt gekozen uit een lijst met driemaal vier namen voorgedragen door de Nationale Raad van de Orde der Geneesheren en twee van hen maken deel uit van de Academie voor Geneeskunde.
Vier leden zijn prominenten uit universitaire kringen die bevoegd zijn inzake medische ethos. Zij worden gekozen uit een lijst met driemaal vier namen voorgedragen door enerzijds de Vlaamse Interuniversitaire Raad en anderzijds de « Conseil interuniversitaire de la Communauté franēaise ». Twee van hen maken deel uit van de faculteit geneeskunde en twee van hen van de faculteit rechten, filosofie, psychologie of sociologie.
Vier leden zijn prominenten die worden gekozen uit een lijst met driemaal vier namen voorgedragen door erkende verenigingen voor de verdediging van de rechten van de patiėnt of die kunnen bewijzen dat zij gedurende ten minste vijf jaar op dat vlak werkzaam zijn geweest.
Vier leden zijn prominenten gekozen uit een lijst met driemaal vier namen voorgedragen door de Algemene Vereniging van Verpleegkundigen van Belgiė. »
Verantwoording
De commissie moet een evenwichtige vertegenwoordiging bieden, zowel van artsen als ethici, verplegend personeel en prominenten die voorgedragen worden door verenigingen voor de verdediging van de rechten van de patiėnt. Naar onze mening moeten alle leden van de commissie kennis, ervaring en belangstelling hebben in het domein van de medische ethos en de pijnbestrijding (zie amendement nr. 444). De artsen in het bijzonder moeten allemaal ervaring hebben in palliatieve zorg. Wij vonden het belangrijk dit te vermelden, daar anders de inhoudelijke voorwaarden met betrekking tot het niet te lenigen lijden van de patiėnt onmogelijk te controleren zijn. Een minimale vertegenwoordiging van huisartsen leek ons belangrijk. Ook is het noodzakelijk dat de ethici en het verplegend personeel vertegenwoordigd zijn.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5bis
In de voorgestelde § 2 van dit artikel, tussen het eerste en het tweede lid, een nieuw lid invoegen, luidende :
« Elk lid van de Commissie moet ambtshalve afzien van deelneming aan de besluitvorming als bedoeld in het laatste lid van artikel 5quater in de volgende gevallen :
1ŗ indien hijzelf of zijn echtgenoot persoonlijk belang bij de zaak heeft;
2ŗ indien hijzelf of zijn echtgenoot bloed- of aanverwant is van de arts die het registratiedocument bedoeld in artikel 5ter heeft ingevuld, of van de betrokken patiėnt in de rechte lijn of in de zijlijn tot in de vierde graad, of indien het lid bloed- of aanverwant in de voormelde graad is van de echtgenoot van de betrokken arts of van de betrokken patiėnt;
3ŗ indien het lid vermoedelijk erfgenaam of begiftigde is van de arts bedoeld in het 2ŗ of van de betrokken patiėnt, of indien de arts of de patiėnt vermoedelijk erfgenaam of begiftigde van het lid is;
4ŗ indien het lid een vennoot is van de arts bedoeld in het 2ŗ, of indien het lid en de arts door een arbeidsovereenkomst zijn gebonden of indien een van hen werkt in een instelling, een vereniging of een departement dat door de andere wordt geleid;
5ŗ indien het lid door de arts bedoeld in het 2ŗ ontvangen is op diens kosten of geschenken van hem heeft ontvangen;
6ŗ indien het lid de arts is die het registratiedocument bedoeld in artikel 5ter heeft ingevuld;
7ŗ indien er tussen het lid en de arts bedoeld in het 2ŗ of de overleden patiėnt een hoge graad van vijandschap bestaat; indien er tussen hen aanrandingen, mondelinge of schriftelijke beledigingen of bedreigingen hebben plaatsgehad.
In dat geval wordt ambtshalve een vervanger aangewezen volgens de procedure in artikel 5bis, § 2, derde lid, om het lid te vervangen dat zich onthoudt. »
Verantwoording
Dit amendement is ingegeven door de artikelen 828 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de wrakingsgronden van de rechters. Aangezien de Commissie een controlefunctie moet vervullen, die in principe tot de bevoegdheid van de rechterlijke macht behoort, en beslissingen moet nemen, die tot gevolg zullen hebben dat een aantal dossiers uit de sfeer van het gerecht zullen blijven, dient men te bepalen dat een aantal situaties voor een lid van de commissie een reden kunnen vormen om zich van de stemming te onthouden, indien hij bij de inzage van het tweede deel van het geregistreerde document merkt dat er in het bijzondere geval ten aanzien van zichzelf een « wrakingsgrond » bestaat. In dat geval wordt een plaatsvervanger aangewezen. De onverenigbaarheids- en wrakingsgronden moeten ook worden gecontroleerd ten aanzien van de plaatsvervanger.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
In het voorgestelde eerste lid van dit artikel, de woorden « voor elk geval van euthanasie » vervangen door de woorden « telkens wanneer hij euthanasie toepast ».
Verantwoording
De arts die euthanasie toepast, moet ook het registratiedocument invullen.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
In het voorgestelde tweede lid van dit artikel, in de Franse tekst het woord « parties » vervangen door het woord « volets ».
Verantwoording
De Franse tekst van artikel 5ter heeft het afwisselend over « partie » en over « volet ». De tekst behoort een eenvormige terminologie te hanteren.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
In het voorgestelde tweede lid van dit artikel, een 2ŗbis invoegen, luidende :
« 2ŗbis de naam, de voornamen, het registratienummer bij het RIZIV en de woonplaats van de arts die het registratiedocument heeft ingevuld; »
Verantwoording
De arts die euthanasie heeft toegepast en het registratiedocument heeft ingevuld, is niet noodzakelijk de behandelende arts. In geval van twijfel kan de commissie de anonimiteit opheffen en zo kennis nemen van het medisch dossier. De eenvoudigste manier om dit te doen, is via de arts die euthanasie heeft toegepast. Deze arts is niet noodzakelijk de behandelende arts.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
In het voorgestelde tweede lid van dit artikel, het 5ŗ vervangen als volgt :
« 5ŗ indien er een wilsbeschikking is, de naam, de voornamen en de woonplaats van de eventuele vertrouwenspersoon of vertrouwenspersonen, alsook van de getuigen die zijn opgetreden; »
Verantwoording
De anonimiteit van zowel de vertrouwenspersoon als de getuigen moet worden opgeheven.
Als de arts evenwel de wet heeft nageleefd, bevat het medisch dossier in principe ook de wilsverklaring, waarin de vertrouwenspersoon en de getuigen worden aangewezen. Om in geval van twijfel een grondige controle uit te voeren, moet de commissie kennis nemen van dit medisch dossier.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
Aan het voorgestelde tweede lid van dit artikel, een 6ŗ (nieuw) toevoegen, luidende :
« 6ŗ de naam, voornamen en woonplaats van de persoon die het schriftelijk verzoek of de wilsverklaring heeft opgesteld in plaats van de patiėnt, in het raam van artikel 3 of artikel 4. »
Verantwoording
Men moet eveneens beschikken over de gegevens van de persoon die het schriftelijk verzoek of de wilsverklaring heeft opgesteld in plaats van de patiėnt, die weliswaar bij bewustzijn was maar niet in staat was het document op te stellen.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
In de Franse tekst van het voorgestelde vierde lid van dit artikel, de woorden « La deuxičme partie » vervangen door de woorden « Le deuxičme volet ».
Verantwoording
Om verwarring te vermijden is het beter steeds dezelfde termen te gebruiken.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
In het voorgestelde vierde lid van dit artikel, het 1ŗ aanvullen als volgt : « alsook informatie over de rechtsbekwaamheid van de patiėnt, zijn helderheid of zijn bewustzijn ».
Verantwoording
Dit amendement strekt ertoe artikel 5ter in overeenstemming te brengen met de artikelen 3 en 4. Bovendien past het woord « helderheid » in de redenering van onze vorige amendementen, die ertoe strekken een onderscheid te maken met een patiėnt die nog wel rechtsbekwaam is, maar feitelijk onbekwaam is of niet volledig helder van geest is.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
In het voorgestelde vierde lid van dit artikel, een 1ŗbis invoegen, luidende :
« 1ŗbis het geslacht, de datum en plaats van geboorte van de arts die het registratiedocument heeft ingevuld; »
Verantwoording
Deze gegevens zijn even onontbeerlijk om van dit document een waardevol statistisch instrument te maken.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
In het voorgestelde vierde lid van dit artikel, het 2ŗ vervangen als volgt :
« 2ŗ de datum, het uur en de plaats waar de euthanasie is toegepast of het overlijden heeft plaatsgehad. »
Verantwoording
Beide tijdstippen vallen niet noodzakelijk samen. Deze gegevens kunnen in verband worden gebracht met de gegevens betreffende de middelen die voor de euthanasie worden gebruikt (12ŗ).
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
In het 4ŗ van het voorgestelde vierde lid van dit artikel, de woorden « pijn of » doen vervallen.
Verantwoording
Overeenstemming met artikel 3.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
In het voorgestelde vierde lid van dit artikel, het 5ŗ aanvullen als volgt : « en de medische toestand uitzichtloos beschouwd kon worden ».
Verantwoording
Overeenstemming met artikel 3.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
In het voorgestelde vierde lid van dit artikel, een 6ŗbis invoegen, luidende :
« 6ŗbis de redenen waarom het verzoek als vrijwillig kon worden beschouwd en niet als tot stand gekomen als gevolg van enige externe druk. »
Verantwoording
Overeenstemming met artikel 3.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
In het voorgestelde vierde lid van dit artikel, een 6ŗter invoegen, luidende :
« 6ŗter of de patiėnt een schriftelijk verzoek om euthanasie heeft opgesteld en wanneer. »
Verantwoording
Overeenkomstig met artikel 3. De termijn die is verlopen tussen het schriftelijk verzoek en het toepassen van de euthanasie, moet worden gecontroleerd (artikel 3, § 3).
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
In het voorgestelde vierde lid van dit artikel, een 6ŗquater invoegen, luidende :
« 6ŗquater of het schriftelijk verzoek om euthanasie opgesteld werd door een derde, op welke manier en wanneer. »
Verantwoording
Dit element is op zichzelf al ernstig genoeg om de anonimiteit van het registratiedocument op te heffen.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
In het voorgestelde vierde lid van dit artikel, een 6ŗquinquies invoegen, luidende :
« 6ŗquinquies of de patiėnt vóór of na het schriftelijk euthanasieverzoek zijn vraag om euthanasie herhaaldelijk heeft ingetrokken. »
Verantwoording
Tot het einde van de procedure moet worden nagegaan of de patiėnt zijn verzoek eventueel heeft ingetrokken.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
In het voorgestelde vierde lid van dit artikel, het 7ŗ aanvullen met de woorden « en, indien dat niet het geval is, de prognose inzake de levensverwachting van de patiėnt ».
Verantwoording
Overeenstemming met artikel 3, dat ook van toepassing is op patiėnten die kennelijk niet binnen afzienbare termijn zullen overlijden.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
In het voorgestelde vierde lid van dit artikel, het 8ŗ doen vervallen.
Verantwoording
Er moet een afzonderlijk lid worden gewijd aan patiėnten die niet meer bij bewustzijn zijn.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
In het voorgestelde vierde lid van dit artikel, het 9ŗ aanvullen als volgt :
« meer bepaald wat betreft de informatie die de patiėnt is verstrekt, de medische en morele begeleiding die hij heeft gekregen, de palliatieve zorg die hem eventueel is verleend, alsook de data waarop de gesprekken met de patiėnt zijn gevoerd en de data waarop hij om euthanasie heeft gevraagd. »
Verantwoording
De gesprekken met de patiėnt, de informatie die hem is verstrekt, de medische en morele begeleiding die hij heeft gekregen, de palliatieve zorg die hem is verleend, het zijn allemaal essentiėle gegevens om het gedrag van de arts in een specifiek geval te beoordelen.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
In het voorgestelde vierde lidvan dit artikel, het 10ŗ aanvullen als volgt :
« alsook informatie betreffende het advies van deze arts of artsen over het euthanasieverzoek van de patiėnt en zijn fysieke en psychische gezondheidstoestand. »
Verantwoording
In dit tweede deel moet het advies worden samengevat van de geraadpleegde arts die krachtens artikel 3, § 2, een verslag moet opstellen over zijn medische bevindingen.
Daarnaast moet ook het advies worden samengevat van de tweede geraadpleegde arts die overeenkomstig artikel 3, § 3, het euthanasieverzoek moet beoordelen en een verslag opstellen over de fysieke en psychische gezondheidstoestand van de patiėnt die kennelijk niet binnen afzienbare tijd zal overlijden.
Deze vermeldingen zijn essentieel voor gevallen waarin de arts die euthanasie heeft toegepast, duidelijk is afgeweken van het advies van de geraadpleegde collega's. Wanneer euthanasie is toegepast op een patiėnt die zich kennelijk niet in de terminale fase bevond niettegenstaande andersluidende adviezen van confraters of andere geraadpleegde personen, kan de opheffing van de anonimiteit worden overwogen.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
In het voorgestelde vierde lid van dit artikel, het 11ŗ aanvullen als volgt :
« alsmede inlichtingen betreffende het advies dat die personen hebben gegeven over zowel het door de patiėnt geformuleerde euthanasieverzoek als de fysieke en psychische gezondheidstoestand van de patiėnt. »
Verantwoording
Het is essentieel dat de Commissie zich kan uitspreken over het bestaan van een echte dialoog tussen de arts enerzijds en het verplegend team en de naasten anderzijds.
Een korte nota over het advies van alle personen die geraadpleegd zijn, moet in dit tweede deel worden opgenomen teneinde de commissie in staat te stellen na te gaan hoe de arts de beslissing heeft genomen. De arts is steeds alleen verantwoordelijk voor zijn daden. De dialoog met de verwanten en het verzorgend team mag evenwel niet worden opgevat als een loutere formaliteit.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
Aan het voorgestelde vierde lid van dit artikel, een 13ŗ (nieuw) toevoegen luidende :
« 13ŗ de vermelding van de stukken die in het medisch dossier zitten. »
Verantwoording
Het medisch dossier is van cruciaal belang voor de controle op de medische en verpleegkundige handelingen, in het bijzonder voor de controle op euthanasie. Er moet gestreefd worden naar een zo volledig mogelijk dossier. Alleen al de vermelding van de stukken die in het dossier zitten, kan interessant zijn bij de evaluatie van de wet.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5ter
Aan het slot van het voorgestelde artikel een nieuw lid toevoegen luidende :
« Was de patiėnt niet meer bij bewustzijn, dan moet in het tweede deel daarenboven vermeld worden :
1ŗ op grond van welke gegevens de arts heeft kunnen besluiten dat de patiėnt zich bevond in een toestand van bewustzijnsverlies die volgens de huidige stand van de wetenschap onomkeerbaar was;
2ŗ of er een wilsverklaring bestond en of die verklaring voldeed aan de voorwaarden van artikel 4, waarbij in voorkomend geval wordt aangegeven op welke punten van die voorwaarden werd afgeweken;
3ŗ of in de wilsverklaring vertrouwenspersonen werden aangewezen die voldoen aan de voorwaarden van de wet en of die personen door de arts geraadpleegd werden;
4ŗ of de patiėnt zijn wilsverklaring heeft laten optekenen door een derde en de redenen van die keuze;
5ŗ in hoeverre de arts bij zijn keuze geleid werd door de wilsverklaring van de patiėnt;
6ŗ de hoedanigheid van de geraadpleegde arts(en) en de datum van die raadplegingen, alsmede inlichtingen over het advies van die arts(en) over zowel de wilsverklaring van de patiėnt als over diens gezondheidstoestand;
7ŗ de hoedanigheid van alle andere door de arts geraadpleegde personen, de datum van die raadplegingen, alsmede inlichtingen over het advies van die personen over de wilsverklaring van de patiėnt;
8ŗ of de naasten geraadpleegd werden en de redenen daarvan.
Verantwoording
Artikel 4 van het voorstel legt een specifieke procedure en specifieke criteria vast voor euthanasie op een patiėnt die niet bij bewustzijn is. Het is wenselijk dat de toetsing betrekking heeft op al die punten. Daar de patiėnt die niet bij bewustzijn is, in een uiterst kwetsbare positie verkeert, moet hem een grotere bescherming geboden worden tegen eventuele misbruiken waarvan hij het slachtoffer zou kunnen worden.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5quater
In het eerste lid van de voorgestelde § 1 van dit artikel, de woorden « anonieme deel » vervangen door de woorden « tweede deel ».
Verantwoording
Men moet ervoor zorgen dat de gebruikte terminologie eenvormig blijft.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5quater
In het eerste lid van de voorgestelde § 1 van dit artikel, de woorden « de artikelen 3, 4 en 4bis » vervangen door de woorden « deze wet ».
Verantwoording
Alle voorwaarden van de wet moeten door de arts worden nageleefd, ook die welke verband houden met de wijze van invullen van het registratiedocument.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5quater
De laatste drie volzinnen van de voorgestelde § 1 van dit artikel vervangen als volgt :
« Indien de Commissie bij gewone meerderheid besluit dat er twijfel over bestaat of een geregistreerde euthanasie in overeenstemming is met de wet, wordt de anonimiteit opgeheven. Ze neemt kennis van het eerste deel van het registratiedocument en vraagt aan de behandelende arts elk element uit het medisch dossier op dat betrekking heeft op deze euthanasie. »
Verantwoording
De huidige formulering geeft geen enkele aanwijzing over de wijze waarop de Commissie tot het besluit komt dat er twijfel bestaat over de wettigheid van een geregistreerd geval van euthanasie. Pas nadien wordt gestemd over het besluit om de anonimiteit op te heffen. Ik meen dat eerst in behoorlijke vorm gestemd dient te worden over de vraag of het geval in overeenstemming is met de wet. Indien de Commissie bij gewone meerderheid oordeelt dat daar twijfel over bestaat, moet de anonimiteit worden opgeheven en moet men inzage nemen van het medisch dossier.
Het antwoord dat de twijfel van de Commissie kan wegnemen over de vraag of een euthanasie in verdachte omstandigheden zou zijn uitgevoerd, kan men immers alleen maar vinden in het medisch dossier van de patiėnt. De Commissie behoort daar inzage van te nemen indien ze werkelijk een controletaak wil vervullen.
Indien het altijd gaat om een mogelijkheid om bepaalde besluiten te nemen, zijn het willekeurige besluiten genomen volgens het opportuniteitsbeginsel en bestaat er geen echte controle.
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Art. 5quater
Het voorgestelde laatste lid van dit artikel vervangen als volgt :
« Wanneer de Commissie bij gewone meerderheid het gemotiveerde besluit neemt dat de voorwaarden bepaald bij deze wet niet zijn nageleefd, zendt zij het dossier over aan de procureur des Konings van de plaats van overlijden van de patiėnt. »
Verantwoording
De stemming met een tweederde meerderheid maakt het in de praktijk onmogelijk enig dossier over te zenden aan de procureur des Konings en zet de rechterlijke macht in de werkelijkheid buitenspel. Een gewone meerderheid lijkt ons redelijker.
Overigens moet opnieuw het dossier aan het parket worden overgezonden, indien deze meerderheid bereikt is. Het is geen mogelijkheid meer waarin de Commissie vrij wordt gelaten, maar een verplichting, zo niet heeft deze stemming geen zin.
Clotilde NYSSENS. |
(Subamendement op amendement nr. 291 van mevrouw Leduc c.s.)
Art. 4
Het eerste lid, eerste zin, van de § 2 van het voorgestelde artikel aanvullen met volgende bepaling :
« de wilsverklaring werd opgesteld volgens de voorwaarden bepaald in § 1 ».
Verantwoording
Op het niet-naleven van de vormvoorschriften met betrekking tot de wilsverklaring, zoals bepaald in het voorgestelde artikel 4, § 1, wordt geen enkele sanctie voorzien.
De arts dient er zich dan ook van te verzekeren dat deze vormvoorschriften werden nageleefd. Is dit niet het geval, dan is een euthanasie op grond van deze wilsverklaring niet gelegitimeerd, en blijft de euthanaserende handeling een misdrijf.
(Subamendement op amendement nr. 435 van mevrouw Leduc c.s.)
Art. 4
Aan de § 1, vijfde lid, van het voorgestelde artikel, de volgende wijzigingen aanbrengen :
A. de woorden « geen enkel materieel belang heeft » vervangen door de woorden « geen enkel rechtstreeks belang heeft of kan hebben »;
B. de woorden « van wie er minstens een geen materieel belang heeft bij het overlijden van de patiėnt » vervangen door de woorden « die geen rechtstreeks belang hebben of kunnen hebben ».
Verantwoording
Zie de verantwoording bij amendementen nrs. 317 en 319.
Hugo VANDENBERGHE. Mia DE SCHAMPHELAERE. |
(Subamendement op amendement nr. 291 van mevrouw Leduc c.s.)
Art. 4
Het tweede streepje van het tweede lid van de voorgestelde § 1 van dit artikel vervangen als volgt :
« dat hij volledig en blijvend buiten bewustzijn is; »
Verantwoording
Er moet expliciet worden bepaald enerzijds dat de patiėnt volledig dus helemaal en niet gedeeltelijk buiten bewustzijn moet zijn en anderzijds dat deze toestand blijvend moet zijn, dus ononderbroken en niet van voorbijgaande of terugkerende aard.
(Subamendement op amendement nr. 291 van mevrouw Leduc c.s.)
Art. 4
Het tweede streepje van het eerste lid van de voorgestelde § 2 van dit artikel vervangen als volgt :
« dat hij volledig en blijvend buiten bewustzijn is; »
Verantwoording
Er moet expliciet worden bepaald enerzijds dat de patiėnt volledig dus helemaal en niet gedeeltelijk buiten bewustzijn moet zijn en anderzijds dat deze toestand blijvend moet zijn, dus ononderbroken en niet van voorbijgaande of terugkerende aard.
Paul GALAND. |
(Subamendement op amendement nr. 291 van mevrouw Leduc c.s.)
Art. 4
Aan het slot van het vijfde lid van de voorgestelde § 1 van dit artikel de volgende volzin toevoegen :
« Bij de wilsverklaring wordt een medisch attest gevoegd als bewijs dat de betrokkene fysiek blijvend niet in staat is de wilsverklaring op te stellen en te tekenen. »
Verantwoording
Het feit dat de betrokkene fysiek blijvend niet in staat is de wilsverklaring op te stellen en te ondertekenen, moet het gevolg zijn van een gezondheidsprobleem. Alleen een arts is dus bevoegd om daarover te oordelen. Het optreden van de arts is voor de patiėnt een bijkomende bescherming tegen eventuele misbruiken.
Paul GALAND. Jan REMANS. Jacinta DE ROECK. Josy DUBIÉ. |
(Subamendement op amendement nr. 435 van mevrouw Leduc c.s.)
Art. 4
In § 1, vijfde lid van het voorgestelde artikel, na de tweede zin, volgende woorden invoegen :
« In dat geval gebeurt de geschriftstelling in bijzijn van een arts en noteert de aangewezen persoon de naam van die arts op het document. »
Verantwoording
Bijkomende waarborg, naar analogie met § 4, tweede lid, van artikel 3 van het wetsvoorstel.
Hugo VANDENBERGHE. Mia DE SCHAMPHELAERE. |
Art. 6
Het eerste lid van dit artikel vervangen als volgt :
« Het verzoek en de wilsverklaring bedoeld in de artikelen 3 en 4 van deze wet hebben geen dwingende waarde.
Geen beoefenaar van de geneeskunde kan worden gedwongen gevolg te geven aan een verzoek om euthanasie. »
Verantwoording
De wilsverklaring kan de arts nooit dwingen tot het uitvoeren ervan. Dit stuk heeft slechts een indicatieve waarde.
Daarenboven is het verkieslijk duidelijk te zeggen dat niemand gedwongen kan worden om euthanasie uit te voeren, ongeacht de vorm ervan en ongeacht het bestaan van een direct verzoek van de zieke als bedoeld in artikel 3 of van een wilsverklaring als bedoeld in artikel 4.
Philippe MONFILS. Myriam VANLERBERGHE. Jacinta DE ROECK. Marie-José LALOY. Jean-Franēois ISTASSE. Jeannine LEDUC. Paul GALAND. |
(Subamendement op amendement nr. 291 van mevrouw Leduc c.s.)
Art. 4
De § 1 van het voorgestelde artikel aanvullen met een nieuw lid dat luidt als volgt :
« Alle formaliteiten waaraan de wilsverklaring, krachtens de bepalingen van dit artikel zijn onderworpen, moeten worden in acht genomen op straffe van nietigheid. »
Verantwoording
Het niet-naleven van de voorwaarden waaraan de wilsverklaring dient te voldoen, dient te worden gesanctioneerd met de nietigheid van de wilsverklaring.
De libellering is geļnspireerd op artikel 1001 van het Burgerlijk Wetboek.
Hugo VANDENBERGHE. |
(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)
Hoofdstuk IVbis
Het voorgestelde, nieuwe hoofdstuk IVbis vervangen als volgt :
« Hoofdstuk IVbis. Commissie voor geneeskundige expertise :
Art. 5bis. § 1. Er wordt een Commissie opgericht, genoemd « Commissie voor geneeskundige expertise », hierna te noemen « de Commissie ».
De Commissie voor geneeskundige expertise komt bijeen op verzoek van de onderzoeksrechter die een zaak onderzoekt of door de procureur des Konings gevorderd werd om een zaak te onderzoeken tegen een beoefenaar van de geneeskunst als bedoeld in artikel 2, § 1, van koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies, die wordt vervolgd omdat hij opzettelijk de dood van een zieke zou hebben veroorzaakt of hem zou hebben geholpen om zelfmoord te plegen.
§ 2. De Commissie bestaat uit 16 leden gekozen op grond van hun kennis, hun ervaring en hun interesse voor kwesties inzake medische ethiek en verlichting van pijn in het kader van de begeleiding bij het levenseinde.
De Koning benoemt bij in de Ministerraad overlegd koninklijk besluit en op de volgende manier :
a) vier vooraanstaanden uit de universitaire kringen, bevoegd inzake medische ethiek, gekozen uit een lijst van driemaal vier namen voorgedragen door de Vlaamse Interuniversitaire Raad enerzijds en de Conseil interuniversitaire de la Communauté franēaise anderzijds : onder deze vooraanstaanden, twee personen uit de geneeskundige faculteit, en twee personen uit de faculteiten rechten, filosofie, psychologie of sociologie;
b) vier praktiserende doctors in de geneeskunde met ervaring inzake palliatieve zorg, van wie de helft huisartsen, gekozen uit een lijst van driemaal vier namen voorgedragen door de Nationale Raad van de Orde van geneesheren; twee onder hen moeten lid zijn van de Academie voor geneeskunde;
c) vier vooraanstaanden gekozen uit een lijst van driemaal vier namen voorgedragen door verenigingen voor de verdediging van de rechten van de patiėnt die erkend zijn of die gedurende ten minste vijf jaar op dat vlak werkzaam zijn geweest;
d) vier vooraanstaanden gekozen uit een lijst van driemaal vier namen voorgedragen door de Algemene Vereniging van Belgische verpleegkundigen.
Bij de samenstelling van de Commissie moet voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de verschillende ideologische en filosofische strekkingen worden gezorgd, alsmede voor de aanwezigheid van een evenwichtig aantal vrouwelijke en mannelijke leden. De Commissie telt een gelijk aantal Franstalige en Nederlandstalige leden.
§ 3. Voor elk effectief lid wordt een plaatsvervanger benoemd onder de voorwaarden bedoeld in § 2. Deze plaatsvervanger vervangt het afwezige lid en voltooit het mandaat in geval van overlijden of ontslag.
De effectieve leden en de plaatsvervangers worden benoemd voor een termijn van twee jaar. Hun mandaat is hernieuwbaar. Het wordt van rechtswege beėindigd wanneer de leden de hoedanigheid verliezen op grond waarvan zij zijn benoemd.
De Commissie kiest onder haar leden twee ondervoorzitters overeenkomstig de bepalingen van het huishoudelijk reglement. Zij kiest onder hen een voorzitter. De duur van het mandaat van de voorzitter bedraagt een jaar.
De lijst met de voorzitter, de ondervoorzitter, de effectieve leden en de plaatsvervangers van de Commissie wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
§ 4. De leden van de Commissie die hun professionele medewerking moeten verlenen aan het gerechtelijk onderzoek, zijn tot geheimhouding verplicht. Iedere schending van het geheim wordt gestraft overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek.
Het lidmaatschap van de Commissie is onverenigbaar met een mandaat in een van de wetgevende vergaderingen en met een mandaat in de federale regering of in een gemeenschaps- of gewestregering.
De commissieleden kunnen net als de deskundigen worden gewraakt. De artikelen 966, 967 en 969 tot 971 van het Gerechtelijk Wetboek zijn op hen van toepassing, met dien verstande dat in geval van wraking van een effectief lid de plaatsvervanger van rechtswege wordt benoemd.
§ 5. Binnen de Commissie kunnen er beperkte commissies opgericht worden met het oog op het bestuderen van de problemen die de Commissie moet onderzoeken. Die Commissies zijn op zodanige wijze samengesteld dat zij de samenstelling van de commissie weerspiegelen. De commissies stellen een gedetailleerd verslag op en werken ontwerpen van advies uit.
De Commissie heeft een bureau, samengesteld uit de voorzitter en de ondervoorzitter. Het bureau regelt de werkzaamheden van de Commissie en coördineert de werkzaamheden van de verschillende beperkte commissies.
De zittingen van de Commissie, van het bureau en van de beperkte commissies zijn niet openbaar.
Bij de Commissie wordt een secretariaat opgericht, dat belast is met de technische en administratieve taken die de Commissie, het bureau en de beperkte commissies eraan opdragen.
§ 6. De Commissie kan slechts geldig beraadslagen en besluiten als alle leden aanwezig zijn.
De Commissie spreekt zich uit over de ontwerpen van advies van de beperkte commissies. Indien een ontwerp van advies niet zonder meer wordt aangenomen, kan de Commissie de inhoud ervan wijzigen. Zij motiveert de wijzigingen aan het oorspronkelijk advies van de beperkte commissie. De commissie kan het advies met haar opmerkingen eveneens overzenden aan de beperkte commissie, met het oog op een nieuw onderzoek.
§ 7. De Commissie stelt een huishoudelijk reglement op, dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de minister van Justitie en de minister bevoegd voor de Volksgezondheid.
Dat reglement bepaalt de werkwijze van de Commissie, het bureau en de beperkte commissies.
§ 8. De Koning stelt de regels vast met betrekking tot de wedden en de kosten van de commissieleden.
Art. 5ter. In het eerste boek, hoofdstuk VI, afdeling II, onderafdeling II, van het Wetboek van Strafvordering wordt een § 8 ingevoegd bestaande uit artikel 90duodecies, en luidende :
« § 8. De Commissie voor geneeskundige expertise
Art. 90duodecies. § 1. Wanneer de onderzoeksrechter een dossier onderzoekt of door de procureur des Konings werd gevorderd om een dossier te onderzoeken met betrekking tot een beoefenaar van de geneeskunst bedoeld in artikel 2, § 1, van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies, die wordt vervolgd omdat hij opzettelijk de dood van een zieke zou hebben veroorzaakt of hem zou hebben geholpen om zelfmoord te plegen en die de noodtoestand aanvoert, kan hij, in het belang van het gerechtelijk onderzoek, bevelen dat de Commissie voor geneeskundige expertise opgericht bij artikel 5bis van de wet van ... bijeenkomt teneinde een verslag op te stellen en een technisch advies te verlenen.
Deze maatregel wordt vooraf vastgesteld in een met redenen omklede beschikking van de onderzoeksrechter die hij aan de procureur des Konings meedeelt. Alvorens deze maatregel te bevelen, hoort de onderzoeksrechter de arts tegen wie de maatregel is gericht en hij deelt hem vervolgens zijn beslissing mee.
§ 2. De Commissie spreekt zich uit op basis van alle beschikbare elementen, en meer bepaald het medisch dossier van de patiėnt.
§ 3. De Commissie stelt een verslag op en geeft een gemotiveerd advies binnen drie maanden na de ontvangst van het verzoek van de onderzoeksrechter. Op een gemotiveerd verzoek van de Commissie kan de onderzoeksrechter een bijkomende termijn toekennen. Het advies vermeldt de verschillende standpunten.
§ 4. De griffier zendt onverwijld een kopie van het verslag van het advies van de Commissie aan de betrokken arts, die vanaf de ontvangst van de kopie een maand de tijd heeft om zijn opmerkingen aan de onderzoeksrechter mee te delen.
§ 5. De minister van Justitie brengt in het Parlement jaarlijks verslag uit over de uitvoering van dit artikel.
Hij deelt het Parlement mee in hoeveel gerechtelijke onderzoeken de maatregel bedoeld in dit artikel is genomen, alsook de resultaten daarvan.
Art. 5quater. In artikel 127bis van het Wetboek van strafvordering wordt een nieuw tweede lid ingevoegd, luidende :
« Wanneer de onderzoeksrechter overeenkomstig artikel 90duodecies de Commissie voor geneeskundige expertise heeft geadieerd, kan het gerechtelijk onderzoek niet als voltooid worden beschouwd vóór de Commissie haar verslag heeft opgesteld en haar advies heeft gegeven. In dat geval deelt de onderzoeksrechter samen met het dossier het verslag en het advies van de Commissie mee, alsook de eventuele opmerkingen van de betrokken arts. »
Art. 5quinquies. Artikel 16, § 1, van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis wordt aangevuld met een laatste lid, luidende :
« Indien de verdachte een beoefenaar is van de geneeskunst als bedoeld in artikel 2, § 1, van koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies, die wordt vervolgd omdat hij opzettelijk de dood van een zieke zou hebben veroorzaakt of hem zou hebben geholpen om zelfmoord te plegen en die de noodtoestand aanvoert, kan de onderzoeksrechter pas beslissen een bevel tot aanhouding tegen deze beoefenaar te verlenen nadat hij kennis heeft genomen van het advies van de Commissie voor geneeskundige expertise bedoeld in artikel 90duodecies van het Wetboek van strafvordering. »
Verantwoording
Dit amendement strekt ertoe om veeleer dan een Evaluatiecommissie inzake de toepassing van deze wet, een Commissie voor geneeskundige expertise op te richten op strafrechtelijk niveau. Sommige sprekers maakten zich zorgen over de rechtszekerheid van de arts die euthanasie toepast overeenkomstig de wettelijke voorwaarden : de oprichting van deze commissie komt daaraan tegemoet. Zij maakt het de onderzoeksrechter belast met het onderzoek van een zaak tegen een arts die wordt vervolgd omdat hij euthanasie zou hebben gepleegd en die de noodtoestand aanvoert, mogelijk om een Commissie voor geneeskundige expertise te adiėren voor advies. Net als andere adviezen van deskundigen is het advies van de commissie niet bindend voor de rechter. Het grote belang van dit advies staat, gezien de capaciteiten van de deskundigen in de Commissie, echter buiten kijf. Als de onderzoeksrechter meent dat tegen de arts een bevel tot aanhouding moet worden verleend, moet hij het advies van de Commissie vragen. Hij kan het bevel tot aanhouding slechts verlenen nadat hij van dit advies kennis heeft genomen. De samenstelling en de werking van deze Commissie zijn geėnt op de wetgeving betreffende het Raadgevend Comité voor bio-ethiek.
Artikel 5bis verduidelijkt dat de Commissie bijeenkomt op verzoek van de onderzoeksrechter die een zaak onderzoekt tegen een arts die ervan wordt verdacht opzettelijk de dood van een zieke te hebben veroorzaakt of hem te hebben geholpen om zelfmoord te plegen en tegen wie een klacht is ingediend of ambtshalve vervolging is ingesteld door het parket. Als de arts de noodtoestand aanvoert, kan de onderzoeksrechter de Commissie adiėren voor een advies over deze kwestie.
De Commissie is samengesteld uit zestien leden, allen gespecialiseerd in kwesties van medische ethiek en verlichting van pijn in het kader van het levenseinde. In de commissie zitten hoogleraren die bevoegd zijn inzake medische ethiek, artsen met ervaring inzake palliatieve zorg, verpleegkundigen en vertegenwoordigers van verenigingen voor de verdediging van patiėntenrechten. Het evenwicht op het vlak van taal, levensbeschouwing en religie, alsook tussen de geslachten moet in acht worden genomen.
De effectieve leden en de plaatsvervangers worden benoemd voor een hernieuwbare termijn van twee jaar.
Artikel 5bis somt ook de onverenigbaarheden op die aan de hoedanigheid van deskundige zijn verbonden. De wrakingsgronden waarin artikel 966 van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de deskundigen voorziet, zijn ook van toepassing op de leden van de Commissie. Ook de wrakingsprocedure uit de artikelen 967, 969 tot 971 van het Gerechtelijk Wetboek is mutatis mutandis van toepassing. Dit artikel bepaalt ten slotte dat de leden van de Commissie gebonden zijn door het beroepsgeheim (artikel 458 van het Strafwetboek).
Net als het Raadgevend Comité voor bio-ethiek kunnen binnen deze commissie beperkte commissies worden opgericht om het dossier waarmee ze is belast te onderzoeken. De commissies stellen verslagen op en werken ontwerpen van advies uit. Het bureau van de Commissie staat in voor de coördinatie van de werkzaamheden ervan. De vergaderingen van de Commissie voor de geneeskundige expertise, van het bureau en van de beperkte commissies zijn niet openbaar. De Commissie beschikt over een secretariaat (artikel 5bis, § 5).
Artikel 5bis, § 6, verduidelijkt de manier waarop de Commissie beslissingen neemt en waarop zij de ontwerpen van advies van de beperkte commissies onderzoekt.
Artikel 5bis, § 7, handelt over het huishoudelijk reglement van de Commissie.
Artikel 5bis, § 8, bepaalt dat de regels betreffende de wedden en kosten van de commissieleden bij koninklijk besluit worden vastgesteld.
Artikel 5ter voegt een nieuw artikel 90duodecies betreffende de Commissie voor de geneeskundige expertise in in het Wetboek van strafvordering. Er wordt bepaald dat in gevallen van euthanasie waarbij de arts de noodtoestand aanvoert, de rechter de Commissie voor geneeskundige expertise kan adiėren. Vooraf moet hij de arts horen.
De Commissie neemt kennis van het medisch dossier. Zij stelt een verslag op en geeft een advies op basis van alle beschikbare elementen en vooral van de gegevens uit het medisch dossier van de patiėnt.
De Commissie moet haar rapport opstellen en haar advies geven binnen drie maanden na de ontvangst van het verzoek van de onderzoeksrechter. Deze termijn kan echter worden verlengd. Een kopie van het verslag en het advies van de Commissie wordt gezonden aan de betrokken arts, die een maand de tijd heeft vanaf de ontvangst van de kopie om zijn opmerkingen aan de onderzoeksrechter mee te delen.
De minister van Justitie brengt jaarlijks verslag uit in het Parlement over de toepassing van dit artikel. Hij deelt het Parlement mee in hoeveel gerechtelijke onderzoeken deze maatregel is genomen.
Artikel 5quater wijzigt artikel 127bis van het Wetboek van strafvordering. Het verduidelijkt dat wanneer de Commissie voor gerechtelijke expertise is geadieerd, de onderzoeksrechter die zijn gerechtelijk onderzoek afsluit, de procureur des Konings behalve het dossier ook het verslag en het advies van de Commissie en de eventuele opmerkingen van de betrokken arts moet meedelen.
Artikel 5quinquies wijzigt artikel 16 van de wet op de voorlopige hechtenis. Het bepaalt dat de onderzoeksrechter pas een bevel tot aanhouding kan verlenen tegen een arts die euthanasie heeft toegepast en die de noodtoestand aanvoert, nadat hij eerst kennis heeft genomen van het advies van de Commissie voor geneeskundige expertise.
Clotilde NYSSENS. |
(Subamendement op amendement nr. 291 van mevrouw Leduc c.s.)
Art. 4
Aan het voorgestelde artikel de volgende wijzigingen aanbrengen :
A. Het tweede lid, tweede streepje, van § 1 vervangen door de volgende bepaling :
« dat hij niet langer in staat is zijn wil te uiten. »
B. Paragraaf 2 vervangen door de volgende bepaling :
« De arts die euthanasie toepast, pleegt geen misdrijf wanneer hij er zich van verzekerd heeft dat :
de patiėnt een meerderjarige of een ontvoogde minderjarige is die handelingsbekwaam en bewust is op het ogenblik van zijn verzoek;
het verzoek vrijwillig, overwogen en herhaald is, en niet tot stand gekomen is als gevolg van enige externe druk;
de patiėnt zich in een medisch uitzichtloze toestand bevindt van aanhoudend en ondraaglijk fysiek of psychisch lijden dat niet gelenigd kan worden, en dat het gevolg is van een ernstige en ongeneeslijke, door ongeval of ziekte veroorzaakte aandoening;
en hij de in deze wet voorgeschreven voorwaarden en procedures heeft nageleefd.
Onverminderd bijkomende voorwaarden die de arts aan zijn ingrijpen wenst te verbinden, moet hij in de periode die de toestand waarin de patiėnt zijn wil niet meer kan uiten voorafgaat, en voor zover hij op de hoogte is van het verzoek tot euthanasie :
1ŗ de patiėnt inlichten over zijn gezondheidstoestand en zijn levensverwachting, met de patiėnt overleg plegen over zijn verzoek tot euthanasie en met hem de eventueel nog resterende therapeutische mogelijkheden, evenals die van de palliatieve zorg, en hun gevolgen bespreken. Hij moet met de patiėnt tot de overtuiging komen dat er voor de situatie waarin deze zich bevindt geen redelijke andere oplossing is en dat het verzoek van de patiėnt berust op volledige vrijwilligheid;
2ŗ zich verzekeren van het aanhoudend fysiek of psychisch lijden van de patiėnt en van het duurzaam karakter van zijn verzoek. Daartoe voert hij met de patiėnt meerdere gesprekken die, rekening houdend met de ontwikkeling van de gezondheidstoestand van de patiėnt, over een redelijke periode worden gespreid;
3ŗ indien er een verplegend team is, dat in regelmatig contact staat met de patiėnt, het verzoek van de patiėnt bespreken met het team of leden van dat team;
4ŗ indien de patiėnt dat wenst, het verzoek van de patiėnt bespreken met zijn naasten die hij aanwijst;
5ŗ zich ervan verzekeren dat de patiėnt de gelegenheid heeft gehad om over zijn verzoek te spreken met de personen die hij wenste te ontmoeten.
Indien de periode is ingetreden dat de patiėnt zijn wil niet meer kan uiten :
1ŗ een andere arts raadpleegen over de onomkeerbaarheid van de medische toestand van de patiėnt en hem op de hoogte brengen van de redenen voor deze raadpleging. De geraadpleegde arts neemt inzage van het medisch dossier en onderzoekt de patiėnt. Hij stelt een verslag op van zijn bevindingen. Indien in de wilsverklaring een vertrouwenspersoon wordt aangewezen brengt de behandelende arts deze vertrouwenspersoon op de hoogte van de resultaten van deze raadpleging.
De geraadpleegde arts moet onafhankelijk zijn ten opzichte van zowel de patiėnt als de behandelende arts en bevoegd om over de aandoening in kwestie te oordelen;
2ŗ indien er een verplegend team is dat in regelmatig contact staat met de patiėnt, de inhoud van de wilsverklaring bespreken met het team of leden van dat team;
3ŗ indien in de wilsverklaring een vertrouwenspersoon wordt aangewezen, het verzoek van de patiėnt met hem bespreken;
4ŗ indien in de wilsverklaring een vertrouwenspersoon wordt aangewezen, de inhoud van de wilsverklaring bespreken met de naasten van de patiėnt die door de vertrouwenspersoon zijn aangewezen. »
Verantwoording
Het is gevaarlijk om een procedure in te stellen voor « onbewuste » patiėnten. Mijns inziens komt hierdoor het correct medisch handelen voor mensen zonder wilsverklaring in het gedrang. Vandaar mijn voorstel om het artikel toe te spitsen op de algemene situatie, waarbij de patiėnt zijn wil niet kan uiten, maar waarbij alle waarborgen van artikel 3 gelden.
Patrik VANKRUNKELSVEN. |
(Subamendement op amendement nr. 291 van merouw Leduc c.s.)
Art. 4
Paragraaf 1 van dit artikel vervangen als volgt :
« § 1. Elke meerderjarige persoon die in een schriftelijke verklaring zijn wil te kennen geeft dat een arts euthanasie toepast wanneer hij in een onomkeerbare toestand van bewustzijnsverlies terechtgekomen is, moet verschillende meerderjarige vertrouwenspersonen aanwijzen die de behandelende arts kunnen inlichten over zijn wilsverklaring.
De wilsverklaring moet gedateerd en getekend worden door de steller en door de vertrouwenspersoon, waarvan minstens een geen enkel materieel belang mag hebben bij het overlijden van de patiėnt. Ze heeft een indicatieve waarde en kan te allen tijde ingetrokken worden.
Indien een meerderjarige persoon fysiek blijvend niet in staat is de verklaring op te stellen en te tekenen, moet hij schriftelijk zijn wil laten optekenen dat een arts euthanasie toepast wanneer hij in een onomkeerbare toestand van bewustzijnsverlies terechtgekomen is, door een meerderjarige vertrouwenspersoon, in het bijzijn van een andere meerderjarige vertrouwenspersoon die geen materieel belang mag hebben bij zijn overlijden. Het geschrift moet gedateerd en getekend worden door de twee vertrouwenspersonen en er moet een medisch attest bijgevoegd worden dat de blijvende fysieke onmogelijkheid bevestigt. Het geschrift heeft een indicatieve waarde en kan te allen tijde ingetrokken worden.
De behandelende arts van de patiėnt, de geraadpleegde artsen en de leden van het verplegend team kunnen niet worden aangewezen als vertrouwenspersonen.
Verantwoording
Het is niet de bedoeling de draagwijdte van de wilsverklaring van de patiėnt te beperken maar wel de artsen duidelijk te maken onder welke voorwaarden deze verklaring in aanmerking kan komen als uitgangspunt voor een eventuele beslissing tot het toepassen van euthanasie.
De blijvende fysieke onmogelijkheid waarvan in het derde lid gewag wordt gemaakt, moet rechtstreeks voortvloeien uit een gezondheidsprobleem. De bevoegde persoon om dat te bevestigen is dus een arts. Zijn optreden kan de patiėnt beter beschermen tegen eventuele misbruiken.
(Subamendement op amendement nr. 291 van mevrouw Leduc c.s.)
Art. 4
Paragraaf 2 van dit artikel vervangen als volgt :
« § 2. Een arts kan euthanasie uitvoeren op een patiėnt die niet bewust is indien :
de patiėnt overeenkomstig de in § 1 vastgestelde vormvoorwaarden zijn wil heeft te kennen gegeven dat een arts euthanasie toepast wanneer hij niet bewust is en deze verklaring minder dan vijf jaar oud is;
de patiėnt lijdt aan een ernstige en ongeneeslijke, door ongeval of ziekte veroorzaakte aandoening;
de toestand van volledig en voortdurend bewustzijnsverlies van de patiėnt volgens de stand van de wetenschap onomkeerbaar is.
De arts moet ook :
het advies van een andere arts vragen over de ongeneeslijke aard van de ziekte en over de onomkeerbaarheid van het bewustzijnsverlies van de patiėnt. Deze arts moet bijzonder bevoegd zijn met betrekking tot de ziekte waaraan de patiėnt lijdt, en onafhankelijk zijn ten opzichte van zowel de patiėnt als de behandelende arts en de instelling waar de patiėnt zich bevindt. Hij neemt inzage van het medisch dossier en onderzoekt de patiėnt alvorens zich uit te spreken;
indien er een verplegend team is dat in regelmatig contact staat met de patiėnt, de inhoud van het in § 1 bedoelde geschrift bespreken;
de wil van de patiėnt bespreken met een van de vertrouwenspersonen die zijn aangewezen in het in § 1 bedoelde geschrift;
de wil van de patiėnt bespreken met de naasten die eventueel door de vertrouwenspersonen zijn aangewezen. »
Verantwoording
Het is de bedoeling om te verduidelijken onder welke voorwaarden de arts kan ingaan op een overeenkomstig § 1 geformuleerd euthanasieverzoek.
(Subamendement op amendement nr. 291 van mevrouw Leduc c.s.)
Art. 4
Aan dit artikel een § 3 toevoegen, luidende :
« § 3. De in § 1, eerste lid, bedoelde wilsverklaring van de patiėnt of indien die er niet is, het in § 1, derde lid, bedoelde geschrift waarin zijn wil is opgetekend, alsmede het verslag van de geraadpleegde arts moeten bij het medische dossier van de patiėnt worden gevoegd.
Alle stappen die door de artsen ondernomen worden en het resultaat ervan worden systematisch door hen opgetekend in het medisch dossier van de patiėnt. »
Verantwoording
Het stipt bijhouden van het medische dossier alsmede de verplichting voor de artsen om persoonlijk en systematisch alle door hen ondernomen stappen op te tekenen, lijken ons essentieel. Wij wijden er dan ook een aparte paragraaf aan.
Paul GALAND. |