IV. 1918 - 1919: Wie mag stemmen? Het debat in het Parlement

  1. Inleiding
  2. 22 november 1918: gelijk stemrecht voor alle mannen
  3. 28 & 29 november 1918: het antwoord van de Kamers aan de Koning
  4. Eind december 1918: het wetsontwerp van de regering
  5. Februari-april 1919: het debat in de Kamer
  6. April-mei 1919: de instemming van de Senaat
  7. De kies- en verkiesbaarheidsvoorwaarden in 1919
  8. Ook de Senaat wordt hervormd (1921)

Dit hoofdstuk in pdf Start

Februari-april 1919 : het debat in de Kamer

Het wetsontwerp wordt begin 1919 in de Kamer ingediend. De Kamer besprak toen al een groot aantal andere wetsontwerpen met betrekking tot huurprijzen, vergoedingen voor bepaalde oorlogsschade, het nationale werk voor oorlogswezen, de herdenking en verheerlijking van de doden en de terdoodveroordeelden voor België tijdens de Eerste Wereldoorlog, de toekenning van aanvullingen op het ouderdomspensioen, de nationale aanneming van gemeenten en het herstel van verwoeste gewesten, het behoud van bossen en wouden die toebehoren aan onderdanen van een vijandelijke natie, de uitgifte van leningen door de overheid, de verhoging van de tramtarieven om de kosten van het herstel van het net te dekken, enz.

Vanaf januari komt er een krachtmeting tussen de regering en de katholieke rechtervleugel, die het ontwerp ongrondwettelijk vindt (en steun krijgt van kardinaal Mercier en de bisschoppen van België, die eerst stemadvies geven maar uiteindelijk toestaan dat parlementsleden in eer en geweten oordelen), of die de ongrondwettelijkheid aanvaardt maar stemrecht voor vrouwen eist. Voor de liberalen zou die toegeving echter het einde betekenen van de nationale eenheid en daarmee het einde van de regering-Delacroix I.

Uit de Troonrede van 22 november 1918

Uit de Troonrede van 22 november 1918

 

In de commissie: naar de geest van de Grondwet in plaats van naar de letter

De Middenafdeling komt bijeen vanaf 20 februari onder leiding van Prosper Poullet, kamervoorzitter. Zijn verslag dateert van 6 maart 1919. [ 20 ] Kamer van volksvertegenwoordigers, 6 maart 1919, verslag namens de middenafdeling door de heer Persoons. De middenafdeling was een niet permanente commissie waarvan de samenstelling maandelijks bij loting gebeurde (in tegenstelling tot de huidige vaste commissies in de Kamer en in de Senaat. Ze bestond uit de heer Poullet (voorzitter), de heren Neven, Persoons (secretaris), Hubin, Lamborelle, Duysters en Goblet - link zie voetnoot.

Vanaf dat moment wordt in de Belgische pers bericht dat er pas op het einde van het jaar mogelijke verkiezingen komen: de Kamers zullen het ontwerp waarschijnlijk niet voor eind mei goedkeuren en het zal dan minstens zes maanden duren om de nieuwe kieslijsten op te stellen. [ 21 ] Journal de Bruxelles, vrijdag 21 februari 1919, p.1 "Les élections aux S.U. n'auront pas lieu avant la fin de l'année".

En de kritiek op het wetsontwerp, die reeds voelbaar was in het antwoord op de Troonrede, barst openlijk los.

De woordvoerder van degenen die het ontwerp ongrondwettelijk vinden (de beruchte "voorafgaande vraag" over de grondwettelijkheid van het ontwerp, die vooral gesteund wordt door de rechtse conservatieve katholieken, die niet betrokken waren bij de besprekingen in Loppem en nu van plan zijn hun stem te laten horen in het parlement), krijgt twee argumenten tegengeworpen.

Het eerste argument is dat het ontwerp weliswaar in strijd is met de tekst van de Grondwet (die bepaalt dat de "kiesbevoegdheidsvoorwaarden" die aan de basis liggen van het meervoudig stemrecht van artikel 47, alleen kunnen worden gewijzigd door de toepassing van de procedure tot herziening van de Grondwet, als bedoeld in artikel 131), maar niet met de geest van de Grondwet.

Het voorgelegde argument is dat het Nationaal Congres alleen wetten heeft opgesteld met het oog op een normale situatie; in uitzonderlijke omstandigheden heeft de wetgevende macht dus het recht om andere wegen te bewandelen dan wat in de Grondwet wordt aangegeven. Zoals tijdens de oorlog, toen de Koning de wetgevende macht alleen uitoefende en besluitwetten uitvaardigde die dezelfde waarde hadden als de wetten die via het parlement werden goedgekeurd. Het scenario is hetzelfde: "Het Parlement, vaststellende dat het onmogelijk is, tot de eerlang te houden verkiezingen over te gaan onder het beheer van het meervoudig kiesrecht, zal verplicht zijn eenen uitzonderingsmaatregel te nemen welke natuurlijk tot dit enig geval van noodzaak zal beperkt worden." [ 22 ] Kamer van volksvertegenwoordigers, 6 maart 1919, verslag namens de middenafdeling door de heer Persoons, p.4.

 

(Nog) in de commissie: de morele onmogelijkheid om de Grondwet te volgen

L'Evénement illustré, n° 206, 4 oktober 1919

L'Evénement illustré, n° 206, 4 oktober 1919

Ten tweede, was het menselijkerwijs mogelijk om binnen zes weken na de terugkeer van de regering de Grondwet toe te passen en de Kamers te ontbinden om nieuwe verkiezingen uit te schrijven, terwijl "duizenden burgers, door den oorlog verdreven, buiten het land bleven, wanneer al de bestuursdiensten volkomen ontredderd waren en sedert 1914 geen kiezerslijsten meer werden opgemaakt".

Het gebruik van de vooroorlogse lijsten zou ook ernstige problemen hebben veroorzaakt, aangezien veel landeigenaren met een tweede stem in het meervoudig systeem door de oorlog hun onroerend goed kwijt waren, terwijl nieuwe lijsten op basis van de oude criteria andere risico's met zich mee zouden hebben gebracht, zoals het risico van extra stemmen te geven aan personen die fortuin hadden gemaakt via "verdachte handelingen met den vijand". [ 23 ] Kamer van volksvertegenwoordigers, 6 maart 1919, verslag namens de middenafdeling door de heer Persoons, p.5.

Of, in de woorden van Delacroix, voor wie "de naleving van de door de Grondwet voorgeschreven herzieningsprocedure een "morele onmogelijkheid" vormt, is het in de gegeven omstandigheden mogelijk om te beginnen met een Constituante te kiezen volgens het oude stemrecht, waarbij iedereen jonger dan 25 jaar wordt uitgesloten, dus de soldaten aan het front, maar extra stemmen toekent aan oorlogswoekeraars?". [ 24 ] Emmanuel Gerard, De schaduw van het Interbellum, p.46.

Kortom, het is de kwadratuur van de cirkel en de meerderheid van de leden van de afdeling wil gewoon voortgang maken. Zij verzet zich ook tegen degenen die de verkiezingen willen uitstellen (onder het mom dat de bevolking niet vraagt om verkiezingen, maar wel andere, materiële bekommernissen aan haar hoofd heeft), omdat zij denkt dat wachten verkeerd en bovendien gevaarlijk zou zijn, en een aanzienlijk risico op sociale onrust met zich zou brengen.

 

Er worden twee amendementen op de tekst van de regering voorgesteld: het eerste slaat op het stemrecht voor vrouwen. De Middenafdeling meent dat dit niet het juiste moment is om dit debat aan te gaan en stuurt het terug naar de Constituante. Het tweede strekt ertoe de minimale stemgerechtigde leeftijd op 25 jaar te brengen (in plaats van 21 jaar): het wordt ook verworpen om "een bepaald aantal soldaten niet van de stembus uit te sluiten". Anderzijds stemt zij ermee in om geen stemrecht te geven aan "zij die voorbedachtelijk en zonder daartoe gedwongen te zijn, den vijand door hunne nijverheid of door hunnen arbeid in de wapen- en munitiefabrieken hebben geholpen". [ 25 ] Kamer van volksvertegenwoordigers, 6 maart 1919, verslag namens de middenafdeling door de heer Persoons, p.8.

In de plenaire vergadering, in extremis, Eendracht maakt macht...

Toen het wetsontwerp op 26 maart 1919 in de plenaire vergadering van het Parlement werd ingediend, was Delacroix er nog steeds niet in geslaagd de katholieke fracties in de Senaat en de Kamer te overtuigen om het wetsontwerp als dusdanig goed te keuren. Bijna al hun leden zijn het erover eens dat de rechterzijde het stemrecht van vrouwen tot het einde toe moet verdedigen. De liberalen daarentegen hebben daarover een veto uitgesproken en terwijl de onderhandelingen zonder resultaat doorgaan, dreigen de socialisten uit de regering te stappen als er geen definitief akkoord komt.

Liberaal pamflet tegen het kiesrecht voor vrouwen

Liberaal pamflet tegen het kiesrecht voor vrouwen - Archief van de Stad Brussel, Fonds Fauconnier, 3, 1919

En toch... Op 2 april vraagt Le Peuple zich op de voorpagina af: "Is het uur van het enkelvoudig stemrecht eindelijk aangebroken?" (vertaling), terwijl het blad twee weken eerder nog had gesproken van een "onvermijdelijke hervorming" en "de afleiding van het vrouwenstemrecht" in de maand januari had betreurd. [ 26 ] Le Peuple, edities van 13 maart 1919 (p.1), van 2 april 1919 (p.1), van 14 januari 1919 (p.1). "L'heure du S.U. [Suffrage Universel] va-t-elle enfin sonner?".

De pers vertelt wat er gebeurde op 9 april, de dag voor de stemming: "Woensdag was er in de Kamer veel gesmoes, zowel in het halfrond als in de wandelgangen. Het lijkt erop dat elke hoop op een schikking niet definitief is uitgesloten. Het stemrecht voor moeders of weduwen van gesneuvelde soldaten heeft veel voorstanders. Men beweert dat de heer Paul-Emile Janson (liberaal) er volledig achter staat. Leden van liberaal links hebben 's morgens een vergadering gehouden om de situatie te bespreken. De rechtervleugel kwam aan het einde van de vergadering in de namiddag bijeen. Anderzijds besliste de algemene raad van de socialistische partij die in het Volkshuis bijeenkwam, dat als de overheid zou vallen, ze geen deel meer wil uitmaken van een ministeriële samenstelling."

"Een grappig tafereeltje 's morgens in het peristilium dat versierd is met grote bloemstukken en groen voor de ontvangst van de Amerikaanse parlementaire delegatie door de bureaus van beide Kamers. De heer Destrée [socialist] benadert een groep parlementsleden en wijst naar de riante bloemendecoratie:
- "Echt", zei hij glimlachend, "wat een charmante attentie om de invoering van het algemeen stemrecht te vieren".
- "Ziet u niet", antwoordde de heer Moyersoen [katholiek], "dat de quaestuur deze overvloed aan bloemen heeft klaargezet om de vrouwen welkom te heten?

Zolang onze parlementsleden woordspelingen maken, is de zaak nog niet helemaal verloren." [ 27 ] Le Journal de Bruxelles, 10 april 1919, p.1. (vertaling)

In de ochtend van 9 april komen Jane Brigode en Louise Van den Plas, respectievelijk voorzitster en secretaris van de Belgische Liga voor de Rechten van de Vrouw, nog bijeen met afgevaardigden van de drie fracties van de Kamer. De liberalen houden vast aan hun eerdere verklaringen. De socialisten zeggen dat het stemrecht voor vrouwen in het programma van hun partij blijft staan, maar dat het er op dit moment op aankomt te zorgen voor het algemeen stemrecht voor mannen. De dames hebben ook een ontmoeting met enkele katholieke vertegenwoordigers. Dezelfde dag nog worden 175.000 handtekeningen van vrouwen ingediend in de Kamer: deze 175.000 ondertekenaars vragen, natuurlijk, het stemrecht voor vrouwen. [ 28 ] Volgens de Journal de Bruxelles, vrijdag 11 april 1919, p.1.

Jane Brigode circa 1910

Jane Brigode circa 1910 - Foto Library of Congress

 

De euforische stemming op 10 april 1919

10 april. De Kamer stemt!

"Op een haastig bijeengeroepen vergadering van de katholieke fracties van de Kamer en de Senaat kondigt de Broqueville aan dat, indien het regeringsontwerp niet wordt goedgekeurd, de Koning van plan is het Parlement te ontbinden en "bij decreet" het algemeen stemrecht in te voeren voor de volgende verkiezingen. Het nieuws veroorzaakt een schokgolf bij veel katholieken.

De rest van de ochtend en een deel van de namiddag onderhandelen de afgevaardigden van de drie fracties. Er wordt in extremis een compromis bereikt waarbij voorzien wordt in stemrecht voor bepaalde categorieën vrouwen en waarbij de socialisten het stemrecht voor vrouwen voor gemeenteraadsverkiezingen steunen. [ 29 ] Emmanuel Gerard, De schaduw van het interbellum, p.47. (vertaling)

Dan moeten de drie fracties het nog accepteren. Bij de socialisten is dat om 4 uur het geval.

Le Journal de Bruxelles verhaalt het vervolg: "Half 5. Nog steeds niets. Het is een zware bevalling. Het publiek op de tribunes blijft stoïcijns zitten. De senatoren zitten in hun loge en lijken te berusten. De socialistische volksvertegenwoordigers zitten op hun banken en verzorgen hun correspondentie, dromen of dutten in. De journalisten zijn het wachten op witte rook beu en gaan lekker 'manillen'. We krijgen misschien een nachtvergadering.

5 uur. Eindelijk hervatten de volksvertegenwoordigers de zitting. Er kan een glimlach af, want nu is er een volledig akkoord. Alle partijen zijn het erover eens geworden dat bij de parlementsverkiezingen stemrecht wordt gegeven aan de weduwen van gesneuvelde soldaten en gefusilleerde burgers of, bij ontstentenis van hen, aan hun moeders, alsook aan de vrouwen die om politieke redenen veroordeeld werden. Anderzijds zijn de socialisten het ermee eens dat de volgende vernieuwing van de gemeenteraden haar beslag zal krijgen met het algemeen stemrecht voor mannen en vrouwen vanaf 21 jaar." [ 30 ] Le Journal de Bruxelles, 11 april 1919.

De grote meerderheid van de katholieken schaart zich achter het bereikte compromis. Wanneer de vergadering begint, stelt een katholieke volksvertegenwoordiger toch nog de vraag of het ontwerp niet strijdig is met de grondwet, vraag die door de stemming verworpen wordt (122 tegen 43 stemmen bij 3 onthoudingen).

Henry Carton de Wiart (katholiek) geeft dan lezing van het protocolakkoord dat tussen de drie partijen gesloten werd. Dat protocol geeft de socialisten de zekerheid dat bij de komende gemeenteraadsverkiezingen het algemeen enkelvoudig stemrecht zal gelden voor mannen en vrouwen en de liberalen dat de volledige evenredige vertegenwoordiging zal worden toegepast. Voor de volgende parlementsverkiezingen zal stemrecht worden gegeven aan bepaalde vrouwen: de niet hertrouwde weduwen van in de oorlog gesneuvelde soldaten en van gefusilleerde burgers, en bij ontstentenis van hen, aan hun moeders, indien deze weduwe zijn, alsook aan de moeders van ongehuwde soldaten die in die omstandigheden gesneuveld zijn, indien zij weduwe zijn. Ook vrouwen die gedurende de bezetting op grond van patriottisme door de vijand tot een gevangenisstraf veroordeeld zijn, krijgen stemrecht. ( https://www3.dekamer.be/digidocanha/K0030/K00300981/K00300981.PDF pp.793-794.

Henry Carton de Wiart

Henry Carton de Wiart - Archief Belgische Senaat

 
Léon Delacroix

Léon Delacroix - Archief Belgische Senaat

Het aldus geamendeerde wetsontwerp moet echter nog worden aangenomen. En liefst eenparig. Delacroix, een schitterend spreker, neemt dan het woord en verklaart:

"Mijne heren, gedurende de laatste vergaderingen hebben we toespraken gehoord die de weergave waren van vurige overtuigingen en uiteenlopende strekkingen. Zij brachten een levendige activiteit teweeg in de Kamer, omdat ze blijk gaven van een welsprekendheid die we allen bewonderden. Vanaf de eerste dag viel ons echter de verhevenheid van de ideeën op. De nobele patriottische geest die de woorden van onze sprekers inspireerde, was opvallend en daarom hielden we ons voor – dat was tenminste de innerlijke overtuiging die ik koesterde - dat al die sprekers van rechts en links elkaar op een gegeven ogenblik zouden vinden op een kruispunt. Mijne heren, daarmee bedoel ik het kruispunt waarop we de stem hoorden van de gesneuvelde soldaat, van de nobelste gefusilleerden onder de Belgen. En u hebt gewild dat de vrouwen voor wie hun laatste gedachten ongetwijfeld bestemd waren toen zij voor België het leven lieten, - hun moeders of hun weduwen, - hun stem kunnen laten horen. (Alle Kamerleden staan op en juichen spreker toe)."

(...) "Heren, er is gezegd dat er iets veranderd is in het land en terecht: we gaan een nieuw België opbouwen en eenieder zal daar met hart en ziel aan meewerken. We zijn er zeker van dat we het land zullen heropbouwen, want we laten ons leiden door ons devies van eendracht en dus is er geen enkel obstakel dat ons kan tegenhouden (De hele Kamer staat op en applaudisseert lang. – De meeste Kamerleden verlaten hun plaats en wensen de eerste minister alsook de andere leden van de regering geluk. Aanhoudende beweging)." [ 31 ] Kamer, vergadering van donderdag 10 april 1919, p.794.

 

Die vurige toespraak overtuigt zelfs de enkele liberalen die hevig tegenstander waren van vrouwenstemrecht en die besloten hadden zich ondanks de beslissing van hun fractie te onthouden. Wanneer de heer Cocq te kennen geeft dat zij zich bij de meerderheid aansluiten, barst op alle banken een luid applaus los. Tot ontzetting van zijn partij had Charles Woeste, de belangrijkste vertegenwoordiger van katholiek conservatief rechts, de vergadering voor de toespraak van Delacroix verlaten, met als excuus gezondheidsredenen en met de bewering dat hij, indien hij gebleven was, voor het wetsontwerp had gestemd... [ 32 ] Kamer, vergadering van donderdag 10 april 1919, p.793. Le Soir, 13 april 1919, "M. Woeste et le S.U." legt uit dat de ontzetting van zijn collega's te maken heeft met de onverzettelijkheid van Woeste, die zich kort tevoren in de vergadering van rechts nog tegen het ontwerp van akkoord verzet had, omdat hij een hevig voorstander bleef van vrouwenstemrecht. p.254.

Er wordt in eerste lezing gestemd. Delacroix beseft dat de eenparigheid erin zit en wil geen risico meer nemen. Hij stelt daarom voor nog tijdens die vergadering over te gaan tot de definitieve stemming over de tekst in zijn geheel. De socialist Emile Vandervelde steunt hem: "Het zou arbeiders-volksvertegenwoordigers die ziek zijn en zich toch naar de Kamer hebben laten brengen grote voldoening schenken als men hun de kans gaf vandaag over het algemeen stemrecht te stemmen. Het zou de bekroning zijn van een mooie dag, een grootse dag, die het Belgisch parlement waardig is geweest, als men onmiddellijk tot de tweede stemming overgaan. (Heel goed! op vele banken)" [ 33 ] Kamer, vergadering van donderdag 10 april 1919, p.793. (vertaling)

Vervolgens nemen de 166 aanwezige volksvertegenwoordigers het ontwerp eenparig aan.

Emile Vandervelde

Emile Vandervelde - Archief Belgische Senaat

 

De pers is geestdriftig maar lucide

's Anderendaags luidt de paginabrede kop van het dagblad Le Peuple: "Het Algemeen Stemrecht is aangenomen".

Dezelfde dag geeft De Standaard zijn rubriek "In en om het Parlement" als titel "Een historische dag" en schrijft in hoofdletters "Na lange onderhandelingen, is men 't akkoord – het princiep van het vrouwenstemrecht aangenomen – zekere klassen van vrouwen hebben stemrecht", terwijl hij de eerste pagina de volgende kop geeft "Het Princiep van het Vrouwenstemrecht aangenomen. Weduwen of moeders van onze gesneuvelden zullen stemmen".

 

La Libre Belgique opent met "Een akkoord onder de drie partijen stelt het algemeen enkelvoudig stemrecht in; geeft verscheidene categorieën van vrouwen stemrecht voor de parlementsverkiezingen; verzekert de vrouwen stemrecht bij de volgende gemeenteraadsverkiezingen". De ondertitel luidt "10 april, een historische dag". Het Journal de Bruxelles geeft zijn artikel "de grote parlementaire dag" als titel, [ 34 ] Le Peuple, editie van 11 april 1919, p.1. De Standaard, 11 april 1919, p.1 & 2. Le Journal de Bruxelles, 11 april 1919, p.1. terwijl Le Soir hen op de voet volgt in zijn editie van 12 april: voor de liberale pers is de dag niet alleen historisch, hij geeft zijn artikel over de aangenomen wet ook nog als titel: "Het Algemeen Stemrecht. De nieuwe wet."

Ze zijn het er echter allen over eens dat het een zware bevalling was... De Indépendance belge maakt gewag van een gevoel "van diepe opluchting", anderen, zoals Le Bien Public, spreken van een stemming "veel meer uit berusting dan uit enthousiasme" of zijn, zoals La Flandre libérale, gechoqueerd bij het lezen van het compromis dat gesloten werd (vooral wat het vrouwenstemrecht betreft). [ 35 ] Le Peuple, De Standaard, La Libre Belgique, Le Bien Public van 11 april 1919. Le Soir, La Flandre libérale van 12 april 1919. (vertaling)

Het wetsontwerp zoals het door de Kamer aan de Senaat werd overgezonden

 

Noten

  1. Kamer van volksvertegenwoordigers, 6 maart 1919, verslag namens de middenafdeling door de heer Persoons. De middenafdeling was een niet permanente commissie waarvan de samenstelling maandelijks bij loting gebeurde (in tegenstelling tot de huidige vaste commissies in de Kamer en in de Senaat. Ze bestond uit de heer Poullet (voorzitter), de heren Neven, Persoons (secretaris), Hubin, Lamborelle, Duysters en Goblet https://www.dekamer.be/digidoc/DPS/K3064/K30642007/K30642007.PDF[ terug ]
  2. Journal de Bruxelles, vrijdag 21 februari 1919, p.1 "Les élections aux S.U. n'auront pas lieu avant la fin de l'année". [ terug ]
  3. Kamer van volksvertegenwoordigers, 6 maart 1919, verslag namens de middenafdeling door de heer Persoons, p.4. [ terug ]
  4. Kamer van volksvertegenwoordigers, 6 maart 1919, verslag namens de middenafdeling door de heer Persoons, p.5. [ terug ]
  5. Emmanuel Gerard, De schaduw van het Interbellum, p.46. [ terug ]
  6. Kamer van volksvertegenwoordigers, 6 maart 1919, verslag namens de middenafdeling door de heer Persoons, p.8. [ terug ]
  7. Le Peuple, edities van 13 maart 1919 (p.1), van 2 april 1919 (p.1), van 14 januari 1919 (p.1). "L'heure du S.U. [Suffrage Universel] va-t-elle enfin sonner?". [ terug ]
  8. Le Journal de Bruxelles, 10 april 1919, p.1. [ terug ]
  9. Volgens de Journal de Bruxelles, vrijdag 11 april 1919, p.1. [ terug ]
  10. Emmanuel Gerard, De schaduw van het interbellum, p.47. [ terug ]
  11. Le Journal de Bruxelles, 11 april 1919. [ terug ]
  12. Kamer, vergadering van donderdag 10 april 1919, p.794. [ terug ]
  13. Kamer, vergadering van donderdag 10 april 1919, p.793. Le Soir, 13 april 1919, "M. Woeste et le S.U." legt uit dat de ontzetting van zijn collega's te maken heeft met de onverzettelijkheid van Woeste, die zich kort tevoren in de vergadering van rechts nog tegen het ontwerp van akkoord verzet had, omdat hij een hevig voorstander bleef van vrouwenstemrecht. p.254. [ terug ]
  14. Kamer, vergadering van donderdag 10 april 1919, p.793. [ terug ]
  15. Le Peuple, editie van 11 april 1919, p.1. De Standaard, 11 april 1919, p.1 & 2. Le Journal de Bruxelles, 11 april 1919, p.1. [ terug ]
  16. Le Peuple, De Standaard, La Libre Belgique, Le Bien Public van 11 april 1919. Le Soir, La Flandre libérale van 12 april 1919. [ terug ]