Op 22 november 1918 keert koning Albert na vier jaar afwezigheid terug naar de hoofdstad en het Parlement vanuit De Panne, waar hij tijdens de hele wereldoorlog aan de zijde van het Belgisch leger is gebleven. De hoofdstad is net bevrijd na vier jaar Duitse bezetting en het Parlement is sinds 4 augustus 1914 niet meer bijeengekomen.
In de Troonrede voor de Verenigde Kamers drukt hij zijn innerlijke overtuiging uit: "Uit het leed, gelijkelijk in geduld gedragen, zijn gelijke rechten geboren ter uitdrukking van 's Volks verzuchtingen."
In het halfrond "staan alle leden op en applaudisseren langdurig".
De Koning vervolgt: "De Regeering zal bij de Kamers een voorstel indienen om, in vaderlandlievende verstandhouding, de oude hindernissen weg te ruimen en de nationale raadpleging plaats te doen hebben op den grondslag van gelijk stemrecht voor al de mannen, die den leeftijd hebben bereikt, vereischt om de burgerlijke rechten te kunnen uitoefenen".
Koning Albert I in 1919 - Foto Monarchie.be
Op de banken wordt instemmend gereageerd. [ 3 ] Annales Parlementaires de Belgique, Verenigde Kamers, gewone zitting, koninklijke vergadering van vrijdag 22 november 1918, p.4. (link zie voetnoot)
Aan het einde van de oorlog zijn velen immers overtuigd van de noodzaak van het algemeen enkelvoudig stemrecht. Op grond van het gelijkheidsbeginsel wil "één man, één stem" een einde maken aan het oude meervoudige stelsel waarbij sommigen twee of zelfs drie stemmen konden uitbrengen.
In oktober 1918 hadden de liberalen en de socialisten hun standpunt kenbaar gemaakt: "Zij eisen de helft van de portefeuilles in een regering van nationale unie, en maken hun deelname afhankelijk van de onmiddellijke invoering van het algemeen enkelvoudig stemrecht vanaf 21 jaar." De liberalen eisen eveneens dat van vrouwenstemrecht geen sprake kan zijn.
De katholieke zijde is echter verdeeld: "Tussen mei en augustus 1918 hebben de katholieke parlementsleden in België drie bijeenkomsten gehouden. In de besluiten die aan de regering worden overgemaakt, drukken zij de wens uit dat de eerste verkiezingen pas twee jaar na de oorlog zouden plaatsvinden en dat een regering van nationale unie zolang aan de wederopbouw zou werken." [ 4 ] Emmanuel Gerard (met medewerking van Frederik Verleden), De schaduw van het Interbellum, België van euforie tot crisis, 1918-1939, Lannoo, 2017, p.37. Zie ook hierover en voor het vervolg Jean-Pierre Nandrin, "Gebruikt, beheerst of getemd? De democratie en de constitutionele hervorming van de Senaat in 1921" in Véronique Laureys, Mark Van den Wijngaert (eds), De geschiedenis van de Belgische Senaat, Lannoo, Tielt, 1999, pp.124-125. Jean-Pierre Nandrin, "De hervorming van de Senaat in 1921" in Véronique Laureys, M. Van den Wijngaert, Jan Velaers (eds.), De Belgische Senaat. Een geschiedenis: Instelling in verandering, Racine, Brussel, 2016, pp.90-91.
In september hervat Henri Jaspar de gesprekken met een aantal "progressieve" katholieke prominenten. In zijn ogen moet de nationale eenheid immers berusten op een voorafgaand akkoord over vier grote strijdpunten, waaronder de kieskwestie. Op dit punt "is er overeenstemming over de afschaffing van de meervoudige stemmen en over algemeen stemrecht voor mannen en vrouwen op 25 jaar, met een uitzondering voor de militairen, die ook onder die leeftijd mogen kiezen". [ 5 ] Emmanuel Gerard, De schaduw van het Interbellum, p.38.
Tussen de wapenstilstand op 11 november en zijn terugkeer naar Brussel op 22 november 1918 ontvangt koning Albert, die nu in Loppem verblijft, de liberaal Paul-Emile Janson en de socialist Edward Anseele, die hem op de hoogte brengen van "het linkse programma voor een regering van nationale unie. Dat komt in hoofzaak neer op de onmiddellijke invoering, dus zonder grondwetsherziening, van het algemeen enkelvoudig stemrecht voor mannen vanaf 21 jaar". [ 6 ] Emmanuel Gerard, De schaduw van het Interbellum, p.39. Hij ontvangt ook leden van de groep-Jaspar.
Op aanbeveling van Emile Francqui raadpleegt de Koning ook Léon Delacroix, eigenaar van het grootste vooroorlogse advocatenkantoor van het land en stafhouder van de Orde van advocaten bij het Hof van Cassatie, om na te gaan of het mogelijk is om deze hervorming zonder grondwetsherziening uit te voeren.
Delacroix zou hem hebben gezegd dat "de Grondwet net als de wet is: zij is gemaakt voor de mensen en niet de mensen voor haar". Hij stelt de vorst voor om een gewone wet te laten aannemen om enkelvoudig stemrecht toe te kennen aan alle mannen boven de 25 jaar. [ 7 ] Thierry Goorden, Léon Delacroix (1867-1929), un grand serviteur du pays, Catherine Delacroix-Petit, ed., Brussel, 2006, pp.21 & 37.
De Koning benoemt de (gematigde) katholiek Léon Delacroix tot "eerste minister" van de tripartiete nationale regering die op 21 november 1918 de eed aflegt in het kasteel van Laken. [ 8 ] Emmanuel Gerard, De schaduw van het Interbellum, p.40.
Onderhoud in Loppem, de Spaanse diplomaat Pedro Saura, de liberaal Paul-Emile Janson en de socialist Eduard Anseele, 11 november 1918 - Foto WHI/KLM
Delacroix zal woord houden. Een "gewone kieswet" die het algemeen enkelvoudig stemrecht voor mannen instelt, wordt op 10 april 1919 in de Kamer aangenomen en op 6 mei 1919 in de Senaat. In afwachting van de herziening van artikel 47 van de Grondwet op 7 februari 1921 beschikken alle mannen die minstens 21 jaar oud zijn en een heel beperkt aantal vrouwen nu over een stem tijdens de eerste verkiezingen met algemeen enkelvoudig stemrecht op 16 november 1919, minder dan een jaar na de Troonrede.
Maar dat is niet zonder slag of stoot gegaan...