5-1565/3 | 5-1565/3 |
5 JUNI 2012
Nr. 1 VAN DE HEER DELPÉRÉE C.S.
Art. 4
De volgende wijzingen aanbrengen :
1º in de inleidende zin, de woorden « hoofdstuk IIbis » vervangen door de woorden « hoofdstuk II/1 »;
2º telkens de cijfers « 13/1 » vervangen door de cijfers « 13bis »;
3º in § 2, van het voorgestelde artikel 13/1, de woorden « weigering ervan door middel van een met redenen omklede beslissing » vervangen door de woorden « mededeling van een beslissing tot weigering van de benoeming overeenkomstig § 4 »;
4º in § 4, eerste zin van het voorgestelde artikel 13/1, de woorden « met redenen omklede » schrappen;
5º in § 4 van het voorgestelde artikel 13/1, in de Nederlandse tekst, het woord « medeling » vervangen door het woord « mededeling »;
6º het voorgestelde artikel 13/1 aanvullen met een § 8, luidende :
« § 8. Voor alles wat niet geregeld is bij dit artikel zijn de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973 en het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van toepassing. »
Verantwoording
1º)
Artikel 3 van het voorstel van bijzondere wet voorziet in de invoeging van een hoofdstuk II/1, luidende « Hoofdstuk II/1. Wijziging van de nieuwe gemeentewet » in de wet van 9 augustus 1988 tot wijziging van de gemeentewet, de gemeentekieswet, de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de provinciewet, het kieswetboek, de wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen en de wet tot regeling van de gelijktijdige parlements- en provincieraadsverkiezingen.
Artikel 4 van datzelfde voorstel voegt een artikel 10/1 in in hoofdstuk IIbis, ingevoegd bij artikel 3.
De Raad van State merkt (advies 51.216/AV, randnr. 8) het volgende op : « De nummering van het bij artikel 4 van het wetsvoorstel in te voegen hoofdstuk dient in overeenstemming te worden gebracht met de nummering die aan dat hoofdstuk wordt gegeven in artikel 3 van het wetsvoorstel, namelijk « hoofdstuk II/1 ». (1) . »
.Dit amendement betreft een wetgevingstechnische correctie, voorgesteld door de Raad van State.
2º)
Het artikel 4 van het voorstel van bijzondere wet voegt een artikel 13/1 in in de nieuwe gemeentewet, via de invoeging van een nieuw artikel 10/1 in de wet van 9 augustus 1988.
De Raad van State merkt (advies 51.216/AV, voetnoot 2) het volgende op : « Het zou beter zijn aan deze nieuwe bepaling het nummer « 13bis » te geven, aangezien bij eerdere wijzigingen die in de nieuwe gemeentewet aangebracht zijn voor die nummeringswijze geopteerd is ».
Het amendement komt tegemoet aan het advies van de Raad van State.
3º)
Voorgesteld artikel 13/1, § 2, van de nieuwe gemeentewet bepaalt een termijn van zestig dagen om de beslissing tot benoeming van de « aangewezen-burgemeester » of tot weigering van de benoeming te nemen. Het artikel bepaalt het volgende : « Zodra de Vlaamse regering deze voordrachtsakte die werd bevestigd door een stemming van de gemeenteraad ontvangt, beschikt zij over een termijn van zestig dagen om over te gaan tot de benoeming van de aangewezen-burgemeester of tot de weigering ervan door middel van een met redenen omklede beslissing. »
Voorgesteld artikel 13/1, § 3, van de nieuwe gemeentewet bepaalt de termijn waarbinnen deze beslissing moet worden meegedeeld. Het artikel bepaalt het volgende : « Indien de Vlaamse regering de aangewezen-burgemeester benoemt of indien zij geen beslissing meedeelt binnen de haar toegewezen termijn, is de aangewezen-burgemeester definitief benoemd en wordt hij als schepen vervangen overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 15, § 2, indien hij als schepen werd verkozen ».
De Raad van State merkt hierover (advies 51.216/AV, randnr. 10) het volgende op : « De termijnregeling in het voorgestelde artikel 13/1, § 2, is niet afgestemd op de termijnregeling in het voorgestelde artikel 13/1, § 3, nu in de eerstgenoemde bepaling gewag wordt gemaakt van een termijn van zestig dagen om de beslissing tot benoeming van de « aangewezen burgemeester » of tot weigering ervan te nemen, terwijl het in de laatstgenoemde bepaling gaat om een termijn waarbinnen die beslissing moet worden medegedeeld.
De twee bepalingen dienen op elkaar te worden afgestemd, waarbij wellicht ook in het voorgestelde artikel 13/1, § 2, gewag dient te worden gemaakt van een mededeling van de beslissing ».
Overeenkomstig de opmerking van de Raad van State worden de in voorgesteld artikel 13/1, § 2 en § 3, bepaalde regels betreffende de termijnen op elkaar afgestemd. De mededeling van een beslissing tot weigering van een benoeming moet binnen een termijn van zestig dagen plaatsvinden.
Voorgesteld artikel 13/1, § 2, maakt tevens melding van een « met redenen omklede » beslissing over de weigering tot benoeming van een burgemeester, die eventueel door de Vlaamse regering kan worden genomen.
De Raad van State merkt hierover (advies 51.216/AV, randnr. 9) het volgende op : « In zoverre met de woorden « met redenen omklede » wordt bedoeld dat de genoemde beslissing benevens materieel ook formeel gemotiveerd dient te zijn, is ze tegelijk overbodig en misleidend. Zij is overbodig omdat dergelijke beslissingen onder de toepassing vallen van de wet van 29 juli 1991 « betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen » en de verplichting tot formele motivering van de beslissing reeds uit die wet voortvloeit. Zij is misleidend omdat een dergelijke bepaling de indruk wekt dat de formele motiveringsverplichting niet bestaat zonder dat zulks uitdrukkelijk wordt voorgeschreven.
Tenzij een meer vergaande motiveringsplicht dan die welke voortvloeit uit de wet van 29 juli 1991 wordt beoogd, in welk geval de draagwijdte ervan dient te worden omschreven, dienen de woorden « met redenen omklede » in het voorgestelde artikel 13/1, § 2, te worden weggelaten.
Eenzelfde opmerking geldt ten aanzien van het voorgestelde artikel 13/1, § 4, eerste zin. »
Overeenkomstig de opmerking van de Raad van State worden de woorden « met redenen omklede » geschrapt uit voorgesteld artikel 13/1, § 2 en § 4, eerste zin, van de nieuwe gemeentewet.
De beslissingen tot benoeming van de « aangewezen-burgemeester » of tot weigering daarvan vallen onder het toepassingsgebied van de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen. De formele motiveringsplicht van deze beslissingen vloeit dus voort uit deze wet.
De auteurs hebben niet de bedoeling om een uitgebreidere motiveringsplicht te voorzien dan die welke voortvloeit uit de wet van 29 juli 1991.
4º)
Zie punt 3º).
5º)
De Raad van State merkt (advies 51.216/AV, randnr. 11) het volgende op : « In de Nederlandse tekst van de tweede zin van het voorgestelde artikel 13/1, § 4, schrijve men « mededeling » in plaats van « medeling ». ».
Het gaat om een taalkundige en wetgevingstechnische correctie, voorgesteld door de Raad van State.
6º)
Het wetsvoorstel bepaalt de regels die van toepassing zijn op de procedure voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Deze regels zijn te vinden in § 5 van artikel 13/1 van het voorstel.
Het wetsvoorstel maakt een aantal artikelen van de gecoördineerde wetten op de Raad van State van toepassing op de procedure die het regelt. Het sluit de toepassing van andere artikelen uit die wetten uit. Voorgesteld artikel 13, § 5, achttiende lid, van de nieuwe gemeentewet bepaalt namelijk het volgende : « De artikelen 93, § 5, eerste lid, 95, §§ 2 tot 4, en 97, derde lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, zijn van toepassing op de procedure die wordt ingesteld door dit artikel. De artikelen 21, zesde lid, 21bis en 30, § 3, van dezelfde gecoördineerde wetten zijn niet van toepassing. ».
De Raad van State merkt (advies 51.216/AV, randnr. 7) het volgende op : « In het wetsvoorstel wordt op verschillende punten afgeweken van de normale regels die gelden voor de rechtspleging voor de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Er dient te worden op toegezien dat alle aspecten van de procedure op een afdoende en een duidelijke wijze worden geregeld. Zo dient erover te worden gewaakt dat het duidelijk is vanaf wanneer de in het ontwerp bedoelde termijnen beginnen te lopen en hoe ze berekend worden, en welke regels inzake taalgebruik van toepassing zijn. ».
De Raad van State merkt het volgende op : « Voorts dient de dubbelzinnigheid te worden weggewerkt die ontstaat doordat in het voorgestelde artikel 13/1, § 5, achttiende lid, van de nieuwe gemeentewet enerzijds een aantal artikelen van de gecoördineerde wetten op de Raad van State van toepassing worden gemaakt op de in het wetsvoorstel geregelde procedure, maar anderzijds ook de toepassing van andere artikelen van die wetten wordt uitgesloten. Zulks doet immers de vraag rijzen of de artikelen uit de gecoördineerde wetten op de Raad van State die niet uitdrukkelijk van toepassing worden verklaard, maar waarvan de toepasselijkheid ook niet uitdrukkelijk wordt uitgesloten, al dan niet van toepassing zijn op de genoemde procedure. ».
Het amendement komt tegemoet aan het advies van de Raad van State. Voor zover er niet van afgeweken wordt, nemen de termijnen bijgevolg een aanvang en worden ze berekend overeenkomstig het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Wat het taalgebruik betreft, zijn de regels van titel VI van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973 van toepassing.
Nr. 2 VAN DE HEER DELPÉRÉE C.S.
Art. 5/1 (nieuw)
Een artikel 5/1 invoegen, luidende :
« Art. 5/1. In de artikelen 6, § 1, VIII, eerste lid, 1º, eerste streepje, 6, § 1, VIII, eerste lid, 4º, eerste lid, a), en 7, § 1, van dezelfde bijzondere wet worden de woorden « de nieuwe gemeentewet, » telkens ingevoegd tussen de woorden « in de gemeentewet; » en de woorden « de gemeentekieswet ».
Verantwoording
Bij artikel 5 van het voorstel van bijzondere wet wordt het opschrift van de wet van 9 augustus 1988 aangepast in de bepalingen van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 die er worden aangehaald, met name de artikelen 5, § 1, II, 2º, d), 6, § 1, VIII, eerste lid, 1º, eerste streepje, 6, § 1, VIII, eerste lid, 4º, eerste lid, a), en 7, § 1. Het opschrift van de wet van 9 augustus 1988 wordt gewijzigd door artikel 2 van datzelfde voorstel van bijzondere wet.
De Raad van State merkt (advies 51.216/AV, randnr. 14) het volgende op : « In artikel 5 van het wetsvoorstel volstaat het niet om in de drie laatst erin vermelde bepalingen van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 louter het opschrift van de wet van 9 augustus 1988 aan te passen. Er dient daar telkens ook nog een vermelding van de opname in de nieuwe gemeentewet te worden ingevoegd, zoals dat geval is voor de overige bij de wet van 9 augustus 1988 gewijzigde wetten. »
Het amendement brengt een legistieke verbetering aan ingevolge het advies van de Raad van State.
Francis DELPÉRÉE. | |
Wouter BEKE. | |
Philippe MAHOUX. | |
Bert ANCIAUX. | |
Armand DE DECKER. | |
Bart TOMMELEIN. | |
Marcel CHERON. | |
Freya PIRYNS. |
Nr. 3 VAN DE HEER VANLOUWE C.S.
Art. 4
In het voorgestelde artikel 13/1, § 1, derde zin, de woorden « evenwel niet » doen vervallen.
Verantwoording
Dit amendement geldt enkel in ondergeschikte orde en dit voorzover de totale schrapping van alle artikelen van wetsvoorstel 5-1565/1 niet zou worden gestemd.
De benoemingsprocedure die de acht partijen wensen door te voeren in de zes randgemeenten is niet alleen uniek. Ze creëert bovendien een ongerechtvaardigd verschil in behandeling ten opzichte van de benoeming van burgemeesters in de andere gemeenten. Verder bevat ze verschillende absurditeiten en eigenaardige beleidskeuzes.
Met onderhavig amendement wordt de unieke uitzonderingsregeling geschrapt waarbij de aangewezen-burgemeester die als schepen werd verkozen, niet als schepen wordt vervangen. Deze verschillende behandeling lijkt immers niet gerechtvaardigde te kunnen worden.
Nr. 4 VAN DE HEER VANLOUWE C.S.
Art. 4
In het voorgestelde artikel 13/1, § 6, de woorden « de Raad van State de beslissing tot weigering bevestigt » vervangen door de woorden « de Raad van State de beslissing tot weigering bevestigt of geen uitspraak doet in de haar toegewezen termijn bedoeld in § 5, tweede lid ».
Verantwoording
Dit amendement geldt enkel in ondergeschikte orde en dit voorzover de totale schrapping van alle artikelen van wetsvoorstel 5-1565/1 niet zou worden gestemd.
De benoemingsprocedure die de acht partijen wensen door te voeren in de zes randgemeenten is niet alleen uniek. Ze creëert bovendien een ongerechtvaardigd verschil in behandeling ten opzichte van de benoeming van burgemeesters in de andere gemeenten. Verder bevat ze verschillende absurditeiten en eigenaardige beleidskeuzes.
Met onderhavig amendement wordt onder meer tegemoet gekomen aan de volgende bemerking van de Raad van State, afdeling wetgeving, geformuleerd in haar advies 51.216/AV van 2 mei 2012 :
« 7. In het wetsvoorstel wordt op verschillende punten afgeweken van de normale regels die gelden voor de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Er dient te worden op toegezien dat alle aspecten van de procedure op een afdoende en een duidelijke wijze worden geregeld. »
Meer bepaald wordt met dit amendement voorzien dat de Raad van State zich binnen 90 dagen moet uitspreken. Wanneer dergelijke uitspraak niet tijdig volgt, dan wordt de weigeringsbeslissing die door de Vlaamse regering werd genomen, niet verbroken.
Nr. 5 VAN DE HEER VANLOUWE C.S.
Art. 4
Het voorgestelde artikel 13/1, § 6, aanvullen met de volgende zin :
« Een definitief geweigerde aangewezen-burgemeester kan niet opnieuw worden voorgedragen. ».
Verantwoording
Dit amendement geldt enkel in ondergeschikte orde en dit voor zover de totale schrapping van alle artikelen van wetsvoorstel 5-1565/1 niet zou worden gestemd.
De benoemingsprocedure die de acht partijen wensen door te voeren in de zes randgemeenten is niet alleen uniek. Ze creëert bovendien een ongerechtvaardigd verschil in behandeling ten opzichte van de benoeming van burgemeesters in de andere gemeenten. Verder bevat ze verschillende absurditeiten en eigenaardige beleidskeuzes.
Met onderhavig amendement wordt voorzien dat een definitief geweigerde kandidaat-burgemeester (dus inclusief een eventuele bevestiging van de weigeringsbeslissing door de Raad van State) niet opnieuw kan worden voorgedragen door de gemeenteraad. Het kan toch niet de bedoeling zijn een eeuwige burgemeester-carrousel op poten te zetten.
Nr. 6 VAN DE HEER VANLOUWE C.S.
Art. 4
In het voorgestelde artikel 13/1, § 7, de woorden « leidt haar arrest tot de definitieve benoeming van de aangewezen-burgemeester en tot zijn vervanging als schepen overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 15, § 2, indien hij als schepen werd verkozen » vervangen door de woorden « verwijst zij het dossier naar de Vlaamse regering ».
Verantwoording
Dit amendement geldt enkel in ondergeschikte orde en dit voorzover de totale schrapping van alle artikelen van wetsvoorstel 5-1565/1 niet zou worden gestemd.
De benoemingsprocedure die de acht partijen wensen door te voeren in de zes randgemeenten is niet alleen uniek. Ze creëert bovendien een ongerechtvaardigd verschil in behandeling ten opzichte van de benoeming van burgemeesters in de andere gemeenten. Verder bevat ze verschillende absurditeiten en eigenaardige beleidskeuzes.
Met onderhavig amendement wordt in het bijzonder de regeling geviseerd waarbij de tweetalige algemene vergadering van de Raad van State uiteindelijk het laatste woord krijgt. Een unieke regeling dus waarbij niet langer de uitvoerende macht maar de rechterlijke macht het laatste woord krijgt en de feitelijke benoeming doet. De verenigbaarheid met deze regeling en het principe van de scheiding der machten kan terecht in vraag worden gesteld.
Bijgevolg wordt met dit amendement voorzien dat, bij een verbreking van de weigeringsbeslissing door de Raad van State, het benoemingsdossier terug wordt overgemaakt aan de Vlaamse regering die desgevallend een nieuwe beslissing kan nemen, of de reeds genomen beslissing anders kan motiveren.
Op die wijze wordt bovendien tegemoet gekomen aan de terechte bezorgdheid die de Raad van State, afdeling wetgeving, uitte in haar advies 51.216/AV van 2 mei 2012 :
« 13. (...) De Raad van State vestigt er de aandacht op dat de voorgestelde bepaling ertoe kan leiden dat, zelfs wanneer het arrest van de algemene vergadering waarbij de weigering van de benoeming tot burgemeester wordt « tenietgedaan » zijn grondslag vindt in een vormgebrek, die benoeming definitief wordt.
Vraag is of dit werkelijk de bedoeling is. »
Karl VANLOUWE. | |
Huub BROERS. | |
Luc SEVENHANS. |
Nr. 7 VAN DE HEER LAEREMANS
Het voorstel van bijzondere wet vervangen door wat volgt :
« Voorstel van bijzondere wet tot wijziging van de bijzondere wet van 8 augustus 1980, wat de burgemeesters betreft.
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2
In de bijzondere wet van 8 augustus 1980 wordt artikel 6, § 1, VIII, eerste lid, 5º, vervangen door wat volgt :
« 5º het tuchtstelsel voor de burgemeesters; ». »
Verantwoording
Het opzet van het huidige voorstel van bijzondere wet strekt ertoe de Vlaamse regering te beknotten in haar bevoegdheid tot benoeming van de burgemeesters in de zes randgemeenten, inzonderheid wat de niet-benoeming van kandidaat-burgemeesters in deze gemeenten betreft ten gevolge van ongeoorloofde handelingen die een aantal van de betrokkenen in het verleden in deze functie hebben gesteld.
In plaats van de autonomie van de Vlaamse overheid te beknotten, moet het in hoofde van de indiener van dit amendement integendeel de bedoeling zijn om de autonomie van de Vlaamse overheid op dat vlak te vervolledigen. Daarom worden met dit amendement de uitzonderingen die nog zijn opgenomen in de bijzondere wet van 8 augustus 1980 die betrekking hebben op de bevoegdheid van de gewesten over de burgemeesters geschrapt.
Nr. 8 VAN DE HEER LAEREMANS
(Subsidiair amendement op amendement nr. 7)
Opschrift
Het opschrift vervangen door wat volgt :
« Wetsvoorstel tot wijziging van de Nieuwe Gemeentewet, wat de benoeming van de burgemeesters van de randgemeenten betreft ».
Verantwoording
Dit amendement moet worden samen gelezen met de amendementen nrs. 9 tot en met 13.
Het is niet aanvaardbaar dat er een bijzondere regeling voor de benoeming van de burgemeesters uit de randgemeenten wordt ingesteld, maar het is nog veel minder aanvaardbaar dat deze nieuwe regeling wordt gebetonneerd via een bijzondere wet. Op die wijze geven de Vlamingen immers hun democratisch meerderheidsrecht uit handen en kan deze voor Vlaanderen schadelijke en schandelijke regeling niet meer ongedaan worden gemaakt omdat dit voortaan enkel nog zal kunnen middels een twee derde meerderheid en een meerderheid in elke taalgroep, dus ook in de Franstalige taalgroep. Het opzet van dit amendement is dat de Vlamingen alvast hun democratisch meerderheidsrecht voor deze materie niet definitief uit handen geven.
Nr. 9 VAN DE HEER LAEREMANS
(Subsidiair amendement op amendement nr. 7)
Artikel 1
Het cijfer « 77 » vervangen door het cijfer « 78 ».
Verantwoording
Dit amendement moet worden samen gelezen met de amendementen nrs. 8 en 10 tot en met 13. Voor de verantwoording van dit amendement wordt verwezen naar het amendement nr. 8.
Nr. 10 VAN DE HEER LAEREMANS
(Subsidiair amendement op amendement nr. 7)
Hoofdstuk II
Het opschrift van hoofdstuk II vervangen door wat volgt :
« Wijzigingen van de Nieuwe Gemeentewet ».
Verantwoording
Dit amendement hangt samen met de amendementen nrs. 8, 9 en 11 tot en met 13. Zie dan ook de toelichting bij het amendement nr. 8. Er is bovendien geen enkele reden om een regeling met betrekking tot de benoeming van de burgemeesters in de randgemeenten in de zogenaamde pacificatiewet onder te brengen.
Nr. 11 VAN DE HEER LAEREMANS
(Subsidiair amendement op amendement nr. 7)
Art. 2
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Dit amendement hangt samen met de amendementen nrs. 8 tot en met 10 en 12 en 13. Zie dan ook de toelichting bij amendement nr. 8.
Nr. 12 VAN DE HEER LAEREMANS
(Subsidiair amendement op amendement nr. 7)
Art. 3
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Dit amendement hangt samen met de amendementen nrs. 8 tot en met 11 en 13. Zie dan ook de toelichting bij amendement nr. 8.
Nr. 13 VAN DE HEER LAEREMANS
(Subsidiair amendement op amendement nr. 7)
Art. 4
De woorden « In hoofdstuk IIbis, ingevoegd bij artikel 3, wordt een artikel 10/1 ingevoegd, luidende : « Art. 10/1. » doen vervallen.
Verantwoording
Dit amendement hangt samen met de amendementen nrs. 8 tot en met 12. Zie dan ook de toelichting bij amendement nr. 8.
Nr. 14 VAN DE HEER LAEREMANS
(Subsidiair amendement op amendement nr. 7)
Art. 4
In het voorgestelde artikel 13/1 de volgende wijzigingen aanbrengen :
1º in § 1 de laatste twee zinnen doen vervallen;
2º in de §§ 2 tot en met 7 de woorden « aangewezen-burgemeester » telkens vervangen door de woorden « kandidaat-burgemeester ».
Verantwoording
In dit voorstel van bijzondere wet wordt een nieuw rechtsbegrip gecreëerd, de « aangewezen-burgemeester ». Hiermee wordt voor de zes randgemeenten een afzonderlijk en afwijkend statuut gegeven aan deze zes burgemeesters. Daartoe is geen enkele reden. De indiener van dit amendement stelt daarom voor om deze benaming te vervangen door de term « kandidaat-burgemeester ».
Dit amendement hangt samen met het amendement nr. 23.
Nr. 15 VAN DE HEER LAEREMANS
(Subsidiair amendement op amendement nr. 7)
Art. 4
In het voorgestelde artikel 13/1 de volgende wijzigingen aanbrengen :
1º in § 1 tussen de eerste en de tweede zin een nieuwe zin invoegen, luidende :
« Elke voordrachtsakte moet, op straffe van niet ontvankelijkheid, vergezeld zijn van een schriftelijke verklaring waarin de voorgedragen kandidaat-burgemeester zich ertoe verbindt de taalwetten te zullen naleven. »;
2º in § 5, vierde lid, een 3º invoegen, luidende :
« 3º zij niet vergezeld is van de bij de voordrachtsakte gevoegde schriftelijke verklaring waarin de voorgedragen kandidaat-burgemeester zich ertoe verbindt de taalwetten te zullen naleven, zoals bedoeld in paragraaf 1; ».
Verantwoording
Het communautaire geschil omtrent de niet-benoeming van een aantal burgemeesters in de randgemeenten vindt zijn oorsprong in een dispuut omtrent de niet-naleving van de taalwetgeving. In de regeling die in het huidige voorstel van bijzondere wet wordt voorgesteld, is er geen enkele waarborg vervat dat de burgemeesters na hun benoeming de taalwet moeten en zullen naleven. Communautair gesproken is het huidige voorstel dus uiterst onevenwichtig, in die zin dat aan alle Franstalige wensen wordt voldaan, maar dat er geen enkele voorziening is getroffen dat de betrokken burgemeesters de taalwet zullen toepassen.
In het kader van de communautaire onderhandelingen van de voorbije jaren kwam koninklijk onderhandelaar Johan Vande Lanotte op 3 januari 2011 met een reeks voorstellen op de proppen om een oplossing te geven aan de communautaire geschillen in dit land. Één van de voorstellen behelsde de benoeming van de burgemeesters in de randgemeenten. In dit verband voorzag de heer Vande Lanotte onder meer in de bepaling die met dit amendement wordt voorgesteld.
Nr. 16 VAN DE HEER LAEREMANS
(Subsidiair amendement op amendement nr. 7)
Art. 4
In het voorgestelde artikel 13/1 de volgende wijzigingen aanbrengen :
1º paragraaf 2 vervangen door wat volgt :
« § 2. Wanneer de Vlaamse regering deze voordrachtsakte die werd bevestigd door een stemming van de gemeenteraad ontvangt, doet zij de nodige onderzoeken om over te gaan tot de benoeming van de kandidaat-burgemeester of tot de weigering ervan. »;
2º in § 3 de woorden « of indien zij geen beslissing meedeelt binnen de haar toegewezen termijn » doen vervallen.
Verantwoording
Het huidige voorstel legt een strikte beperking op van de termijn waarbinnen de Vlaamse regering het dossier van voordracht moet onderzoeken (60 dagen), dit in afwijking van de bepalingen die momenteel gelden voor de benoeming van burgemeesters in Vlaanderen. De indiener van dit amendement is van oordeel dat de Vlaamse regering de nodige tijd moet krijgen om een dossier naar behoren te kunnen onderzoeken en de Vlaamse regering derhalve geen termijn van verval mag worden opgelegd. Dat is het opzet van dit amendement.
Nr. 17 VAN DE HEER LAEREMANS
(Subsidiair amendement op amendement nr. 7)
Art. 4
Het voorgestelde artikel 13/1, § 2, aanvullen met de volgende zin : « Indien de aangewezen-burgemeester in het verleden reeds het ambt van burgemeester of schepen heeft vervuld en in een van deze hoedanigheden in zijn hoofde of op zijn instructie de taalwetgeving bewust niet werd nageleefd, dan is dit te beschouwen als een grove nalatigheid in de zin van artikel 82 en een reden om de benoeming te weigeren. »
Verantwoording
Het communautaire geschil omtrent de niet-benoeming van een aantal burgemeesters in de randgemeenten vindt zijn oorsprong in een dispuut omtrent de niet-naleving van de taalwetgeving. In de regeling die in het huidige voorstel van bijzondere wet wordt voorgesteld, is er geen enkele waarborg vervat dat de burgemeesters voor hun benoeming de taalwet niet met voeten hebben getreden. Communautair gesproken is het huidige voorstel dus uiterst onevenwichtig, in die zin dat aan alle Franstalige wensen wordt voldaan, maar dat er geen enkele voorziening is getroffen dat de betrokken burgemeesters de taalwet, een wet van openbare orde, hebben gerespecteerd.
In het kader van de communautaire onderhandelingen van de voorbije jaren kwam koninklijk onderhandelaar Johan Vande Lanotte op 3 januari 2011 met een reeks voorstellen op de proppen om een oplossing te geven aan de communautaire geschillen in dit land. Één van de voorstellen behelsde de benoeming van de burgemeesters in de randgemeenten. In dit verband voorzag de heer Vande Lanotte onder meer in de bepaling die met dit amendement wordt voorgesteld.
Dit amendement hangt samen met het amendement nr. 22.
Nr. 18 VAN DE HEER LAEREMANS
(Subsidiair amendement op amendement nr. 7)
Art. 4
In het voorgestelde artikel 13/1 de volgende wijzigingen aanbrengen :
1º in §§ 4 en 5, eerste lid, de woorden « de algemene vergadering van » doen vervallen;
2º in § 5, tweede lid, de woorden « De algemene vergadering » vervangen door de woorden « Een Nederlandstalige kamer »;
3º in § 5, elfde lid, de woorden « de leden van het auditoraat bedoeld in artikel 93, § 5, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973. » vervangen door de woorden « het lid van het auditoraat van de Nederlandse taalrol dat het onderzoek van de zaak zal voeren. »;
4º paragraaf 5, dertiende lid, vervangen door wat volgt : « Het lid van het auditoraat maakt binnen vijftien dagen na ontvangst van het dossier een verslag op. In voorkomend geval verzoekt hij de partijen nadere uitleg te verstrekken over de punten die zij aangeven. »;
5º in § 5, veertiende lid, en §§ 6 en 7, de woorden « de algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State » vervangen door de woorden « de Nederlandstalige kamer van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarnaar de zaak werd verwezen »;
6º in § 5, vijftiende lid, het 1º vervangen door wat volgt :
« 1º het lid van het auditoraat dat het onderzoek van de zaak voert; »;
7º in § 5 het zeventiende lid doen vervallen.
Verantwoording
Het huidige voorstel van bijzondere wet voorziet dat zaken die bij de Raad van State aanhangig worden gemaakt met betrekking tot de benoeming van de burgemeesters in de zes randgemeenten door de algemene vergadering van de Raad van State moeten worden behandeld. Aangezien deze gemeenten evenwel integraal tot het Nederlandse taalgebied behoren, ligt het voor de hand dat deze zaken behandeld worden door een Nederlandstalige kamer van de Raad van State en niet door de taalkundig paritair samengestelde algemene vergadering. Tevens ligt het voor de hand dat het onderzoek door een Nederlandstalige auditeur wordt gevoerd en niet door twee auditeurs van een verschillende taalrol. Het opzet van dit amendement strekt ertoe deze zaak dus uitsluitend door Nederlandstalige rechters te laten beslechten.
Nr. 19 VAN DE HEER LAEREMANS
(Subsidiair amendement op amendement nr. 7)
Art. 4
In het voorgestelde artikel 13/1, § 6, tussen de eerste en de tweede zin een nieuwe zin invoegen, luidende :
« Indien de weigering tot benoeming van de aangewezen-burgemeester door de Vlaamse regering gebaseerd is op kennelijk wangedrag als gevolg van de duidelijke niet-naleving van de in de randgemeenten toepasselijke taalwetgeving krachtens artikel 129 van de Grondwet, kan de Raad van State ook een uitspraak doen over de uitsluiting van de aangewezen-burgemeester van een nieuwe kandidaatstelling als burgemeester gedurende een periode die maximaal tot de volgende gemeenteraadsverkiezingen kan lopen. »
Verantwoording
Het communautaire geschil omtrent de niet-benoeming van een aantal burgemeesters in de randgemeenten vindt zijn oorsprong in een dispuut omtrent de niet-naleving van de taalwetgeving. In de regeling die in het huidige voorstel van bijzondere wet wordt voorgesteld, is er geen enkele waarborg vervat dat de burgemeesters voor hun (her)benoeming de taalwet hebben nageleefd, wanneer zij in een vorige legislatuur reeds het ambt van (waarnemend) burgemeester of schepen hebben uitgeoefend. Communautair gesproken is het huidige voorstel dus uiterst onevenwichtig, in die zin dat aan alle Franstalige wensen wordt voldaan, maar dat er geen enkele voorziening is getroffen dat de betrokken burgemeesters de taalwet in het verleden hebben gerespecteerd en dat in de toekomst ook zullen doen.
In het kader van de communautaire onderhandelingen van de voorbije jaren, kwam koninklijk onderhandelaar Wouter Beke op 12 mei 2011 met een reeks uitgewerkte wetsvoorstellen op de proppen om een oplossing te geven aan de communautaire geschillen in dit land. Één van deze wetsvoorstellen behelsde de benoeming van de burgemeesters in de randgemeenten. In dit verband voorzag de heer Beke onder meer in de bepaling die met dit amendement wordt voorgesteld.
Dit amendement hangt samen met het amendement nr. 22
Nr. 20 VAN DE HEER LAEREMANS
(Subsidiair amendement op amendement nr. 7)
Art. 4
In het voorgestelde artikel 13/1 na § 7 een nieuwe paragraaf invoegen, luidende :
« § 8. De procedure zoals bepaald in de paragrafen 4 tot en met 7 is niet van toepassing wanneer de taalwetgeving, rechtstreeks of onrechtstreeks, mee het voorwerp uitmaakt van het geding. ».
Verantwoording
Eén van de bedoelingen van de Franstaligen voor het invoeren van deze uitzonderingsprocedure is de door hen omstreden omzendbrieven-Peeters/Martens onderuit te halen. De weigering tot benoeming van een aantal Franstalige burgemeesters in de rand door de Vlaamse regering hangt rechtstreeks samen met de weigering van deze burgemeesters om de omzendbrieven-Peeters/Martens toe te passen. Het ligt voor de hand dat bij de gemeenteraadsverkiezingen van 14 oktober a.s. deze problematiek opnieuw op tafel zal komen, en deze burgemeesters van de gelegenheid gebruik zullen willen maken om, samen met de aanvechting van hun benoeming, ook deze omzendbrieven voor de algemene vergadering aan te vechten, in de hoop dat de Franstaligen leden van de algemene vergadering, onder voorzitterschap van een Franstalige, deze naar de prullenmand zullen verwijzen en de rechtspraak van de Nederlandstalige kamers van de Raad van State in dat verband zullen ondergraven. Dat kan en mag niet de bedoeling zijn, wat het voorwerp is van dit amendement.
Nr. 21 VAN DE HEER LAEREMANS
(Subsidiair amendement op amendement nr. 7)
Art. 5
Dit artikel vervangen door wat volgt :
« Art. 5. In de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen worden de volgende bepalingen opgeheven :
— artikel 5, § 1, II, 2º, d);
— artikel 6, § 1, VIII, eerste lid, 1º, eerste streepje;
— artikel 6, § 1, VIII, eerste lid, 4º, eerste lid, a);
— artikel 7, § 1, voor wat de uitzonderingsbepaling in het eerste lid betreft. ».
Verantwoording
Al deze bepalingen verwijzen naar de regelingen van de zogenaamde pacificatiewet, die als uitzondering gelden op een aantal bevoegdheden die werden overgedragen aan de gewesten, en met dit voorstel van bijzondere wet, op het punt van de benoeming van de burgemeesters in de randgemeenten, wordt uitgebreid, zoals bepaald in artikel 4.
Door deze nieuwe regeling inzake de benoeming van de burgemeesters impliciet op te nemen in de bijzondere wet van 8 augustus 1980, wordt deze gebetonneerd en geven de Vlamingen hun democratische meerderheidsrechten om deze materie in de toekomst nog zelf autonoom te regelen op vermits hieraan voortaan nog slechts wijzigingen zullen kunnen worden aangebracht met een twee derde meerderheid en een meerderheid in elke taalgroep.
Deze invoeging in de zogenaamde « pacificatiewet » doet uiteraard afbreuk aan de huidige volheid van bevoegdheid van de Vlaamse overheid omtrent de benoeming van burgemeesters in de zes randgemeenten, zoals thans voorgeschreven door artikel 59, § 1 van het Vlaamse gemeentedecreet.
De uitzonderingsregel voor de benoeming van de burgemeesters in de zes randgemeenten die met deze bijzondere wet zal worden ingevoerd, druist bovendien manifest in tegen de politieke wil van het Vlaams parlement en van de Vlaamse regering, zoals die reeds verschillende keren werd uitgesproken.
In één van de welbekende vijf Vlaamse resoluties van 1999, met name in de resolutie betreffende een aantal specifieke aandachtspunten voor de volgende staatshervorming (stuk 1343 (1998-1999)) wordt uitdrukkelijk het volgende gesteld : « 1º het territorialiteitsbeginsel en het principe van de niet-inmenging moeten ten volle gerealiseerd en gewaarborgd worden. 2º Vlaanderen moet ook bevoegd worden voor de organisatie van het administratief toezicht in de randgemeenten en Voeren, alsook voor de regeling van het taalgebruik in de gemeenten met een bijzonder taalstatuut. »
In de Octopusnota van februari 2008, die werd opgenomen in de Vlaamse regeerverklaring van 13 juli 2009, en dus integraal tot het Vlaams regeerakkoord behoort, formuleerde Vlaams minister-president Kris Peeters het standpunt van zijn regering als volgt : « Ik wil hier ook wijzen op een aantal specifieke aandachtspunten die we in de discussies over een staatshervorming in herinnering willen brengen. Ik vernoem uitdrukkelijk het territorialiteitsbeginsel en het principe van niet-inmenging. Het beginsel van territorialiteit neemt een fundamentele plaats in in het Belgische staatsrecht. Het werd grondwettelijk verankerd door ons land in te delen in vier taalgebieden [...]. De splitsing van het kies- en gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde is in dit verband een belangrijke Vlaamse eis omdat de huidige regeling geen rekening houdt met de grondwettelijke indeling van het land in taalgebieden zoals bepaald door artikel 4 van de Grondwet. De Vlaamse overheid verwerpt dan ook elk initiatief dat ingaat tegen onze vraag naar respect voor het Nederlandstalige karakter van de rand rond Brussel en de territoriale integriteit van Vlaanderen. »
Ook in de fiches ter voorbereiding van een verdere staatshervorming die door de Vlaamse administratie in opdracht van de Vlaamse regering werden opgesteld, is duidelijk welke principes in deze aangelegenheid naar voor worden geschoven. Voor de fiches opgesteld in het jaar 2007 betreft het de fiches 12 over de lokale en provinciale verkiezingen en 15 over « Regelgeving inzake de organisatie van de gemeenten — Verruimde bevoegdheden met betrekking tot de zes Vlaamse Randgemeenten en de gemeente Voeren ». De voorstellen in beide fiches zijn duidelijk : « Een homogene bevoegdheidsuitoefening over de lokale en provinciale besturen houdt in dat Vlaanderen bevoegd moet zijn voor het hele Vlaamse grondgebied, inclusief voor de volledige regelgeving met betrekking tot de gemeenten met een bijzonder taalstatuut. In de Vlaamse randgemeenten en de gemeente Voeren waarborgt de Vlaamse overheid de betrokkenheid van de beide taalgemeenschappen bij het bestuur van de gemeente, inzonderheid inzake hun aanwezigheid in het college van burgemeester en schepenen en in het vast bureau van het OCMW, alsook de bevoegdheid om bij gebrek aan consensus in die colleges een aangelegenheid voor te leggen aan de raad. » In de herziene fiches, opgesteld in 2010, wordt deze zienswijze integraal hernomen. Het betreft hier de fiches 17 en 20. In deze fiches betoogt de Vlaamse administratie, en dus de Vlaamse regering, dat zij alle bevoegdheden over de randgemeenten volledig in Vlaamse handen wil krijgen en zelf zal instaan voor een aantal regelingen ten behoeve van de Franstaligen, dit in de plaats van de mee door Franstaligen bestuurde federale schoonmoeder nu.
Deze bijzondere wet doet dus ernstig afbreuk aan de Vlaamse belangen en aan de politieke wil van het Vlaams parlement en de Vlaamse regering met betrekking tot de toekomst van de randgemeenten, inzonderheid wat de benoeming van de burgemeesters betreft. Met dit amendement wordt de verankering van deze regeling, evenals een aantal andere dergelijke regelingen, in de zogenaamde pacificatiewet teruggeschroefd.
Nr. 22 VAN DE HEER LAEREMANS
(Subsidiair amendement op amendement nr. 7)
Art. 6
Het woord « niet » doen vervallen.
Verantwoording
Dit amendement hangt samen met de amendementen nrs. 17 en 19.
Nr. 23 VAN DE HEER LAEREMANS
(Subsidiair amendement op amendement nr. 7)
Art. 6
Het woord « aangewezen-burgemeester » vervangen door het woord « kandidaat-burgemeester ».
Verantwoording
Zie het amendement nr. 14, waar dit amendement mee samenhangt.
Bart LAEREMANS. |
(1) Aangezien het om een nieuwe invoeging gaat, wordt effectief best geopteerd voor die vermelding, en niet voor de vermelding « hoofdstuk IIbis » (Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, Raad van State, 2008, www.raadvst-consetat.be, aanbeveling nr. 124.1).