Bij de onafhankelijkheid van België wordt gekozen voor stemrecht, niet voor stemplicht: bepaalde mannen mogen gaan stemmen, maar zijn er niet toe verplicht. Deze vrijheid is belangrijk voor de eerste grondwetgevers. Er is dus geen stemplicht.
In de praktijk gaat een groot aantal kiezers niet stemmen. Het absenteďsme bedraagt meestal 20 ŕ 30% en soms meer.
Een belangrijke reden voor dit absenteďsme is dat er erg vaak verkiezingen zijn. In 1840 bijvoorbeeld, zijn er niet minder dan tien verkiezingen voor de Kamer en twee voor de Senaat! [ 12 ] GILISSEN, J., Le régime représentatif en Belgique depuis 1790, 1958, Brussel, La Renaissance du Livre, collection « Notre passé », p.104. Dat hoge aantal heeft meerdere redenen. Zo kiest de grondwetgever er in 1830 voor zowel Kamer als Senaat bij verkiezingen telkens voor de helft te vernieuwen. Een mandaat in de Kamer duurt vier jaar, dus wordt de Kamer om de twee jaar voor de helft vernieuwd. Een mandaat in de Senaat duurt 8 jaar, dus wordt de Senaat om de vier jaar voor de helft vernieuwd. Bij ontbinding van de kamers worden ze allebei volledig vernieuwd. Er zijn dus vaak gedeeltelijke verkiezingen voor Kamer en Senaat. Dit systeem blijft bestaan tot in 1921. [ 13 ] GILISSEN, J., Le régime représentatif en Belgique depuis 1790, 1958, Brussel, La Renaissance du Livre, collection « Notre passé », p.102. Er zijn ook tussentijdse verkiezingen wanneer één enkele senator of volksvertegenwoordiger moet vervangen worden, en provinciale en gemeentelijke verkiezingen.
Kiezers moeten zich bovendien voor elke verkiezing verplaatsen: tot 1893 gebeuren de stemmingen in de hoofdplaats van het arrondissement. Dat verplicht mensen om moeilijke en verre verplaatsingen te maken. [ 14 ] LUYKX, Th. en PLATEL, M., Politieke geschiedenis van België, 1985, Antwerpen, Kluwer, deel 1, p.195. Vaak is een overnachting noodzakelijk. De kandidaten komen actief tussenbeide, vooral met financiële steun: ze betalen voor het transport en het verblijf en geven eten en drinken om kiezers naar de stembus te krijgen. [ 15 ] GILISSEN, J., Le régime représentatif en Belgique depuis 1790, 1958, Brussel, La Renaissance du Livre, collection « Notre passé », p.110. Op de dag van de verkiezingen wordt een verkiezingsbanket georganiseerd en als ultiem argument krijgen kiezers een muntstuk van 100 sous (de oude benaming van een muntstuk van 5 frank) toegestopt. Deze gewoonten worden sterk bekritiseerd, maar zijn aanvaard door beide partijen. [ 16 ] GILISSEN, J., Le régime représentatif en Belgique depuis 1790, 1958, Brussel, La Renaissance du Livre, collection « Notre passé », p.107.
In 1887 beschrijft gewezen liberaal volksvertegenwoordiger Léon Defuisseaux een verkiezingsbanket georganiseerd door de katholieke prins van Caraman-Chimay die dankzij deze verkiezingsstunt bijna de verkiezingen wint:
“Het gebeurde in Thuin; de verkiezingsstrijd was hevig; de overwinning van de liberalen stond vast...
Een geniale zet zorgde bijna voor de overwinning van de katholieke kandidaat! Hij riep zijn kiezers samen,
met het verzoek hun vrouwen mee te brengen... Er werden weelderige tafels gedekt; aan de ene kant goten de mannen
zich vol met wijnen en likeuren, terwijl aan de andere kant de verraste en gecharmeerde vrouwen rijkelijk werden
bediend met kopjes chocolademelk!
Deze chocoladefeesten, die vaak herhaald werden, konden de kansen doen keren. De liberale kandidaten gebruikten
dezelfde electorale truc.... Was hun chocolade van een beter merk? Zoveel is zeker: de prins van Caraman-Chimay,
nu minister van Buitenlandse Zaken, schopte het bijna tot verkozene van Thuin en verdiende daarmee de roemrijke
bijnaam "Prince Chocolat". [ 17 ]
DEFUISSEAUX, L., Les hontes du vote censitaire, Brussel, Séverin Plapied éditeur,
p.127. (online te lezen, zie voetnoot)
Vooral liberale politici verzetten zich tegen de afschaffing van de hoofdplaats van het arrondissement als stemlocatie. Zij vrezen immers dat de clerus en de grootgrondbezitters meer invloed op de kiezers kunnen uitoefenen als die in eigen stad of dorp mogen stemmen. Bovendien vinden ze het nuttig dat landelijke kiezers verplicht zijn naar de stad te komen, want daar worden ze geconfronteerd met meer liberale ideeën. Pas bij de invoering van de stemplicht, in 1893, wordt het mogelijk om in de eigen gemeente te stemmen. [ 18 ] GILISSEN, J., Le régime représentatif en Belgique depuis 1790, 1958, Brussel, La Renaissance du Livre, collection « Notre passé », p.107.