5-1370/2 | 5-1370/2 |
24 JANUARI 2013
Nr. 1 VAN DE HEER DELPÉRÉE
In het opschrift van het voorstel, de woorden « van de Belgische overheid » vervangen door de woorden « van Belgische overheden ».
Verantwoording
Volgens het opschrift, wil de resolutie de verantwoordelijkheid van de « Belgische overheid » erkennen voor de Jodenvervolging in België.
Dient men die « Belgische overheid » te beschouwen als een geheel, of horen de verschillende overheidsinstanties met hun onderscheiden verantwoordelijkheid apart genoemd te worden ?
In het voorstel is er sprake van « de Belgische regering in Londen, (...) de secretarissen-generaal, de gerechtelijke instanties en de provincie- en gemeenteoverheid » en wordt er gesteld dat er genoeg manoeuvreerruimte overbleef voor elk van deze overheden.
Het lijkt ons niet zo gepast om het te hebben over « de Belgische overheid », in het enkelvoud. Dit is nochtans het geval in de Nederlandstalige versie van het voorstel, waar sprake is van « de Belgische overheid ». Dat wijkt duidelijk af van de Franse versie. Ook in de tekst zijn er verschillen tussen het Frans en het Nederlands.
Men dient ervoor te zorgen dat beide versies overeenstemmen.
In het veertiende lid heeft de Franse versie het over « la collaboration d'autorités belges » en staat er in het Nederlands « de collaboratie van de Belgische autoriteiten ».
In het negentiende lid staat er in het Frans « la collaboration de la part d'autorités » en in het Nederlands « de collaboratie vanwege de overheid ».
In het zesentwintigste lid wordt de Senaat verzocht, in het Frans, te erkennen « que des autorités belges ont mené avec l'occupant allemand dans des domaines cruciaux une collaboration indigne d'une démocratie ». Het Nederlandstalige voorstel erkent « dat de Belgische overheid op cruciale vlakken gecollaboreerd heeft met de Duitse bezetter op een voor een democratie onwaardige manier ».
Nr. 2 VAN DE HEER DELPÉRÉE
In het negende lid van de considerans, de woorden « de Belgische overheid » vervangen door de woorden « Belgische overheden ».
Verantwoording
Zie de verantwoording van amendement nr. 1.
Nr. 3 VAN DE HEER DELPÉRÉE
In het zesde lid van de considerans, de volgende wijzigingen aanbrengen :
1º de woorden « 29 940 Joden » vervangen door de woorden « 24 908 Joodse mannen, vrouwen en kinderen »;
2º een voetnoot invoegen, luidende :
« Mecheln-Auschwitz 1942-1944. De vernietiging van de Joden en zigeuners van België, Ward Adriaens, Eric Hautermann, Patricia Ramet, Laurence Schram en Maxime Steinberg, VUBPRESS, MJDR en ASP, Mechelen-Brussel, 2009, 4 delen. ».
Verantwoording
Het voorstel van resolutie herinnert eraan dat « in de Tweede Wereldoorlog in het kader van de door het Duitse nationaalsocialistische regime gepleegde Jodenmoord 29 940 Joden uit België zijn gedeporteerd ». Dat cijfer is precies. In een publicatie van het Joods Museum voor Deportatie en Verzet en de uitgeverij Academic & Scientific Publishers (ASP), leest men : « Du 4 août 1942 au 31 juillet 1944, 27 convois acheminent vers Auschwitz 24 908 hommes, femmes et enfants juifs. Un 28e transport, tardif et unique, joint au 23e convoi juif de la mi-janvier 1944, transfère, à la différence de ce dernier et de tous les autres, tout son contingent de 351 déportés tsiganes, pour moitié des enfants, au camp de concentration de Birkenau. » (1) .
Dit zijn andere, zij het even verschrikkelijke cijfers. Het is niet de taak van de Senaat om zich hierover uit te spreken. Wel dient de Senaat zijn bronnen te vermelden.
Nr. 4 VAN DE HEER DELPÉRÉE
In het dispositief, de laatste twee leden doen vervallen.
Verantwoording
Het voorstel van resolutie dat in de Senaat is ingediend, heeft verschillende doelen. Ten eerste, het SOMA « feliciteren en danken ». Ook nog « plechtig erkennen » dat sommige Belgische overheden gecollaboreerd hebben en de federale regering verzoeken om dat ook te doen. Ten slotte wordt dezelfde regering verzocht om bijkomende studies van het SOMA te ondersteunen en te financieren.
De indieners van het voorstel van resolutie stellen ook voor dat de Senaat de gemeenschappen verzoekt om nieuwe pedagogische instrumenten in het leven te roepen. Gezien de verdeling van de bevoegdheden in het Belgische federale systeem is het echter niet de taak van de Senaat om aanbevelingen te doen aan de deelstaten.
Francis DELPÉRÉE. |
Nr. 5 VAN DE HEER MAHOUX C.S.
In het vierde lid van de toelichting, de woorden « passieve of zelfs actieve » doen vervallen.
Verantwoording
Het begrip « passieve collaboratie », dat door Belgische historici na de oorlog werd ingevoerd, moet vermeden worden, al verwijst het verslag « Gewillig België » ook naar dat begrip. Omdat dit begrip zo ambigu is, willen de indieners van het voorstel in geen geval de indruk wekken dat zij de collaboratie van Belgische overheden willen minimaliseren.
Nr. 6 VAN DE HEER MAHOUX C.S.
In het vijfde lid van de toelichting, de volgende wijzigingen aanbrengen :
1º in de tweede zin, de woorden « passieve en soms actieve » doen vervallen;
2º in de derde zin, de woorden « , ook al zijn ze wettig, » doen vervallen.
Verantwoording
1º Zie de verantwoording van amendement nr. 5.
2º De bezetter was niet verplicht de Belgische wetgeving, waaronder de anti-Joodse verordeningen, toe te passen, aangezien zij strijdig was met artikel 46 van het Verdrag van Den Haag dat bepaalt dat de bezetter religieuze overtuigingen en het beoefenen van de erediensten in acht moet nemen.
Nr. 7 VAN DE HEER MAHOUX C.S.
In het vijfde lid van de considerans, de woorden « , Lieven Saerens » invoegen tussen de woorden « Marcel Liebman » en de woorden « en andere historici ».
Verantwoording
Het is belangrijk dat het werk van Lieven Saerens wordt vermeld, in het bijzonder zijn boek « Vreemdelingen in een Wereldstad », dat de rol van het lokale bestuur in de Jodenvervolging in Antwerpen volledig aan het licht heeft gebracht.
Nr. 8 VAN DE HEER MAHOUX C.S.
In het zesde lid van de considerans, de woorden « 29 940 Joden » vervangen door de woorden « bij de huidige stand van onze kennis, 24 900 Joden en 352 zigeuners ».
Verantwoording
Dit is een correctie als gevolg van de regelmatige actualisering van de cijfers over het aantal uit België gedeporteerde Joden en zigeuners.
Nr. 9 VAN DE HEER MAHOUX C.S.
Het achtste lid van de considerans vervangen als volgt :
« Eraan herinnerend dat bij de huidige stand van onze kennis, in de zomer van 1942, 5 822 van deze personen door het Vichy-regime zijn gedeporteerd via doorgangskampen zoals Drancy en Compiègne, om vervolgens naar de uitroeiingskampen te worden gebracht, waar ze bijna allen zijn vermoord; ».
Verantwoording
Het is raadzaam hier te vermelden dat er behalve Drancy nog andere doorgangskampen waren. Het aantal personen dat via die kampen gedeporteerd werd, is dus hoger dan in de tekst vermeld werd : bij de huidige stand van onze kennis gaat het om 5 822 mensen.
Nr. 10 VAN DE HEER MAHOUX C.S.
Het veertiende lid van de considerans wijzigen als volgt :
1. tussen de woorden « tijdens de bezetting » en de woorden « ;Het gebrek aan juridisch-administratieve voorbereiding » de woorden « . Het eindverslag van het SOMA beschrijft hem als volgt » invoegen;
2. het lid aanvullen als volgt :
« Sommigen leggen meer de klemtoon op het antisemitische klimaat, gecombineerd met een xenofobe mentaliteit; ».
Verantwoording
Er moet in de tekst van het voorstel worden vermeld dat het citaat in deze considerans afkomstig is uit de eindconclusies van het eindverslag van het SOMA, « Gewillig België » (zie de epiloog, blz. 1084). Daarnaast hebben deelnemers aan de hoorzittingen de klemtoon gelegd op de hardnekkigheid van het antisemitisme.
Nr. 11 VAN DE HEER MAHOUX C.S.
In het dispositief een punt D invoegen, luidende :
« D. verbindt zich ertoe de uitvoering van de aanbevelingen van deze resolutie te evalueren; ».
Verantwoording
De indieners van het voorstel van resolutie willen binnen de Senaat de follow-up van de uitvoering van de aanbevelingen van deze tekst waarborgen.
Nr. 12 VAN DE HEER MAHOUX C.S.
In het dispositief een punt E invoegen, luidende :
« E. neemt akte van de regeringsverklaring door de Eerste Minister, de heer Elio Di Rupo, waarin de verantwoordelijkheid van Belgische overheden voor de Jodenvervolging in België wordt erkend; ».
Verantwoording
In zijn redevoering van 9 september 2012 in de Dossinkazerne, erkende de eerste minister namens de Belgische regering officieel dat Belgische overheden op onwaardige wijze gecollaboreerd hebben met de Duitse bezetter op bepaalde cruciale domeinen, wat geleid heeft tot de uitroeiing van de Joden.
Nr. 13 VAN DE HEER MAHOUX C.S.
In het dispositief een punt F invoegen, luidende :
« F. beslist om de deelstaten op de hoogte te brengen van deze resolutie en van zijn overtuiging dat het onderricht van de Shoah noodzakelijk is om de burgers, en in het bijzonder de jongeren, vertrouwd te maken met deze donkere bladzijde uit onze geschiedenis en zo de herinnering eraan levendig te houden; ».
Verantwoording
Zie de verantwoording van amendement nr. 17.
Nr. 14 VAN DE HEER MAHOUX C.S.
In het dispositief punt 1 doen vervallen.
Verantwoording
Zie de verantwoording van amendement nr. 12.
Nr. 15 VAN DE HEER MAHOUX C.S.
In het dispositief punt 2 aanvullen als volgt :
« , in het bijzonder de mogelijkheid tot erkenning van het statuut van gedeporteerde « wegens ras » (2) en van wees van de Shoah ».
Verantwoording
Tijdens de hoorzittingen met verschillende verenigingen die de Joodse gemeenschap van België vertegenwoordigen, hebben die verenigingen de wens uitgedrukt om postuum aan de uit België gedeporteerde Joden en zigeuners het statuut van gedeporteerde « wegens ras » te verlenen. Deze verenigingen hebben er ook voor gepleit een statuut van wees van de Shoah te erkennen voor de kinderen van wie één van de ouders tijdens de Holocaust gestorven is.
Nr. 16 VAN DE HEER MAHOUX C.S.
In het dispositief, punt 3 aanvullen als volgt :
« , alsook over de collaboratie van Belgische SS-medewerkers en andere Jodenjagers; ».
Verantwoording
Deze suggestie is afkomstig van Rudi Van Doorslaer, directeur van het SOMA, die tijdens de hoorzitting in de commissie op 13 december jongstleden heeft uitgelegd dat het interessant zou zijn om, na het geval van Antwerpen, ook voor de rest van België onderzoek te verrichten naar de collaboratie van Belgische SS'ers en andere Jodenjagers tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Nr. 17 VAN DE HEER MAHOUX C.S.
In het dispositief de laatste twee leden doen vervallen.
Verantwoording
Dit is een technische wijziging. De Senaat is niet bevoegd om rechtstreeks aanbevelingen aan de deelgebieden te doen.
Philippe MAHOUX. | |
Gérard DEPREZ. | |
Jacques BROTCHI. | |
Jacky MORAEL. | |
Yoeri VASTERSAVENDTS. | |
Jan DURNEZ. | |
Bert ANCIAUX. |
Nr. 18 VAN DE HEER MORAEL C.S.
Tussen de punten 2 en 3 van het dispositief, een punt 2/1 invoegen, luidende :
.« 2/1. de voorwaarden inzake leeftijd, nationaliteit en ononderbroken verblijf in België te versoepelen, met inachtneming van psychische trauma's (door middel van een herziening van de wet van 15 maart 1954 betreffende de herstelpensioenen voor de burgerlijke slachtoffers van de oorlog 1940-1945 en hun rechthebbenden); ».
Verantwoording
Artikel 1, § 4, van de wet van 15 maart 1954 betreffende de herstelpensioenen voor de burgerlijke slachtoffers van de oorlog 1940-1945 en hun rechthebbenden luidt momenteel als volgt :
« § 4. De wet is enkel op de Belgen van toepassing.
Deze hoedanigheid dient te bestaan :
a) in hoofde van het slachtoffer op het ogenblik van de beslissing tot toekenning van het pensioen, of van het overlijden indien het slachtoffer vóór de erkenning van zijn rechten overleden is; het moet nochtans die hoedanigheid bezitten op het ogenblik van het schadelijk feit of een naturalisatieaanvraag hebben ingediend vóór 10 mei 1940 of aan de volgende vereisten voldoen: geen volle tweeëntwintig jaar zijn op 10 mei 1940, Belg geworden zijn vóór 1 januari 1960 en zonder onderbreking zijn gewone verblijfplaats in België hebben gehad sedert 1 januari 1931 of sedert zijn geboorte, wanneer het slachtoffer op die datum nog niet geboren was; ».
De indieners van het amendement menen dat het overbodig is als voorwaarde op te leggen dat men de Belgische nationaliteit moet hebben verworven vóór 1 januari 1960. Het zou eenvoudiger en logischer zijn als criteria te hanteren dat men tussen 10 mei 1940 en 8 mei 1945 in België moet hebben verbleven en dat men Belg moet zijn op het ogenblik van de aanvraag.
De overlevenden hebben immers vaak te kampen gehad met chronische, posttraumatische stress, waardoor ze bepaalde zaken ontkenden of zich schuldig voelden. Zij die bijzonder geschokt waren, hebben vaak pas na de — willekeurig vastgestelde — datum van 1 januari 1960 de moed gehad om hun aanvraag tot het verkrijgen van de Belgische nationaliteit in te dienen.
Dat geldt bijvoorbeeld ook voor de zeer jonge oorlogsslachtoffers die getuige zijn geweest van wreedheden of tegen wie ernstige bedreigingen zijn geuit. Vaak waren zij materieel niet bij machte voor 1 januari 1960 een aanvraag tot het verkrijgen van de Belgische nationaliteit in te dienen.
Voorts zou ook een einde moeten worden gemaakt aan het bij hetzelfde artikel 1, § 4, tweede lid, a), van de wet opgelegde criterium op grond waarvan het slachtoffer sinds 1931 of sinds zijn geboorte ononderbroken in België moet hebben verbleven.
Precies door het opgelopen trauma, maar ook door wijzigingen in het beroepsleven of het privéleven, bestaat de kans dat sommige slachtoffers het Belgische grondgebied voor een langere of minder lange periode hebben verlaten; overigens hebben de totstandbrenging van het vrij verkeer binnen de Europese Unie, alsook de ontwikkeling van de reisindustrie, die kans nog vergroot. De thans in aanmerking genomen, louter territoriale aspecten spelen geen enkele rol in de ernst van de door de betrokkenen geleden schade. Daarom mogen ze ook niet langer als criterium worden gehanteerd.
Jacky MORAEL. | |
Gérard DEPREZ. | |
Jacques BROTCHI. | |
Yoeri VASTERSAVENDTS. | |
Jan DURNEZ. | |
Bert ANCIAUX. |
Nr. 19 VAN DE HEER DURNEZ
In het dispositief, in punt B, de woorden « de Belgische overheid » vervangen door de woorden « Belgische overheden ».
Verantwoording
Als we spreken over « de Belgische overheid », over wie hebben we het dan ? In de studie van het SOMA is gebleken dat verschillende overheden uitvoering gegeven hebben aan de Duitse anti-Joodse verordeningen, of het nu lokale, provinciale of nationale besturen waren.
Nr. 20 VAN DE HEER DURNEZ
In het dispositief, punt 4 doen vervallen.
Verantwoording
De doelstelling van de resolutie betreft « schulderkenning ». De studie van het SOMA weerlegt de mythe dat België tijdens de Tweede Wereldoorlog machteloos zou hebben gestaan tegenover de Duitse bezetter en diens opsporings- en deportatiebeleid ten aanzien van de Joodse gemeenschap in België. Via deze resolutie erkent de Senaat de verantwoordelijkheid die de Belgische overheden droegen in het identificeren, beroven, marginaliseren, uitsluiten uit het maatschappelijke leven en het deporteren van Joden in België.
Deze insteek indachtig, kan het niet de bedoeling zijn om extra studies te financieren voor het SOMA (aanbeveling 4).
Jan DURNEZ. |
Nr. 21 VAN DE HEER LAEREMANS
In de toelichting het vierde lid aanvullen met wat volgt :
« De onderzoekers van het SOMA, die in opdracht van de regering de verantwoordelijkheid trachten te bepalen van de Belgische overheden bij de Jodenvervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog, stuiten op grote moeilijkheden omdat bepaalde cruciale archieven opzettelijk werden vernietigd. Dat bleek reeds in 2005, tijdens een hoorzitting in de Senaat over het tussentijds verslag van de SOMA-onderzoekers.
« De toestand van bewaring en ontsluiting van vele, zo niet de meeste, van de archiefbestanden is erbarmelijk », schreven de onderzoekers in hun tussentijds rapport. « Zonder overdrijving durven wij hier te schrijven dat deze stand van zaken, die gegroeid is tijdens meerdere decennia van verwaarlozing, een moderne democratische rechtsstaat onwaardig is. » Het gebrek aan archiefstukken is zo erg dat zelfs de opmaak van het eindrapport in gevaar dreigde te komen. Senaatsvoorzitter Anne-Marie Lizin (PS) besloot toen zelfs minister van Wetenschapsbeleid Marc Verwilghen (VLD) om uitleg te vragen.
SOMA-directeur Rudi Van Doorslaer en zijn medewerkers ontdekten niet alleen chaotisch beheer en amateurisme, maar in bepaalde gevallen ook opzettelijke vernietiging of verduistering van archiefmateriaal. Dossiers over Jodenvervolging in de archieven van het Brusselse gerecht bleken spoorloos. Hetzelfde gold voor dossiers van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Gerechtelijke dossiers moeten nochtans wettelijk verplicht worden bijgehouden. « De archieven van het Brusselse parket-generaal en van het parket werden gedeeltelijk bewaard voor de periode tot het begin van de jaren dertig », melden de onderzoekers. « Daarna volgt er (bijna) niets meer. De brand in het justitiepaleis van 1944 wordt steevast aangehaald om de gaten in het archief te verklaren. Nochtans werden de archieven hierdoor slechts gedeeltelijk getroffen. Zonder twijfel is de vernietiging van de gerechtelijke oorlogsarchieven van Brussel grotendeels te situeren na 1944. »
Bij het auditoraat-generaal bleken een belangrijk dossier over de Jodenvervolging en andere cruciale documenten onvindbaar te zijn. « De systematische afwezigheid van deze documenten duidt mogelijk op een opzettelijke daad », stelden de onderzoekers. De meeste archieven van de voormalige Rijkswacht en gerechtelijke politie gingen ook verloren. De zeldzame archieven die toch werden bewaard, gingen dan weer verloren als gevolg van de verhuisactiviteiten in het kader van de recente politiehervorming. Een unieke collectie documenten van de lokale brigades, met vele duizenden processen-verbaal van de staatsveiligheid en documenten die in beslag werden genomen tijdens gerechtelijke onderzoeken, verdween geleidelijk in een reeks operaties van verhuizen en vernietigen, zogezegd ingegeven door het plaatsgebrek in de kelders van het Brusselse justitiepaleis.
Vooral in Brussel en Wallonië blijkt de toestand van de archieven van het gerecht « rampzalig » en « alarmerend » te zijn. Senator Hugo Vandenberghe (CD&V) vroeg zich toen reeds af wie de bewuste dossiers had vernietigd, in welke omstandigheden en waarom. Hij wees ook op de politieke gevolgen van het onevenwicht in de beschikbare archieven tussen Vlaanderen en het Franstalige landsgedeelte. « Dit riskeert een studie te worden over de houding van de Vlaamse magistraten, want over de anderen kan men bij gebrek aan bronnenmateriaal niets zeggen. » Als overheden archieven uit de oorlogsjaren vernietigen of laten verloren gaan, dan is dat zeker niet omdat er zoveel verslagen instonden van heldhaftige pogingen om Joden te redden of de deportaties tegen te werken. Dan is het zonder enige twijfel om voor Belgische overheden belastende documenten te laten verdwijnen. »
Verantwoording
Het is belangrijk dat er in de toelichting verwezen wordt naar de systematische verdwijning van grote hoeveelheden archiefmateriaal over de Jodenvervolging.
Nr. 22 VAN DE HEER LAEREMANS
In de toelichting, vijfde lid, in fine, de woorden « of de genocide op de Tutsi's van 1994 in Rwanda » vervangen door de woorden « , de genocide op de Tutsi 's van 1994 in Rwanda, de genocide op de Tibetanen en op de christenen en animisten in Zuid-Soedan en de oproep van de Iraanse president Ahmadinejad om Israël met kernwapens « van de kaart te vegen ». ».
Verantwoording
Dit is een noodzakelijke vervollediging.
Nr. 23 VAN DE HEER LAEREMANS
In de toelichting, zesde lid, tweede zin, de woorden « extreem-rechtse ideeën » vervangen door de woorden « neonazistische en antisemitische ideeën ».
Verantwoording
Dit is duidelijker en nauwkeuriger. De term « extreem-rechts » is de voorbije 20 jaar geëvolueerd tot een containerbegrip waarmee men vanuit de linkerzijde zowat iedereen met rechtse sympathieën wil stigmatiseren.
Men zou overigens met hetzelfde gemak het nazi-regime als « links » kunnen bestempelen, vermits het om een socialistisch, collectivistisch regime ging.
Uit de hoorzittingen is gebleken dat de resolutie best een minder tijdsgebonden en dus meer universeel karakter zou krijgen. Het is dus niet gewenst dat men er misbruik van zou maken voor kleinburgerlijk partijpolitiek gewin.
Nr. 24 VAN DE HEER LAEREMANS
In het dispositief, in punt B, het woord « plechtig » vervangen door het woord « deemoedig ».
Verantwoording
Deemoedig is in deze context een meer gepaste term dan plechtig.
Nr. 25 VAN DE HEER LAEREMANS
In het dispositief, in punt C, de woorden « antidotum is tegen fanatisme en het extreem-rechts ideeëngoed » vervangen door de woorden « antidotum is tegen fanatisme en neonazistisch en antisemitisch gedachtegoed ».
Verantwoording
Zie de verantwoording van amendement nr. 23.
Nr. 26 VAN DE HEER LAEREMANS
In het dispositief, punt 6 aanvullen met de woorden :
« en een onderzoek in te stellen naar de verantwoordelijkheid voor de vernietiging en opzettelijke verwaarlozing van deze archieven, en naar de misdaden die in dit verband eventueel in de doofpot werden gestopt; ».
Verantwoording
Het is belangrijk dat er in de resolutie verwezen wordt naar de systematische verdwijning van grote hoeveelheden archiefmateriaal over de Jodenvervolging en dat er gezocht wordt naar de verantwoordelijkheden en de achterliggende motieven.
Nr. 27 VAN DE HEER LAEREMANS
Het dispositief aanvullen met een punt 8, luidende :
« 8. de nodige politieke, juridische en administratieve middelen in te zetten om het toenemende neonazisme en antisemitisme te bestrijden, en in het bijzonder krachtig op te treden tegen oproepen tot het vernietigen van Israël en/of het vermoorden of uitroeien van Joden. ».
Verantwoording
Tot op vandaag wordt er vanuit bepaalde kringen (en zelfs door gezaghebbende politici) nog steeds opgeroepen om Joden omwille van hun afkomst te vermoorden en om de staat Israël te vernietigen. Dit soort hatelijke oproepen moet met alle kracht bestreden worden.
Bart LAEREMANS. |
Nr. 28 VAN DE HEER MORAEL
In het zesde lid van de toelichting, de woorden « superieur Arisch ras » vervangen door de woorden « vermeend superieur Arisch ras ».
Verantwoording
Wij weten dat Hitlers project gebaseerd was op het geloof in het bestaan van een ras, in dit geval het arische ras, en de superioriteit van dit ras. Wij weerleggen net het bestaan zelf van rassen; daarom is het gebruikelijk dat men spreekt van een « vermeend » ras zoals in de antiracismewet bijvoorbeeld.
Nr. 29 VAN DE HEER MORAEL
In het elfde lid van de considerans, de woorden « categorieën op basis van ras » vervangen door de woorden « categorieën op basis van vermeend ras ».
Verantwoording
Zie de verantwoording van amendement nr. 28.
Jacky MORAEL. |
Nr. 30 VAN DE HEER MAHOUX C.S.
(Subamendement op amendement nr. 18 van de heer Morael c.s.)
Het voorgestelde punt 2/1 vervangen door wat volgt :
« 2/1. de toepassingsproblematiek te onderzoeken van de wet van 15 maart 1954 betreffende de herstelpensioenen voor de burgerlijke slachtoffers van de oorlog 1940-1945 en hun rechthebbenden, inzonderheid wat betreft de voorwaarden inzake leeftijd, nationaliteit en ononderbroken verblijf in België, met inachtneming van psychische trauma's; ».
Philippe MAHOUX. | |
Jacques BROTCHI. | |
Bert ANCIAUX. | |
Yoeri VASTERSAVENDTS. | |
Jan DURNEZ. | |
Jacky MORAEL. | |
Francis DELPÉRÉE. |
Nr. 31 VAN DE HEER DELPÉRÉE
(Subamendement op amendement nr. 12 van de heer Mahoux c.s.)
In het dispositief, in punt E, tussen het woord « regeringsverklaring » en de woorden « door de Eerste Minister », de woorden « van 9 september 2012 » invoegen.
Nr. 32 VAN DE HEER DELPÉRÉE
(Subamendement op amendement nr. 13 van de heer Mahoux c.s.)
In het dispositief, in punt F, het woord « deelstaten » vervangen door de woorden « Gemeenschaps- en Gewestregeringen ».
Francis DELPÉRÉE. |
Nr. 33 VAN DE HEER PIETERS C.S.
In het dispositief een punt D invoegen, luidende :
« D. erkent aan de betrokkenen het statuut van gedeporteerde om racistische redenen en van wees van de Shoah; ».
Danny PIETERS. | |
Gérard DEPREZ. | |
Jacques BROTCHI. | |
Bert ANCIAUX. | |
Jan DURNEZ. | |
Sabine VERMEULEN. |
Nr. 34 VAN DE HEER DELPÉRÉE
In het dispositief, een punt D invoegen, luidende :
« D. erkent de dramatische situatie waarin de wezen van de Shoah verkeerden; ».
Francis DELPÉRÉE. |
Nr. 35 VAN DE HEER MORAEL
(Subamendement op amendement nr. 15 van de heer Mahoux c.s.)
In het dispositief, in punt 2, de woorden « wegens ras » vervangen door de woorden « om racistische redenen ».
Jacky MORAEL. |
Nr. 36 VAN DE HEER CLAES
Het opschrift aanvullen met de woorden « tijdens de Tweede Wereldoorlog ».
Verantwoording
De Jodenvervolging vond plaats tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Dirk CLAES. |
Nr. 37 VAN DE HEER MAHOUX
(Subamendement op amendement nr. 3 van de heer Delpérée)
De volgende wijzigingen aanbrengen :
a) de woorden « 24 908 Joodse mannen, vrouwen en kinderen » vervangen door de woorden « , bij de huidige stand van onze kennis, 24 900 Joden en 352 zigeuners »;
b) in het 2º de voetnoot laten voorafgaan door de woorden « Zie meer bepaald ».
Philippe MAHOUX. |
Nr. 38 VAN MEVROUW DE BETHUNE
(Subamendement op amendement nr. 33 van de heer Pieters c.s.)
Het voorgestelde punt D van het dispositief vervangen door wat volgt :
« D. erkent de status van de betrokkenen als gedeporteerde om racistische redenen en als wees van de Shoah; ».
Sabine de BETHUNE. |
Nr. 39 VAN DE HEER MAHOUX C.S.
In het opschrift, de woorden « van Belgische overheden » vervangen door de woorden « van de Belgische Staat ».
Verantwoording
Het is steeds de bedoeling van de indieners geweest de verantwoordelijkheid van de Belgische Staat voor de Jodenvervolging in België gedurende de Tweede Wereldoorlog vast te stellen. Daarover ging het rapport van het SOMA.
De Belgische eerste minister heeft de omvang van die verantwoordelijkheid duidelijk erkend in zijn toespraak in Mechelen op 9 september 2012, toen hij verklaarde :
« Il n'en reste pas moins qu'à travers l'implication d'un certain nombre d'autorités, l'État belge a adopté une attitude beaucoup trop docile.
Il faut le reconnaître officiellement : ces autorités ont mené avec l'occupant allemand dans des domaines cruciaux une collaboration indigne; indigne d'une démocratie, indigne de nos valeurs fondamentales.
Cette collaboration a eu des conséquences dramatiques pour la communauté juive.
Oui, en prêtant leur concours à l'entreprise d'extermination mise en place par les nazis, ces autorités et à travers elles, l'État belge, ont manqué à leurs devoirs.
Elles se sont rendues complices du crime le plus abominable.
Cette faute criminelle restera une tache indélébile dans l'histoire de notre pays.
Une tache moralement imprescriptible, une responsabilité ineffaçable. Je ferai tout ce que je peux pour que jamais elle ne tombe dans l'oubli ».
Het is belangrijk dat men die toespraak correct citeert en er de conclusies uit trekt door het opschrift van de resolutie te wijzigen.
Daartoe strekt dit amendement.
Nr. 40 VAN DE HEER MAHOUX C.S.
(Ingediend na de heropening van de debatten)
In het dispositief, in punt 6, de woorden « , en via hen van de Belgische Staat, » invoegen tussen de woorden « de verantwoordelijkheid van Belgische overheden » en de woorden « voor de Jodenvervolging ».
Verantwoording
Zie de verantwoording van amendement nr. 39.
Philippe MAHOUX. | |
Danny PIETERS. | |
Jacques BROTCHI. | |
Sabine de BETHUNE. | |
Bert ANCIAUX. | |
Martine TAELMAN. | |
Jacky MORAEL. | |
Francis DELPÉRÉE. |
(1) Mecheln-Auschwitz 1942-1944. De vernietiging van de Joden en zigeuners van België, Ward Adriaens, Eric Hautermann, Patricia Ramet, Laurence Schram en Maxime Steinberg, VUBPRESS, MJDR en ASP, Mechelen-Brussel, 2009, 4 delen. Zie ook : http://aspeditions.be/article.aspx ?article_id=MECHEL224C.
(2) Wij herinneren eraan dat het woord « ras » hier op oneigenlijke wijze gebruikt wordt, aangezien er binnen de menselijke soort geen rassen bestaan.