2-548/5 | 2-548/5 |
5 FEBRUARI 2002
Opschrift
In het opschrift, tussen het woord « gemeentelijk » en het woord « stemrecht » de woorden « en provinciaal » invoegen.
Verantwoording
De gemeenteraden en provincieraden zijn twee lokale organen die krachtens artikel 41 van de Grondwet de uitsluitend gemeentelijke of provinciale belangen regelen, los van de nationale belangen. De Grondwet bepaalt dat die belangen « door de gemeenteraden of de provincieraden worden geregeld volgens de beginselen bij de Grondwet vastgesteld ». Dit artikel interpreteert het begrip lokaal bestuur dus als een bestuur dat aangelegenheden regelt die inherent zijn aan een maatschappelijke groep die los staat van de nationale gemeenschap.
Waarom dan een onderscheid invoeren tussen gemeenten en provincies met betrekking tot de participatie in die organen wanneer de Grondwet dat niet doet ?
Daarom stellen wij voor om zowel bij de gemeenteraads- als de provincieraadsverkiezingen het actief en passief kiesrecht (met inbegrip van de verkiezing « in de tweede graad » : de toegang tot gemeentelijke en provinciale uitvoerende ambten) toe te kennen aan elke vreemdeling die in België verblijft.
Art. 3
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
De voorgestelde wijzigingen moeten passen in artikel 1bis van de gemeentekieswet, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 4 augustus 1932, ingevoegd bij wet van 27 januari 1999 om de in de verantwoording van amendement nr. 9 uiteengezette redenen.
Art. 2
Dit artikel vervangen als volgt :
« Art. 2. In artikel 1bis van de gemeentekieswet van 4 augustus 1932, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 4 augustus 1932, ingevoegd bij de wet van 27 januari 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A) Paragraaf 1 wordt gewijzigd als volgt :
1) de woorden « van de andere lidstaten van de Europese Unie » worden vervangen door de woorden « van vreemde nationaliteit »;
2) de woorden « niet-Belgische onderdanen van de Europese Unie » worden vervangen door de woorden « onderdanen van vreemde nationaliteit ».
B) Paragraaf 2, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt :
1) de woorden « met vermelding van » vervallen;
2) de woorden « dat de gemeente hen bezorgt uiterlijk een maand vóór het opmaken van de kiezerslijsten, of zodra zij zijn ingeschreven in het bevolkingsregister van de gemeente als de inschrijving plaats heeft in de maand die het opmaken van de kiezerslijst voorafgaat. Deze aanvraag vermeld : » worden ingevoegd tussen de woorden « vastgestelde model » en « 1º hun nationaliteit ».
C) In § 3 worden de woorden « niet-Belgische onderdaan van de Europese Unie » telkens vervangen door de woorden « onderdaan van vreemde nationaliteit ».
D) In § 4 worden de woorden « niet-Belgische onderdaan van de Europese Unie » vervangen door de woorden « onderdaan van vreemde nationaliteit ».
Verantwoording
Het lijkt ons logisch de voorwaarden inzake de uitoefening van het stemrecht door niet-Belgische onderdanen van de Europese Unie niet te wijzigen. Het criterium dat gold bij de laatste verkiezingen van oktober 2000 was de inschrijving in het bevolkingsregister van de gemeente; dat criterium moet behouden blijven. Dezelfde voorwaarden moeten van toepassing zijn op onderdanen van de Europese Unie en op niet-Europeanen.
Bovendien is het niet wenselijk de stemplicht op te leggen, gelet op artikel 7, eerste lid, van de richtlijn 94/80/EG, dat verbiedt om de stemplicht die van toepassing is op de Belgische kiezers, uit te breiden tot de Europese burgers.
Wij willen de procedure die geldt voor de onderdanen van de Europese Unie dus uitbreiden tot alle onderdanen van vreemde nationaliteit, en ze tegelijk vereenvoudigen voor de toekomstige kiezer.
Het stemrecht moet in de praktijk immers zo makkelijk mogelijk ingevoerd worden. Er moet een oplossing komen voor de problemen die bepaalde niet-Belgische onderdanen van de Europese Unie bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen van 8 oktober 2000 hebben ondervonden toen ze zich wilden inschrijven op de kiezerslijsten. De Europese richtlijn eist dat de niet-Belgische burger een gericht initiatief neemt om te stemmen. Daaraan kan niet worden geraakt voor de burgers van de Europese Unie (en dus ook niet voor andere vreemdelingen, aangezien wij met betrekking tot het stemrecht geen onderscheid willen invoeren tussen verschillende categorieën van vreemdelingen), maar de vereiste handeling moet wel zo eenvoudig mogelijk worden gemaakt.
Zo kan de wet de gemeenten verplichten om ambtshalve alle niet-Belgische inwoners van de gemeente die in de bevolkingsregisters staan, het vereiste document te bezorgen voor de inschrijving op de kiezerslijsten. Het volstaat dan dat zij het document terugsturen om te kunnen deelnemen aan de gemeente- en provincieraadsverkiezingen.
Art. 4
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Wijzigingen in artikel 3 van dezelfde wet zijn overbodig, aangezien artikel 1 van dezelfde wet niet gewijzigd werd.
Art. 7
Het 1º van dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Wijziging ingevolge de in amendement nr. 11 voorgestelde nummering.
Art. 10
Dit artikel vervangen als volgt :
« Art. 10. Deze wet treedt in werking zes maanden nadat ze in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt. »
Verantwoording
Het is logisch dat de bepalingen van de voorgestelde wet pas bij de volgende gemeente- en provincieraadsverkiezingen kunnen ingaan. Aangezien bovendien de oorspronkelijke datum van 1 januari 2002 niet haalbaar is, stellen we voor de bepaling in werking te doen treden binnen een redelijke termijn vanaf de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Art. 9bis (nieuw)
Een artikel 9bis (nieuw) invoegen, luidende :
« Art. 9bis. In artikel 1 van de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provincieraadsverkiezingen, vervangen door de wet van 16 juli 1993 en gewijzigd door de wet van 27 januari 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A. Een § 2bis wordt ingevoegd, luidende :
« § 2bis. Verwerven de hoedanigheid van provincieraadskiezer, de onderdanen van vreemde nationaliteit die, behalve wat betreft de nationaliteit, voldoen aan de andere kiesbevoegdheidsvoorwaarden bedoeld in de vorige paragraaf, en die, overeenkomstig § 2, van artikel 1bis, van de gemeentekieswet, hun wil te kennen hebben gegeven om dit stem recht in België uit te oefenen. »
B. In § 5, eerste lid, wordt het woord « Belgische » geschrapt. »
Verantwoording
Zie verantwoording van amendement nr. 9.
Art. 9ter (nieuw)
Een artikel 9ter (nieuw) invoegen, luidende :
« Art. 9ter. Artikel 23 van dezelfde wet, vervangen door de gewone wet van 16 juli 1993, wordt vervangen als volgt :
« Art. 23. Om tot provincieraadslid verkozen te kunnen worden en blijven, moet men kiezer zijn en de in artikel 1, § 1 of § 2bis, bedoelde kiesbevoegdheidsvoorwaarden behouden. Aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden moet uiterlijk de dag van de verkiezing voldaan zijn. »
Verantwoording
De wet van 27 januari 1999 (Belgisch Staatsblad van 30 januari 1999, eerste uitgave, blz. 2786), die het stemrecht bij de gemeenteraadsverkiezingen uitsluitend aan burgers van de Europese Unie verleent, bepaalde dat de gemeentelijke uitvoerende ambten zijn voor behouden aan de Belgische burgers, doch alleen voor de zittingsperiode 2001-2006. Na 2006 zouden de Europese burgers tot die ambten toegang hebben.
Er is geen enkele reden om, ook in deze aangelegenheid, de burgers die onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie anders te behandelen dan burgers die geen onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie. Alle kiezers moeten dus toegang kunnen krijgen tot de gemeentelijke uitvoerende ambten.
Daarenboven zien wij de logica niet in van het onderscheid dat gemaakt werd tussen provincieraads- en gemeenteraadsverkiezingen wat betreft de toekenning van het stemrecht aan de burgers van de Europese Unie. De gemeenteraden en provincieraden zijn twee lokale organen die krachtens artikel 41 van de Grondwet de uitsluitend gemeentelijke of provinciale belangen regelen, los van de nationale belangen. De Grondwet bepaalt dat die belangen « door de gemeenteraden of de provincieraden worden geregeld volgens de beginselen bij de Grondwet vastgesteld ». Dit artikel interpreteert het begrip lokaal bestuur dus als een bestuur dat aangelegenheden regelt die inherent zijn aan een maatschappelijke groep die los staat van de nationale gemeenschap.
Waarom dan een onderscheid invoeren tussen gemeenten en provincies met betrekking tot de participatie in die organen wanneer de Grondwet dat niet doet ?
Daarom stellen wij voor om zowel bij de gemeenteraads- als de provincieraadsverkiezingen het actief en passief kiesrecht (met inbegrip van de verkiezing « in de tweede graad » : de toegang tot gemeentelijke en provinciale uitvoerende ambten) toe te kennen aan elke vreemdeling die in België verblijft.
Philippe MAHOUX. Anne-Marie LIZIN. Philippe MOUREAUX. Jean CORNIL. |
Art. 2
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Stemrecht moet in principe gekoppeld blijven aan de nationaliteit. Het is dermate gemakkelijk geworden om onze nationaliteit te verwerven, dat de weigering deze aan te nemen ofwel betekent dat men hier slechts tijdelijk verblijft, ofwel dat men weigert zich te integreren. Dat laatste was en is vooral het geval met Eurocraten en niet-Europese vreemdelingen. Bijgevolg kan deze mensen niet het recht worden toegekend om te gaan stemmen voor de gemeenteraadsverkiezingen.
Daarenboven houdt het voorstel niet in het minst rekening met de wens van de bevolking. Vooraleer dit voorstel te behandelen, zou het van een democratische ingesteldheid getuigen om de mening van de bevolking te kennen door middel van een referendum. De indieners verwijzen dan ook naar het wetsvoorstel (stuk Senaat, nr. 2-582/1) dat terzake werd ingediend.
Art. 3
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Zie verantwoording bij amendement nr. 17.
Art. 4
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Zie verantwoording bij amendement nr. 17.
Art. 5
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Zie verantwoording bij amendement nr. 17.
Art. 6
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Zie verantwoording bij amendement nr. 17.
Art. 7
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Zie verantwoording bij amendement nr. 17.
Art. 8
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Zie verantwoording bij amendement nr. 17.
Art. 9
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Zie verantwoording bij amendement nr. 17.
Art. 10
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Zie verantwoording bij amendement nr. 17.
Art. 2
Paragraaf 1 in het 1º van het voorgestelde artikel vervangen als volgt :
« § 1. Kunnen de hoedanigheid van gemeenteraadskiezer verwerven, de onderdanen van andere Staten die, hun wil te kennen hebben gegeven om dit stemrecht in België uit te oefenen en aan de volgende voorwaarden voldoen :
1º behalve wat betreft de nationaliteit, de andere kiesbevoegdheidsvoorwaarden bedoeld in artikel 1, § 1, van de gemeentekieswet;
2º zij moeten hun kennis van de streektaal hebben bewezen op een door de Koning bepaalde wijze;
3º zij moeten reeds zes jaar hun wettige verblijfplaats hebben in de gemeente waar zij willen stemmen;
4º zij mogen in de vier jaar voorafgaand aan de verkiezingen niet hebben deelgenomen aan een politieke verkiezing, op welk niveau ook, in hun Staat van herkomst. »
Verantwoording
Het zou onaanvaardbaar zijn dat personen die niet eens de streektaal machtig zijn de politieke toekomst van hun gemeente mee kunnen bepalen.
Het spreekt vanzelf dat de verblijfsvereisten voor buitenlanders strenger zijn dan die voor personen met de Belgische nationaliteit. Heel wat niet-Europese vreemdelingen doen de moeite niet om zich te integreren.
Het spreekt eveneens vanzelf dat vreemdelingen dienen te verzaken aan het kiesrecht in hun Staat van herkomst. Een « wachtperiode » van vier jaar moet daarbij worden ingesteld omdat wee mogen aannemen dat personen die enkele jaren vóór een verkiezing in dit land nog hebben geparticipeerd aan het politieke leven in hun Staat van herkomst, onmogelijk genoeg interesse hebben gekweekt voor het politieke bedrijf in dit land.
(Subamendement op amendement nr. 26)
Art. 2
In het 3º, de woorden « in de gemeente » vervangen door de woorden « in het land ».
Art. 2
Paragraaf 1 in het 1º van het voorgestelde artikel vervangen als volgt :
« § 1. Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.
In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :
deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;
zij moeten een actieve kennis van de streektaal aantonen;
zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland;
dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van de bevolking een andere dan de Belgische nationaliteit heeft;
deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW. »
Verantwoording
Deze voorstellen liggen in het verlengde van de moties van 24 februari 1994, 31 mei 1994 en 17 november 1994 die door de Vlaamse Raad werden goedgekeurd.
1. Het spreekt vanzelf dat de verblijfsvereisten voor buitenlanders strenger zijn dan voor personen met de Belgische nationaliteit. Heel wat vreemdelingen nemen de moeite niet om zich te integreren.
2. Het zou onaanvaardbaar zijn dat onze gemeenten zouden bestuurd worden door mensen die de streektaal niet machtig zijn. Verkozenen dienen voor de installatie de kennis van het Nederlands in Vlaanderen, van het Frans in Wallonië en van het Nederlands of het Frans in Brussel, aan te tonen via een weerlegbaar bewijs (diploma of overeenkomstig bewijsstuk). Inzake het actief kiesrecht volstaat een (weerlegbare) verklaring op eer van de betrokkene.
3. Men kan onmogelijk tegelijk kiezer zijn of verkozen zijn in twee verschillende lokale entiteiten, noch binnen, noch buiten de Belgische grenzen.
4. Om de bestaande evenwichten niet in het gedrang te brengen, dient het stemrecht voor de Europese vreemdelingen beperkt te worden tot die gemeenten waar zij minder dan 10 % van de bevolking (van de kiezers) uitmaken. Op die manier wordt een overconcentratie van buitenlanders op bepaalde plaatsen tegengegaan. Zulke siutaties verhinderen immers een normale integratie.
(1e subsidiair amendement op amendement nr. 28)
Art. 2
Paragraaf 1 in het 1º van het voorgestelde artikel vervangen als volgt :
« § 1. Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.
In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :
deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;
zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland;
dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van de bevolking een andere dan de Belgische nationaliteit heeft;
deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW. »
Verantwoording
In dit subsidiair amendement is de voorwaarde inzake taalkennis weggevallen.
(2e subsidiair amendement op amendement nr. 28)
Art. 2
Paragraaf 1 in het 1º van het voorgestelde artikel vervangen als volgt :
« § 1. Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.
In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :
deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;
zij moeten een actieve kennis van de streektaal aantonen;
dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van de bevolking een andere dan de Belgische nationaliteit heeft;
deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW. »
Verantwoording
In dit subsidiair amendement is de voorwaarde inzake het dubbel kiesrecht weggevallen.
(3e subsidiair amendement op amendement nr. 28)
Art. 2
Paragraaf 1 in het 1º van het voorgestelde artikel vervangen als volgt :
« § 1. Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.
In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :
deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;
zij moeten een actieve kennis van de streektaal aantonen;
zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland;
deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW. »
Verantwoording
In dit subsidiair amendement is de 10 %-voorwaarde weggevallen.
(4e subsidiair amendement op amendement nr. 28)
Art. 2
Paragraaf 1 in het 1º van het voorgestelde artikel vervangen als volgt :
« § 1. Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.
In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :
zij moeten een actieve kennis van de streektaal aantonen;
zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland;
dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van de bevolking een andere dan de Belgische nationaliteit heeft;
deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW. »
Verantwoording
In dit subsidiair amendement is de verblijfsvoorwaarde weggevallen.
(5e subsidiair amendement op amendement nr. 28)
Art. 2
Paragraaf 1 in het 1º van het voorgestelde artikel vervangen als volgt :
« § 1. Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.
In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :
deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;
zij moeten een actieve kennis van de streektaal aantonen;
zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland;
dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van de bevolking een andere dan de Belgische nationaliteit heeft. »
Verantwoording
In dit subsidiair amendement is de toegangsvoorwaarde tot bepaalde ambten weggevallen.
(6e subsidiair amendement op amendement nr. 28)
Art. 2
Paragraaf 1 in het 1º van het voorgestelde artikel vervangen als volgt :
« § 1. Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.
In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :
zij moeten een actieve kennis van de streektaal aantonen;
zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland;
deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW. »
Verantwoording
In dit subsidiair amendement zijn de verblijfsvoorwaarde en de 10 %-voorwaarde weggevallen.
(7e subsidiair amendement op amendement nr. 28)
Art. 2
Paragraaf 1 in het 1º van het voorgestelde artikel vervangen als volgt :
« § 1. Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.
In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :
zij moeten een actieve kennis van de streektaal aantonen;
dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van de bevolking een andere dan de Belgische nationaliteit heeft;
deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW. »
Verantwoording
In dit subsidiair amendement zijn de verblijfsvoorwaarde en de voorwaarde inzake het dubbel kiesrecht weggevallen.
(8e subsidiair amendement op amendement nr. 28)
Art. 2
Paragraaf 1 in het 1º van het voorgestelde artikel vervangen als volgt :
« § 1. Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.
In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :
zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland;
dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van de bevolking een andere dan de Belgische nationaliteit heeft;
deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW. »
Verantwoording
In dit subsidiair amendement zijn de verblijfsvoorwaarde en de voorwaarde inzake taalkennis weggevallen.
(9e subsidiair amendement op amendement nr. 28)
Art. 2
Paragraaf 1 in het 1º van het voorgestelde artikel vervangen als volgt :
« § 1. Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.
In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :
zij moeten een actieve kennis van de streektaal aantonen;
zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland;
dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van de bevolking een andere dan de Belgische nationaliteit heeft. »
Verantwoording
In dit subsidiair amendement zijn de toegangsvoorwaarde tot bepaalde ambten en de verblijfsvoorwaarde weggevallen.
(10e subsidiair amendement op amendement nr. 28)
Art. 2
Paragraaf 1 in het 1º van het voorgestelde artikel vervangen als volgt :
« § 1. Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.
In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :
deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;
zij moeten een actieve kennis van de streektaal aantonen;
zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland. »
Verantwoording
In dit subsidiair amendement zijn de toegangsvoorwaarde tot bepaalde ambten en de 10 %-voorwaarde weggevallen.
(11e subsidiair amendement op amendement nr. 28)
Art. 2
Paragraaf 1 in het 1º van het voorgestelde artikel vervangen als volgt :
« § 1. Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.
In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :
deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;
zij moeten een actieve kennis van de streektaal aantonen;
dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van de bevolking een andere dan de Belgische nationaliteit heeft. »
Verantwoording
In dit subsidiair amendement zijn de toegangsvoorwaarde tot bepaalde ambten en de voorwaarde inzake dubbel kiesrecht weggevallen.
(12e subsidiair amendement op amendement nr. 28)
Art. 2
Paragraaf 1 in het 1º van het voorgestelde artikel vervangen als volgt :
« § 1. Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.
In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :
deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;
zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland;
dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van de bevolking een andere dan de Belgische nationaliteit heeft. »
Verantwoording
In dit subsidiair amendement zijn de toegangsvoorwaarde tot bepaalde ambten en de voorwaarde inzake taalkennis weggevallen.
(13e subsidiair amendement op amendement nr. 28)
Art. 2
Paragraaf 1 in het 1º van het voorgestelde artikel vervangen als volgt :
« § 1. Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.
In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :
deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;
zij moeten een actieve kennis van de streektaal aantonen;
deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW. »
Verantwoording
In dit subsidiair amendement zijn de 10 %-voorwaarde en de voorwaarde inzake het dubbel kiesrecht weggevallen.
(14e subsidiair amendement op amendement nr. 28)
Art. 2
Paragraaf 1 in het 1º van het voorgestelde artikel vervangen als volgt :
« § 1. Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.
In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :
deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;
zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland;
deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW. »
Verantwoording
In dit subsidiair amendement zijn de 10 %-voorwaarde en de voorwaarde inzake taalkennis weggevallen.
(15e subsidiair amendement op amendement nr. 28)
Art. 2
Paragraaf 1 in het 1º van het voorgestelde artikel vervangen als volgt :
« § 1. Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.
In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :
deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;
dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van de bevolking een andere dan de Belgische nationaliteit heeft;
deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW. »
Verantwoording
In dit subsidiair amendement zijn de voorwaarde inzake taalkennis en inzake dubbel kiesrecht weggevallen.
(16e subsidiair amendement op amendement nr. 28)
Art. 2
Paragraaf 1 in het 1º van het voorgestelde artikel vervangen als volgt :
« § 1. Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.
In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :
deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;
dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van de bevolking een andere dan de Belgische nationaliteit heeft. »
(17e subsidiair amendement op amendement nr. 28)
Art. 2
Paragraaf 1 in het 1º van het voorgestelde artikel vervangen als volgt :
« § 1. Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.
In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :
deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;
zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland. »
(18e subsidiair amendement op amendement nr. 28)
Art. 2
Paragraaf 1 in het 1º van het voorgestelde artikel vervangen als volgt :
« § 1. Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.
In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :
deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;
zij moeten een actieve kennis van de streektaal aantonen. »
(19e subsidiair amendement op amendement nr. 28)
Art. 2
Paragraaf 1 in het 1º van het voorgestelde artikel vervangen als volgt :
« § 1. Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.
In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :
deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;
deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW. »
(20e subsidiair amendement op amendement nr. 28)
Art. 2
Paragraaf 1 in het 1º van het voorgestelde artikel vervangen als volgt :
« § 1. Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.
In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :
dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van de bevolking een andere dan de Belgische nationaliteit heeft;
deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW. »
(21e subsidiair amendement op amendement nr. 28)
Art. 2
Paragraaf 1 in het 1º van het voorgestelde artikel vervangen als volgt :
« § 1. Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.
In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :
zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland;
deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW. »
(22e subsidiair amendement op amendement nr. 28)
Art. 2
Paragraaf 1 in het 1º van het voorgestelde artikel vervangen als volgt :
« § 1. Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.
In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :
zij moeten een actieve kennis van de streektaal aantonen;
deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW. »
(23e subsidiair amendement op amendement nr. 28)
Art. 2
Paragraaf 1 in het 1º van het voorgestelde artikel vervangen als volgt :
« § 1. Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.
In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :
zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland;
dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van de bevolking een andere dan de Belgische nationaliteit heeft. »
(24e subsidiair amendement op amendement nr. 28)
Art. 2
Paragraaf 1 in het 1º van het voorgestelde artikel vervangen als volgt :
« § 1. Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.
In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :
zij moeten een actieve kennis van de streektaal aantonen;
dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van de bevolking een andere dan de Belgische nationaliteit heeft. »
(25e subsidiair amendement op amendement nr. 28)
Art. 2
Paragraaf 1 in het 1º van het voorgestelde artikel vervangen als volgt :
« § 1. Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.
In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :
zij moeten een actieve kennis van de streektaal aantonen;
zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland. »
(26e subsidiair amendement op amendement nr. 28)
Art. 2
Paragraaf 1 in het 1º van het voorgestelde artikel vervangen als volgt :
« § 1. Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.
In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :
deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW. »
Verantwoording
Burgemeesters en schepenen voeren ook taken uit van de hogere overheid onder meer in het kader van het medebewind. Ook in het buitenland worden deze functies exclusief voorbehouden voor de eigen onderdanen (onder andere in de Franse Grondwet). Hoe dan ook dient het kiesrecht voor burgers zonder de Belgische nationaliteit zich strikt te beperken tot de gemeenteraad.
(27e subsidiair amendement op amendement nr. 28)
Art. 2
Paragraaf 1 in het 1º van het voorgestelde artikel vervangen als volgt :
« § 1. Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.
In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :
deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen. »
Verantwoording
Deze verblijfsvereiste is primordiaal, omdat buitenlanders die maar korte tijd in een bepaald land verblijven, nauwelijks interesse hebben voor het politieke gebeuren. De deelname van de buitenlanders aan de verkiezingen wordt op die manier beperkt tot de echt geïnteresseerden.
(28e subsidiair amendement op amendement nr. 28)
Art. 2
Paragraaf 1 in het 1º van het voorgestelde artikel vervangen als volgt :
« § 1. Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.
In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :
dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van de bevolking een andere dan de Belgische nationaliteit heeft. »
Verantwoording
Gezien de precaire taalverhoudingen op de plaatsen met veel vreemdelingen, moeten extra beperkingen voorzien worden. Vanaf 10 % (zelfs eerder) kan de buitenlandse aanwezigheid de taalverhoudingen in een gemeente helemaal omkeren. Dat kan niet de bedoeling zijn van dit stemrecht.
Op die manier worden te grote concentraties voor een stukje vermeden. Zulke concentraties zijn immers allesbehalve bevorderlijk voor de integratie.
(29e subsidiair amendement op amendement nr. 28)
Art. 2
Paragraaf 1 in het 1º van het voorgestelde artikel vervangen als volgt :
« § 1. Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.
In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :
zij moeten een actieve kennis van de streektaal aantonen. »
Verantwoording
Mensen die in Vlaanderen geen Nederlands, in Wallonië geen Frans of in Brussel geen Nederlands of Frans verstaan, kunnen onmogelijk een evenwichtig oordeel vormen over de lokale politiek en zijn dus een gemakkelijke prooi voor manipulatoren. Dit geldt a fortiori voor de verkozenen.
(30e subsidiair amendement op amendement nr. 28)
Art. 2
Paragraaf 1 in het 1º van het voorgestelde artikel vervangen als volgt :
« § 1. Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.
In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de voorwaarden die bepaald worden door een bijzondere wet, goed te keuren met een meerderheid van twee derde van de leden van Kamer en Senaat. »
Art. 2
Het 1º in § 1 in het 1º van het voorgestelde artikel vervangen als volgt :
« 1º Belg zijn en ten minste vijf jaar ononderbroken in België verblijven »
Verantwoording
De Raad van State heeft in haar advies geopperd om de bepaling « ononderbroken » in te voegen wat de verblijfstermijn betreft.
Tevens menen de indieners dat vreemdelingen die pas sinds kort de Belgische nationaliteit hebben verworven niet zomaar actief en passief stemrecht kunnen verkrijgen. De wet betreffende de Belgische nationaliteit (Belgisch Staatsblad van 5 april 2000), waarbij de Belgische nationaliteit te grabbel werd gegooid, dient immers nog geëvalueerd te worden.
(Susidiair amendement op amendement nr. 26)
Art. 2
Paragraaf 1 in het 1º van het voorgestelde artikel vervangen als volgt :
« § 1. Kunnen de hoedanigheid van gemeenteraadskiezer verwerven, de onderdanen van andere Staten, indien deze Staten bepalingen hebben opgenomen in de wetgeving die stemrecht toekent aan de aldaar verblijvende Belgen, die hun wil te kennen hebben gegeven om dit stemrecht in België uit te oefenen en aan de volgende voorwaarden voldoen :
1º behalve wat betreft de nationaliteit, de andere kiesbevoegdheidsvoorwaarden bedoeld in artikel 1, § 1, van de gemeentekieswet;
2º zij moeten hun kennis van de streektaal hebben bewezen op een door de Koning bepaalde wijze;
3º zij moeten reeds zes jaar hun wettige verblijfplaats hebben in de gemeente waar zij willen stemmen;
4º zij mogen in de vier jaar voorafgaand aan de verkiezingen niet hebben deelgenomen aan een politieke verkiezing, op welk niveau ook, in hun Staat van herkomst. »
Art. 3
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Conform het advies van de Raad van State die stelt dat artikel 3 van het voorstel geen doorgang kan vinden.
Art. 7
Het 1º van dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Zie vorige verantwoording bij amendement nr. 61.
Art. 2
Dit artikel vervangen als volgt :
« Art. 2. Een Wetboek Staatsburgerschap wordt ingevoerd met de volgende bepalingen :
HOOFDSTUK I Algemene bepalingen
Artikel 1. Met het staatsburgerschap wordt bedoeld het behoren tot een van de drie gemeenschappen zoals bedoeld in artikel 2 van de Grondwet.
Voor de toepassing van dit wetboek wordt een persoon als minderjarig beschouwd wanneer hij de volle leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt. Zijn minderjarigheid wordt evenwel bepaald door zijn nationale wet wanneer dit ertoe leidt dat hij het staatsburgerschap niet verwerft.
Art. 2. Toekenning, verkrijging, verlies en herkrijging van het staatsburgerschap, uit welke oorzaak ook, hebben alleen gevolg voor de toekomst.
Art. 3. De afstamming heeft inzake het bezit van het staatsburgerschap alleen dan van rechtswege gevolg indien ze is vastgesteld voordat het kind de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt of ontvoogd wordt voor die leeftijd.
Art. 4. Het bewijs van het staatsburgerschap wordt geleverd door aan te tonen dat de bij de Belgische wet opgelegde voorwaarden en vormvereisten zijn vervuld.
Wanneer het staatsburgerschap alleen op afstamming of adoptie berust, wordt zij, behoudens tegenbewijs, als bewezen beschouwd, inden de persoon aan wie de belanghebbende zijn staatsburgerschap beweert te ontlenen, zonder onderbreking de staat van Belg heeft bezeten.
Iemand bezit de staat van Belg, indien hij de rechten uitoefent die uitsluitend aan Belgische staatsburgers worden toegekend.
Art. 5. Iedere rechtshandeling met betrekking tot de toekenning, de verkrijging, het behoud, het verlies of de herkrijging van het staatsburgerschap, kan worden verricht krachtens een bijzondere en authentieke volmacht.
Art. 6. Personen die onbekwaam zijn uit hoofde van hun geestestoestand, worden, voor het verrichten van rechtshandelingen inzake staatsburgerschap, vertegenwoordigd door hun wettelijke vertegenwoordiger.
Personen aan wie een voolopige bewindvoerder is toegevoegd kunnen door hem worden vertegenwoordigd.
HOOFDSTUK II De verwerving van het staatsburgerschap
Art. 7. § 1. Verwerving van het staatsburgerschap gebeurt door :
1º toekenning van dat burgerschap, die geen vrijwillige handeling van de belanghebbende met het oog op deze verwerving veronderstelt;
2º verkrijging van dat burgerschap, die een vrijwillige handeling van de belanghebbende met het oog op deze verwerving veronderstelt.
Het staatsburgerschap wordt eveneens verworven via verkrijging indien de belanghebbende een minderjarige persoon is die het staatsburgerschap heeft verworven als gevolg van een vrijwillige handeling van een ouder of adpotant die over de belanghebbende het gezag uitoefent.
§ 2. Het staatsburgerschap wordt onder de voorwaarden zoals bepaald in dit wetboek toegekend op grond van :
1º de afstamming van een Belgisch staatsburger;
2º de geboorte in België;
3º en de adoptie door een Belgisch staatsburger.
§ 3. Het staatsburgerschap wordt onder de voorwaarden zoals bepaald in dit Wetboek verkregen :
1º door naturalisatie;
2º door collectieve verkrijging;
3º en door verklaring van het bezit van de staat van Belg.
Afdeling 1 Toekenning van het staatsburgerschap op grond van de afstamming van een Belgisch staatsburger
Art. 8. § 1. Staatsburger zijn :
1º het kind geboren in België uit een Belgisch staatsburger;
2º het kind geboren in het buitenland uit een Belgisch staatsburger geboren in België of in een gebied dat ten tijde van de geboorte van deze laatste onder Belgische soevereiniteit of onder Belgisch bestuur stond;
3º het kind geboren in het buitenland uit een Belgisch staatsburger die, binnen een termijn van vijf jaar na de geboorte van het kind, een verklaring heeft afgelegd waarin hij verzoekt om toekenning van het staatsburgerschap aan zijn kind;
4º en het kind geboren uit een Belgisch staatsburger, op voorwaarde dat het kind geen ander staatsburgerschap bezit of behoudt tot de leeftijd van achttien jaar of tot zijn ontvoogding voor die leeftijd.
De verklaring bedoeld in het eerste lid, 3º, wordt afgelegd ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de hoofdverblijfplaats van de belanghebbende of, in het buitenland, ten overstaan van het hoofd van de Belgische diplomatieke zending of consulaire post. Zij wordt ingeschreven in het register van de geboorteakten of in het aanvullend register of in een bijzonder in tweevoud gehouden register. De ambtenaar van de burgerlijke stand treedt op zonder getuigen. Bovendien wordt deze verklaring vermeld op de kant van de geboorteakte die in België is gemaakt of overgeschreven.
Degene aan wie het staatsburgerschap krachtens het eerste lid, 4º, is toegekend, behoudt het staatsburgerschap zolang niet is aangetoond, voordat hij de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt of ontvoogd is voor die leeftijd, dat hij een vreemd staatsburgerschap bezit.
§ 2. Voor de toepassing van § 1 dient de ouder, indien hij voor de geboorte van het kind overleden is, op de dag van zijn overlijden het staatsburgerschap bezeten te hebben.
§ 3. De afstamming vastgesteld ten aanzien van een Belgisch staatsburger na de datum van het vonnis of het arrest dat de adoptie homologeert of uitspreekt, verleent het staatsburgerschap maar aan het kind, indien die afstamming wordt vastgesteld ten aanzien van de adoptant of diens echtgenoot.
§ 4. De persoon aan wie het staatsburgerschap werd toegekend op grond van de afstamming van een Belgisch staatsburger, behoudt het staatsburgerschap, wanneer zijn afstamming niet langer vaststaat nadat hij de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt of ontvoogd is voor die leeftijd.
Indien zijn afstamming niet langer vaststaat voordat hij de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt of voordat hij ontvoogd is, kunnen de handelingen die zijn aangegaan toen de afstamming nog vaststond en voor de geldigheid waarvan het bezit van het Belgisch staatsburgerschap vereist was, niet worden betwist enkel en alleen omdat de belanghebbende het staatsburgerschap niet bezat. Hetzelfde geldt voor de rechten welke voor die datum verkregen zijn.
Afdeling 2. Toekenning van het staatsburgerschap op grond van de geboorte in België
Art. 9. § 1. Staatsburger zijn :
1º het kind geboren in België dat op het ogenblik van de geboorte staatloos zou zijn, indien het niet in het bezit was van het Belgisch staatsburgerschap;
2º en het in België gevonden pasgeboren kind dat, behoudens bewijs van het tegendeel, verondersteld wordt in België te zijn geboren.
§ 2. De persoon aan wie het staatsburgerschap werd toegekend op grond van de geboorte in België, behoudt het staatsburgerschap, wanneer zijn geboorte in België of zijn staatloosheid op het ogenblik van de geboorte niet langer vaststaat nadat hij de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt of ontvoogd is voor die leeftijd.
Indien zijn geboorte in België of zijn staatloosheid op het ogenblik van de geboorte niet langer vaststaat voordat hij de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt of voor hij ontvoogd is, kunnen de handelingen die zijn aangegaan toen de geboorte in België of de staatloosheid nog vaststond en voor de geldigheid waarvan de het bezit van het staatsburgerschap vereist was, niet worden betwist enkel en alleen omdat de belanghebbende het staatsburgerschap niet bezat. Hetzelfde geldt voor de rechten welke voor die datum verkregen zijn.
Afdeling 3. Toekenning van het staatsburgerschap op grond van de adoptie door een Belgisch staatsburger
Art. 10. § 1. Staatsburger zijn :
1º het kind geboren in België dat geadopteerd wordt door een Belgisch staatsburger;
2º het kind geboren in het buitenland dat geadopteerd wordt door een Belgisch staatsburger geboren in België of in een gebied dat ten tijde van de geboorte van deze laatste onder Belgische soevereiniteit of onder Belgisch bestuur stond;
3º het kind geboren in het buitenland dat geadopteerd wordt door een Belgisch staatsburger die, binnen een termijn van vijf jaar na de adoptie van het kind, een verklaring heeft afgelegd waarin hij verzoekt om toekenning van het staatsburgerschap aan het kind;
4º en het kind dat geadopteerd wordt door een Belgisch staatsburger, indien het anders staatloos zou zijn.
De verklaring bedoeld in het eerste lid, 3º, wordt afgelegd, ingeschreven en vermeld, zoals bepaald bij artikel 8, § 1, tweede lid.
§ 2. Het staatsburgerschap wordt verworven op de dag dat de adoptie uitwerking krijgt, op voorwaarde dat de betrokkene die dag de leeftijd van achttien jaar niet bereikt heeft of niet ontvoogd is voor die leeftijd.
Afdeling 4. Verkrijging van het staatsburgerschap op grond van naturalisatie
Art. 11. De naturalisatie verleent het staatsburgerschap. Zij is een gunst die slechts kan worden verleend wanneer er geen vermoedens bestaan dat de kandidaat een gevaar zou kunnen zijn voor de openbare orde, de goede zeden, de volksgezondheid of de veiligheid van de Staat.
Art. 12. § 1. Het verzoek tot naturalisatie is ontvankelijk indien de belanghebbende aan de volgende voorwaarden voldoet :
1º zijn nationale wet laat toe dat hij zijn staatsburgerschap verliest in geval van verkrijging van het Belgisch staatsburgerschap;
2º hij verbindt er zich toe afstand van zijn vreemd staatsburgerschap te doen binnen de zes maanden na de bekendmaking van de akte van naturalisatie in het Belgisch Staatsblad;
3º hij heeft gedurende minstens tien jaar zijn hoofdverblijfplaats in België gehad, niet onderbroken door een periode die de duur van twee jaar te boven gaat.
De jaren gedurende dewelke de belanghebbende in België verbleef op grond van een machtiging, overeenkomstig artikel 58 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, om langer dan drie maanden in het Rijk te verblijven teneinde er te studeren in het hoger onderwijs of er een voorbereidend jaar tot hoger onderwijs te volgen, kunnen niet in rekening worden gebracht om te voldoen aan de vereiste inzake verblijfsduur.
De termijn van tien jaar wordt verminderd tot vijf jaar voor de vreemde echtgenoot van een Belgisch staatsburger, indien de echtgenoten tijdens de drie jaar die aan het naturalisatieverzoek voorafgaan, onafgebroken gehuwd waren en samen in België verbleven.
Het Staatshoofd kan om het even welke kandidaat wegens bijzondere verdiensten vrijstellen van de voorwaarde inzake verblijfduur;
4º hij heeft de leeftijd van vijfentwintig jaar bereikt.
Aan deze voorwaarde dient niet voldaan te worden door de vreemde echtgenoot van een Belgisch staatsburger;
5º hij is geslaagd voor een burgerschapsproef;
6º hij werd nog nooit veroordeeld tot een effectieve gevangenisstraf van meer dan drie maanden waarvoor, in België of in een andere lidstaat van de Europese Unie, geen amnestie, uitwissing van veroordeling of herstel in eer en rechten werd verkregen;
7º hij kan in de behoeften van zichzelf en van zijn gezinsleden voorzien en heeft geen belastingschulden;
8º hij legt een loyaliteitsverklaring af, waarin hij respect belooft voor de parlementaire democratie, de scheiding van Kerk en Staat, de nationale wetten, alsook de gewoonten en cultuur van de gemeenschap waartoe hij wenst te behoren;
9º hij levert een attest af van een daartoe door het Staatshoofd gemachtigde instelling voor medisch onderzoek, waaruit blijkt dat hij geen ernstig gevaar oplevert voor de volksgezondheid;
10º hij legt een door de Belgische overheid afgegeven bewijs van goed gedrag en zeden voor.
§ 2. Het advies van het college van burgemeester en schepenen waar de belanghebbende zijn hoofdverblijfplaats heeft, wordt ingewonnen om de integratiewil, het goed gedrag en zeden en de financiële draagkracht van de kandidaat te kunnen inschatten.
Art. 13. § 1. De burgerschapsproef bedoeld in artikel 12, § 1, 5º, omvat de volgende onderdelen :
1º een schriftelijke verhandeling in de taal of een van de talen van het taalgebied waar de belanghebbende zijn hoofdverblijfplaats heeft, waarin de belanghebbende uiteenzet waarom hij het Belgisch staatsburgerschap wenst te verwerven, en een schriftelijke verhandeling over een onderwerp dat door de burgerschapscommissie bedoeld in § 3 onmiddellijk voor het begin van de schriftelijke proef door loting wordt vastgesteld;
2º en een mondeling gesprek in de in 1º bedoelde taal met de kandidaat om te peilen naar diens kennis van de staatsstructuur, van de rechtsbeginselen en grondnormen van onze samenleving, alsook van de geschiedenis en de cultuur van de gemeenschap waartoe hij wenst te behoren.
§ 2. Tot de mondelinge proef als bedoeld in § 1, 2º, zal slechts overgegaan worden indien de kandidaat geslaagd is voor de schriftelijke proef als bedoeld in § 1, 1º.
§ 3. De burgerschapsproef wordt georganiseerd :
1º door een burgerschapscommissie aangesteld door de Vlaamse Gemeenschap krachtens artikel 5, § 1, II, 3º, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen :
voor de kandidaten die hun hoofdverblijfplaats hebben in het Nederlandse taalgebied;
voor de kandidaten die hun hoofdverblijfplaats hebben in het tweetalige taalgebied van de negentien Brusselse gemeenten, indien de kandidaten hun proef in het Nederlands wensen af te leggen;
2º door een burgerschapscommissie aangesteld door de Franse Gemeenschap krachtens dezelfde bepaling :
voor de kandidaten die hun hoofdverblijfplaats hebben in het Franse taalgebied;
voor de kandidaten die hun hoofdverblijfplaats hebben in het Franse taalgebied in het tweetalige taalgebied van de negentien Brusselse gemeenten, indien de kandidaten hun proef in het Franse wensen af te leggen;
3º door een burgerschapscommissie aangesteld door de Duitstalige Gemeenschap krachtens artikel 4, § 2, van de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, voor de kandidaten die hun hoofdverblijfplaats hebben in het Duitse taalgebied.
§ 4. De burgerschapsproef wordt jaarlijks in twee zittijden georganiseerd door de bevoegde commissie.
De kandidaat die twee opeenvolgende jaren in de tweede zittijd niet geslaagd is voor de burgerschapsproef, kan pas opnieuw aan een dergelijke proef deelnemen na een tussenperiode van drie maal twee zittijden.
§ 5. Indien de kandidaat geslaagd is voor de burgerschapsproef, wordt hem door de burgerschapscommissie een burgerschapscertificaat uitgereikt.
Art. 14. § 1. Het met reden omklede verzoek om naturalisatie wordt samen met het in artikel 13, § 5, bedoelde certificaat overhandigd aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente waar de kandidaat zijn hoofdverblijfplaats heeft. De ambtenaar van de burgerlijke stand zendt het verzoek van de belanghebbende samen met het in artikel 12, § 2, bedoelde advies over aan het parket bij de rechtbank van eerste aanleg van het arrondissement waar de belanghebbende zijn hoofdverblijfplaats heeft.
De aanvraagformulieren, waarvan de inhoud door het Staatshoofd wordt bepaald op voordracht van de minister van Justitie, kunnen worden bekomen bij ieder gemeentebestuur.
Het Staatshoofd bepaalt op voordracht van de minister van Justitie welke akten en stavingstukken bij het verzoek moeten worden gevoegd om te bewijzen dat voldaan is aan de voorwaarden uit artikel 12, § 1. De verzoeker kan alle bijkomende documenten die hij nuttig acht ter staving ervan, bij zijn verzoek voegen.
§ 2. Het verzoek om naturalisatie vervalt wanneer na de indiening ervan de belanghebbende ophoudt zijn hoofdverblijfplaats in België te hebben.
§ 3. De procureur des Konings, na er zich van vergewist te hebben dat aan de voorwaarden uit artikel 12, § 1, is voldaan en na kennis te hebben genomen van het in artikel 12, § 2, bedoelde advies :
1º beveelt een moraliteitsonderzoek;
2º en stelt een onderzoek in om na te gaan of er geen gewichtige feiten voorhanden zijn die een bezwaar vormen tegen de toekenning van het Belgische staatsburgerschap aan de kandidaat.
§ 4. De procureur des Konings zendt het verzoek slechts naar de Kamer van volksvertegenwoordigers wanneer zijn advies gunstig is.
§ 5. De akte van naturalisatie aangenomen door de Kamer van volksvertegenwoordigers en bekrachtigd door het staatshoofd op voordracht van de minister van Justitie wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Deze akte heeft uitwerking vanaf de dag van die bekendmaking.
§ 6. Binnen de termijn bepaald in artikel 12, § 1, 2º, levert de genaturaliseerde het bewijs van de afstand van zijn vreemd staatsburgerschap af aan de procureur des Konings. Bij gebreke daarvan verliest hij automatisch het staatsburgerschap. De procureur des Konings zorgt voor de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Afdeling 5. Collectieve verkrijging van het staatsburgerschap
Art. 15. Staatsburger zijn :
1º het niet-ontvoogde minderjarige kind van een Belgisch staatsburger die het staatsburgerschap heeft verworven door naturalisatie na de geboorte van het kind;
2º het niet-ontvoogde minderjarige kind geadopteerd door een Belgisch staatsburger die het staatsburgerschap heeft verworven door naturalisatie na de dag dat de adoptie van het kind uitwerking krijkt.
Afdeling 6. Verkrijging van het staatsburgerschap door verklaring van het bezit van de staat van Belg
Art. 16. § 1. De staat van Belg bezit diegene die de rechten uitoefent die uitsluitend aan Belgen worden toegekend.
§ 2. De persoon die gedurende tien jaar ononderbroken de staat van Belg bezeten heeft, kan het staatsburgerschap, in geval van betwisting van het bezit van de betrokkene van dat staatsburgerschap, verkrijgen door een verklaring af te leggen voor de ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats waar hij verblijft; de verklaring wordt door de ambtenaar van de burgerlijke stand overgemaakt aan het parket van de rechtbank van eerste aanleg van het rechtsgebied.
§ 3. De rechtbank van eerste aanleg doet uitspraak over de inwilliging van de verklaring op vordering van de procureur des Konings en na zijn advies. Indien de betrokkene niet verschijnt na behoorlijk te zijn opgeroepen, doet de rechtbank uitspraak zonder hem te hebben gehoord.
Zij weigert inwilliging indien er sprake is van ernstige feiten, eigen aan de persoon, of indien zij van oordeel is dat de integratiewil van de betrokkene onvoldoende is.
HOOFDSTUK III Het verlies van het staatsburgerschap
Art. 17. § 1. Het staatsburgerschap gaat voor een meerderjarige verloren in de volgende gevallen :
1º het vrijwillig verkrijgen door de betrokkene van een vreemd staatsburgerschap;
2º het afleggen van een verklaring waarin de betrokkene te kennen geeft afstand te willen doen van het staatsburgerschap; de verklaring kan alleen worden afgelegd wanneer de belanghebbende bewijst dat hij een vreemd staatsburgerschap bezit of die als gevolg van zijn verklaring zal verkrijgen;
3º het verstrijken van de termijn bedoeld in artikel 12, § 1, 2º, zonder dat de betrokkene inmiddels afstand heeft gedaan van zijn vreemd staatsburgerschap;
4º of de vaststelling dat aan de betrokkene het staatsburgerschap werd toegekend op basis van adoptie door een Belgisch staatsburger, hoewel hij op de dag dat de adoptie uitwerking kreeg, de leeftijd van achttien jaar reeds bereikt had of reeds ontvoogd was.
§ 2. De verklaring bedoeld in § 1, 2º, wordt afgelegd, ingeschreven en vermeld zoals bepaald bij artikel 8, § 1, tweede lid.
Art. 18. § 1. Het staatsburgerschap van een persoon die het staatsburgerschap anders dan door toekenning verwierf, vervalt van rechtswege :
1º in geval van een veroordeling tot een effectieve gevangenisstraf van meer dan drie maanden binnen de vijf jaar volgend op de verwerving van het staatsburgerschap;
2º of ingeval van een veroordeling tot een effectieve gevangenisstraf van meer dan een jaar binnen de tien jaar volgend op de verwerving van het staatsburgerschap.
§ 2. De rechter kan het staatsburgerschap van een persoon die anders dan door toekenning het staatsburgerschap verwierf, vervallen verklaren, nadat hij geoordeeld heeft dat de daden van de betrokkene wijzen op een gebrek aan loyaliteit tegenover onze Samenleving zoals bedoeld in artikel 12, § 1, 8º, of dat hij ernstig aan zijn elementaire plichten als staatsburger heeft verzaakt.
§ 3. De vervallenverklaring wordt gevorderd door het openbaar ministerie. De ten laste gelegde tekortkomingen worden in het dagvaardingsexploot nauwkeurig omschreven.
§ 4. De vordering tot vervallenverklaring wordt vervolgd voor de correctionele rechtbank van de hoofdverblijfplaats in België van de verweerder of, bij gebreke daarvan, voor de correctionele rechtbank te Brussel.
§ 5. Is het vonnis bij verstek gewezen, dan wordt het na zijn betekenis, tenzij deze aan de persoon is gedaan, bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
§ 6. Hoger beroep en voorziening in cassatie worden ingesteld zoals voorgeschreven in correctionele zaken.
§ 7. Wanneer het vonnis of het arrest, waarbij de vervallenverklaring van het staatsburgerschap wordt uitgesproken, onherroepelijk is geworden, wordt het bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. De vervallenverklaring heeft gevolg vanaf die bekendmaking.
Art. 19. § 1. De niet-ontvoogde minderjarige behoudt het staatsburgerschap, op voorwaarde dat één van beide ouders of adoptanten het staatburgerschap behoudt.
§ 2. Het staatsburgerschap gaat in de gevallen anders dan § 1 voor een niet-ontvoogde minderjarige verloren op grond van :
1º de verkrijging van een vreemd staatsburgerschap ingevolge de vrijwillige verkrijging door een ouder of adoptant van dat vreemd staatsburgerschap;
2º de verkrijging of het behoud van een vreemd staatsburgerschap ingevolge het afleggesn door een ouder of adoptant van een verklaring bedoeld in artikel 17, § 1, 2º;
3º het verlies door een ouder of adoptant van het staatsburgerschap krachtens artikel 17, § 1, 3º en 4º;
4º de verkrijging van een vreemd staatsburgerschap ingevolge de adoptie door een vreemdeling;
5º de vervallenverklaring van het staatsburgerschap van een ouder of adoptant krachtens artikel 18.
HOOFDSTUK IV Herkrijging van het staatsburgerschap
Art. 20. § 1. De persoon die het staatsburgerschap anders dan door vervallenverklaring verloren heeft, kan het staatsburgerschap opnieuw verwerven onder de volgende voorwaarden :
1º hij is staatsburger door toekenning geweest;
2º hij heeft de leeftijd van achttien jaar bereikt;
3º hij legt een verklaring af ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand van zijn hoofdverblijfplaats of, in het buitenland, ten overstaan van het hoofd van de Belgische diplomatieke zending of consulaire post;
4º hij heeft gedurende de twee jaar die voorafgaan aan de verklaring zijn hoofdverblijf in België gehad;
5º en hij doet afstand van zijn vreemd staatsburgerschap binnen de zes maanden na de herkrijging van het staatsburgerschap.
§ 2. Binnen die termijn bepaald in § 1, 5º, levert de betrokkene het bewijs van de afstand van zijn vreemd staatsburgerschap af aan de procureur dess Konings. Bij gebreke daarvan verliest hij automatisch het staatsburgerschap. De procureur des Konings zorgt voor de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van een bericht waaruit het verlies van het staatsburgerschap blijkt.
HOOFDSTUK V Meervoudig staatsburgerschap
Art. 21. In geval van een conflict tussen het Belgisch staatsburgerschap en het staatsburgerschap van één of meer andere staten ingevolge het bezit door een Belgisch staatsburger van meer dan één staatsburgerschap, houden de Belgische administratieve en gerechtelijke overheden enkel rekening met het Belgische staatsburgerschap van de betrokkene.
Er wordt evenwel geen diplomatieke bescherming verleend aan een meerderjarige Belgische staatsburger die zich uit vrije wil op het grondgebied bevindt van een vreemde staat waarvan hij het staatsburgerschap bezit, tenzij deze vreemde staat daarom verzoekt.
HOOFDSTUK VI Overgangsbepalingen en slotbepalingen
Art. 22. § 1. De personen die op de dag van de inwerkingtreding van dit wetboek minderjarig zijn en aan wie de Belgische nationaliteit werd toegekend krachtens artikel 11, zoals vervangen bij artikel 1 van de wet van 13 juni 1991, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, worden niet als staatsburgers beschouwd.
§ 2. De personen die op de dag van inwerkingtreding van dit wetboek meerderjarig zijn en aan wie de Belgische nationaliteit werd toegekend krachtens artikel 11, zoals vervangen bij artikel 1 van de wet van 13 juni 1991, van het Wetboek vn de Belgische nationaliteit, worden tijdelijk als staatsburgers beschouwd.
Zij verliezen het staatsburgerschap indien zij binnen drie jaar na de inwerkingtreding van dit wetboek niet geslaagd zijn voor een burgerschapsproef als bedoeld in artikel 13, alsook indien zij binnen die termijn geen afstand hebben gedaan van hun vreemd staatsburgerschap. In dat geval gaat het staatsburgerschap eveneens verloren voor hun minderjarige kinderen.
De minderjarige kinderen behouden het staatsburgerschap op voorwaarde dat één van ouders of adoptanten het staatsburgerschap behoudt.
§ 3. De personen die de Belgische nationaliteit verkregen krachtens artikel 19, zoals gewijzigd bij artikel 6 van de wet van 6 augustus 1993, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, worden tijdelijk als staatsburgers beschouwd.
Zij verliezen het staatsburgerschap indien zij binnen de drie jaar na de inwerkingtreding van dit wetboek niet geslaagd zijn voor een burgerschapsproef als bedoeld in artikel 13, alsook indien zij binnen die termijn geen afstand hebben gedaan van hun vreemd staatsburgerschap. In dat geval gaat het staatsburgerschap eveneens verloren voor hun minderjarige kinderen.
De minderjarige kinderen behouden het staatsburgerschap op voorwaarde dat één van beide ouders of adoptanten het staatsburgerschap behoudt.
§ 4. De personen die op de dag van de inwerkingtreding van dit wetboek meerderjarig zijn of binnen de termijn van drie jaar meerderjarig worden, aan wie de Belgische nationaliteit werd toegekend krachtens artikel 12 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit en waarvan een ouder de Belgische nationaliteit verkreeg krachtens artikel 19, zoals gewijzigd bij artikel 6 van de wet van 6 augustus 1993, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, worden tijdelijk als staatsburgers beschouwd.
Zij verliezen het staatsburgerschap indien zij binnen de drie jaar na de inwerkingtreding van dit wetboek niet geslaagd zijn voor een burgerschapsproef als bedoeld in artikel 13, alsook indien zij binnen die termijn geen afstand hebben gedaan van hun vreemd staatsburgerschap. In dat geval gaat het staatsburgerschap eveneens verloren voor hun minderjarige kinderen.
De minderjarige kinderen behouden het staatsburgerschap op voorwaarde dat één van beide ouders of adoptanten het staatsburgerschap behoudt.
Art. 23. § 1. De personen die op de dag van de inwerkingtreding van dit wetboek meerderjarig zijn en aan wie de Belgische nationaliteit werd toegekend krachtens artikel 11 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, ingevoerd door de wet van 28 juni 1984 betreffende sommige aspecten van de toestand van de vreemdelingen en houdende invoering van het Wetboek van de Belgische nationaliteit of krachtens artikel 11bis, ingevoerd bij artikel 2 van de wet van 13 juni 1991, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, worden als staatsburgers beschouwd.
Wanneer zij naast Belgisch staatsburger ook nog staatsburger van één of meer andere staten zijn, verliezen zij evenwel het staatsburgerschap, indien zij binnen het jaar na de inwerkingtreding van dit wetboek geen afstand hebben gedaan van hun vreemd staatsburgerschap. In dat geval gaat het staatsburgersschap eveneens verloren voor hun minderjarige kinderen die behalve Belgisch staatsburger ook staatsburger van één of meer andere staten zijn.
De minderjarige kinderen behouden het staatsburgerschap op voorwaarde dat één van beide ouders of adoptanten het staatsburgerschap behoudt.
§ 2. De personen die op de dag van de inwerkingtreding van dit wetboek minderjarig zijn en aan wie de Belgische nationaliteit werd toegekend krachtens artikel 11 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, ingevoerd door de wet van 28 juni 1984 betreffende sommige aspecten van de toestand van de vreemdelingen en houdende invoering van het wetboek van de Belgische nationaliteit, of krachtens artikel 11bis, ingevoerd bij artikel 2 van de wet van 13 juni 1991, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, worden als staatsburgers beschouwd.
Wanneer zij naast Belgisch staatsburger ook nog staatsburger van één of meer andere Staten zijn, verliezen zij evenwel het staatsburgerschap, indien zij tussen hun achttiende en hun negentiende levensjaar geen afstand hebben gedaan van hun vreemd staatsburgerschap.
§ 3. De personen die op de dag van de inwerkingtreding van dit wetboek meerderjarig zijn en die de Belgische nationaliteit verkregen krachtens artikel 12bis van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, ingevoerd bij artikel 4 van de wet van 13 juni 1991, worden als staatsburgers beschouwd.
Wanneer zij naast Belgisch staatsburger ook nog staatsburger van één of meer andere staten zijn, verliezen zij evenwel het staatsburgerschap, indien zij binnen het jaar na de inwerkingtreding van dit wetboek geen afstand hebben gedaan van hun vreemd staatsburgerschap. In dat geval gaat het staatsburgerschap eveneen verloren voor hun minderjarige kinderen die behalve Belgisch staatsburger ook staatsburger van één of meer andere Staten zijn.
De minderjarige kinderen behouden het staatsburgerschap op voorwaarde dat één van beide ouders of adoptanten het staatsburgerschap behoudt.
§ 4. De personen die op de dag van de inwerkingtreding van dit wetboek meerderjarig zijn en die de Belgische nationaliteit verkregen door nationaliteitskeuze krachtens artikel 13 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, ingevoerd door de wet van 28 juni 1984 betreffende sommige aspecten van de toestand van de vreemdelingen en houdende invoering van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, worden als staatsburgers beschouwd.
Wanneer zij naast Belgisch staatsburger ook nog staatsburger van één of meer andere Staten zijn, verliezen zij evenwel het staatsburgerschap, indien zij binnen het jaar na de inwerkingtreding van dit wetboek geen afstand hebben gedaan van hun vreemd staatsburgerschap. In dat geval gaat het staatsburgerschap eveneens verloren voor hun minderjarige kinderen die behalve Belgisch staatsburger ook staatsburger van één of meer andere Staten zijn.
De minderjarige kinderen behouden het staatsburgerschap op voorwaarde dat één van beide ouders of adoptanten het staatsburgerschap behoudt.
Art. 24. Zonder dat zij aan enige bijkomende voorwaarde hoeven te voldoen, worden als staatsburger beschouwd de personen die voor de inwerkingtreding van de wet van 28 juni 1984 betreffende sommige aspecten van de toestand van de vreemdelingen en houdende invoering van het Wetboek van de Belgische nationaliteit de Belgische nationaliteit verwierven, alsook de personen die na de inwerkingtreding van de genoemde wet de Belgische nationaliteit verwierven en niet onder toepassing van artikel 22 of artikel 23 van het Wetboek Staatsburgerschap vallen.
Art. 25. Het Staatshoofd neemt de nodige besluiten ter uitvoering van dit wetboek. Deze besluiten worden in Ministerraad overlegd.
Het Staatshoofd regelt inzonderheid, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de verwerking van persoonsgegevens voor de toepassing van dit wetboek, de verwerking van deze gegevens door de Kamer van volksvertegenwoordigers uitgezonderd. »
Art. 3
Dit artikel vervangen als volgt :
« Art. 3. § 1. Artikel 569, eerste lid, 22º, van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 juni 1984 en gewijzigd bij de wet van 13 juni 1991, wordt vervangen door de volgende bepaling :
« 22º van de verklaringen op grond van artikel 16 van het Wetboek Staatsburgerschap; »
§ 2. Artikel 604 van hetzelfde wetboek wordt opgeheven.
§ 3. Artikel 628, 9º, van hetzelfde wetboek, gewijzigd bij de wet van 28 juni 1984, wordt vervangen door de volgende bepaling :
« 9º de rechter van de plaats waar degene die de verklaring aflegt zijn hoofdverblijfplaats heeft, wanneer het gaat om verklaringen op grond van artikel 16 van het Wetboek Staatsburgerschap. »
Art. 4
Dit artikel vervangen als volgt :
« Art. 4. Na het vierde lid van artikel 634 van het Wetboek van strafvordering wordt een nieuw vijfde lid ingevoegd, luidende :
« Het heeft niet tot gevolg dat de veroordeelde het staatsburgerschap, waarvan hij van rechtswege vervallen verklaard was, herkrijgt; »
Art. 5
Dit artikel vervangen als volgt :
« Art. 5. § 1. Na het eerste lid van artikel 3, § 3, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, wordt een nieuw tweede lid ingevoegd, luidend :
« Dezelfde artikelen zijn eveneens niet van toepassing op de verwerking, door de Kamer van volksvertegenwoordigers, van de persoonsgegevens die noodzakelijk of dienstig zijn voor de toepassing van de bepalingen van het Wetboek Staatsburgerschap betreffende de naturalisaties. »
§ 2. Artikel 8, § 1, van dezelfde wet wordt aangevuld met een 17º, luidend :
« 17º de gegevens die noodzakelijk of dienstig zijn voor de toepassing van de bepalingen van het Wetboek Staatsburgerschap. »
§ 3. In dezelfde wet wordt een artikel 36bis ingevoegd, luidend :
« Art. 36bis. De Kamer van volksvertegenwoordigers oefent, op de wijze bepaald in haar reglement, de bevoegdheden van de Commissie uit voor alle verwerkingen van persoonsgegevens waartoe zij overgaat krachtens de wet. »
Art. 6
Dit artikel vervangen als volgt :
« Art. 6. In artikel 241, tweede lid, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, vervangen door de wet van 6 augustus 1993 en gewijzigd bij de wet van 20 december 1995, worden na de woorden « griffier van de Kamer van volksvertegenwoordigers » de woorden « of van de procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg waar de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft en die het verzoek tot naturalisatie niet doorzendt naar de Kamer van volksvertegenwoordigers bij toepassing van artikel 14, § 4, van het Wetboek Staatsburgerschap. »
Art. 7
Dit artikel vervangen als volgt :
« Art. 7. In artikel 1, tweede lid, van de besluitwet van 12 oktober 1918 betreffende het verblijf in België der vreemdelingen en der personen van vreemde oorsprong, gewijzigd bij de wetten van 15 december 1980 en 28 juni 1984, worden na de woorden « Wetboek van de Belgische nationaliteit » de woorden « of de artikelen 9 en 15 van het Wetboek Staatsburgerschap » ingevoegd. »
Art. 8
Dit artikel vervangen als volgt :
« Art. 8. In artikel 2, eerste lid, van de wet van 5 februari 1947 houdende het statuut van de buitenlandse politieke gevangenen, gewijzigd bij de wetten van 10 maart 1954, 22 december 1961, 17 maart 1964 en 28 juni 1984, worden de woorden « de artikelen 19 en 20 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit » vervangen door de woorden « artikel 12, 3º, van het Wetboek Staatsburgerschap. »
Art. 9
Dit artikel vervangen als volgt :
« Art. 9. § 1. Artikel 9 van de wet van 30 december 1953 betreffende het verval van de Belgische nationaliteit uit hoofde van een veroordeling bij verstek wegens misdrijven tussen 26 augustus 1939 en 15 juni 1949 tegen de uitwendige veiligheid van de Staat gepleegd, gewijzigd bij de wet van 28 juni 1984, wordt vervangen door de volgende bepaling :
« Art. 9. Artikel 15 van het Wetboek Staatsburgerschap is van toepassing. »
§ 2. In artikel 10 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 28 juni 1984, worden de woorden « in artikel 25 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit » vervangen door de woorden « in artikel 8, 4º, tweede lid, van het Wetboek Staatsburgerschap. »
Art. 10
Dit artikel vervangen als volgt :
« Art. 10. In artikel 13, eerste lid, van de wet van 21 juni 1960 houdende statuut van de militairen die tijdens de oorlog 1940-1945 in de Belgische Strijdkrachten in Groot-Brittannië gediend hebben, gewijzigd bij de wetten van 22 december 1961, 17 maart 1964 en 28 juni 1984, worden de woorden « de artikelen 19 en 20 van het Wet boek van de Belgische nationaliteit » vervangen door de woorden « artikel 12, 3º, van het Wetboek Staatsburgerschap. »
Art. 11 (nieuw)
Een artikel 11 (nieuw) invoegen, luidende :
« Art. 11. In artikel 1, § 2, en in artikel 3, § 2, van de wet van 30 maart 1962 betreffende het verval van de Belgische nationaliteit ten gevolge van de besluitwet van 20 juni 1945, worden de woorden « in artikel 15, §§ 2 en 3, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit » vervangen door de woorden « in artikel 16, § 3, van het Wetboek Staatsburgerschap. »
Art. 12 (nieuw)
Een artikel 12 (nieuw) invoegen, luidende :
« Art. 12. § 1. In artikel 1, 1º, van het wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, gewijzigd bij de wet van 15 juli 1996, worden de woorden « de Belgische nationaliteit » vervangen door de woorden « het Belgisch staatsburgerschap ».
§ 2. Artikel 21, 2º, van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
« 2º de vreemdeling die voldoet aan de wettelijke voorwaarden om het staatsburgerschap te verkrijgen door een verklaring van bezit van de staat van Belg, of om het te herkrijgen. »
Art. 13 (nieuw)
Een artikel 13 (nieuw) invoegen, luidende :
« Art. 13. § 1. In artikel 7 van de wet van 27 juni 1937 houdende herziening van de wet van 16 november 1919, betreffende de regeling der luchtvaart, gewijzigd bij de wetten van 4 augustus 1967 en 31 maart 1987, worden na het eerste lid een nieuw tweede en derde lid ingevoegd, die luiden als volgt :
« Het kind geboren aan boord van Belgische luchtvaartuigen in volle vlucht wordt, voor de toepassing van het Wetboek Staatsburgerschap, niet geacht in België te zijn geboren, tenzij :
1º het ook het Belgisch staatsburgerschap zou verkregen hebben indien het niet in België geboren was;
2º het geboren wordt op een vlucht die begonnen is op Belgisch grondgebied en er na het opstijgen nog geen landing is gemaakt;
3º het als staatloos zou moeten beschouwd worden.
Voor de toepassing van hetzelfde wetboek wordt het kind gevonden aan boord van een Belgisch luchtvaartuig in volle vlucht, tot bewijs van het tegendeel, geacht geboren te zijn na het opstijgen van het toestel. »
§ 2. In hetzelfde artikel van dezelfde wet worden de woorden « de nationaliteit » vervangen door de woorden « het staatsburgerschap. »
Art. 14 (nieuw)
Een artikel 14 (nieuw) invoegen, luidende :
« Art. 14. § 1. De woorden « de nationaliteit » en « de Belgische nationaliteit » worden in de bestaande wetsbepalingen vervangen door de woorden « het staatsburgerschap » en « het Belgisch staatsburgerschap ».
§ 2. Het Staatshoofd kan de terminologie van de bestaande wetsbepalingen aanpassen aan de terminologie van het Wetboek Staatsburgerschap. »
Art. 15 (nieuw)
Een artikel 15 (nieuw) invoegen, luidende :
« Art. 15. Deze wet treedt in werking de dag van haar bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. »
Art. 10
Dit artikel vervangen als volgt :
« Art. 10. Deze wet treedt in werking nadat een volksraadpleging werd gehouden rond het al dan niet toekennen van vreemdelingenstemrecht en waarbij de meerderheid van de bevolking zich uitspreekt voor het toekennen van stemrecht aan niet-Europese vreemdelingen.
Een volksraadpleging wordt georganiseerd over het al dan niet toekennen van stemrecht aan niet-Europese vreemdelingen volgens volgende bepalingen :
Artikel 1. Alle burgers, regelmatig ingeschreven op de kiezerslijsten voor de wetgevende verkiezingen, worden opgeroepen om met ja of neen te antwoorden op volgende vraag :
« Mag aan inwoners die niet over de nationaliteit van één van de landen van de Europese Unie beschikken, stemrecht verleend worden ? »
Art. 2. De Koning bepaalt de andere regels voor de organisatie van deze volksraadpleging, naar analogie van de in het Kieswetboek bepaalde regels met betrekking tot de verkiezeing van de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers.
Art. 3. De kandidaten die bij de wetgevende verkiezingen van 13 juni 1999 voor de vernieuwing van de Kamer van volksvertegenwoordigers werden voorgedragen, mogen een effectieve en een plaatsvervangende getuige aanwijzen om de stemverrichtingen en de stemopneming bij te wonen.
Art. 4. De Raad van State doet in algemene vergadering uitspraak over de bezwaren die tegen onregelmatigheden van de kiesverrichtingen ingediend worden.
Art. 5. De uitslag van de volksraadpleging wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. »
Wim VERREYCKEN. Joris VAN HAUTHEM. Jurgen CEDER. Frank CREYELMAN. Yves BUYSSE. Gerda STAVEAUX-VAN STEENBERGE. |
Na artikel 1 een nieuw hoofdstuk I in het voorstel invoegen onder de titel « wijziging van het Wetboek van 28 juni 1984 van de Belgische nationaliteit » bevattende de volgende bepalingen :
Artikel 1bis :
« Art. 1bis. In artikel 5, § 1, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, ingevoegd bij de wet van 1 maart 2000, wordt na de eerste zin de volgende zin ingevoegd :
« De Koning bepaalt op voordracht van de minister van Buitenlandse Zaken de lijst van landen waarvan een gelijkwaardig document wordt aanvaard. »
Artikel 1ter :
« Art. 1ter. In hoofdstuk I van het Wetboek van de Belgische nationaliteit wordt een artikel 7bis ingevoegd, luidend als volgt :
« Art. 7bis. De federale overheid en de gemeenschappen sluiten een samenwerkingsakkoord met het oog op het voeren van een samenhangend onthaal- en integratiebeleid voor vreemdelingen.
Dit samenwerkingsakkoord bevat minimaal de volgende elementen :
1º de wederzijdse verbintenissen van de Federale Staat en de gemeenschappen met betrekking tot de organisatie van het onthaal- en integratiebeleid met bijzondere aandacht voor een aangepast taalonderricht;
2º de wijze waarop en de voorwarden waaronder liensten, erkend door de gemeenschappen, een verklaring kunnen afleveren waaruit de integratiebereidheid van de belanghebbende blijkt en de inhoudelijke elementen waarover deze verklaring handelt;
3º de erkenningsvoorwaarden voor deze diensten die door de Koning worden bepaald en door de gemeenschappen worden erkend om deze verklaringen af te leveren. »
Artikel 1quater :
« Art. 1quater. In hoofdstuk III van hetzelfde Wetboek worden afdeling I en II vervangen als volgt :
« Verkrijging van Belgische nationaliteit door nationaliteitsverklaring en nationaliteitskeuze
Art. 12bis. § 1. De vreemdeling heeft het recht om de Belgische nationaliteit te verkrijgen op de wijze bepaald bij de artikelen 21ter en 21quater door het afleggen van een nationaliteitsverklaring. Hij die de verklaring aflegt, moet op het tijdstip van de verklaring :
1º de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt;
2º in België geboren zijn;
3º sedert zijn geboorte onafgebroken in het Rijk zijn hoofdverblijf hebben op basis van een regelmatige verblijfstitel;
4º gemachtig zijn of toegelaten worden tot een verblijf van onbeperkte duur in het Rijk of toegelaten worden om er zich te vestigen;
5º geen bedreiging vormen voor de veiligheid van de samenleving en geen blijk geven van vijandigheid tegenover de samenleving.
§ 2. De vreemdeling heeft het recht om de Belgische nationaliteit te verkrijgen door nationaliteitskeuze op de wijze bepaald bij de artikelen 21ter en 21quater. Hij die een verklaring van nationaliteitskeuze aflegt, moet op het tijdstip van de verklaring :
1º de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt;
2º gedurende de vijf voorafgaande jaren in het Rijk zijn hoofdverblijf hebben op basis van een regelmatige verblijfstitel;
3º gemachtigd zijn of toegelaten worden tot een verblijf van onbeperkte duur in het Rijk of toegelaten worden om er zich te vestigen;
4º geen bedreiging vormen voor de samenleving en geen blijk geven van vijandigheid tegenover de samenleving;
5º zijn integratiebereidheid kunnen bevestigen.
De integratiebereidheid wordt als bewezen beschouwd indien de belanghebbende ten minste 15 jaar onafgebroken in het Rijk zijn hoofdverblijf heeft.
§ 3. De nationaliteitsverklaring en verklaring van nationaliteitskeuze wordt afgelegd voor de ambtenaar van de burgerlijke stand waar de belanghebbende zijn hoofdverblijfplaats heeft of voor de Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging.
De Koning bepaalt op voordracht van de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken welke akten en stavingsstukken bij de verklaring van nationaliteitsverklaring of nationaliteitskeuze moeten worden gevoegd om te bewijzen dat voldaan is aan de voorwaarden inzake verblijf en leeftijd.
Verblijf in het buitenland kan met verblijf in België worden gelijkgesteld, wanneer de belanghebbende bewijst een werkelijke band met België te hebben bewaard. De Koning kan, op voordracht van de ministers van Justitie en van Binnenlandse zaken de aard van deze band met België nader bepalen.
De Koning bepaalt op voordracht van de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken welke verblijftitels gelijkgesteld worden met een verblijf van onbeperkte duur.
§ 4. Het openbaar ministerie, de Dienst Vreemdelingenzaken en de Dienst Veiligheid van de Dtaat onderzoeken, op verzoek van de Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging, of de belanghebbende een bedreiging vormt voor de samenleving of blijk geeft van vijandigheid tegenover de samenleving. Terzake is het parket van de woonplaats van de belanghebbende bevoegd, tenzij de Nationale Commissie anders beslist.
Het openbaar ministerie, de Dienst Vreemdelingenzaken en de Dienst Veiligheid van de Staat beschikken over twee maanden, vanaf de kennisname van het verzoek tot advies, om hun advies uit te brengen. Bij gebreke aan een advies binnen deze termijn, wordt het geacht gunstig te zijn. Indien het openbaar ministerie, de Dienst Vreemdelingenzaken en de Dienst Veiligheid van de Staat met betrekking tot een adviesaanvraag niet in staat zijn om een behoorlijk advies uit te brengen binnen de twee maanden, kunnen zij dit schriftelijk melden aan de Nationale Commissie. Deze melding schorst de adviestermijn voor maximum twee maanden. De adviestermijn kan slechts tweemaal geschorst worden.
§ 5. Onverminderd alle andere middelen kan de belanghebbende zijn integratiebereidheid bewijzen door een verklaring bij te brengen van een dienst, hiertoe erkend door één van de Gemeenschappen, waaruit blijkt dat hij een inspanning heeft gedaan om één van de landstalen te leren of deze voldoende machtig is.
De Koning bepaalt, op voordracht van de minister van Justitie en van Binnenlandse Zaken, waaraan een dienst moet voldoen om erkend te worden en te blijven voor het afleveren van de vermelde verklaringen en bepaalt de gegevens die hierin moeten opgenomen worden.
De persoon die namens een dienst een verklaring aflegt, is persoonlijk aansprakelijk voor de juistheid van de inhoud van het attest. Hij die schuldig is aan een valse verklaring wordt gestraft met dwangarbeid van tien jaar tot vijftien jaar.
Artikel 1quinquies :
« Art. 1quinquies. In hoofdstuk III, Afdeling V, van hetzelfde Wetboek worden de artikelen 19, 20 en 21 vervangen als volgt :
« Art. 19. § 1. De naturalisatie kan door de Kamer van Volksvertegenwoordigers worden verleend aan de vreemdeling die op het tijdstip van het verzoek voldoet aan de volgende voorwaarden :
1º de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt;
2º gedurende de vijf voorafgaande jaren in het Rijk zijn hoofdverblijf hebben op basis van een regelmatige verblijfstitel;
3º geen bedreiging vormen voor de samenleving en geen blijk geven van vijandigheid tegenover de samenleving;
4º zijn integratiebereid kunnen bevestigen;
5º uitzonderlijke omstandigheden kunnen inroepen.
Verblijf in het buitenland kan met verblijf in België worden gelijkgesteld, wanneer de belanghebbende bewijst een werkelijke band met België te hebben bewaard. De Koning kan, op voordracht van de minister van Justitie en van Binnenlandse Zaken de aard van deze band met België nader bepalen.
§ 2. Het verzoek tot naturalisatie wordt gericht aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats waar de belanghebbende zijn hoofdverblijfplaats heeft of aan de Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging.
§ 3. De Kamer van volksvertegenwoordigers bepaalt bij wijze van algemene richtlijnen welke uitzonderlijke omstandigheden kunnen ingeroepen worden. Deze hebben onder meer betrekking op de bijzondere situatie waarin de belanghebbende zich kan bevinden en het belang dat België kan hebben bij een eventuele verlening van de nationaliteit. Deze richtlijnen worden in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd.
§ 4. De Kamer van volksvertegenwoordigers beslist over het verlenen van de naturalisatie op de wijze bepaald in haar reglement.
De akte van naturalisatie aangenomen door de Kamer van volksvertegenwoordigers en bekrachtigd door de Koning op voordracht van de minister van Justitie wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Deze akte heeft uitwerking te rekenen van de dag van die bekendmaking. »
Artikel 1sexies :
« Art. 1sexies. In hoofdstuk III van hetzelfde Wetboek wordt een afdeling VI « De nationale commissie voor de nationaliteitsverkrijging » ingevoegd als volgt :
« Art. 21bis. § 1. Er wordt een Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging opgericht. Deze commissie is een bestuursorgaan dat de bevoegdheid van beslissing en advies heeft die haar door deze wet worden toegekend.
§ 2. De Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging bestaat uit ten hoogste zeven kamers, waaronder minstens twee Nederlandstalige, twee Franstalige Kamers en twee tweetalige kamers en een secretariaat.
§ 3. Elk van de kamers bestaat uit vijf leden, te weten :
1º twee leden aangewezen onder de gewezen rechters, raadsleden, staatsraden of auditeurs van de rechterlijke macht of van de administratieve rechtsmacht;
2º twee leden aangewezen onder de advocaten die meer dan tien jaar ingeschreven staan op het tableau van de Orde van advocaten of de personen die belast zijn of geweest zijn het recht te onderwijzen aan een Belgische universiteit of een universiteit gelegen in de Europese Unie;
3º één afgevaardigde van een erkende niet-gouvernementele organisatie actief in het domein van de migratie, de mensenrechten of de internationale samenwerking.
§ 4. Een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit bepaalt de wijze van aanstelling van de leden van Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging, de procedure- en werkingsregels, alsook de onderzoeksmiddelen waarover zij beschikt.
§ 5. De algemene voorzitter, de ondervoorzitter, de kamervoorzitters en de andere leden van Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging worden op voordracht van de minister van Justitie en van Binnenlandse Zaken benoemd bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit. Hun mandaat duurt vier jaar. Het is vernieuwbaar.
Art. 21ter. § 1. Een afschrift van de nationaliteitsverklaring, zoals bedoeld in artikel 12bis, § 1, van de verklaring van nationaliteitskeuze, zoals bedoeld in artikel 12bis, § 2, en het verzoek tot naturalisatie, zoals bedoeld in artikel 19, § 2, wordt door de bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand overwijld doorgestuurd naar de Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging.
§ 2. De Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging zendt de nationaliteitsverklaring, de verklaring van nationaliteitskeuze en het verzoek tot naturalisatie voor een omstandig advies naar het parket van de rechtbank van eerste aanleg van het rechtsgebied waarin de aanvrager zijn hoofdverblijfplaats heeft, de Dienst Vreemdelingenzaken en de Dienst Veiligheid van de Staat. De Nationale Commissie kan bijkomende inlichtingen opvragen bij de procureur des Konings.
De procureur des Konings, de Dienst Vreemdelingenzaken en de Dienst Veiligheid van de Staat brengen onder de voorwaarden en op de wijze bepaald in artikel 12bis, § 4, hun advies uit aan de Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging.
§ 3. Na de belanghebbende te hebben gehoord en de adviezen te hebben onderzocht, beslist de Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging over de verkrijging van de nationaliteit op grond van de nationaliteitsverklaring of verklaring van nationaliteitskeuze.
De Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging geeft bij een ter post aangetekende brief kennis van haar beslissing aan de belanghebbende. Indien de nationaliteit wordt toegekend aan de belanghebbende, wordt deze beslissing door de Nationale Commissie voor de nationaliteitsverklaring bekend gemaakt in het Belgisch Staatsblad. Deze beslissing heeft uitwerking te rekenen van de dag van die bekendmaking.
De adviezen van het openbaar ministerie, de Dienst Veiligheid van de Staat en de Dienst Vreemdelingenzaken zijn ter inzage van de belanghebbende, tenzij de Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging van oordeel is dat het verlenen van inzage een gevaar betekent voor de veiligheid van de samenleving of voor bepaalde personen of een opsporings- of gerechtelijk onderzoek kan beïnvloeden.
De Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging verzendt de verklaring van nationaliteitskeuze met haar advies naar de Kamer van volksvertegenwoordigers wanneer de aanvrager niet voldoet aan de voorwaarden voorzien in artikel 12bis, § 2, en de belanghebbende daarom verzoekt. De overzending aan de Kamer van volksvertegenwoordigers geldt als een verzoek tot naturalisatie.
§ 4. Het verzoek tot naturalisatie wordt door de Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging behandeld en beslist als een nationaliteitsverklaring of verklaring van nationaliteitskeuze wanneer de betrokkene voldoet aan de grondvoorwaarden voorzien in artikelen 12bis, § 1 en § 2.
De naturalisatieverzoeken die niet overeenkomstig het vorig lid door de Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging kunnen worden behandeld, worden binnen een termijn van ten hoogste drie maanden door de Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging met een omstandig gemotiveerd advies overgemaakt aan de Kamer van volksvertegenwoordigers die hierover beslist op de wijze bepaald in haar reglement.
§ 5. Binnen de 30 dagen na de ontvangst van de negatieve beslissing van de Nationale Commissie voor de verkrijging van de nationaliteit in het geval van een nationaliteitsverklaring of een verklaring van nationaliteitskeuze kan de belanghebbende bij een ter post aangetekende brief de Nationale Commissie verzoeken zijn dossier over te zenden aan de rechtbank van eerste aanleg. De rechtbank van eerste aanleg doet uitspraak over de gegrondheid van de beslissing. »
Artikel 1septies :
Art. 1septies. In artikel 23 van hetzelfde wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1º paragraaf 1 vervangen als volgt :
« De Belgen die hun nationaliteit niet hebben verkregen van een ouder die Belg was op de dag van hun geboorte en de Belgen wier nationaliteit niet werd toegekend op basis van artikel 11 en die een verklaring hebben afgelegd overeenkomstig de artikelen 12bis en 13 of een verzoek om naturalisatie hebben gericht overeenkomstig artikel 21, kunnen indien zij ernstig tekortkomen aan hun verplichtingen als Belgisch burger, de Belgische nationaliteit hebben verkregen op grond van valse documenten, of de manifeste onwil vertonen om zich te integreren, van de Belgische nationaliteit vervallen worden verklaard. »
2º in paragraaf 3 worden de woorden « hof van beroep » en « hof van beroep te Brussel » vervangen door respectievelijk de woorden « rechtbank van eerste aanleg » en « rechtbank van eerste aanleg te Brussel ».
3º in paragraaf 4 worden de woorden « eerste voorzitter », « raadsheer » en « hof » vervangen door respectievelijk de woorden « voorzitter », « rechter » en « de rechtbank ».
4º in paragraaf 5, eerste lid, wordt het woord « arrest » vervangen door het woord « vonnis ».
5º in paragraaf 5, derde lid, worden de woorden « arrest », « raadsheer » en « eerste voorzitter » vervangen door respectievelijk de woorden « vonnis », « rechter » en « voorzitter ».
6º in paragraaf 6 worden de woorden « het hof van beroep » vervangen door het woord « de rechter ».
7º in paragraaf 8, eerste en tweede lid, wordt het woord « arrest » vervangen door de woorden « het vonnis of arrest ».
Verantwoording
Dit amendement herneemt het voorstel van kamerlid Vandeurzen neergelegd in de Kamer onder de titel « Wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van 28 juni 1984 van de Belgische nationaliteit ».
Niettegenstaande de internationalisering en globalisering blijft de nationaliteit een belangrijk gegeven. Juridisch is de nationaliteit de rechtsband die een persoon verbindt met een bepaalde Staat, zodat hij tot een eigen rechtsonderhorige wordt, en eigen rechten en verplichtingen heeft tegenover die Staat en in de rechtsorde van die Staat, dit in tegenstelling tot de vreemdelingen.
De nationaliteit is vooral van belang voor de deelname aan het publiekrechtelijke en politieke leven : zij bepaalt het genot van de polieke rechten en de toegang tot de openbare ambten.
De Belgische nationaliteitswetgeving is terug te vinden in het Wetboek van de Belgische nationaliteit (WBN) dat door de wet van 28 juni 1984 werd ingevoerd. Het verving de vroegere nationaliteitswetgeving van 1932.
Dit wetboek is de voorbije jaren herhaaldelijk gewijzigd. De opeenvolgende wijzigingen zijn illustratief voor de veranderende opvattingen over nationaliteit.
De recentste wijziging van het WBN betreft de wet van 1 maart 2000 tot wijziging van een aantal bepalingen betreffende de Belgische nationaliteit, die beter bekend is als de zogenaamde « snel Belg-wet » (1). Deze wet hield een drastische verspoeling in van de voorwaarden voor twee belangrijke procedures : de nationaliteitsverklaring en de naturalisatie.
Volgens de « snel-Belg-wet » geldt de procedure betreffende de nationaliteitsverklaring (artikel 12bis) voor de vreemdeling die de volle leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en die :
hetzij in België is geboren en er sedert zijn geboorte zijn hoofdverblijfplaats heeft gevestigd;
hetzij in het buitenland is geboren uit een ouder die op het tijdstip van de verklaring de Belgische nationaliteit bezit;
hetzij sedert ten minste zeven jaar zijn hoofdverblijfplaats in België heeft gevestigd, indien hij op het tijdstip van de verklaring gemachtigd is of toegelaten werd tot een verblijf van onbeperkte duur in het Rijk of gemachtigd werd om er zich te vestigen.
De verblijfsduur om in aanmerking te komen voor naturalisatie werd door de « snel-Belg-wet » herleid tot drie jaar. Hiermee heeft België de kortste verblijfsduur voor naturalisatie in de Europese Unie. Alle andere landen voorzien in een verblijfsduur van ten minste vijf jaar.
Andere wijzigingen hadden betrekking op de inkorting tot één maand van de termijnen waarbinnen een aantal instanties (parket, Veiligheid van de Staat, Dienst Vreemdelingenzaken) advies dienen te verlenen. Tevens werd in de procedures van nationaliteitskeuze en naturalisatie bepaald dat de integratiebereidheid niet meer dient aangetoond te worden.
Bij herhaling is gebleken dat de « snel-Belg-wet » verschillende lacunes bevat en ernstige veiligheidsrisico's heeft gecreëerd. Om hieraan te verhelpen hebben wij enkele maanden geleden een wetsvoorstel ingediend (2).
Het is volgens ons evenwel noodzakelijk om tot een fundamentele wijziging van onze nationaliteitswetgeving over te gaan.
Hierbij gelden de volgende uitgangspunten :
Integratie van vreemdelingen : vreemdelingen die in ons land duurzaam verblijven, dienen uitgenodigd te worden om zich in onze maatschappij te integreren. De betrokkenen moet daarvoor inspanningen doen. Van haar kant heeft de overheid de verplichting om een voldoende ondersteund aanbod voor integratie te creëren. Wie zich wil integreren, krijgt toegang tot de Belgische nationaliteit.
De nationaliteitsverkrijging moet in principe migratieneutraal zijn, dit wil zeggen dat de verkrijging van de nationaliteit (door het vervullen van formaliteiten door de aanvrager) in principe alleen mogelijk is als de aanvrager beschikt over een verblijfsvergunning van onbepaalde duur.
Behoorlijk bestuur : de veiligheid van de samenleving wordt op een preventieve manier het meest gediend met een behoorlijk bestuur. Dit wil zeggen een kwaliteitsvolle maar ook efficiënte en degelijke advisering van de dossiers door de Veiligheid van de Staat, het openbaar ministerie en de Dienst Vreemdelingenzaken en het bewaken van de correctheid en de juistheid van de bijgebrachte bewijsstukken en akten.
Coherent beleid : het integratiebeleid is een beleid dat zowel door de gemeenschappen als door de Federale Staat moet gedragen worden. Er is wel degelijk een verband tussen integratie en nationaliteitsverwerving. De Federale Staat en de deelstaten hebben de plicht vanuit een federale loyaliteit ook met betrekking tot verdraagzaamheid, harmonieus samenleven en integratie van vreemdelingen een coherent beleid te voeren en samen te werken. In de taakverdeling moet de federale overheid instaan voor de procedure van de nationaliteitsverwerving, de controle op het verlenen van de juiste adviezen en het bewaken van de rechtszekerheid van de belanghebbende en de veiligheid van de Staat. De gemeenschappen moeten het nodige aanbod creëren opdat diegene die zich wil integreren daarin ondersteund worden en kansen krijgt.
De nationaliteitsverwerving depolitiseren : dit wil zeggen de nationaliteitsverwerving op een objectieve manier organiseren, weg van de politisering zoals in de gunstprocedure van de naturalisaties. De naturalisatie, een grondwettelijk recht van de Kamer van volksvertegenwoordigers, moet een residuair stelsel worden.
Op basis van deze uitgangspunten willen wij met dit voorstel de procedures van nationaliteitsverkrijging (de artikelen 12bis tot en met 15 en de artikelen 18 tot en met 21 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit) grondig hervormen, meer bepaald de nationaliteitsverklaring, -keuze en de naturalisatie.
Deze wijzigingen worden hierna opgesomd.
De integratiebereidheid is een voorwaarde voor het verwerven van de Belgische nationaliteit.
Deze bereidheid kan afgeleid worden uit een feitelijke toestand (een voldoende lang verblijf in ons land) en hoeft in dit geval niet aangetoond worden. Ze kan ook aangetoond worden door de voorlegging van een verklaring van integratiebereidheid. Het afleveren van deze verklaring is een bevoegdheid van de gemeenschappen en meer bepaald van de door de gemeenschappen erkende diensten. De wet bepaalt de erkenningsvoorwaarden voor deze diensten en de elementen die wijzen op integratiebevestiging (één van de landstalen machtig zijn of inspanningen leveren om deze te leren). De gemeenschappen staan in voor de organisatie van het aanbod aan integratiebevorderende initiatieven. De erkende diensten leveren een verklaring af waardoor de integratiebereidheid wordt aangetoond.
Volgens dit voorstel wordt de nationaliteitsverklaring de procedure waarbij uit het feit alleen dat de aanvrager aan de gestelde voorwaarden voldoet, het vermoeden van integratiebereidheid voortvloeit. Belanghebbende dient zijn integratiebereidheid dus niet te bewijzen.
De aanvrager moet meerderjarig zijn, in België geboren zijn en sedert zijn geboorte onafgebroken in ons land zijn feitelijke hoofdverblijfplaats hebben.
Dit verblijf moet steeds wettelijk zijn. Een onwettig verblijf kan niet in aanmerking worden genomen. Verzet tegen de nationaliteitsverwerving kan alleen op grond van gewichtige feiten, eigen aan de persoon (zie verder). Hiervoor leveren het openbaar ministerie, de Veiligheid van de Staat en de Dienst Vreemdelingenzaken een advies.
De nationaliteitskeuze staat volgens dit voorstel als een recht open voor elke meerderjarige vreemdeling die aantoont dat hij op het ogenblik van de aanvraag gedurende vijf jaar zijn hoofdverblijf in ons land heeft, dit verblijf steeds wettelijk is, over een verblijfsvergunning van onbepaalde duur beschikt, een verklaring van zijn integratiebereidheid voorlegt die wordt afgeleverd door een dienst erkend door de gemeenschappen, en voor zover het openbaar ministerie, de Veiligheid van de Staat en de Dienst Vreemdelingenzaken er zich niet tegen verzetten op basis van gewichtige feiten eigen aan de persoon. Verblijf in het buitenland kan onder strikte voorwaarden gelijkgesteld worden met een verblijf in België (zoals thans het geval is). De interpretatie hiervan moet evenwel uniform toegepast worden.
Gewichtige feiten « eigen aan de persoon » hebben betrekking op het feit of het gedrag van de aanvrager van die aard is om nadelige of gevaarlijke gevolgen voor de samenleving mee te brengen of ingaat tegen de openbare orde (onder meer strafrechtelijke beteugelde gedragingen, schijnhuwelijken, ...).
De nationaliteit (nationaliteitsverklaring en -keuze) wordt verkregen door een beslissing van een op te richten Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging. Deze commissie beoordeelt de aanvraag en de uitgebrachte adviezen en beslist over de verkrijging van de nationaliteit. Het debat is tegensprekelijk. De vereiste adviezen worden door de nationale commissie opgevraagt bij de desbetreffende instanties. De commissie kan steeds bijkomende inlichtingen opvragen. De adviestermijn is twee maanden. Een adviserende dienst kan het verstrijken van de termijn stuiten als deze van oordeel is binnen deze termijn geen behoorlijk advies te kunnen uitbrengen. De commissie aanvaardt alleen vervangende documenten als het ministerie van Buitenlandse Zaken hun geloofwaardigheid attesteert. In geval de commissie een negatieve beslissing neemt kan de belanghebbende de commissie verzoeken binnen de dertig dagen zijn dossier over te zenden naar de rechtbank van eerste aanleg die uitspraak doet over de gegrondheid van de beslissing van de commissie.
De naturalisatie is grondwettelijk geen recht, maar een gunst van het Parlement (de Kamer van volksvertegenwoordigers). Om deze reden opteren we ervoor om in dit voorstel de naturalisatie tot een uitzonderlijke procedure om te vormen. De voorwaarden om in aanmerking te komen voor de naturalisatie zijn dezelfde als die voor de nationaliteitskeuze (zie hoger) met uitzondering dat de aanvrager niet over een verblijfsvergunning van onbepaalde duur dient te beschikken. Hij moet daarenboven uitzonderlijke omstandigheden kunnen inroepen die wijzen op de duurzame gehechtheid van de aanvrager aan de Belgische samenleving of de grote betekenis van de aanvrager voor de Belgische samenleving.
De Kamer kan de inhoud van deze begrippen verduidelijken.
De Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging onderzoekt het verzoek tot naturalisatie (grondvoorwaarden en aanwezigheid van uitzonderlijke omstandigheden) op tegensprekelijke wijze, kijkt ambtshalve na of de aanvrager geen recht kan laten gelden op de nationaliteit en maakt vervolgens het verzoek, voorzien van een advies, over aan de Kamer van volksvertegenwoordigers.
Wanneer de vreemdeling een verklaring van nationaliteitskeuze aflegt, maar niet voldoet aan de voorwaarden kan hij de Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging verzoeken deze verklaring over te maken aan de Kamer van volksvertegenwoordigers. De overzending aan de Kamer van volksvertegenwoordigers geldt als een verzoek tot naturalisatie. De nationale commissie adviseert de Kamer over dit verzoek. De Kamer beslist over de naturalisatieverzoeken. Op voordracht van de minister van Justitie wordt de akte van naturalisatie bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
De procedure tot vervallenverklaring van de nationaliteit ingeval van verkrijging op grond van valse informatie of moedwillig verzwegen informatie (fraude) wordt in dit voorstel beter en uitdrukkelijk geregeld.
Ten slotte dient de nationaliteitswetgeving volgens dit voorstel onderbouwd te worden met een samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat en de gemeenschappen.
Artikelsgewijze verantwoording
Artikel 1bis
Op grond van dit artikel wordt in de eerste paragraaf van artikel 5 van het Wetboek van de nationaliteit een bepaling ingevoegd waardoor de Koning op voordracht van de minister van Buitenlandse Zaken de lijst van landen die een document gelijkwaardig met de geboorteakte kunnen afleveren, vastlegt. Deze toevoeging is noodzakelijk omdat er landen zijn waar frauduleuze circuits voor dergelijke documenten bestaan.
Artikel 1ter
Dit artikel strekt ertoe in het Wetboek van de Belgische Nationaliteit een artikel 7bis in te voegen dat tot doel heeft de nationaliteitswetgeving te onderbouwen met een samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat en de gemeenschappen. In dit samenwerkingsakkoord dienen de volgende aspecten te worden geregeld :
de wederzijdse verbintenissen van de gemeenschappen en de Federale Staat met betrekking tot de organisatie van het onthaal- en integratiebeleid. In dit beleid dient bijzondere aandacht te gaan naar een aangepast taalonderricht voor vreemdelingen;
de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de diensten namens de gemeenschappen een verklaring van integratiebereidheid voor de belanghebbende kunnen afleveren en de inhoudelijke elementen waarover de verklaring handelt. Deze elementen dienen in de wet te worden bepaald;
en de erkenningsvoorwaarden voor deze diensten die namens de gemeenschappen deze attesten afleveren. Deze voorwaarden dienen in de wet te worden bepaald.
Artikel 1quater
Dit artikel wijzigt afdeling I en II van Hoofdstuk III van het Wetboek van de Belgische nationaliteit.
Het strekt ertoe de procedures van verkrijging van de Belgische nationaliteit door nationaliteitsverklaring en door nationaliteitskeuze grondig te hervormen.
De eerste paragraaf van het nieuwe artikel 12bis bepaalt dat de procedure tot verkrijging van de Belgische nationaliteit door nationaliteitsverklaring voortaan openstaat voor iedere vreemdeling die op het tijdstip van de verklaring de volle leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, in ons land geboren is en er sedert zijn geboorte zijn hoofdverblijf heeft, steeds wettelijk in ons land verbleven heeft en verblijft, gemachtigd of toegelaten werd tot een verblijf van onbepaalde duur in het Rijk, of gemachtigd werd om er zich te vestigen, en geen bedreiging vormt voor de veiligheid van de samenleving en evenmin blijk geeft van vijandigheid tegenover de samenleving.
De tweede paragraaf van het nieuwe artikel 12bis bepaalt dat de procedure tot verkrijging van de Belgische nationaliteit door nationaliteitskeuze voortaan openstaat voor iedere vreemdeling die het op het tijdstip van de verklaring de volle leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, vijf jaar zijn hoofdverblijf in ons land heeft, steeds wettelijk in ons land verbleven heeft en verblijft, gemachtigd of toegelaten werd tot een verblijf van onbepaalde duur in het Rijk of gemachtigd werd om er zich te vestigen, geen bedreiging vormt voor de veiligheid van de samenleving en evenmin blijk geeft van vijandigheid tegenover de samenleving en bereid is zich te integreren in onze samenleving. Dit bereidheid moet blijken uit een voldoende kennis van één van de landstalen of uit de inspanningen om deze te leren. De integratiebereidheid wordt, zoals bepaald in het tweede lid van deze paragraaf, als bewezen beschouwd indien de betrokkene sedert lang in ons land verblijft. Voorgesteld wordt om deze duur te bepalen op ten minste vijftien jaar. Redelijkerwijze kan men ervan uitgaan dat vreemdelingen die gedurende die tijd in ons land wonen één van de landstalen voldoende machtig zijn.
Het eerste lid van de derde paragraaf van het nieuwe artikel 12bis bepaalt dat de nationaliteitsverklaring en verklaring van nationaliteitskeuze wordt afgelegd voor de ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats waar de belanghebbende zijn hoofdverblijfplaats heeft of voor de op te richten Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging.
Het tweede lid van deze paragraaf stipuleert dat de Koning op voordracht van de minister van Justitie en van Binnenlandse Zaken de akten en stavingsstukken bepaalt die bij de verklaring van nationaliteitsverklaring of -keuze moeten worden voorgelegd om te bewijzen dat voldaan is aan de voorwaarden inzake leeftijd en verblijf.
Het tweede lid van de derde paragraaf bepaalt dat verblijf in het buitenland kan gelijkgesteld worden met een verblijf in België, wanneer de belanghebbende bewijst een werkelijke band met België te hebben bewaard. De Koning kan, op voordracht van de minister van Justitie en van Binnenlandse Zaken, de aard van deze band met België, nader bepalen zodat een uniforme toepassing hiervan mogelijk wordt gemaakt.
De vierde paragraaf van het nieuwe artikel 12bis bepaalt in het eerste lid dat het openbaar ministerie, de Dienst Veiligheid van de Staat en de Dienst Vreemdelingenzaken op verzoek van de op te richten Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging (zie artikel 21bis e.v.) onderzoeken of de aanvrager al dan niet een bedreiging vormt voor de samenleving of blijk geeft van vijandigheid tegenover de samenleving. Terzake is het parket van de woonplaats van de betrokkene bevoegd, tenzij de nationale commissie anders beslist.
Het tweede lid van deze paragraaf bepaalt dat het openbaar ministerie en de Dienst Veiligheid van de Staat vanaf de kennisname van het verzoek tot advies over twee maanden beschikken om hun advies uit te brengen. Bij gebreke aan een reactie binnen deze termijn, wordt het advies geacht gunstig te zijn. Indien de adviserende instanties niet in staat zijn om een behoorlijk advies uit te brengen binnen de twee maanden, kunnen zij dit schriftelijk melden aan de Nationale Commissie. Deze melding schorst de adviestermijn voor maximum twee maanden. De adviestermijn kan slechts tweemaal geschorst worden.
De vijfde paragraaf van het nieuwe artikel 12bis bepaalt dat de aanvrager zijn integratiebereidheid dient te bewijzen door een verklaring voor te leggen van een door de Koning erkende dienst van de gemeenschappen waaruit blijkt dat de aanvrager een voldoende kennis bezit van één van de landstalen of voldoende inspanningen doet om deze te leren.
De Koning bepaalt, op voordracht van de minister van Justitie en de minister van Binnenlandse Zaken, waaraan een dienst moet voldoen om erkend te worden en te blijven voor het afleveren van de bovenvermelde attesten en bepaalt de gegevens waarover in het desbetreffende document moet worden geattesteerd.
Diegene die namens een dienst een attest ondertekend is persoonlijk aansprakelijk voor de juistheid van de inhoud van het attest. De persoon die een valse verklaring aflevert, wordt gestraft overeenkomstig artikel 1995 van het Strafwetboek dat de straffen bepaalt voor ambtenaren die bij het opmaken van akten het wezen of de omstandigheden ervan vervalst.
Artikel 1quinquies
Krachtens het nieuwe artikel 19 komt voor de naturalisatieprocedure in aanmerking de vreemdeling die voldoet aan de voorwaarden inzake de nationaliteitskeuze maar niet beschikt over een verblijfsvergunning van onbepaalde duur en die uitzonderlijke omstandigheden kan inroepen die wijzen op de duurzame gehechtheid van de verzoeker aan de Belgische samenleving, of in geval verzoeker een bijzondere betekenis heeft voor de Belgische samenleving. In het eerste lid van het nieuwe artikel 19 worden deze voorwaarden bepaald. In het tweede lid wordt bepaald dat verblijf in het buitenland met verblijf in België kan worden gelijkgesteld wanneer de belanghebbende bewijst een werkelijke band met België te hebben bewaard. De Koning kan deze band nader bepalen.
In de tweede paragraaf wordt bepaald dat het verzoek tot naturalisatie op twee wijzen kan gedaan worden : het kan gericht worden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand of aan de Nationale commissie voor de nationaliteitsverkrijging.
In de derde paragraaf wordt aan de Kamer van volksvertegenwoordigers de mogelijkheid geboden om de uitzonderlijke omstandigheden waarvan sprake in de eerste paragraaf te verduidelijken in algemene richtlijnen, die in het Belgisch Staatsblad worden gepubliceerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de bijzondere situatie waarin de belanghebbende zich bevindt en met het belang dat België kan hebben bij een eventuele verlening van de nationaliteit.
Zoals bepaald in de vierde paragraaf is het de Kamer van volksvertegenwoordigers die beslist over het verlenen van de nationaliteit en in haar reglement bepaald op welke wijze ze dit doet. Nadat de akte van naturalisatie door de Kamer is aangenomen wordt ze bekrachtigd door de Koning en voordracht van de minister van Justitie in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd.
Artikel 1sexies
Krachtens dit artikel wordt in hoofdstuk III van het Wetboek van Belgische nationaliteit een afdeling VI ingevoegd die de bevoegdheid, de samenstelling, de opdracht, en de werkwijze van de op te richten Nationale Commissie voor de nationaliteitsverklaring omschrijft.
Overeenkomstig de eerste paragraaf van het nieuwe artikel 21bis is deze commissie een bestuursorgaan met een beslissingsbevoegdheid in het geval van de nationaliteitsverklaring en -keuze, en een adviserende bevoegdheid ten overstaan van de Kamer van volksvertegenwoordigers in het geval van een verzoek om naturalisatie.
De tweede paragraaf en de derde paragraaf van het nieuwe artikel 21bis handelen over de samenstelling van de nationale commissie. Deze commissie bestaat uit ten hoogste zeven kamers, waaronder minstens twee Nederlandstalige, twee Franstalige en twee tweetalige kamers en wordt bijgestaan door een secretariaat. Elke kamer is samengesteld uit vijf leden :
twee leden aangewezen onder de gewezen leden, rechters, raadsleden, staatsraden of auditeurs van de rechterlijke macht of van de administratieve rechtsmacht.
twee leden aangewezen onder de advocaten die meer dan tien jaar ingeschreven staan op het tableau van de Orde van advocaten of de personen die belast zijn of geweest zijn het recht te onderwijzen aan een Belgische universiteit of een universiteit gelegen in de Europese Unie.
één afgevaardigde van een erkende niet-gouvernementele organisatie actief in het domein van de migratie, de mensenrechten of de internationale samenwerking.
De vierde paragraaf van het nieuwe artikel 21bis stipuleert dat de wijze van aanstelling van de leden van de Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging wordt bepaald bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit. Tevens worden in een koninklijk besluit de procedure- en werkingsregels, evenals de onderzoeksmiddelen waarover de commissie beschikt, vastgelegd.
Conform de vijfde paragraaf van het nieuwe artikel 21bis worden de algemene voorzitter, de ondervoorzitter, de kamervoorzitters en de andere leden van de Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging op voordracht van de minister van Justitie en van Binnenlandse Zaken benoemd bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit. Hun mandaat duurt vier jaar en is vernieuwbaar.
In het nieuwe artikel 21ter wordt de procedure beschreven volgens dewelke de Nationale Commissie voor de nationaliteitsverklaring, de verklaring van nationaliteitskeuze behandelt en hierover een beslissing neemt en volgens dewelke de commissie een advies verleent aan de Kamer van volksvertegenwoordigers in geval van een verzoek tot naturalisatie.
In de eerste paragraaf van het nieuwe artikel 21ter wordt bepaald dat een afschrift van de nationaliteitsverklaring, de verklaring van nationaliteitskeuze, en van het verzoek tot naturalisatie door de bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand onverwijld wordt doorgestuurd naar de Natinale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging.
De tweede paragraaf bepaalt dat de Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging de nationaliteitsverklaring, de verklaring van nationaliteitskeuze en het verzoek tot naturalisatie voor een omstandig advies overzendt naar het parket van de rechtbank van eerste aanleg van het rechtsgebied waarin de aanvrager zijn hoofdverblijfplaats heeft, de dienst Vreemdelingenzaken en de dienst Veiligheid van de Staat. De nationale commissie kan wanneer ze dit nodig acht bijkomende inlichtingen opvragen bij de procureur des Konings.
De procureur des Konings, de dienst Vreemdelingzaken en de dienst Veiligheid van de Staat brengen onder de voorwaarden en op de wijze bepaald in artikel 12bis, § 4, hun advies uit aan de Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging.
De derde paragraaf van het nieuwe artikel 21ter bepaalt dat de Nationale Commissie voor de nationaliteitsverklaring de belanghebbende hoort en de vermelde adviezen onderzoekt waarna ze beslist over de verkrijging van de nationaliteit.
Deze beslissing wordt door middel van een ter post aangetekende brief aan de belanghebbende ter kennis gebracht. Indien de nationaliteit wordt toegekend, wordt deze beslissing door de Nationale Commissie voor de nationaliteitsverklaring bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Deze beslissing heeft uitwerking te rekenen van de dag van die bekendmaking.
De adviezen van het openbaar ministerie, de Dienst Veiligheid van de Staat en de dienst Vreemdelingenzaken kunnen door de belanghebbende ingekeken worden, behoudens wanneer de Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging van oordeel is dat het verlenen van inzage een gevaar betekent voor de veiligheid van de samenleving of voor bepaalde personen of een opsporings- of gerechtelijk onderzoek kan beïnvloeden.
Wanneer de belanghebbende niet voldoet aan de voorwaarden voor de verklaring van nationaliteitskeuze verzendt de Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging op zijn verzoek de verklaring van nationaliteitskeuze met haar advies naar de Kamer van volksvertegenwoordigers. De overzending aan de Kamer van volksvertegenwoordigers geldt als een verzoek tot naturalisatie.
Op grond van de vierde paragraaf wordt door de Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging het verzoek tot naturalisatie behandeld en beslist als een nationaliteitsverklaring of verklaring van nationaliteitskeuze wanneer de betrokkene voldoet aan de grondvoorwaarden voor deze procedures.
De overige naturalisatieverzoeken worden binnen een termijn van ten hoogste drie maanden door de Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging met een omstandig gemotiveerd advies overgemaakt aan de Kamer van volksvertegenwoordigers die hierover beslist op de wijze bepaald in haar reglement.
In paragraaf 5 van het nieuwe artikel 21ter wordt bepaald dat binnen de 30 dagen na de ontvangst van de negatieve beslissing van de Nationale Commissie voor de verkrijging van de nationaliteit in het geval van een nationaliteitsverklaring of een verklaring van nationaliteitskeuze de belanghebbende bij een ter post aangetekende brief de Nationale Commissie kan verzoeken zijn dossier over te zenden aan de rechtbank van eerste aanleg. De rechtbank van eerste aanleg doet uitspraak over de gegrondheid van de beslissing.
Artikel 1septies
Dit artikel introduceert nieuwe bepalingen voor het vervallen verklaren van de Belgische nationaliteit. Thans blijkt het bijzonder moeilijk, zoniet onmogelijk te zijn om op basis van artikel 23 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit Belgen van hun nationaliteit vervallen te verklaren indien zij de nationaliteit op frauduleuze wijze (valse documenten, ...) hebben verkregen of indien er ernstige aanwijzingen bestaan dat ze zich niet of onvoldoende integreren. Het voorgestelde artikel houdt geen schending in van het gelijkheidsbeginsel aangezien de vreemdelingen de Belgische nationaliteit hebben verkregen door nationaliteitskeuze, nationaliteitsverklaring of door naturalisatie een handeling hebben gesteld waarbij hun wil tot integratie wordt verondersteld aanwezig te zijn. Aan dit artikel worden ook een aantal wijzigingen in de gerechtelijke procedure bij een vervallenverklaring gekoppeld. De vordering tot vervallenverklaring wordt volgens dit artikel ingesteld voor de rechtbank van eerste aanleg.
Erika THIJS. Mia DE SCHAMPHELAERE. Sabine de BETHUNE. Hugo VANDENBERGHE. |
Art. 2bis (nieuw)
Een artikel 2bis (nieuw) invoegen, luidende :
« Art. 2bis. De onderdanen van een lidstaat van de Europese Unie en de personen die langer dan vijf jaar in België verblijven, worden uiterlijk tegen 1 april van het jaar waarin de gemeenteraadsverkiezingen en de provincieraadsverkiezingen plaatsvinden, in kennis gesteld van de inschrijving op de kieslijsten.
Zij kunnen zich evenwel binnen een termijn van drie maanden na deze kennisgeving, laten schrappen uit de kieslijsten. De inschrijving en, in voorkomend geval, de schrapping zijn onherroepelijk. »
Verantwoording
Uit de bespreking is gebleken dat het opleggen van de stemplicht aan niet-Belgen slechts mogelijk is nadat de betrokkenen hun wil met betrekking tot het al dan niet uitoefenen van het stemrecht hebben laten blijken. Het amendement komt aan deze bedenking tegemoet. Zij worden immers in kennis gesteld van de inschrijving op de kieslijsten, waarna zij over een termijn van drie maanden beschikken om zich te laten schrappen. Eens die keuze gemaakt, is ze definitief. Wie zich niet laat schrappen uit de kieslijst binnen de gestelde termijn, is dan ook onderworpen aan de stemplicht.
Fatma PEHLIVAN. |
Art. 2
Het voorgestelde artikel 1 wijzigen als volgt :
A) In het 1º van § 1 tussen de woorden « ten minste vijf jaar » en de woorden « in Belgie » invoegen de woorden « legaal en ononderbroken ».
B) Deze bepaling aanvullen met een nieuw lid, luidende :
« Van de niet-Europese onderdanen komen echter niet in aanmerking als kiezers :
personen met een tijdelijke bescherming;
asielzoekers;
personen die hier verblijven voor een studie of een beroepsopleiding;
seizoensarbeiders, gedetacheerde werknemers van een dienstverlener in het kader van grensoverschrijdende dienstverlening, of verleners van grensoverschrijdende diensten. »
Verantwoording
« Ten minste vijf jaar in België verblijven » is een erg vaag begrip dat de deur openzet voor tal van misbruiken. Het is immers logisch dat personen « die zich in België willen vestigen » het actief en het passief kiesrecht krijgen. Dit amendement bevat dan ook een lijst met uitsluitingen als voorgesteld in het voorstel van richtlijn van de Raad betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen. Zo zal bijvoorbeeld een buitenlandse student niet van plan zijn zich voor altijd in België te vestigen maar zal hij hier verblijven zolang hij aan de studie is. Het is dus logisch dat hij niet deelneemt aan het Belgische politieke leven.
Deze wens om zich definitief in België te vestigen moet worden beschouwd als het bewijs dat een persoon zich werkelijk wil integreren in het maatschappelijke en politieke leven van ons land.
(Subamendement op amendement nr. 3 van de heer Lozie.)
Art. 2
Het voorgestelde artikel 1bis wijzigen als volgt :
A) Het 2º van § 1 vervangen als volgt :
« 2º de niet-Europese onderdanen die legaal en ononderbroken in België verblijven sedert ten minste vijf jaar, met uitzondering van de inwoners bedoeld in het laatste lid van artikel 1, § 1, 1º. »
B) Het eerste lid van § 2 van artikel 1bis van de gemeentekieswet aanvullen met een 3º, luidende :
« 3º voor niet-Europese onderdanen, de expliciete vermelding van de volgende verklaring, bevestigd met hun handtekening : « ik verklaar de Grondwet, de wetten van het Belgische volk en het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden te zullen naleven ».
Verantwoording
Een verantwoord integratiebeleid moet van de betrokken personen een duidelijk bewijs vragen van de wil om zich te integreren. Van een persoon die aan de verkiezing wil deelnemen, mag dus een persoonlijk en vrijwillig engagement worden gevraagd in de maatschappij waarin hij leeft. Deze persoon verklaart plechtig de Grondwet en de wetten van het Belgische volk na te leven, die onze democratische waarden en de eerbiediging van de mensenrechten vertolken. Pas dan is er sprake van voldoende integratiewil.
Het verschil tussen een Europeaan en een andere buitenlander is de toetreding van zijn land tot een Europees project. De verdragen die dit project nader bepalen, bevestigen een aantal waarden die dat land onderschrijft.
Art. 7bis (nieuw)
Een artikel 7bis (nieuw) invoegen, luidende :
«Art. 7bis. In artikel 15, § 1, eerste lid, van de nieuwe gemeentewet van 27 juni 1988, gewijzigd bij de wet van 27 januari 1999, wordt de eerste volzin vervangen als volgt :
« De schepenen worden door de Raad verkozen onder de gemeenteraadsleden met Belgische nationaliteit tot op de dag die voorafgaat aan de tweede zondag van oktober van het jaar 2006, en onder de gemeenteraadsleden met Belgische nationaliteit en de gemeenteraadsleden die onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie tot op de dag die voorafgaat aan de tweede zondag van oktober van het jaar 2012. »
Verantwoording
De wet van 27 januari 1999 verleent Europese onderdanen het actief en het passief kiesrecht in België. De overgangsbepalingen (artikel 16 van de wet van 27 januari 1999) van deze wet stellen echter het recht voor deze Europese onderdanen om een ambt binnen het schepencollege te bekleden uit tot oktober 2006. Bij de bespreking van de wet van 27 januari 1999 is men ervan uitgegaan dat deze Europese verkozenen zich eerst vertrouwd moesten kunnen maken met de uitoefening van een mandaat voordat zij uitvoerende ambten kunnen bekleden binnen onze gemeenten (parlementaire werkzaamheden over wetsontwerp, stuk Kamer nr. 1767, zitting 1998-1999).
Om dezelfde redenen is het raadzaam de uitoefening van diezelfde uitvoerende ambten door verkozenen van buiten de Europese Unie uit te stellen.
Philippe MONFILS. Christine CORNET d'ELZIUS. |
(Subamendement op amendement nr. 3 van de heer Lozie.)
Art. 2
In het voorgestelde artikel 1, § 1, 1º, het woord « ononderbroken » invoegen tussen de woorden « vijf jaar » en de woorden « in België ».
Verantwoording
De Raad van State geeft zelf aan bij haar onderzoek van dit artikel dat de wetgever de periode van vijf jaar als bedoeld in het voorgestelde artikel 1, § 1, 1º, in de tekst zou moeten verduidelijken, waarbij deze verwijst naar een ononderbroken periode.
(Subamendement op amendement nr. 3 van de heer Lozie.)
Art. 2
Dit artikel aanvullen met een 3º, luidende :
« 3º Dit artikel aanvullen met een vierde lid (nieuw), luidende :
« Niet kiesgerechtigd zijn zij die geen onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie zijn en, als door andere Staten uitgezonden leden van diplomatieke of consulaire vertegenwoordigingen, in België werkzaam zijn, alsmede hun echtgenoten of levensgezellen, indien zij geen onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie zijn, en kinderen, voorzover dezen met hen een gemeenschappelijk huishouding voeren. »
Art. 8
Dit artikel aanvullen met een 3º, luidende :
« 3º Dit artikel aanvullen met een 10º (nieuw), luidende :
« 10º zij die geen onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie zijn en, als door andere Staten uitgezonden leden van diplomatieke of consulaire vertegenwoordigingen, in België werkzaam zijn, alsmede hun echtgenoten of levensgezellen, indien zij geen onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie zijn, en kinderen, voorzover dezen met hen een gemeenschappelijke huishouding voeren. »
Verantwoording
Het zou niet juist zijn zij die geen onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie zijn en, als door andere Staten uitgezonden leden van diplomatieke of consulaire vertegenwoordigingen, in België werkzaam zijn en hun verwanten het actief en het passief gemeentelijk stemrecht te verlenen, aangezien zij slechts de belangen van hun eigen Staat horen te behartigen. In Nederland heeft men een gelijkaardige regeling getroffen in 1985.
Art. 9bis (nieuw)
Een artikel 9bis (nieuw) invoegen, luidende :
« Art. 9bis. Artikel 1, § 1, van de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provincieraadsverkiezingen, opgeheven bij de wet van 26 april 1929 en opnieuw opgenomen bij de gewone wet van 16 juli 1993, wordt aangevuld als volgt :
« 5º Niet kiesgerechtigd zijn zij die geen onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie zijn en, als door andere Staten uitgezonden leden van diplomatieke of consulaire vertegenwoordigingen, in België werkzaam zijn, alsmede hun echtegenoten of levensgezellen, indien zij geen onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie zijn, en kinderen, voorzover deze met hen een gemeenschappelijke huishouding voeren. »
Art. 9bis (nieuw)
Een artikel 9bis (nieuw) invoegen, luidende :
« Art. 9bis. Artikel 4 van de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provincieraadsverkiezingen, opgeheven bij de wet van 26 april 1929 en opnieuw opgenomen bij de gewone wet van 16 juli 1993, wordt vervangen als volgt :
« Art. 4. De stemming is vrij en geheim. Zij vindt plaats in de gemeente waar de kiezer op de kiezerslijst is ingeschreven. »
Art. 9ter (nieuw)
Een artikel 9ter (nieuw) invoegen, luidende :
« Art. 9ter. Artikel 23, tweede lid, van de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provincieraadsverkiezingen, opgeheven bij de wet van 26 april 1929 en opnieuw opgenomen bij de gewone wet van 16 juli 1993, wordt aangevuld als volgt :
« 4º Niet kiesgerechtigd zijn zij die geen onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie zijn en, als door andere staten uitgezonden leden van diplomatieke of consulaire vertegenwoordigingen, in België werkzaam zijn, alsmede hun echtgenoten of levensgezellen, indien zij geen onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie zijn, en kinderen, voorzover dezen met hen een gemeenschappelijke huishouding voeren. »
Verantwoording
Wij verwijzen naar onze verantwoording van gelijkaardig amendement betreffende de gemeenteraadsverkiezingen.
Art. 9quater (nieuw)
Een artikel 9quater (nieuw) invoegen, luidende :
« Art. 9quater. In artikel 38 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 26 april 1929, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1º in het eerste lid worden de woorden « en VI (Sanctie op de stemplicht) » geschrapt;
2º het tweede lid wordt opgeheven ».
Art. 3bis (nieuw)
Een artikel 3bis (nieuw) invoegen, luidende :
« Art. 3bis. Artikel 2 van de gemeentekieswet, gecoördineerd op 4 augustus 1932, gewijzigd bij de gewone wet van 16 juli 1993, wordt vervangen volgt :
« Art. 2. De stemming is vrij en geheim. Zij vindt plaats in de gemeente waar de kiezer op de kiezerslijst is ingeschreven. »
Art. 3ter (nieuw)
Een artikel 3ter (nieuw) invoegen, luidende :
« Art. 3ter. In het opschrift van titel IV van dezelfde wet, woorden de woorden « stemplicht en » geschrapt. »
Art. 6bis (nieuw)
Een artikel 6bis (nieuw) invoegen, luidende :
« Art. 6bis. Artikel 62 van dezelfde wet wordt opgeheven. »
Verantwoording
Krachtens het vierde lid van artikel 8 van de Grondwet kan het stemrecht bedoeld in het derde lid van dat artikel worden uitgebreid tot de in België verblijvende niet-Europese onderdanen. Het stemrecht waaraan in het derde lid wordt gerefereerd is het stemrecht dat aan de burgers van de Europese Unie die niet de Belgische nationaliteit hebben moet worden verleend overeenkomstig de internationale en supranationale verplichtingen van België.
Dit amendement wil het stemrecht invoeren voor alle kiezers. Zo bekomt men een harmonieuze eenvormige regeling voor alle kiezers voor de gemeente en provincieraden.
De diepe vertrouwenscrisis van de jongste jaren vraagt tevens om grondige en fundamentele hervormingen. Alleen een nieuwe politieke cultuur en een doorgedreven democratisering en modernisering van ons politiek bestel kunnen het vertrouwen in de instellingen van ons land herstellen. Daarom moet de opkomstplicht bij de provincie- en gemeenteraadsverkiezingen zo vlug mogelijk worden afgeschaft.
In een vrij kiessysteem wordt het kiesrecht als een maatschappelijke plicht beschouwd en zullen zij die van dit grondrecht gebruik willen maken een doelbewustere keuze maken. De vervanging van de stemplicht door het stemrecht impliceert uiteraard dat de sancties op de niet-naleving van de stemplicht worden opgeheven.
Art. 7bis (nieuw)
Een artikel 7bis (nieuw) invoegen, luidende :
Art. 7bis. In de gemeentekieswet van 4 augustus 1932 wordt een artikel 68ter ingevoegd, luidende :
« Art. 68ter. § 1. Personen zoals bedoeld in artikel 1bis, § 1, 2º, die de functie van gemeenteraadslid, schepen of burgemeester waarnemen moeten voor het uitoefenen van hun ambt kennis hebben van de taal, die nodig is om het bedoelde mandaat uit te oefenen, van het taalgebied waarin de gemeente gelegen is.
§ 2. Door het feit van hun verkiezing of benoeming bestaat het vermoeden dat de in § 1 bedoelde mandatarissen de in die paragraaf bedoelde taalkennis bezitten.
Dat vermoeden is onweerlegbaar ten aanzien van elke voor het uitgeoefende mandaat rechtstreeks door de bevolking verkozen mandatarissen.
Ten aanzien van andere mandatarissen kan dat vermoeden worden weerlegd op verzoek van een gemeenteraadslid. Daartoe moet de verzoeker het bewijs leveren van ernstige aanwijzingen die dat vermoeden kunnen weerleggen en afgeleid uit een rechterlijke beslissing, de bekentenis van de mandataris of de uitoefening van zijn ambt als individuele bestuursoverheid.
§ 3. Het in paragraaf 2 bedoelde verzoek wordt bij verzoekschrift ingediend bij de afdeling administratie van de Raad van State binnen een termijn van zes maanden te rekenen vanaf de dag van de eedaflegging als burgemeester of als niet rechtstreeks gekozen schepen.
§ 4. De Raad van State doet uitspraak, met voorrang boven alle zaken.
Een in Ministerraad ovelegd koninklijk besluit regelt de rechtspleging voor de Raad van State.
§ 5. Indien de Raad van State ten aanzien van een burgemeester beslist dat het vermoeden van taalkennis is weerlegd, wordt de benoeming vernietigd. Tot de algehele vernieuwing van de raad, kan de betrokkene niet opnieuw tot burgemeester worden benoemd.
§ 6. De miskenning van de bepalingen van § 5 door diegenen ten aanzien van wie het vermoeden van taalkennis is weerlegd, is een grove nalatigheid in de zin van artikel 56 van de gemeentewet. »
Verantwoording
Aangezien de nationaliteitsvereiste komt te vervallen voor het bekomen van het lokaal en provinciaal stemrecht rijst de vraag of andere criteria kunnen aangewend worden.
Uit de hoorzittingen is gebleken, met name uit de uiteenzetting van de heer Gumus, dat een verkozene des volks die de streektaal niet kent onmogelijk zijn job ten volle kan vervullen.
Taalkennis is een belangrijk kenmerk en teken van integratie en dient zeker bij het passieve stemrecht in rekening te worden genomen.
Ook in het Europees Parlement gingen naar aanleiding van de bespreking van de richtlijn van het statuut van langdurig niet-ingezetenen stemmen op om de kennis van de streektaal als belangrijkste element van integratie te duiden.
In het amendement wordt geopteerd voor de taalregeling die geldt voor raadsleden van de faciliteitengemeenten.
Art. 4bis (nieuw)
Een artikel 4bis (nieuw) invoegen, luidende :
« Art. 4bis. A. In de artikelen 13, 15, § 2, en 17 van de nieuwe gemeentewet, gewijzigd bij de wetten van 21 maart 1991, 16 juli 1993, 11 juli 1994 en 27 januari 1999 wordt het woord « Belgische » weggelaten.
B. In de artikelen 14, 15, § 2, en 18 van dezelfde wet worden de woorden « van Belgische nationaliteit » weggelaten. »
Verantwoording
Indien men echt politieke participatie nastreeft van niet-Europese onderdanen is het volstrekt onlogisch een onderscheid te maken tussen het lidmaatschap van een raad en de uitoefening van een uitvoerend mandaat. Anders oordelen zou betekenen dat men een niet-Europeaan als minderwaardig beschouwd ten aanzien van het mandaat van schepen of burgemeester.
Krachtens het amendement nr. 7 van de heer Tobback en mevrouw Pehlivan zou het stemrecht ook worden toegekend aan niet-Europeanen. Aangezien in de provincie geen bepalingen staan betreffende nationaliteit in hoofde van de gouverneur (zie artikel 4 van de provinciewet) en de leden van de bestendige deputatie (zie artikel 3 van de provinciewet) past het eveneens om de nationaliteitsvereiste in hoofde van uitvoerende gemeentelijke mandaten op te heffen.
Een bijkomend argument is dat krachtens artikel 7 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende het OCMW men enkel gemeenteraadskiezer dient te zijn om een werkend lid te zijn van een raad voor maatschappelijk welzijn. Bijgevolg zal een niet-Europeaan kunnen worden verkozen tot voorzitter van een OCMW. Deze functie komt de facto overeen met een schepenmandaat en wordt navenant geremunereerd.
Art. 9bis (nieuw)
Art. 9bis. In de provinciewet wordt een artikel 5ter ingevoegd, luidende :
« Art. 5ter. § 1. Personen zoals bedoeld in artikel 1bis, § 1, 2º, die de functie van provincieeraadslid, lid van de bestendige deputatie of gouverneur waarnemen moeten voor het uitoefenen van hun ambt kennis hebben van de taal, die nodig is om het bedoelde mandaat uit te oefenen, van het taalgebied waarin de provincie gelegen is.
§ 2. Door het feit van hun verkiezing of benoeming bestaat het vermoeden dat de in § 1 bedoelde mandatarissen de in die paragraaf bedoelde taalkennis bezitten.
Dat vermoeden is onweerlegbaar ten aanzien van elke voor het uitgeoefende mandaat rechtstreeks door de bevolking verkozen mandatarissen.
Ten aanzien van andere mandatarissen kan dat vermoeden worden weerlegd op verzoek van een provincieraadslid. Daartoe moet de verzoeker het bewijs leveren van ernstige aanwijzingen die dat vermoeden kunnen weerleggen en afgeleid uit een rechterlijke beslissing, de bekentenis van de mandataris of de uitoefening van zijn ambt als individuele bestuursoverheid.
§ 3. Het in paragraaf 2 bedoelde verzoek wordt bij verzoekschrift ingediend bij de afdeling administratie van de Raad van State binnen een termijn van zes maanden te rekenen vanaf de dag van de eedaflegging als gouverneur of als niet rechtstreeks gekozen lid van de bestendige deputatie.
§ 4. De Raad van State doet uitspraak, met voorrang boven alle zaken.
Een in Ministerraad ovelegd koninklijk besluit regelt de rechtspleging voor de Raad van State.
§ 5. Indien de Raad van State ten aanzien van een gouverneur beslist dat het vermoeden van taalkennis is weerlegd, wordt de benoeming vernietigd. Tot de algehele vernieuwing van de raad, kan de betrokkene niet opnieuw tot gouverneur worden benoemd.
§ 6. De miskenning van de bepalingen van § 5 door diegenen ten aanzien van wie het vermoeden van taalkennis is weerlegd, is een grove nalatigheid. »
Verantwoording
Wij verwijzen naar onze toelichting betreffende de vereiste van talenkennis voor de uivoerende mandaten bij de gemeente.
Wel zien wij een bijkomend argument in artikel 5bis van de provinciewet, waar de ratio legis voor heet opleggen van de vereiste van talenkennis gelijkaardig is voor de niet-Europeanen die een uitvoerend mandaat bekleden binnen de provincie.
Vincent VAN QUICKENBORNE. Patrik VANKRUNKELSVEN. |
(Subamendement op amendement nr. 80 van de heer Monfils en mevrouw Cornet d'Elzius)
Art. 2
Het voorgestelde punt B van dit artikel aanvullen als volgt :
« personen met een onzekere status. »
Verantwoording
De Europese richtlijn betreffende de status van langdurig ingezetenen (com 127 definitief) stelt een zeer ruime werkingssfeer vast met een exhaustieve lijst van de uitgesloten categorieën (zie amendement nr. 80). Momenteel staan personen met een onzekere status niet op deze lijst. Nochtans moeten zij op de lijst van de uitgesloten categorieën staan. Dergelijke personen, die nog geen toestemming hebben gekregen voor een verblijf van onbeperkte duur, hebben ook niet de wens om zich definitief in België te vestigen.
Philippe MONFILS. |
(Subamendement op amendement nr. 3)
Art. 2
In het 2º de woorden « in België verblijven » vervangen door « ononderbroken ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters van een Belgische gemeente ».
Verantwoording
Om het begrip « verblijf » in België duidelijk te definieren stellen we voor het feit van ingeschreven te zijn in de bevolkingsregisters van een gemeente (dat kunnen er verschillende zijn) als criterium te nemen.
Patrik VANKRUNKELSVEN. |
(Subamendement op amendement nr. 3 van de heer Lozie)
Art. 3
Het voorgestelde artikel 1bis wijzigen als volgt :
A. In het 1º van § 1 tussen de woorden « ten minste vijf jaar » en de woorden « in België » de woorden « legaal en ononderbroken » invoegen;
B. Deze bepaling aanvullen met een nieuw lid, luidende :
« Van de niet-Europese onderdanen komen echter niet in aanmerking als kiezers :
personen met een onzekere status;
personen met een tijdelijke bescherming;
asielzoekers;
personen die hier verblijven voor een studie of een beroepsopleiding;
seizoenarbeiders, gedetacheerde werknemers van een dienstverlener in het kader van grensoverschrijdende dienstverlening, of verleners van grensoverschrijdende diensten. »
Verantwoording
« Ten minste vijf jaar in België verblijven » is een erg vaag begrip dat de deur openzet voor tal van misbruiken. Het is immers logisch dat personen « die zich in België willen vestigen » het actief en het passief kiesrecht krijgen. Dit amendement bevat dan ook een lijst met uitsluitingen als voorgesteld in het voorstel van richtlijnen van de Europese Raad betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen. Zo zal bijvoorbeeld een buitenlandse student niet van plan zijn zich voor altijd in België te vestigen maar zal hij hier verblijven zolang hij aan de studie is. Het is dus logisch dat hij niet deelneemt aan het Belgische politieke leven.
Deze wens om zich definitief in België te vestigen moet worden beschouwd als het bewijs dat een persoon zich werkelijk wil integreren in het maatschappelijke en politieke leven van ons land.
Philippe MONFILS. Christine CORNET D'ELZIUS. |
(1) Wet van 1 maart 2000, Belgisch Staatsblad van 6 april 2000. Op 5 april werd deze wet ook gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad, maar de publicatie van 6 april vernietigt deze tekst volledig.
(2) Wetsvoorstel tot eerste correctie van het Wetboek van de Belgische nationaliteit teneinde de veiligheidsrisico's in de procedures tot verwerving van de Belgische nationaliteit te beperken, 9 april 2001, Kamer van volksvertegenwoordigers, 2000-2001, stuk Kamer, nr. 1189/001.