2-869/2

2-869/2

Belgische Senaat

ZITTING 2001-2002

16 OKTOBER 2001


Voorstel van resolutie over de ministeriële conferentie van de Wereldhandelsorganisatie in Doha


AMENDEMENTEN


Nr. 1 VAN MEVROUW NAGY C.S.

De tekst van het voorstel vervangen als volgt :

« De Senaat,

A. Gelet op de teksten en voorstellen van resoluties aangenomen door nationale en internationale instanties (standpunt van de Belgische regering van 7 oktober 1999 betreffende de derde ministeriële vergadering van de WTO in Seattle; het besluit van de Raad van de Europese Unie dat het onderhandelingsmandaat van de Unie voor de derde ministerconferentie van de WTO vastlegt; resolutie 2-93 betreffende de Millennium Round, ingediend bij de Senaat op 1 oktober 1999; resolutie 50/0188 betreffende de Millennium Round, ingediend bij de Kamer van volksvertegenwoordigers op 21 oktober 1999; resolutie 50/112 betreffende het opstarten van onderhandelingen binnen de Wereldhandelsorganisatie, door de Kamer van volksvertegenwoordigers aangenomen op 25 november 1999);

B. Overwegende dat de inzet en de doelstellingen van een ministeriële conferentie van de WTO duidelijk moeten worden omschreven en begrepen, alsook dat iedereen zich erin moet kunnen vinden;

C. Overwegende dat het voornemen om een nieuwe onderhandelingsronde te houden, tijdens de conferentie van Seattle op het verzet van de ontwikkelingslanden is gestuit, alsook dat het toen door die landen en door het maatschappelijk middenveld geuite verzet nog steeds voortleeft;

D. Overwegende dat de door de Europese Unie verdedigde idee om een nieuwe onderhandelingsronde te houden, niet door alle WTO-lidstaten werd onderschreven en er mee de oorzaak van is dat de derde ministeriële conferentie in Seattle is mislukt;

E. Overwegende dat het verzet van de ontwikkelingslanden met name is ingegeven door problemen met de uitvoering van de verplichtingen aangegaan tijdens de Uruguay Round bij de ondertekening van de Akkoorden van Marrakech om, op termijn, voornoemde akkoorden op economisch, sociaal en milieuvlak te evalueren en zo nodig te herzien;

F. Overwegende dat de werkzaamheden van de Algemene Raad van de WTO slechts gedeeltelijk bijgedragen hebben tot het wegwerken van deze problemen;

G. Overwegende dat bij gebrek aan een efficiënte regulering, de geliberaliseerde markt op wereldniveau de burgerlijke en politieke rechten miskent, alsook de economische, sociale en culturele rechten, het milieu, de ethiek en de bescherming van de consumenten;

H. Overwegende dat alle leden van de WTO zich tijdens de eerste ministerconferentie van de WTO in Singapore verbonden hebben om de fundamentele normen van de IAO na te leven, en dat het sindsdien onmogelijk is gebleken een akkoord te bereiken over de te nemen maatregelen ter naleving van deze verbintenis;

I. Overwegende dat het verzet van de ontwikkelingslanden tegelijkertijd is ingegeven door de thema's waarover onderhandeld zou worden en door de wijze waarop de WTO de zaken aanpakt, zowel op het vlak van de besluitvormingsprocedure (het systematisch houden van informeel overleg), als op het vlak van het orgaan voor de regeling van geschillen dat door zijn gebrek aan onafhankelijkheid, door zijn ondoorzichtigheid en door het soort strafmaatregelen in het nadeel speelt van de minder ontwikkelde landen;

J. Overwegende dat de WTO een instelling is die een feitelijk democratisch deficit vertoont, onder meer omdat haar werking berust op machtsverhoudingen en niet op voorschriften die gelijkelijk op alle lidstaten van toepassing zijn;

K. Overwegende dat de Conferentie van de Verenigde Naties over de minst ontwikkelde landen, die in Brussel van 13 tot 20 mei 2001 plaatsvond, opnieuw duidelijk gemaakt heeft dat de globalisering niet noodzakelijk positieve gevolgen heeft voor de ontwikkeling van de armste landen en dat meer en meer mensen belanden in onaanvaardbare armoede;

L. Overwegende bijgevolg dat het sein voor een nieuwe ronde van multilaterale handelsonderhandelingen slechts kan worden gegeven op voorwaarde dat de agenda in de eerste plaats in het teken staat van een humanere mondialisering;

M. Overwegende dat onderhandelingen over de agenda gelijktijdig met de onderhandelingen over de vierde ministeriële conferentie worden gevoerd;

N. Overwegende dat deze conferentie kan worden uitgesteld in het licht van de internationale context en van de aanslepende onenigheid tussen de lidstaten van de WTO over de agenda van een eventuele nieuwe onderhandelingsronde,

Dringt erop aan dat alle huidige (landbouw, intellectuele eigendomsrechten en diensten) of toekomstige besprekingen binnen de WTO worden gevoerd met respect voor de relevante bepalingen van het internationale recht in de verschillende domeinen waarin het algemeen belang en de grondrechten prioritair zijn, en in het bijzonder de verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie en de internationale milieuverdragen;

Is bezorgd over de keuze van Qatar als plaats waar de ministeriële conferentie van november 2001 zal worden georganiseerd, en met name over de waarborgen dat het maatschappelijk middenveld er deel aan kan hebben en zich er mag uitspreken;

Verzoekt de regering :

1) de engagementen nader te bepalen die zij op 15 december 2000 meegedeeld heeft in haar prioriteitennota voor het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie, door ervoor te zorgen dat België pas deelneemt aan een nieuwe onderhandelingsronde indien deze erop gericht is :

­ rekening te houden met de specifieke belangen van de ontwikkelingslanden, door aan de landen met een zwakke industriële structuur dank zij een flexibele vorm van vrijhandel de mogelijkheid te geven hun ontluikende industrie te beschermen,

­ de wanverhoudingen ten nadele van de ontwikkelingslanden die de vorige WTO-akkoorden tot stand hebben gebracht, te blijven rechtzetten;

­ bij een nieuwe liberalisering van de wereldhandel evaluaties van de effecten op sociaal vlak en op het milieu in te bouwen,

­ de regels inzake handeldrijven af te stemmen op de milieu-eisen opdat onder meer de multilaterale milieu-overeenkomsten zwaarder doorwegen dan die regels en het voorzorgsbeginsel in de oprichtingsovereenkomst van de WTO komt te staan,

­ bij te dragen tot de naleving van de fundamentele sociale rechten zoals bepaald in de basisverdragen van de IAO (verbod op dwangarbeid en kinderarbeid, vakbondsvrijheid en collectieve onderhandelingen, non-discriminatie),

­ duidelijk te stellen dat de regels van de WTO niet verhinderen dat er labels komen die een sociaal verantwoorde productie promoten,

­ meer inspanningen te leveren om de samenwerking tussen het secretariaat van de IAO en de WTO op een formele wijze te regelen,

­ de diensten die een universele erkenning van de gelijkheid tussen de mensen inhouden, zoals de gezondheidszorg, het onderwijs en de tewerkstellingssector, buiten het toepassingsgebied van de GATS te plaatsen,

­ het behoud te waarborgen van de bijna-uitzonderingsregel die geldt voor cultuur in het kader van de algehele liberalisering van de handel in goederen en diensten,

­ ervoor te zorgen dat een multifunctionele en duurzame landbouw behouden en bevorderd wordt door handelsreglementen uit te vaardigen die overeenstemmen met de doelstellingen van de duurzame ontwikkeling, de milieubescherming, de voedselveiligheid, de bestrijding van de armoede en de plattelandsontwikkeling,

­ de TRIPS-akkoorden te herzien teneinde het nodige evenwicht te bereiken tussen het recht op leven en op gezondheid enerzijds en de intellectuele eigendomsrechten anderzijds en de regels van de WTO in overeenstemming te brengen met de Internationale Conventie over de biodiversiteit.

2) onafhankelijk van welke nieuwe onderhandelingsronde ook inzake handel, de hervorming van de WTO op de agenda te plaatsen zowel wat de besluitvormingsprocedure als wat de geschillenregeling betreft;

3) te vragen dat voor elke beslissing om een nieuwe onderhandelingsronde te openen, een beslissing wordt genomen die eerst alle knelpunten in verband met de toepassing van de bestaande akkoorden wegneemt en die, naar aanleiding daarvan, die akkoorden zo nodig herziet;

4) geen blanco cheque te geven voor een eventuele nieuwe « Round » die zou zijn gebaseerd op de verklaring van Punta del Este en erop toe te zien dat elke ministeriële verklaring in verband met een nieuwe « Round » een precieze omschrijving bevat van de onderhandelingsaangelegenheden, met uitsluiting van elke andere aangelegenheid, alsook overwegingen van algemeen belang, met name betreffende de mensenrechten in de ruime zin van het woord;

5) een nieuwe commerciële onderhandelingsronde afhankelijk te maken van de democratisering van de WTO. In dat verband moet ervoor worden gezorgd dat alle lidstaten beschikken over een gelijke toegang tot informatie en over gelijke kansen om aan de onderhandelingen deel te nemen, dat de nationale en regionale parlementen ruimer worden betrokken bij de onderhandelingen en dat het maatschappelijk middenveld wordt betrokken bij het bepalen van het standpunt dat de regering eventueel zal verdedigen;

6) de democratisering van de WTO op te nemen in een ruimere hervorming van het internationale multilaterale stelsel teneinde de samenhang in het beheer van de openbare wereldorganisaties te versterken en het concept van een goed beheer op wereldniveau te bevorderen;

7) deel te nemen aan de onontbeerlijke reflectie over de aanpassing van de parlementaire controle op de internationale instellingen. »

Marie NAGY.
Jean CORNIL.
Marie-José LALOY.
Michiel MAERTENS.

Nr. 2 VAN DE HEREN MONFILS ET ROELANTS du VIVIER

Punt 1, negende gedachtestreepje, van het dispositief aanvullen als volgt :

« en het principe van de technologische neutraliteit van de elektronische handel te benadrukken aangezien dit distributiemiddel de aard van de goederen of diensten die zo worden verzonden niet wijzigt ».

Verantwoording

De weigering om de audiovisuele sector te liberaliseren, met andere woorden het behoud van de huidige situatie, moet alle media betreffen ongeacht de verspreidingswijze.

Philippe MONFILS.
François ROELANTS du VIVIER.