5-1774/2 | 5-1774/2 |
27 NOVEMBER 2012
Nr. 1 VAN MEVROUW DEFRAIGNE EN DE HEER COURTOIS
Art. 61
Het voorgestelde artikel 496/3 wijzigen als volgt :
1º in het tweede lid tussen de woorden « een private stichting » en « die zich uitsluitend inzet » de woorden « of een stichting van openbaar nut » invoegen.
2º in de tweede zin van het derde lid tussen de woorden « een private stichting » en « die zich uitsluitend inzet » de woorden « of een stichting van openbaar nut » invoegen.
Verantwoording
De stichtingen van openbaar nut die zich uitsluitend inzetten voor het welzijn van gehandicapten, leveren, net als private stichtingen met hetzelfde doel, werk dat niet mag worden vergeten in de nieuwe wetgeving betreffende de bescherming van personen.
De indieners van het amendement menen dat die stichtingen van openbaar nut ook moeten kunnen worden aangewezen als bewindvoerder over de te beschermen persoon en diens goederen.
Nr. 2 VAN MEVROUW DEFRAIGNE EN DE HEER COURTOIS
Art. 64
In het voorgestelde artikel 496/6, 2e, tussen de woorden « de private stichting » en « die zich uitsluitend inzet » de woorden « of de stichting van openbaar nut » invoegen.
Verantwoording
Zie amendement nr. 1.
Nr. 3 VAN MEVROUW DEFRAIGNE EN DE HEER COURTOIS
Art. 118
In het voorgestelde artikel 502, § 2, 2e, na de woorden « de private stichting » de woorden « of de stichting van openbaar nut » toevoegen.
Verantwoording
Zie amendement nr. 1.
Nr. 4 VAN MEVROUW DEFRAIGNE EN DE HEER COURTOIS
Art. 177
In het voorgestelde artikel 1240, derde lid, 2e, tussen de woorden « de private stichting » en « die zich uitsluitend inzet » de woorden « of de stichting van openbaar nut » invoegen.
Verantwoording
Zie amendement nr. 1.
Christine DEFRAIGNE. | |
Alain COURTOIS. |
Nr. 5 VAN DE HEER DELPÉRÉE
Art. 125
In het voorgestelde artikel 905, tussen het het derde en het vierde lid, een lid invoegen luidende :
« In afwijking van het derde lid kan de vrederechter toestaan dat een internationaal testament wordt opgesteld wanneer aan de in artikel 972 bedoelde vormvereisten voor het testament bij openbare akte niet kan worden voldaan wegens de lichamelijke ongeschiktheid van de beschermde persoon. »
Verantwoording
Om het principe van discretie te behouden zonder te raken aan dat van de bescherming van de persoon en van de wettigheid, heeft men in het wetsvoorstel de verplichting opgenomen om het door de beschermde persoon gewenste testament op te stellen in authentieke vorm. Dit stelt de notaris in staat om advies te verlenen en, op grond van de algemene machtiging van de vrederechter, niet enkel het vrijwillige karakter van de akte, maar ook de wettigheid van de inhoud ervan te garanderen.
Het is gebleken dat mensen konden worden uitgesloten van deze mogelijkheid om een authentiek testament te maken, bijvoorbeeld wegens hun lichamelijke ongeschiktheid om hun wil te dicteren aan de optredende notaris (wat het geval is bij stommen), of zelfs wegens hun lichamelijke ongeschiktheid om te luisteren naar de voorlezing door de notaris (ook al lijkt de rechtsleer in het geval van doven een zekere soepelheid te hanteren, waarbij er wordt geoordeeld dat de voorlezing die wordt opgelegd in artikel 972 van het Burgerlijk Wetboek ook door de erflater zelf kan worden verricht door kennis te nemen van het testament).
Aangezien de wet de erflater verplicht zijn wil te dicteren bij een authentiek testament, kan de vrederechter bij wijze van afwijking toestaan dat een internationaal testament wordt opgesteld. Deze vorm stelt de notaris in staat zijn adviezen te verlenen, ook al zijn die niet verplicht in tegenstelling tot het testament bij openbare akte. De erflater bezorgt een testament in een enveloppe aan de notaris, die een verklaring van ontvangst van het testament zal opstellen. Op het moment van deze ontvangst kan de notaris de beschermde persoon eventueel adviseren indien die voordien nog geen raadgevingen heeft gekregen.
Nr. 6 VAN DE HEER DELPÉRÉE
Art. 206/1
Een hoofdstuk 15/1 invoegen met als opschrift « Wijziging van de wet van 7 mei 2004 inzake experimenten op de menselijke persoon » dat een artikel 206/1 bevat, luidende :
« In artikel 8 van de wet van 7 mei 2004 inzake experimenten op de menselijke persoon, gewijzigd bij de wet van 19 december 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1º de woorden « een meerderjarige die niet in staat is zelf zijn geïnformeerde toestemming te geven » worden vervangen door de woorden « een meerderjarige persoon die wordt beschermd krachtens artikel 492/1 van het Burgerlijk Wetboek »;
2º in het 10º, worden de woorden « de wettelijke vertegenwoordiger » vervangen door de woorden « de bewindvoerder » en de woorden « de meerderjarige die onbekwaam is zijn wil te uiten » worden vervangen door de woorden « de beschermde meerderjarige persoon »
3º in het tweede lid worden de woorden « een meerderjarige die niet in staat is zelf zijn geïnformeerde toestemming te geven voor deelname aan een experiment » vervangen door de woorden « een meerderjarige persoon die wordt beschermd krachtens artikel 492/1 van het Burgerlijk Wetboek » en worden de woorden « de wettelijke vertegenwoordiger » vervangen door de woorden « de bewindvoerder »
4º het 1º, vijfde lid, wordt opgeheven
5º in het 2º worden de woorden « de deelnemende meerderjarige, die niet in staat is zijn toestemming te geven » vervangen door de woorden « de deelnemende meerderjarige persoon die wordt beschermd krachtens artikel 492/1 van het Burgerlijk Wetboek »
Verantwoording
Artikel 8 van de wet inzake experimenten op de menselijke persoon beoogt meerderjarigen die niet in staat zijn om hun toestemming te geven.
Men moet het aan de nieuwe regelgeving aanpassen om de personen te beogen die worden beschermd krachtens artikel 492/1 en van wie de vrederechter in zijn beschikking nader heeft bepaald dat zij geen toestemming kunnen geven voor deelname aan een experiment op de menselijke persoon.
Men dient niet langer de bevoegde personen nader te bepalen wegens een statuut van verlengde minderjarigheid en enkel de bewindvoerder kan deze toestemming geven indien de voorwaarden vervuld zijn.
Francis DELPÉRÉE. |
Nr. 7 VAN DE HEER TORFS C.S.
Art. 43
In het voorgestelde artikel 492/2, derde lid, de woorden « In afwijking van het tweede lid kan de vrederechter ten aanzien van een in artikel 488/2 bedoelde persoon » vervangen door de woorden « Ten aanzien van een in artikel 488/2 bedoelde persoon kan de vrederechter »
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan een opmerking uit de nota van de Dienst Wetsevaluatie (p. 2), waarbij een tekstverduidelijking wordt voorgesteld.
Nr. 8 VAN DE HEER TORFS C.S.
Art. 45
In het voorgestelde artikel 492/4 de volgende wijzigingen aanbrengen :
1º in het tweede lid, in de Franse tekst, de woorden « le prononcé l'ordonnance » vervangen door de woorden « le prononcé de l'ordonnance »;
2º in het derde lid de woorden « of door het verstrijken van de duur waarvoor hij is genomen » vervangen door de woorden « , door het verstrijken van de duur waarvoor hij is genomen of ingeval van toekenning van de definitieve invrijheidstelling aan de geïnterneerde. Het openbaar ministerie geeft de vrederechter kennis van de definitieve invrijheidstelling van de geïnterneerde. »
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan opmerkingen uit de nota van de Dienst Wetsevaluatie.
De wet van 21 april 2007, die op 1 januari 2013 in werking zal treden, wijzigt het bestaande artikel 488bis, D) van het Burgerlijk Wetboek.
Door deze wijziging eindigt de opdracht van de voorlopige bewindvoerder van rechtswege ingeval van toekenning van de definitieve invrijheidstelling aan de geïnterneerde.
Artikel 27 van het wetsontwerp heft artikel 488bis, D) van het Burgerlijk Wetboek op. Dit amendement heeft de bedoeling de wetswijziging uit de wet van 21 april 2007 in te voegen in het nieuwe artikel 492/4, derde lid van het Burgerlijk Wetboek, waarin de wijzen beschreven worden waarop de rechterlijke beschermingsmaatregel van rechtswege eindigt.
Net zoals in artikel 488bis, D) van het Burgerlijk Wetboek wordt voorzien, wordt bepaald dat het openbaar ministerie de vrederechter in kennis stelt van de definitieve invrijheidstelling van de geïnterneerde.
Nr. 9 VAN DE HEER TORFS C.S.
Art. 46
In het voorgestelde artikel 492/5, tweede lid, de woorden « Ingeval uit het in artikel 1241 van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde medische getuigschrift » vervangen door de woorden « Ingeval uit de in artikel 1241 van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde geneeskundige verklaring » en de woorden « artikel 492/1, § 3, eerste lid » vervangen door de woorden « artikel 492/1, § 3 ».
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan opmerkingen uit de nota van de Dienst Wetsevaluatie.
De terminologie in het voorgestelde tweede lid van artikel 492/5 wordt aangepast aan deze die gebruikt wordt in artikel 1241 van het Gerechtelijk Wetboek (zoals gewijzigd door artikel 178 van het wetsontwerp).
Een tweede wijziging betreft een tekstcorrectie. Voorgesteld artikel 492/1, § 3 telt slechts één lid.
Nr.10 VAN DE HEER TORFS C.S.
Art. 48
In het voorgestelde artikel 493, de volgende wijzigingen aanbrengen :
1º in § 2, tweede lid, het woord « Onverminderd » vervangen door de woorden « Onder voorbehoud van »;
2º in § 3, eerste lid, in de derde zin, het woord « rechter » vervangen door het woord « vrederechter »;
3º in de Nederlandse tekst de vermelding « § 4 » invoegen voorafgaand aan de woorden « Dit artikel is van toepassing ».
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan opmerkingen uit de nota van de Dienst Wetsevaluatie.
De verschillende wijzigingen betreffen tekstverduidelijkingen of -verbeteringen.
Nr. 11 VAN DE HEER TORFS C.S.
Art. 61
In het voorgestelde artikel 496/3, de volgende wijzigingen aanbrengen :
1º in het eerste lid de woorden « , zodra hij kennis heeft van het ontstaan van het bewind, » weglaten;
2º in het eerste, tweede en derde lid de woorden « de beschermde persoon » telkens vervangen door de woorden « de te beschermen persoon ».
3º in het tweede lid de woorden « of één van beide ouders » invoegen tussen de woorden « de ouders, » en de woorden « de echtgenoot, »;
4º in het derde lid, in de tweede zin, de woorden « of één van beide ouders » invoegen tussen de woorden « de ouders, » en de woorden « de echtgenoot, », en in de Nederlandse tekst, de woorden « de dagelijkse zorg, van de te beschermen persoon » vervangen door de woorden « de dagelijkse zorg van de te beschermen persoon » en de woorden « of 490/1 » doen vervallen.
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan opmerkingen uit de nota van de Dienst Wetsevaluatie.
1º In de Nederlandse tekst van artikel 496/3, eerste lid, kiest de vrederechter een bewindvoerder « zodra hij kennis heeft van het ontstaan van het bewind ». In de Franse tekst kiest hij een bewindvoerder « dès l'ouverture de l'administration ». Daar is dus geen sprake van kennis van het ontstaan. De indiener van dit amendement is van oordeel dat de zinsnede in kwestie weinig meerwaarde biedt en zelfs tot verwarring kan leiden in het geval dat er sprake is van de vervanging van de bewindvoerder. Daarom wordt voorgesteld deze zin weg te laten.
2º Omdat het in dit artikel het strikt genomen telkens om « de te beschermen persoon » moet gaan en zowel in dit artikel het begrip « de beschermde persoon » en « de te beschermen persoon » door elkaar gebruikt worden, wordt gekozen om in dit artikel de term « de te beschermen persoon » te gebruiken.
3º en 4º Uit de tekst van het tweede en derde lid blijkt onvoldoende of de vrederechter ook slechts één van beide ouders kan kiezen als bewindvoerder.
Bij de aanduiding van een bewindvoerder gaat de voorkeur uit naar beide ouders. Omdat het evenwel in bepaalde omstandigheden aangewezen is om slechts één ouder aan te stellen, wordt voorzien dat « ... bij voorkeur de ouders of één van beide ouders ... » worden gekozen als bewindvoerder.
4º In de tweede zin van het derde lid wordt verwezen naar de lasthebber bedoeld in artikel 490 of 490/1. De verwijzing naar artikel 490/1 is overbodig en wordt weggelaten.
Nr. 12 VAN DE HEER TORFS C.S.
Art. 62
In §§ 1 en 2 van het voorgestelde artikel 496/4, de woorden « de beschermde persoon » vervangen door de woorden « de te beschermen persoon ».
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan een opmerking uit de nota van de Dienst Wetsevaluatie bij artikel 61 van het wetsontwerp.
In de gevallen bedoeld in artikel 62 van het ontwerp dient de bewindvoerder nog worden aangewezen door de vrederechter. Strikt genomen gaat het dus om « de te beschermen persoon ».
Nr. 13 VAN DE HEER TORFS C.S.
Art. 73
In het voorgesteld artikel 497/5, de volgende wijzigingen aanbrengen :
1º Het vijfde lid verplaatsen en invoegen tussen het eerste en het tweede lid, dat het derde lid wordt.
2º In het derde lid, dat het vierde lid wordt, het woord « Hij » vervangen door de woorden « De vrederechter ».
3º In het zesde lid, de woorden « buiten de in het eerste, tweede en derde lid vermelde bezoldigingen » vervangen door de woorden « buiten de in het eerste, derde en vierde lid vermelde bezoldigingen of vergoedingen ».
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan opmerkingen uit de nota van de Dienst Wetsevaluatie.
1º In de nota van de Dienst Wetsevaluatie wordt aangegeven dat luidens het vijfde lid de vrederechter « bij een met bijzondere redenen omklede beslissing » kan weigeren de bewindvoerder een bezoldiging toe te kennen of beslissen een lagere bezoldiging toe te kennen. De dienst stelt zich de vraag of deze bepaling wel een meerwaarde heeft, daar in het eerste lid bepaald wordt dat de bezoldiging van de bewindvoerder niet hoger mag zijn dan drie procent van de inkomsten van de beschermde persoon, wat inhoudt dat zij lager kan zijn of zelfs onbestaande.
De indieners van dit amendement zijn van oordeel dat dit lid toch enig belang kan hebben, onder andere voor het geval dat na verschillende jaren bewind, de vrederechter ernstige tekortkomingen merkt bij de uitoefening van de opdracht van de bewindvoerder. Omdat dit lid echter betrekking heeft op het verminderen of weigeren van de bezoldiging bedoeld in het eerste lid, wordt voorgesteld het vijfde lid te verplaatsen en deze bepaling in te brengen tussen het eerste en tweede lid.
2º In het derde lid wordt verduidelijkt dat het de vrederechter is die een vergoeding kan toekennen aan de bewindvoerder voor buitengewone ambtsverrichtingen.
3º Dit betreft een technische aanpassing van het zesde lid.
Nr. 14 VAN DE HEER TORFS C.S.
Art. 80
In het voorgestelde artikel 498/2, vierde lid, de woorden « een loon » vervangen door de woorden « de bezoldiging bedoeld in artikel 497/5, eerste lid, ».
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan een opmerking uit de nota van de Dienst Wetsevaluatie.
Het amendement verduidelijkt dat de aansprakelijkheid van de bewindvoerder minder streng zal worden beoordeeld ten aanzien van deze die zijn opdracht om niet op zich neemt, dan ten aanzien van deze die er een bezoldiging voor toegekend krijgt door de vrederechter.
Nr. 15 VAN DE HEER TORFS C.S.
Art. 81
In het voorgestelde artikel 498/3 de volgende wijzigingen aanbrengen :
1º in § 2, derde lid, de woorden « over de goederen » invoegen tussen de woorden « verscheidene bewindvoerders » en de woorden « heeft aangesteld » en de woorden « het in het eerste en tweede lid bedoelde verslag » vervangen door de woorden « dit schriftelijk verslag »;
2º in de Nederlandse tekst van § 3, eerste lid, tweede zin, de tweede vermelding van de woorden « in de toekomst » doen vervallen.
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan opmerkingen uit de nota van de Dienst Wetsevaluatie.
Dit amendement heeft als doel de tekst van artikel 498/3 enerzijds te verduidelijken en anderzijds te verbeteren.
Nr. 16 VAN DE HEER TORFS C.S.
Art. 91
In het voorgestelde artikel 499/7 van het Burgerlijk Wetboek, de volgende wijzigingen aanbrengen :
1º in § 1, eerste lid, 2º, de woorden « artikel 14, § 1 » vervangen door de woorden « artikel 14, § 2 »;
2º in § 1, derde lid, eerste zin, in de Franse tekst, het woord « au » doen vervallen en de woorden « die wet » vervangen door de woorden « de voornoemde wet van 22 augustus 2002 »;
3º in § 2, eerste lid, 11º, op het einde van de eerste zin, de woorden « over de goederen » invoegen;
4º in § 2, eerste lid, het 12º aanvulen met de woorden « onverminderd artikel 499/9 »;
5º in § 3, tweede zin, in de Nederlandse tekst, de woorden « bij hem » invoegen tussen de woorden « over de goederen » en de woorden « aanhangig wordt gemaakt ».
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan opmerkingen uit de nota van de Dienst Wetsevaluatie.
1º Dit amendement heeft als doel de verwijzing in artikel 499/7 naar het gewijzigde artikel 14 van de wet van 22 augustus 2002 te corrigeren (cf. art. 205 van het wetsontwerp).
4º Omdat de vrederechter enkel wegens volstrekte noodzakelijkheid de bewindvoerder kan machtigen souvenirs en persoonlijke voorwerpen te vervreemden, wordt toegevoegd dat de machtiging bedoeld in punt 12º enkel kan verleende worden ingeval de voorwaarden van artikel 499/9 voldaan zijn.
De wijzigingen in punten 2º, 3º en 5º betreffen tekstverbeteringen.
Nr. 17 VAN DE HEER TORFS C.S.
Art. 93
In het voorgestelde artikel 499/9, tweede lid, tweede zin, de woorden « door de vrederechter » invoegen tussen de woorden « moet daartoe » en de woorden « machtiging worden verleend ».
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan opmerkingen uit de nota van de Dienst Wetsevaluatie.
In artikel 499/9, tweede lid, wordt niet bepaald wie de machtiging moet verlenen. Dit amendement verduidelijkt dat deze machtiging door de vrederechter wordt verleend.
Nr. 18 VAN DE HEER TORFS C.S.
Art. 98
In het voorgestelde artikel 499/14, de volgende wijzigingen aanbrengen :
1º in de Nederlandse tekst van § 2, tweede lid, 1º, het woord « zijn » invoegen tussen de woorden « van de bewindvoerder of » en het woord « benaming »;
2º in § 2, vijfde lid, de woorden « en de rekening » doen vervallen.
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan opmerkingen uit de nota van de Dienst Wetsevaluatie.
1º Deze wijziging betreft een tekstcorrectie.
2º Gelet op het feit dat het verslag ook « de rekening » omvat, kunnen de woorden « en de rekening » in het vijfde lid van § 2 worden weggelaten : de goedkeuring van het verslag door de vrederechter houdt ook een goedkeuring van de rekeningen in.
Nr. 19 VAN DE HEER TORFS C.S.
Art. 101
In het voorgestelde artikel 499/17, de volgende wijzigingen aanbrengen :
1º in § 1, de woorden « artikel 499/14, § 2 » vervangen door de woorden « artikel 499/14, § 1 »;
2º paragraaf 2, eerste lid, vervangen door wat volgt :
« Indien de vrederechter de opdracht van de bewindvoerder over de goederen beëindigt bij een beschikking bedoeld in de artikelen 492/4, eerste lid of 496/7 of indien de rechterlijke beschermingsmaatregel van rechtswege eindigt overeenkomstig artikel 492/4, derde lid, geeft de vrederechter de bewindvoerder over de goederen de opdracht om, binnen de maand na de datum van de beëindiging van zijn opdracht vermeld in de beschikking, een eindverslag, opgesteld overeenkomstig artikel 499/14, § 2, alsook een inventaris van de roerende goederen, neer te leggen ter griffie. »;
3º in § 2, tussen het eerste en het tweede lid, dat het derde lid wordt, een lid invoegen, luidende :
« Ingeval overeenkomstig artikel 496/4, § 2, verscheidene bewindvoerders over de goederen werden aangesteld, de vrederechter de opdracht van één van hen beëindigt, bepaalt hij in zijn beschikking de wijze waarop het eindverslag bedoeld in het eerste lid dient te worden uitgebracht. »
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan opmerkingen uit de nota van de Dienst Wetsevaluatie.
1º Paragraaf 1 heeft betrekking op de beëindiging van de opdracht van de bewindvoerder over de persoon. Het eindverslag dient niet te worden opgemaakt overeenkomstig artikel 499/14, § 2 (dat betrekking heeft op het jaarlijkse schriftelijk verslag van de bewindvoerder over de goederen), maar wel overeenkomstig artikel 499/14, § 1, dat het verslag van de bewindvoerder over de persoon betreft.
2º Het eerste lid van § 2 bepaalt dat bij de beschikkingen bedoeld in artikel 492/4 en 496/7 de vrederechter aan de bewindvoerder de opdracht geeft om een eindverslag op te stellen, ook als de beschikking in artikel 492/4 geen beëindiging inhoudt van de rechterlijke beschermingsmaatregel, doch slechts een wijziging van de inhoud ervan. In dezelfde zin hoeft de vrederechter ingeval van een beschikking bedoeld in artikel 496/7 niet noodzakelijk de bewindvoerder te vervangen. Ook diens bevoegdheden kunnen gewijzigd worden. Het lijkt niet nuttig dat ook in deze gevallen een eindverslag moet worden opgesteld.
Het amendement verduidelijkt dat enkel ingeval van beëindiging van de opdracht van de bewindvoerder over de goederen, deze laatste een eindverslag moet opstellen.
3º De vraag rijst of er een eindverslag moet worden opgesteld ingeval er verscheidene bewindvoerders over de goederen werden aangesteld, waarvan er één wordt vervangen of zijn bevoegdheden moet neerleggen. Er wordt daarom een lid toegevoegd dat bepaalt dat de vrederechter in zijn beschikking aangeeft op welke wijze het eindverslag moet worden uitgebracht.
Nr. 20 VAN DE HEER TORFS C.S.
Art. 114
In het voorgestelde artikel 501, de volgende wijzigingen aanbrengen :
« 1º Het tweede, derde en vierde lid vervangen door wat volgt :
« De homologatie van de aanwijzing van de vertrouwenspersoon gebeurt door een schriftelijk of mondeling verzoek dat daartoe bij de aanvang of tijdens de duur van het bewind aan de vrederechter wordt gericht door de beschermde of de te beschermen persoon, door een derde in diens belang, dan wel door de procureur des Konings. De vrederechter vergewist zich vooraf van zijn aanvaarding en oordeelt bij een met bijzondere redenen omklede beschikking.
Indien de persoon die overeenkomstig de artikelen 496 en 496/1 is aangewezen de functie van vertrouwenspersoon aanvaardt, homologeert de vrederechter de aanwijzing, tenzij ernstige redenen met betrekking tot het belang van de beschermde persoon, die nauwkeurig zijn omschreven in de gronden van de beschikking, uitsluiten dat deze keuze wordt gevolgd.
Indien de beschermde persoon zelf geen vertrouwenspersoon heeft aangewezen, kan de vrederechter de mogelijkheid onderzoeken om alsnog de aanwijzing van een vertrouwenspersoon te homologeren overeenkomstig het tweede en derde lid, dan wel ambtshalve een vertrouwenspersoon aan te wijzen. »
2º De inleidende zin van het zesde lid vervangen door wat volgt :
« Als vertrouwenspersoon kunnen niet worden aangewezen : »
3º In de Nederlandse tekst, in het zesde lid, in het 2º, het woord « getroffen » vervangen door het woord « genomen ». »
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan opmerkingen uit de nota van de Dienst Wetsevaluatie.
1º De opbouw van het artikel is verwarrend, daarom wordt het vierde lid verplaatst en ingevoegd tussen het eerste en tweede lid.
In het tweede lid, dat het derde lid wordt, wordt de terminologie overgenomen die gehanteerd wordt in het voorgestelde artikel 496/2 van het Burgerlijk Wetboek.
In het derde lid, dat het vierde lid wordt, wordt de mogelijkheid ingeschreven voor de vrederechter om naast de aanwijzing van een vertrouwenspersoon te homologeren, ambtshalve een vertrouwenspersoon aan te wijzen, voor het geval dat er door de beschermde persoon geen vertrouwenspersoon werd aangewezen.
Punt 2 en punt 3 betreffen tekstverbeteringen.
Nr. 21 VAN DE HEER TORFS C.S.
Art. 39
Het voorgestelde artikel 491, c) vervangen door wat volgt :
« c) rechtshandelingen : handelingen die voor vertegenwoordiging vatbaar zijn en gesteld worden met het oog op het genereren van rechtsgevolgen; »
Verantwoording
Het is onjuist te stellen dat « rechtshandelingen » « materiële handelingen die voor vertegenwoordiging vatbaar zijn » zijn. Een rechtshandeling valt volledig te onderscheiden van een materiële handeling. Een rechtshandeling wordt gesteld met het oog om rechtsgevolgen te genereren.
Nr. 22 VAN DE HEER TORFS C.S.
Art. 42
In het voorgestelde artikel 492/1, § 1, derde lid, een punt 9/1º invoegen, luidend :
« 9/1º de aflegging van een verklaring van wettelijke samenwoning bedoeld in artikel 1476, § 1; »
Verantwoording
In de opsomming van de lijst met persoonlijke handelingen werd het afleggen van een verklaring van wettelijke samenwoning vergeten. Dit amendement voegt het afleggen van deze verklaring toe aan artikel 492/1, § 1, derde lid.
Nr. 23 VAN DE HEER TORFS C.S.
Art. 48
In het voorgestelde artikel 493, § 2, derde lid, de woorden « kan de nietigheid van die handelingen worden ingeroepen, overeenkomstig het tweede lid. » vervangen door de woorden « zijn deze handelingen rechtens nietig. »
Verantwoording
In artikel 493, § 2, laatste lid wordt verkeerdelijk gewezen naar het tweede lid (sanctie bij benadeling) : de vormvereisten bedoeld in het laatste lid zijn essentieel en beogen een (bijkomende) garantie te vormen dat de beschermde persoon op het tijdstip van het stellen van de gemachtigde rechtshandeling wilsbekwaam is.
Om die reden stelt de indiener van dit amendement voor om de nietigheidssanctie bij niet-naleving rechtens (eens gevorderd, moet ze uitgesproken worden) te bepalen. Bovendien is benadeling in zulke gevallen moeilijk aan te tonen.
Nr. 24 VAN DE HEER TORFS C.S.
Art. 141
Dit artikel vervangen door wat volgt :
« Art. 141. In artikel 2003 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 15 december 1949, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1º de woorden « de onbekwaamverklaring » worden opgeheven;
2º het artikel wordt aangevuld met wat volgt :
« Ingeval de lastgever komt te verkeren in een staat bedoeld in artikel 488/1 of 488/2 en de lastgeving niet voldoet aan de eisen gesteld in artikel 490 en 490/1, § 1. »
Verantwoording
In artikel 2003 BW moet ook bepaald worden wat het gevolg is van de lastgevingen die niet beantwoorden aan de eisen gesteld door artikel 490 en 490/1, § 1 van het Burgerlijk Wetboek ingeval de lastgever komt te verkeren in een staat bedoeld in artikel 488/1 of 488/2 van het Burgerlijk Wetboek. Deze lastgevingen eindigen logischerwijze van rechtswege. Daarom wordt een nieuw punt toegevoegd aan de opsomming in artikel 2003 van het Burgerlijk Wetboek.
Nr. 25 VAN DE HEER TORFS C.S.
Art. 176
Het voorgestelde artikel 1239, eerste lid, aanvullen met een 3º, luidende :
« 3º in de gevallen bedoeld in artikel 490/1, § 2 en 490/2, § 2, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek. »
Verantwoording
In artikel 1239 van het Gerechtelijk Wetboek wordt een punt 3º toegevoegd omdat de vrederechter ook ambtshalve een rechterlijke beschermingsmaatregel kan treffen ingeval bij hem een geschil omtrent het tijdstip voor de uitvoering (al dan niet wilsbekwaam lastgever = 490/1, § 2, van het Burgerlijk Wetboek) dan wel de uitvoering van de lastgeving zelf (= art. 490/2, § 2, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek) van de buitengerechtelijke bescherming voorligt.
Nr. 26 VAN DE HEER TORFS C.S.
Art. 118
In het voorgestelde artikel 502, § 2, de volgende wijzigingen aanbrengen :
1º Een 3/1º invoegen, luidende :
« 3/1º door het nemen van een buitengerechtelijke maatregel ten aanzien van de bewindvoerder »;
2º Het 5º vervangen door wat volgt :
« 5º ingeval de vrederechter ten aanzien van de beschermde persoon een buitengerechtelijke beschermingsmaatregel beveelt als bedoeld in de artikelen 490 of 490/1 en hierbij de opheffing van de rechterlijke beschermingsmaatregel ten aanzien van de beschermde persoon beveelt. ».
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan enkele opmerkingen uit de nota van de Dienst Wetsevaluatie.
1º Volgens het voorgestelde artikel 502, § 2, 3º, eindigt de opdracht van de bewindvoerder wanneer hij onder een rechterlijke beschermingsmaatregel wordt geplaatst, overeenkomstig artikel 492/1. Dit amendement bepaalt dat de opdracht van de bewindvoerder eindigt ingeval ten aanzien van hem een buitengerechtelijke beschermingsmaatregel werd genomen. Het voorgestelde artikel 496/6, 1º (artikel 64) bepaalt immers dat « personen ten aanzien van wie een rechterlijke of buitengerechtelijke maatregel werd getroffen » geen bewindvoerder mogen zijn.
2º Het voorgestelde artikel 502, § 2, 5º, doet de opdracht van de bewindvoerder eindigen ingeval de vrederechter een buitengerechtelijke beschermingsmaatregel beveelt als bedoeld in de artikelen 490 of 490/1.
Dit is niet volledig consistent met het voorgestelde artikel 490, § 2, derde lid (artikel 35). Volgens die bepaling is ten aanzien van de beschermde persoon een combinatie van een buitengerechtelijke maatregel met een rechterlijke beschermingsmaatregel wel mogelijk. De vrederechter kan immers, ten aanzien van een persoon op wie een buitengerechtelijke maatregel van toepassing is, een rechterlijke beschermingsmaatregel bevelen « die daarbovenop komt ». Het amendement verduidelijkt dat de vrederechter bij deze beslissing de rechterlijke beschermingsmaatregel moet opheffen, vooraleer de opdracht van de bewindvoerder een einde neemt.
Ten slotte wordt gepreciseerd dat het gaat om een rechterlijke of buitengerechtelijke beschermingsmaatregel ten aanzien van de beschermde persoon.
Nr. 27 VAN DE HEER TORFS C.S.
Hoofdstuk 7
Dit hoofdstuk dat de artikelen 150 en 151 bevat, doen vervallen.
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan een opmerking uit de nota van de Dienst Wetsevaluatie.
De correcte verwijzing naar de bedoelde wet is « de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten. »
Door de wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis wordt Hoofdstuk VIII van de wet van 9 april 1930, waar de artikelen 29 en 30 onderdeel van uitmaken opgeheven. Voorliggend wetsontwerp moet worden aangepast aan deze regeling.
Voorgesteld wordt om de wet van 21 april 2007 aan te passen, waardoor de artikelen 29 en 30 van de wet van 9 april 1930 ten laatste worden opgeheven op de datum van inwerkingtreding van dit wetsontwerp.
Nr. 28 VAN DE HEER TORFS C.S.
Art. 153
In dit artikel de woorden « de wet op de bescherming van de maatschappij » vervangen door de woorden « de wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis ».
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan een opmerking uit de nota van de Dienst Wetsevaluatie.
De wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten, wordt vrijwel volledig opgeheven bij artikel 153 van de wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis.
Voorgesteld wordt om de tekst van artikel 153 van dit wetsontwerp aan te passen aan deze wetswijziging en een overgangsbepaling toe te voegen voor de periode tussen de inwerkingtreding van deze wet en deze van de wet van 21 april 2007.
Nr. 29 VAN DE HEER TORFS C.S.
Art. 182
In het voorgestelde artikel 1245, vierde lid, in de Nederlandse tekst, de woorden « de te beschermen persoon » vervangen door de woorden « de beschermde persoon ».
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan een opmerking uit de nota van de Dienst Wetsevaluatie.
De Nederlandse tekst van het vierde lid wordt aangepast aan de Franse versie, die correct is.
Nr. 30 VAN DE HEER TORFS C.S.
Art. 183
In het voorgestelde artikel 1246, § 1, de woorden « Onverminderd de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek waarbij het aanhangig maken bij de rechter ambtshalve wordt opgelegd of toegestaan » vervangen door de woorden « Onverminderd de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek waarbij het ambtshalve aanhangig maken bij de rechter wordt opgelegd of toegestaan ».
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan een opmerking uit de nota van de Dienst Wetsevaluatie.
Het betreft een tekstverbetering.
Nr. 31 VAN DE HEER TORFS C.S.
Art. 187
In het voorgestelde artikel 1249/1 de volgende wijzigingen aanbrengen :
1º in de eerste zin, de woorden « Binnen dezelfde termijn van vijftien dagen » vervangen door de woorden « Binnen de termijn van vijftien dagen bedoeld in artikel 1249, tweede lid, »;
2º in de eerste zin, in de Nederlandse tekst het woord « betekend » vervangen door het woord « meegedeeld ».
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan opmerkingen uit de nota van de Dienst Wetsevaluatie.
Het betreft tekstverbeteringen en een aanpassing van de Nederlandse tekst aan de Franse tekst.
Nr. 32 VAN DE HEER TORFS C.S.
Art. 190
In het voorgestelde artikel 1250 de volgende wijzigingen aanbrengen :
1º in het eerste lid de woorden « 499/10, » invoegen tussen de woorden « 499/7, §§ 1 en 2, » en de woorden « 1397/1, derde lid »;
2º in de Franse tekst, in het tweede lid, in de eerste zin, de woorden « à protéger » vervangen door het woord « protégée »;
3º in het derde lid, in de tweede zin, vervangen door wat volgt :
« De gerechtsbrief neemt de tekst van dit artikel over. »
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan de opmerkingen uit de nota van de Dienst Wetsevaluatie.
1º In artikel 499/10 wordt verwezen naar de procedure bedoeld in artikel 1250 van het Gerechtelijk Wetboek. Daarom wordt de vermelding naar dit artikel geschrapt in het voorgestelde artikel 1252 van het Gerechtelijk Wetboek en ingevoegd in dit artikel.
2º De Franse tekst moet aangepast worden om in overeenstemming te zijn met de Nederlandse versie, die correct is.
3º Dit is een tekstverduidelijking, geïnspireerd op artikel 1644, derde lid van het Gerechtelijk Wetboek.
Nr. 33 VAN DE HEER TORFS C.S.
Art. 192
In het voorgestelde artikel 1252 de volgende wijzigingen aanbrengen :
1º in de Nederlandse tekst, in § 1, het woord « artikel » vervangen door de woorden « de artikelen »;
2º in § 1, de woorden « 499/10, 500/3, § 1, derde lid, en 500/3, § 2 » vervangen door de woorden « 500/3, § 1, derde lid en § 2 »;
3º in § 2, vierde lid, derde zin, het woord « mede » weglaten;
4º in de Franse tekst, in § 3 de eerste vermelding van het woord « peut » weglaten.
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan opmerkingen uit de nota van de Dienst Wetsevaluatie.
1º en 4º betreffen tekstcorrecties.
2º in voorgesteld artikel 499/10 van het Burgerlijk Wetboek (artikel 94) van het wetsontwerp wordt verwezen naar de procedure van artikel 1250 van het Gerechtelijk Wetboek. De indiener van dit amendement stelt voor de foutieve verwijzing naar artikel 499/10 van het Burgerlijk Wetboek in artikel 1252 van het Gerechtelijk Wetboek te schrappen.
3º In de nota wordt gewezen op een verschil tussen de Nederlandse en Franse tekst van § 2, vierde lid, derde zin. De indiener van dit amendement stelt voor om in de Nederlandse tekst het woord « mede » en in het Frans « notamment » te schrappen omdat dit geen juridische meerwaarde heeft. Het is de bedoeling dat het proces-verbaal van verzoening opgesteld door de vrederechter ondertekend wordt door de betrokken partijen.
Nr. 34 VAN DE HEER TORFS C.S.
Art. 194
In het voorgestelde artikel 1253, de volgende wijzigingen aanbrengen :
1º in de Nederlandse tekst, in het eerste lid, 4º, de woorden « in het kader » invoegen tussen het woord « alsook » en de woorden « van de eventuele beroepsprocedures »;
2º in het derde lid, het woord « beheer » vervangen door het woord « bewind ».
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan opmerkingen uit de nota van de Dienst Wetsevaluatie.
Beide wijzigingen betreffen tekstverbeteringen.
Nr. 35 VAN DE HEER TORFS C.S.
Art. 205
In het voorgestelde artikel 14 de volgende wijzigingen aanbrengen :
1º in § 1, derde lid, de woorden « verder « de door de patiënt benoemde vertegenwoordiger » genoemd » doen vervallen;
2º in § 3, tweede lid, de woorden « wordt verzocht op te treden » vervangen door de woorden « kan optreden »;
3º in § 3, derde lid, de woorden « wordt verzocht op te treden » vervangen door de woorden « kan optreden »;
4º § 3, derde lid, aanvullen met wat volgt :
« Dit is eveneens het geval bij conflict tussen twee of meer personen die krachtens § 2 of krachtens het eerste en het tweede lid kunnen optreden. »;
4º in § 3, het vierde lid doen vervallen;
5º in § 5, de woorden « §§ 1 en 2 » vervangen door de woorden « §§ 1, 2 en 3 ».
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan opmerkingen uit de nota van de Dienst Wetsevaluatie.
1º Luidens het voorgestelde artikel 14, § 1, derde lid, wordt de in het tweede lid bedoelde persoon verder « de door de patiënt benoemde vertegenwoordiger » genoemd. Die benaming komt verder in de wet echter niet meer voor. Daarom wordt het bedoelde zinsdeel geschrapt.
2º en 3º betreffen tekstverbeteringen.
4º Het vierde lid van het voorgestelde artikel 14, § 3 is onduidelijk. Daarom wordt voorgesteld dat bij conflict tussen twee of meer personen bedoeld in § 2 of in § 3, eerste en tweede lid, de belangen van de patiënt worden behartigd door de betrokken beroepsbeoefenaar, in voorkomend geval in multidisciplinair overleg.
5º Paragraaf 5 bepaalt dat het klachtrecht kan worden uitgeoefend door de personen bedoeld in §§ 1 en 2. Het is niet duidelijk waarom de personen bedoeld in § 3 het klachtrecht niet kunnen uitoefenen. Daarom wordt de derde paragraaf toegevoegd aan de personen die klachtrecht kunnen uitoefenen, indien deze door het koninklijk besluit, bedoeld in § 5 daartoe worden aangewezen.
Nr. 36 VAN DE HEER TORFS C.S.
Art. 205/1
Een artikel 205/1 invoegen, luidende :
« Art. 205/1. In artikel 15 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1º in § 1 wordt het woord « , 13 » weggelaten.
2º in § 2 worden de woorden « 13 en 14, § 2, » vervangen door de woorden « 14, § 2 of 3 ».
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan opmerkingen uit de nota van de Dienst Wetsevaluatie, bij artikelen 204 en 205 van het wetsontwerp.
Het opheffen van artikel 13 in de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt, brengt met zich dat de verwijzing naar voornoemd artikel in artikel 15, §§ 1 en 2 van dezelfde wet moet worden geschrapt.
Door de wijziging van artikel 14 van dezelfde wet moet artikel 15, § 2 worden aangepast. De vermelding naar « de in artikel 14, § 2 bedoelde persoon », moet « de in artikel 14, § 2 of 3 bedoelde persoon » worden.
Nr. 37 VAN DE HEER TORFS C.S.
Hoofdstuk 15 (nieuw)
Een hoofdstuk 15/1 invoegen, met als opschrift :
« Hoofdstuk 15/1. Wijziging van de wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis ».
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan een opmerking uit de nota van de Dienst Wetsevaluatie bij artikel 150 van het wetsontwerp.
Dit hoofdstuk wordt ingevoegd om voorliggend wetsontwerp in overeenstemming te brengen met de wet van 21 april 2007, waarbij de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten grotendeels wordt opgeheven, inclusief de artikelen 29 en 30 van diezelfde wet, die eveneens in dit wetsontwerp worden opgeheven.
Voorgesteld wordt om de inwerkingtredingsbepaling van de wet van 21 april 2007 aan te vullen met een nieuw lid waardoor de artikelen 29 en 30 van de wet van 9 april 1930 ten laatste worden opgeheven op de datum van de inwerkingtreding van dit wetsontwerp.
Nr. 38 VAN DE HEER TORFS C.S.
Art. 206/1 (nieuw)
Een artikel 206/1 invoegen, luidende :
« Art. 206/1. — Artikel 157 van de wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis, laatst gewijzigd bij de wet van 28 december 2011, wordt aangevuld met een lid, luidende :
« In afwijking van het vorige lid, worden de artikelen 29 en 30 van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten, ten laatste opgeheven op de datum van de inwerkingtreding bedoeld in artikel 214 van de wet van ... tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid. ». »
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan een opmerking uit de nota van de Dienst Wetsevaluatie bij artikel 150 van het wetsontwerp.
Voorgesteld wordt om de inwerkingtredingsbepaling van de wet van 21 april 2007 aan te vullen met een nieuw lid waardoor de artikelen 29 en 30 van de wet van 9 april 1930 ten laatste worden opgeheven op de datum van de inwerkingtreding van dit wetsontwerp.
Nr. 39 VAN DE HEER TORFS C.S.
Art. 209
In dit artikel de woorden « en reglementaire » doen vervallen.
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan een opmerking uit de nota van de Dienst Wetsevaluatie.
De Koning heeft geen wettelijke machtiging nodig om reglementaire bepalingen in overeenstemming te brengen met de bepalingen die door dit wetsontwerp worden ingevoerd.
Nr. 40 VAN DE HEER TORFS C.S.
Art. 213/1 (nieuw)
Een artikel 213/1 invoegen, luidende :
« Art. 213/1. — Tot de dag van de inwerkingtreding van de wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis, worden in artikel 598, 1º van het Gerechtelijk Wetboek de woorden « de wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis » gelezen als « de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten ».
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan een opmerking uit de nota van de Dienst Wetsevaluatie bij artikel 153 van het wetsontwerp.
De wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten wordt grotendeels opgeheven door de wet van 21 april 2007, die nog niet in werking getreden is. Deze overgangsbepaling voorziet dat artikel 598, 1º van het Gerechtelijk Wetboek, zoals gewijzigd in artikel 153 van dit wetsontwerp, tot de dag van de inwerkingtreding van de wet van 21 april 2007 de verwijzing naar de wet van 9 april 1930 voorziet.
Rik TORFS. | |
Yoeri VASTERSAVENDTS. | |
Fauzaya TALHAOUI. | |
Philippe MAHOUX. | |
Alain COURTOIS. |
Nr. 41 VAN DE HEER DELPÉRÉE
Art. 206
Dit artikel vervangen door wat :
« Art. 206. — In artikel 5 van de wet van 26 maart 2003 houdende regeling van de autopsie na het onverwachte en medisch onverklaarde overlijden van een kind van minder dan achttien maanden worden de woorden « vallen onder het statuut van verlengde minderjarigheid of onbekwaam verklaard zijn » vervangen door de woorden « overeenkomstig artikel 492/1, 9º, van het Burgerlijk Wetboek, uitdrukkelijk onbekwaam werden verklaard om het ouderlijk gezag over het kind uit te oefenen en overeenkomstig artikel 492/1, 17º, van hetzelfde Wetboek, uitdrukkelijk onbekwaam werden verklaard om hun recht op weigering of aanvaarding van de autopsie uit te oefenen » en worden de woorden « personen die in staat van verlengde minderjarigheid of onbekwaam verklaard zijn » vervangen door de woorden « beschermde personen ». »
Verantwoording
Het gaat om een wijziging om de tekst te verduidelijken.
Indien de ouders uitdrukkelijk onbekwaam zijn verklaard om het ouderlijk gezag over hun kind uit te oefenen, is er een voogd aangesteld. Indien ze eveneens uitdrukkelijk onbekwaam zijn verklaard om hun recht op weigering of aanvaarding van de autopsie als bedoeld in artikel 492/1, 18º, uit te oefenen en indien hun kind overlijdt, komt het de eerder aangestelde voogd toe om dit recht uit te oefenen.
Francis DELPÉRÉE. |
Nr. 42 VAN DE HEER TORFS C.S.
In hoofdstuk 17, een artikel 209/1 invoegen, luidende :
« Art. 209/1.
De bepalingen van afdeling 2, hoofdstuk II, titel XI van boek I van het Burgerlijk Wetboek zijn van toepassing op alle lastgevingen bedoeld in artikel 490 van het Burgerlijk Wetboek die na de inwerkingtreding van deze wet werden verleend. De wijziging bedoeld in artikel 141, 2º is van toepassing op alle lastgevingen verleend na de inwerkingtreding van deze wet. »
Verantwoording
Er moet een overgangsregeling ingeschreven worden voor alle lastgevingen die vandaag werden verleend voor het geval de lastgever wilsonbekwaam wordt of die vandaag worden uitgevoerd hoewel de lastgever wilsonbekwaam is geworden.
Deze wet grijpt immers op dwingende wijze in op de mogelijkheden om op te treden als lasthebber op een tijdstip waarop de lastgever wilsonbekwaam is.
In het belang van de rechtszekerheid wordt als beginsel bepaald dat enkel de lastgevingen die werden verleend na de inwerkingtreding van deze wet onderworpen zijn aan het nieuwe regime.
Nr. 43 VAN DE HEER TORFS C.S.
Art. 183
In het voorgesteld artikel 1246, de woorden « artikel 628, 3º en » invoegen na de woorden « de aanvragen gegrond op ».
Verantwoording
Artikel 628, 3º van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt de territoriaal bevoegde vrederechter inzake bewind. In beginsel blijft dezelfde vrederechter vanaf de organisatie van het bewind tot de beëindiging ervan bevoegd. Uitzonderlijk kan het bewindsforum veranderd worden. In artikel 628, 3º van het Gerechtelijk Wetboek wordt bepaald dat de beschermde persoon, diens vertrouwenspersoon, elke belanghebbende en de procureur des Konings een verzoek tot wijziging van het bewindsforum kunnen indienen. Bij afwezigheid van enige bepaling omtrent de procedure die in dat geval moet gevolgd worden, is het gemeen recht (art. 1026 e.v. Ger.W.) van toepassing. Deze procedure is niet aangepast omdat onder andere geen verplichting bestaat om in dat geval de betrokkenen (beschermde persoon, bewindvoerder, vertrouwenspersoon) te horen. Om die reden bepaalt dit amendement dat de procedure bedoeld in artikel 1246 van het Gerechtelijk Wetboek van toepassing is op deze verzoeken.
Nr. 44 VAN DE HEER TORFS C.S.
(Subamendement op amendement nr. 22)
Art. 42
Het voorgestelde 9/1º aanvullen met de woorden « alsook de beëindiging van de wettelijke samenwoning, bedoeld in artikel 1476, § 2; »
Verantwoording
Amendement nr. 22 wordt aangevuld zodat ook de beschermde persoon ook onbekwaam kan verklaard worden om de wettelijke samenwoning te beëindigen. Dit is ook een handeling waarbij de bijstand of de vertegenwoordiging niet mogelijk is. In een ander amendement tot aanvulling van artikel 1476, § 2 wordt voorzien in de machtiging van de vrederechter tot beëindiging van de wettelijke samenwoning.
Nr. 45 VAN DE HEER TORFS C.S.
Art. 70
In het voorgestelde artikel 497/2, een 13/1º invoegen, luidende :
« 13/1º het afleggen van een verklaring tot wettelijke samenwoning, bedoeld in artikel 1476, § 1, alsook de beëindiging van de wettelijke samenwoning, bedoeld in artikel 1476, § 2; »
Verantwoording
In de opsomming van de lijst met persoonlijke handelingen die niet vatbaar zijn voor bijstand of vertegenwoordiging door de bewindvoerder werd het afleggen van een verklaring van wettelijke samenwoning en de beëindiging ervan vergeten. Dit amendement past daarom artikel 497/2 aan. (zie ook amendement nr. 22).
Nr. 46 VAN DE HEER TORFS C.S.
Art. 129
In de Nederlandse tekst de woorden « het woord « onbekwaamverklaarden » » vervangen door de woorden « de woorden « onbekwaamverklaarden of vermoedelijk afwezigen zijn » ».
Verantwoording
Dit betreft een technische rechtzetting.
Nr. 47 VAN DE HEER TORFS C.S.
Art. 139/1 (nieuw)
Een artikel 139/1 invoegen, luidende :
« Art. 139/1. Artikel 1475, § 2 van hetzelfde Wetboek, hersteld bij de wet van 23 november 1998, wordt aangevuld met drie leden, luidende :
« De persoon die krachtens artikel 492/1, § 1, derde lid, 10º uitdrukkelijk onbekwaam werd verklaard om een verklaring van wettelijke samenwoning af te leggen, kan, op zijn verzoek, door de in artikel 628, 3º, van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde vrederechter gemachtigd worden om een verklaring van wettelijke samenwoning af te leggen.
De vrederechter oordeelt over de wilsbekwaamheid van de beschermde persoon.
De artikelen 1241 en 1246 van het Gerechtelijk Wetboek zijn van toepassing. »
Verantwoording
In het wetsontwerp werd voorzien in een specifieke regeling tot machtiging voor de beschermde persoon door de vrederechter om een huwelijk aan te gaan. Er werd geen specifieke regeling voorzien voor de wettelijke samenwoning.
Omdat de wettelijke samenwoning toch belangrijke gevolgen heeft, wordt voorgesteld deze specifieke overeenkomst toe te laten mits machtiging van de vrederechter.
Nr. 48 VAN DE HEER TORFS C.S.
Art. 139/2 (nieuw)
Een artikel 139/2 invoegen, luidende :
« Art. 139/2. Artikel 1476, § 2 van hetzelfde Wetboek, hersteld bij de wet van 23 november 1998, wordt aangevuld met drie leden, luidende :
« De persoon die krachtens artikel 492/1, § 1, derde lid, 10º uitdrukkelijk onbekwaam werd verklaard om een verklaring van wettelijke samenwoning af te leggen, kan, op zijn verzoek, door de in artikel 628, 3º, van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde vrederechter gemachtigd worden om de wettelijke samenwoning te beëindigen.
De vrederechter oordeelt over de wilsbekwaamheid van de beschermde persoon.
De artikelen 1241 en 1246 van het Gerechtelijk Wetboek zijn van toepassing. » »
Verantwoording
In het wetsontwerp werd voorzien in een specifieke regeling tot machtiging voor de beschermde persoon door de vrederechter om uit de echt te scheiden op grond van onherstelbare ontwrichting. Er werd geen specifieke regeling voorzien voor beëindiging van de wettelijke samenwoning.
Omdat de beëindiging van de wettelijke samenwoning toch belangrijke gevolgen heeft, wordt voorgesteld deze specifieke overeenkomst toe te laten mits machtiging van de vrederechter.
Nr. 49 VAN DE HEER TORFS C.S.
Art. 148/1 (nieuw)
Een artikel 148/1 invoegen, luidende :
« Art. 148/1. In artikel 460bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 14 januari 1928, worden de woorden « , de curator of de gerechtelijke raadsman » vervangen door de woorden « of de curator ».
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan een opmerking uit de nota van de Dienst Wetsevaluatie bij artikel 209 van het wetsontwerp.
In artikel 460bis van het Strafwetboek is nog sprake van de gerechtelijke raadsman. Deze functie wordt in dit wetsontwerp opgeheven, waardoor een wijziging van artikel 460bis van het Strafwetboek zich opdringt.
Nr. 50 VAN DE HEER TORFS C.S.
Hoofdstuk 5/1 (nieuw)
Een hoofdstuk 5/1 invoegen, met als opschrift « Hoofdstuk 5/1. Wijziging van de besluitwet van 14 november 1939 betreffende de beteugeling van de dronkenschap », dat een artikel 148/2 bevat, luidende :
« Art. 148/2. In artikel 10, eerste lid, 1º, van de besluitwet van 14 november 1939 betreffende de beteugeling van de dronkenschap, vervangen bij de wet van 15 april 1958 en gewijzigd bij de wet van 1 augustus 1963, worden de woorden « voogd en gerechtelijk raadsman » vervangen door de woorden « en voogd ». »
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan een opmerking uit de nota van de Dienst Wetsevaluatie bij artikel 209 van het wetsontwerp.
Artikel 10, eerste lid, 1º, van de besluitwet van 14 november 1939 bepaalt dat de rechter tegen de veroordeelde een bijkomende straf kan uitspreken, namelijk het verval van het recht tot het waarnemen van het ambt van gezworene, voogd en gerechtelijk raadsman voor twee tot vijf jaar. Aangezien het wetsontwerp het ambt van gerechtelijk raadsman opheft, wordt voorgesteld artikel 10 van de besluitwet te wijzigen.
Nr. 51 VAN DE HEER TORFS C.S.
Hoofdstuk 6/1 (nieuw)
Een hoofdstuk 6/1 invoegen, met als opschrift « Hoofdstuk 6/1. Wijziging van de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders », dat een artikel 149/1 bevat, luidende :
« Artikel 149/1. In artikel 69, § 3, eerste lid van de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, gewijzigd bij de wetten van 24 december 2002 en 29 maart 2012, wordt het woord « voorlopige » opgeheven. »
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan een opmerking uit de nota van de Dienst Wetsevaluatie bij artikel 209 van het wetsontwerp.
Aanpassing van het begrip « voorlopige bewindvoerder » aan het begrip « bewindvoerder ».
Nr. 52 VAN DE HEER TORFS C.S.
Art. 158/1 (nieuw)
Een artikel 158/1 invoegen, luidende :
« Art. 158/1. — In artikel 830 van hetzelfde Wetboek, worden de woorden « , de voorlopige bewindvoerder of de gerechtelijke raadsman » vervangen door de woorden « of de bewindvoerder ».
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan een opmerking uit de nota van de Dienst Wetsevaluatie bij artikel 209 van het wetsontwerp.
In artikel 830 van het Gerechtelijk Wetboek is nog steeds sprake van de « voorlopige bewindvoerder » en de « gerechtelijke raadsman ». Deze figuren worden in dit wetsontwerp afgeschaft, waardoor een wijziging van artikel 830 zich opdringt.
Nr. 53 VAN DE HEER TORFS C.S.
Art. 159/1 (nieuw)
Een artikel 159/1 invoegen, luidende :
« Art. 159/1. — In artikel 1180,1º,tweede lid, van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd door de wet van 22 november 2002, worden de woorden « aan wie een gerechtelijk raadsman is toegevoegd » vervangen door de woorden « ten aanzien van wie de vrederechter een beschermingsmaatregel als bedoeld in artikel 492/1 van het Burgerlijk Wetboek heeft bevolen » en worden de woorden « , hun bewindvoerder » ingevoegd tussen de woorden « hun curator » en de woorden « of hun raadsman. ».
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan een opmerking uit de nota van de Dienst Wetsevaluatie bij artikel 209 van het wetsontwerp.
In artikel 1180 van het Gerechtelijk Wetboek wordt voorgeschreven dat de boedelbeschrijving wordt opgemaakt in tegenwoordigheid van de raadsman, als aan de persoon een « gerechtelijk raadsman » is toegevoegd. Omdat in het wetsontwerp de figuur van « de gerechtelijke raadsman » wordt afgeschaft, dient artikel 1180 te worden aangepast.
Nr. 54 VAN DE HEER TORFS C.S.
Art. 166
In de Franse tekst het woord « meubles » vervangen door het woord « biens ».
Verantwoording
De Franse tekst van artikel 166 spreekt over de beschermde personen die krachtens artikel 492/1 van het Burgerlijk Wetboek onbekwaam werden verklaard « d'aliéner des meubles », terwijl het in de Nederlandse tekst « om goederen te vervreemden » gaat.
Voorgesteld wordt om de Franse tekst aan te passen aan de bewoordingen van artikel 492/1, § 2, derde lid, 1º van het Burgerlijk Wetboek, daar het de onbekwaamheid om goederen te ververvreemden betreft.
In artikel 165 van het wetsontwerp is de vermelding van de « roerende goederen » (in het Frans « meubles ») wel correct omdat het daar om een wijziging gaat van artikel 1204bis van het Gerechtelijk Wetboek dat betrekking heeft op roerende goederen.
Nr. 55 VAN DE HEER TORFS C.S.
Art. 183
In het voorgestelde artikel 1246, § 1, de woorden « artikel 628, 3º en » invoegen tussen de woorden « de aanvragen gegrond op » en de woorden « de artikelen » en de woorden « en 1397/1 » vervangen door de woorden « , 1397/1, 1475, § 2, tweede lid en 1476, § 2, zevende lid. »
Verantwoording
Dit amendement vervangt amendement nr. 43.
Artikel 628, 3º van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt de territoriaal bevoegde vrederechter inzake bewind. In beginsel blijft dezelfde vrederechter vanaf de organisatie van het bewind tot de beëindiging ervan bevoegd. Uitzonderlijk kan het bewindsforum veranderd worden. In artikel 628, 3º van het Gerechtelijk Wetboek wordt bepaald dat de beschermde persoon, diens vertrouwenspersoon, elke belanghebbende en de procureur des Konings een verzoek tot wijziging van het bewindsforum kunnen indienen. Bij afwezigheid van enige bepaling omtrent de procedure die in dat geval moet gevolgd worden, is het gemeen recht (art. 1026 e.v. Ger.W.) van toepassing. Deze procedure is niet aangepast omdat onder andere geen verplichting bestaat om in dat geval de betrokkenen (beschermde persoon, bewindvoerder, vertrouwenspersoon) te horen. Om die reden bepaalt dit amendement dat de procedure bedoeld in artikel 1246 van het Gerechtelijk Wetboek van toepassing is op deze verzoeken.
Het artikel 1246, § 1 wordt eveneens aangepast, zodat de aanvragen tot machtiging van de vrederechter met betrekking tot het afleggen van een verklaring tot wettelijke samenwoning en het beëindigen ervan onder de procedure van artikel 1246, § 1 vallen en dus bij verzoekschrift kunnen worden ingediend.
Nr. 56 VAN DE HEER TORFS C.S.
Art. 197/1 (nieuw)
In hoofdstuk 8, een artikel 197/1 invoegen, luidende :
« Artikel 197/1. In artikel 1680 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 19 mei 1998, worden de woorden « van personen wie een gerechtelijk raadsman is toegevoegd en van hen » vervangen door de woorden « van personen ten aanzien van wie de vrederechter een rechterlijke beschermingsmaatregel heeft bevolen als bedoeld in artikel 492/1 van het Burgerlijk Wetboek, en van de personen ».
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan een opmerking uit de nota van de Dienst Wetsevaluatie bij artikel 209 van het wetsontwerp.
In huidig artikel 1680 van het Gerechtelijk Wetboek worden nog uitgesloten om als arbiter op te treden (...) de personen wie een gerechtelijk raadsman is toegevoegd (...).
Voorgesteld wordt om te verwijzen naar de nieuwe regeling van het Burgerlijk Wetboek.
Nr. 57 VAN DE HEER TORFS C.S.
Hoofdstuk 9/1 (nieuw)
Een hoofdstuk 9/1 invoegen met als opschrift : « Hoofdstuk 9/1. Wijziging van de wet van 28 maart 1984 op de uitvindingsoctrooien ».
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan een opmerking uit de nota van de Dienst Wetsevaluatie bij artikel 209 van het wetsontwerp.
In de wet van 28 maart 1984 op de uitvindingsoctrooien wordt nog naar de onbekwaamverklaring en de toevoeging van een gerechtelijk raadsman verwezen. Deze terminologie dient te worden aangepast.
Nr. 58 VAN DE HEER TORFS C.S.
Art. 198/1 (nieuw)
In hoofdstuk 9/1, een artikel 198/1 invoegen, luidende :
« Art. 198/1. — In artikel 60, § 1, 3º, van de wet van 28 maart 1984 op de uitvindingsoctrooien, laatst gewijzigd bij de wet van 10 januari 2011, worden de woorden « niet onbekwaam verklaard zijn of onder gerechtelijk raadsman zijn gesteld » vervangen door de woorden « niet het voorwerp uitmaken van een rechterlijke beschermingsmaatregel, bedoeld in artikel 492/1 van het Burgerlijk Wetboek. »
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan een opmerking uit de nota van de Dienst Wetsevaluatie bij artikel 209 van het wetsontwerp.
In de wet van 28 maart 1984 op de uitvindingsoctrooien wordt nog naar de onbekwaamverklaring en de toevoeging van een gerechtelijk raadsman verwezen voor de inschrijving van natuurlijke personen in het register van erkende gemachtigden. Deze terminologie dient te worden aangepast.
Nr. 59 VAN DE HEER TORFS C.S.
Art. 198/2 (nieuw)
In Hoofdstuk 9/1 een artikel 198/2 invoegen, luidende :
« Art. 198/2. — In artikel 66, eerste lid, 3º, van dezelfde wet, worden de woorden « of onbekwaam werd verklaard zijn of onder gerechtelijk raadsman werd gesteld » vervangen door de woorden « of het voorwerp uitmaakt van een rechterlijke beschermingsmaatregel, bedoeld in artikel 492/1 van het Burgerlijk Wetboek. »
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan een opmerking uit de nota van de Dienst Wetsevaluatie bij artikel 209 van het wetsontwerp.
In de wet van 28 maart 1984 op de uitvindingsoctrooien wordt nog naar de onbekwaamverklaring en de toevoeging van een gerechtelijk raadsman verwezen voor de doorhaling van personen uit het register van erkende gemachtigden. Deze terminologie dient te worden aangepast.
Nr. 60 VAN DE HEER TORFS C.S.
Hoofdstuk 9/2 (nieuw)
Een hoofdstuk 9/2 invoegen, met als opschrift « Hoofdstuk 9/2. Wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit », dat een artikel 198/3 bevat, luidende :
« Art. 198/3. In artikel 7, tweede lid, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit wordt het woord « voorlopige » opgeheven.
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan een opmerking uit de nota van de Dienst Wetsevaluatie bij artikel 209 van het wetsontwerp.
Aanpassing van het begrip « voorlopige bewindvoerder » aan het begrip « bewindvoerder ».
Nr. 61 VAN DE HEER TORFS C.S.
Hoofdstuk 9/3 (nieuw)
Een hoofdstuk 9/3 invoegen, met als opschrift « Hoofdstuk 9/3. Wijziging van de wet van 13 juni 1986 betreffende het wegnemen en transplanteren van organen », dat een artikel 198/4 bevat, luidende :
« Art. 198/4. In artikel 10, § 2, vierde lid, van de wet van 13 juni 1986 betreffende het wegnemen en transplanteren van organen, laatst gewijzigd bij de wet van 25 februari 2007, wordt het woord « voorlopige » opgeheven.
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan een opmerking uit de nota van de Dienst Wetsevaluatie bij artikel 209 van het wetsontwerp.
Aanpassing van het begrip « voorlopige bewindvoerder » aan het begrip « bewindvoerder ».
Nr. 62 VAN DE HEER TORFS C.S.
Hoofdstuk 14/1 (nieuw)
Een hoofdstuk 14/1 invoegen, met als opschrift « Hoofdstuk 14/1. Wijziging van de wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen »
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan een opmerking uit de nota van de Dienst Wetsevaluatie bij artikel 209 van het wetsontwerp.
De wet van 16 januari 2003 bevat nog verwijzingen naar de onbekwaamverklaring of de benoeming van een gerechtelijk raadsman. Het is aangewezen deze te vervangen.
Nr. 63 VAN DE HEER TORFS C.S.
Art. 205/2 (nieuw)
In Hoofdstuk 14/1, een artikel 205/2 invoegen, luidende :
« Art. 205/2. In artikel 21, § 3, 3º, van de wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 december 2010, worden de woorden « onbekwaamverklaring of benoeming van een gerechtelijk raadsman » vervangen door de woorden « een beschermingsmaatregel als bedoeld in artikel 492/1 van het Burgerlijk Wetboek ». »
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan een opmerking uit de nota van de Dienst Wetsevaluatie bij artikel 209 van het wetsontwerp.
Luidens artikel 21 van de wet van 16 januari 2003 mogen de afschriften of uittreksels uit het handelsregister geen betrekking hebben op de onbekwaamverklaring of de benoeming van een gerechtelijk raadsman, wanneer een vonnis van opheffing is gewezen. Gelet op de wijzigingen die het wetsontwerp in de beschermingsstatuten aanbrengt, wordt voorgesteld artikel 21 hieraan aan te passen.
Nr. 64 VAN DE HEER TORFS C.S.
Art. 205/3 (nieuw)
In Hoofdstuk 14/1, een artikel 205/3 invoegen, luidende :
« Art. 205/3. In artikel 23, § 1, 1º, van dezelfde wet, laatst gewijzigd bij de wet van 31 januari 2009, worden de woorden « tot het onbekwaam verklaren of het onder gerechtelijk raadsman stellen » vervangen door de woorden « tot het bevelen van een beschermingsmaatregel als bedoeld in artikel 492/1 van het Burgerlijk Wetboek ». »
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan een opmerking uit de nota van de Dienst Wetsevaluatie bij artikel 209 van het wetsontwerp.
Artikel 23, § 1, 1º van de wet van 16 januari 2003 bepaalt dat de griffie de inhoud van vonnissen of arresten « tot het onbekwaam verklaren of het onder gerechtelijk raadsman stellen van een natuurlijk persoon-handelaar of tot het opheffen van deze maatregelen » meedeelt aan de Kruispuntbank van Ondernemingen. Deze bepaling wordt aangepast aan de nieuwe bepalingen vervat in dit wetsontwerp.
Nr. 65 VAN DE HEER TORFS C.S.
Hoofdstuk 15/1
Een hoofdstuk 15/1 invoegen, met als opschrift « Hoofdstuk 15/1. Wijziging van de basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden », dat een artikel 206/1 bevat, luidende :
« Art. 206/1. In artikel 95, eerste lid, van de basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden wordt het woord « voorlopige » opgeheven. »
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan een opmerking uit de nota van de Dienst Wetsevaluatie bij artikel 209 van het wetsontwerp.
Aanpassing van het begrip « voorlopige bewindvoerder » aan het begrip « bewindvoerder ».
Nr. 66 VAN DE HEER TORFS C.S.
Art. 213/2 (nieuw)
Een artikel 213/2 invoegen, luidende :
« Art. 213/2. — Tot de dag van de inwerkingtreding van de wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis, wordt het derde lid van artikel 492/4 van het Burgerlijk Wetboek gelezen als volgt : « De rechterlijke beschermingsmaatregel eindigt van rechtswege in geval van overlijden van de beschermde persoon of door het verstrijken van de duur waarvoor hij is genomen. » »
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan een opmerking van de Dienst Wetsevaluatie bij artikel 27 van dit wetsontwerp, waarbij artikel 488bis, D) wordt opgeheven. De nog niet in werking getreden wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis, wijzigt het bewuste artikel.
De wijziging uit de wet van 21 april 2007 wordt bij amendement nr. 8 ingeschreven in artikel 492/4 van het Burgerlijk Wetboek.
Dit amendement regelt het overgangsrecht tot de datum van inwerkingtreding van de wet van 21 april 2007. Het herneemt hiertoe de door de Kamer van volksvertegenwoordigers goedgekeurde tekst van voorgesteld artikel 492/4, derde lid.
Rik TORFS. | |
Yoeri VASTERSAVENDTS. | |
Fauzaya TALHAOUI. | |
Philippe MAHOUX. | |
Alain COURTOIS. |
Nr. 67 VAN MEVROUW TALHAOUI C.S.
Art. 126 (nieuw)
In het voorgestelde artikel 908, na de eerste zin, een zin invoegen, luidende :
« Hetzelfde verbod geldt voor de bloedverwanten in opgaande of neerdalende lijn van deze bewindvoerder of gerechtelijk mandataris, evenals voor diens echtgenoot of wettelijk samenwonende partner. »
Verantwoording
Het kan geenszins de bedoeling zijn om de ratio legis te omzeilen door een schenking of legaat aan directe familieleden wél mogelijk te maken.
Fauzaya TALHAOUI. | |
Yoeri VASTERSAVENDTS. | |
Rik TORFS. | |
Helga STEVENS. |