5-1568/1

5-1568/1

Belgische Senaat

ZITTING 2011-2012

4 APRIL 2012


Voorstel van bijzondere wet houdende een correcte financiering van de Brusselse Instellingen

(Ingediend door de heren Marcel Cheron, Dirk Claes, Philippe Moureaux, Bert Anciaux, mevrouw Christine Defraigne, de heren Bart Tommelein, Francis Delpérée en mevrouw Freya Piryns)


TOELICHTING


Dit voorstel van bijzondere wet moet worden gelezen in samenhang met het wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 10 augustus 2001 tot oprichting van een Fonds ter financiering van de internationale rol en de hoofdstedelijke functie van Brussel en tot wijziging van de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen (stuk Senaat, nr. 5-1569/1 - 2011/2012).

De hoofdstedelijke en de grootstedelijke functie van Brussel confronteert de Brusselse instellingen met grote uitdagingen op het vlak van onderwijs, kinderopvang, vorming, beroepsopleiding, veiligheid en mobiliteit. Daarom is het toekennen van een correcte financiering aangewezen.

Te dien einde zal worden voorzien in een progressieve herfinanciering ten belope van 461 miljoen euro tegen 2015, ten gunste van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) en de Franse Gemeenschapscommissie (COCOF), evenals ten gunste van de plaatselijke besturen.

Deze correcte financiering zal worden georganiseerd overeenkomstig de hieronder nader bepaalde regels en, als aanvulling hierop, bij de herziening van de bijzondere financieringswet, door de invoering van een horizontale « pendelaars »-dotatie, met name ten laste van het Vlaamse Gewest en het Waalse Gewest, en van een dotatie « internationale ambtenaren ».

Om bij te dragen aan dringende uitdagingen in verband met de demografische groei die behoren tot de bevoegdheden van de Franse Gemeenschapscommissie en de Vlaamse Gemeenschapscommissie zal het basisbedrag van de bijzondere dotatie voor de Franse Gemeenschapscommissie en de Vlaamse Gemeenschapscommissie (artikel 65bis van de bijzondere financieringswet) geleidelijk worden verhoogd : aan het bedrag dat jaarlijks wordt verkregen met toepassing van artikel 65bis wordt in 2012, 2013, 2014 en 2015 jaarlijks een bijkomend bedrag van 10 miljoen euro toegevoegd. Deze bijkomende bedragen worden cumulatief toegevoegd aan de bedragen die berekend zijn op basis van artikel 65bis voor de jaren 2012, 2013, 2014 en 2015 en evolueren volgens de bij datzelfde artikel voorziene mechanismen, vanaf het jaar dat volgt op de toevoeging ervan aan het basisbedrag.

Het aantal Europese toppen is verdubbeld en bovendien worden het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en zijn plaatselijke besturen geconfronteerd met alsmaar hogere uitgaven voor veiligheid en preventie, voortvloeiend uit de rol van Brussel als nationale en internationale hoofdstad. Om de inspanningen voor een verhoging van de veiligheid en de preventie te ondersteunen, wordt het krediet van 25 miljoen euro aan het « Fonds ter financiering van sommige uitgaven verbonden met de veiligheid voortvloeiend uit de organisatie van de Europese toppen », met het oog op de financiering van de uitgaven gekoppeld aan de veiligheid, opgetrokken van 30 miljoen tot 55 miljoen euro. Bovendien zullen meer uitgaven in aanmerking komen en zal de benaming van het Fonds worden uitgebreid, zodat alle uitgaven voor veiligheid en preventie verbonden met de functie van Brussel als nationale en internationale hoofdstad kunnen worden gedekt. De beslissing tot toekenning van middelen uit het Fonds zal genomen worden door het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, via de gewestelijke leden van de samenwerkingscommissie, na advies van het federale niveau, via de federale leden van de samenwerkingscommissie.

Het basisbedrag van 125 miljoen euro dat het Beliris-fonds jaarlijks ontvangt, wordt geconsolideerd in de wet van 10 augustus 2001 tot oprichting van een Fonds ter financiering van de internationale rol en de hoofdstedelijke functie van Brussel en tot wijziging van de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen.

Bovendien zal vanaf het begrotingsjaar 2012 een bijzondere dotatie rechtstreeks worden gestort op de middelenbegroting van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, als bijzondere tegemoetkoming voor het mobiliteitsbeleid, inzonderheid het openbaar vervoer. Die dotatie bedraagt 45 miljoen euro in 2012, 75 miljoen euro in 2013, 105 miljoen euro in 2014 en 135 miljoen euro in 2015. Na 2015, zal deze dotatie evolueren in functie van de inflatie en 50 % van de groei van het bruto binnenlands product volgen.

De aanwezigheid van een zeer groot aantal openbare gebouwen die vrijgesteld zijn van onroerende voorheffing weegt zwaar door op de inkomsten van sommige gemeenten. Daarom zal het bijzondere krediet voor de gemeenten op het grondgebied waarvan zich eigendommen bevinden die zijn vrijgesteld van de onroerende voorheffing (artikel 63 van de Bijzondere Financieringswet), dat momenteel voor 72 % de niet-inning van de gemeentelijke opcentiemen op deze voorheffing dekt, voortaan integraal de gederfde inkomsten dekken, op grond van de laatste beschikbare gemeentelijke opcentiemen.

Bovendien zullen de gewesten ten laatste voor het begrotingsjaar 2016 eveneens voor 100 % vergoed worden voor de niet-inning van de opbrengst van de bijhorende gewestelijke onroerende voorheffing. De compensatie ten gunste van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest zal ook de niet-inning dekken van de opcentiemen van de agglomeratie. Rekening houdende evenwel met het belang van de dodehandcompensatie voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, wordt een forfaitaire dotatie voorzien voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest gelijk aan 24 miljoen euro voor 2012, 24 miljoen euro voor 2013, 25 miljoen euro voor 2014 en 25 miljoen euro voor 2015.

De tweetaligheid is een belangrijke vereiste voor alle Brusselse lokale besturen, en voor alle diensten van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, van de agglomeratie en van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. Zij is belangrijk voor de goede werking van deze besturen en diensten en vergt ook bijzondere inspanningen, onder meer inzake personeelsbeleid. Daarom wordt een Fonds opgericht voor de financiering van de taalpremies die worden toegekend door de gewestelijke en plaatselijke besturen aan de houders van een bewijs van kennis van de tweede taal overeenkomstig de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik der talen in bestuurszaken. Er zullen door dit Fonds toelagen uitgekeerd worden aan deze diensten in verhouding tot het aantal rechthebbenden van deze premies. De ziekenhuizen die afhangen van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn zullen ook begunstigden zijn van deze toelagen, rekening houdende met het belang van tweetaligheid voor deze instellingen.

De financiering van de taalpremies komt ten laste van de federale overheid, voor een forfaitair bedrag dat overeenstemt met het gemiddelde bedrag van de momenteel toegekende premies. Het door de federale staat te betalen bedrag wordt geraamd op 25 miljoen euro in 2012 en zal evolueren met de inflatie.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1

Dit artikel bepaalt de grondwettelijke bevoegdheidsgrondslag.

Artikel 2

Het bijzondere krediet ten gunste van de gemeenten op het grondgebied waarvan zich eigendommen bevinden die zijn vrijgesteld van de onroerende voorheffing (artikel 63 van de bijzondere financieringswet) dekt momenteel voor 72 % de niet-inning van de gemeentelijke opcentiemen op deze voorheffing. Dit krediet zal voortaan integraal de gederfde inkomsten dekken, op grond van de laatste beschikbare gemeentelijke opcentiemen en niet op grond van die van 1993, zoals momenteel in de bijzondere financieringswet wordt bepaald. Bovendien zullen de gewesten eveneens voor 100 % gecompenseerd worden voor de niet-inning van de opbrengst van de bijhorende gewestelijke onroerende voorheffing. Tot slot zal de compensatie ten gunste van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest ook de niet-inning dekken van de opcentiemen van de agglomeratie.

Artikel 3

Vanaf het begrotingsjaar 2012 zal een bijzondere dotatie rechtstreeks worden gestort op de middelenbegroting van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, als bijzondere tegemoetkoming voor het mobiliteitsbeleid, inzonderheid het openbaar vervoer. Die dotatie bedraagt 45 miljoen euro in 2012, 75 miljoen euro in 2013, 105 miljoen euro in 2014 en 135 miljoen euro in 2015. Na 2015, zal deze dotatie evolueren in functie van de inflatie en 50 % van de groei van het bruto binnenlands product volgen.

Artikel 4

Om de inspanningen voor een verhoging van de veiligheid te ondersteunen, wordt een bijkomend krediet van 30 miljoen euro toegewezen aan het Fonds ter financiering van sommige uitgaven verbonden met de veiligheid voortvloeiend uit de organisatie van Europese Toppen. Dit bedrag wordt in nominale termen constant gehouden. Bovendien zullen meer uitgaven in aanmerking komen en zal de benaming van het Fonds worden uitgebreid zodat alle uitgaven voor veiligheid en preventie verbonden met de functie van Brussel als nationale en internationale hoofdstad kunnen worden gedekt. De gewestelijke leden van de samenwerkingscommissie beslissen, na advies van de federale leden, over het gebruik van de middelen.

Artikel 5

Om bij te dragen aan dringende uitdagingen in verband met de demografische groei die behoren tot de bevoegdheden van de Franse Gemeenschapscommissie en de Vlaamse Gemeenschapscommissie zal het bedrag van de bijzondere dotatie voor de Franse Gemeenschapscommissie en de Vlaamse Gemeenschapscommissie (artikel 65bis van de Bijzondere Financieringswet) geleidelijk worden verhoogd. Aan het bedrag dat jaarlijks wordt verkregen met toepassing van artikel 65bis wordt in 2012, 2013, 2014 en 2015 jaarlijks een bijkomend bedrag van 10 miljoen euro toegevoegd. Deze bijkomende bedragen worden cumulatief toegevoegd aan de bedragen die berekend zijn op basis van artikel 65bis voor de jaren 2012, 2013, 2014 en 2015 en evolueren volgens de bij datzelfde artikel voorziene mechanismen, vanaf het jaar dat volgt op de toevoeging ervan aan het basisbedrag.

Artikel 6

Het Institutioneel Akkoord voor de zesde staatshervorming van 11 oktober 2011 heeft de jaarlijkse kost van de maatregel die betrekking heeft op de dodehandcompensatie enkel voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest geschat ten belope van 24 miljoen euro voor de jaren 2012 en 2013 en 25 miljoen euro voor de jaren 2014 en 2015. Het Institutioneel Akkoord ging er van uit dat deze maatregel tot het « eerste luik » behoorde die in 2012 in werking moet treden. Rekening houdende met de huidige budgettaire situatie, zal artikel 2 van het voorstel van bijzondere wet in werking treden op een bij koninklijk besluit, vastgesteld na overleg in Ministerraad, bepaalde datum, en ten laatste voor het begrotingsjaar 2016. Rekening houdende met het belang van de dodehandcompensatie voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, voorziet dit artikel echter, in afwachting van de inwerkingtreding van artikel 2, een forfaitaire dotatie voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest gelijk aan 24 miljoen euro voor 2012, 24 miljoen euro voor 2013, 25 miljoen euro voor 2014 en 25 miljoen euro voor 2015.

De meerkost ten opzichte van de door het Institutioneel Akkoord voorziene bedragen ten gevolge van de inwerkingtreding van artikel 2, zal in rekening worden gebracht naar aanleiding van de door het Institutioneel akkoord voorziene herziening van de bijzondere financieringswet, die het tweede luik van de correcte financiering van de Brusselse instellingen zal integreren.

Marcel CHERON.
Dirk CLAES.
Philippe MOUREAUX.
Bert ANCIAUX.
Christine DEFRAIGNE.
Bart TOMMELEIN.
Francis DELPÉRÉE.
Freya PIRYNS.

VOORSTEL VAN BIJZONDERE WET


HOOFDSTUK 1

Algemene bepaling

Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

HOOFDSTUK 2

Wijzigingen van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en gewesten

Art. 2

In artikel 63 van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, vervangen bij de wet van 16 juli 1993, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º in § 3, eerste lid, worden de woorden « voor ten minste 72 % » vervangen door het woord « volledig »;

2º in § 3, tweede lid, eerste streepje, worden de woorden « vastgesteld op 1 januari 1993 » vervangen door de woorden « vastgesteld op 1 januari van het voorgaande jaar »;

3º het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende :

« § 4. Jaarlijks wordt op de begroting van de FOD Binnenlandse Zaken een bijzonder krediet uitgetrokken ten gunste van de gewesten op het grondgebied waarvan zich eigendommen bevinden die zijn vrijgesteld van de onroerende voorheffing. Dit krediet, dat wordt berekend op de in de paragrafen 1 tot 3 bepaalde wijze, dekt volledig de niet-inning van de onroerende voorheffing door de gewesten. Voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest dekt deze vergoeding ook volledig de niet-inning van de opcentiemen van de agglomeratie op die voorheffing waartoe op 1 januari van het voorgaande jaar is beslist. »

Art. 3

In dezelfde bijzondere wet wordt een artikel 64bis ingevoegd, luidende :

« Art. 64bis. Vanaf het begrotingsjaar 2012 wordt aan het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest een bijzondere dotatie gestort voor het mobiliteitsbeleid. Die dotatie bedraagt 45 miljoen euro in 2012, 75 miljoen euro in 2013, 105 miljoen euro in 2014 en 135 miljoen euro in 2015.

Vanaf het begrotingsjaar 2016 wordt het bedrag van het voorgaande jaar jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen, evenals aan 50 % van de reële groei van het bruto binnenlands product van het betrokken begrotingsjaar, op de in artikel 47, § 2, bepaalde wijze. »

Art. 4

In dezelfde bijzondere wet wordt een artikel 64ter ingevoegd, luidende :

« Art. 64ter. § 1. Een voorafneming op de opbrengst van de personenbelasting wordt toegewezen aan het tweede deelfonds, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de wet van 10 augustus 2001 tot oprichting van een Fonds ter financiering van de internationale rol en de hoofdstedelijke functie van Brussel.

Deze voorafneming bedraagt 55 miljoen euro vanaf het begrotingsjaar 2012.

De uitgaven, met inbegrip van de toelagen voor de lokale politiezones en gemeenten, die kunnen worden gedaan ten laste van het in het eerste lid bedoelde fonds, zijn uitgaven die verbonden zijn aan de veiligheid voortvloeiend uit de organisatie van de Europese Toppen in Brussel en uitgaven voor veiligheid en preventie die verbonden zijn aan de nationale en internationale hoofdstedelijke functie van Brussel.

§ 2. De gewestelijke leden van de samenwerkingscommissie bedoeld in artikel 43 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, beslissen, na advies van de federale leden van deze commissie, over het gebruik van de in paragraaf 1 bedoelde middelen. »

Art. 5

In dezelfde bijzondere wet wordt een artikel 65ter ingevoegd, luidende :

« Art. 65ter. Aan het bedrag dat jaarlijks wordt verkregen met toepassing van artikel 65bis wordt in 2012, 2013, 2014 en 2015 jaarlijks een bijkomend bedrag van 10 miljoen euro toegevoegd. Deze bijkomende bedragen worden cumulatief toegevoegd aan de bedragen die berekend zijn op basis van artikel 65bis voor de jaren 2012, 2013, 2014 en 2015 en evolueren volgens de bij datzelfde artikel voorziene mechanismen, vanaf het jaar dat volgt op de toevoeging ervan aan het basisbedrag. »

HOOFDSTUK 3

Inwerkingtreding

Art. 6

Artikel 2 treedt in werking op een bij koninklijk besluit, vastgesteld na overleg in Ministerraad, bepaalde datum, en ten laatste op 1 januari 2016.

Voor de jaren waarin artikel 2 nog niet in werking zal getreden zijn, wordt een forfaitaire dotatie toegekend aan het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest gelijk aan 24 miljoen euro voor 2012, 24 miljoen euro voor 2013, 25 miljoen euro voor 2014 en 25 miljoen euro voor 2015.

2 april 2012.

Marcel CHERON.
Dirk CLAES.
Philippe MOUREAUX.
Bert ANCIAUX.
Christine DEFRAIGNE.
Bart TOMMELEIN.
Francis DELPÉRÉE.
Freya PIRYNS.