5-405/5

5-405/5

Belgische Senaat

ZITTING 2010-2011

4 MEI 2011


Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-verdeling


AMENDEMENTEN


Nr. 11 VAN DE HEER MAHOUX

(Subamendement op amendement nr. 10)

Art. 2

In het voorgestelde artikel 1207 van het Gerechtelijk Wetboek, een tweede lid invoegen, luidende :

« Op straffe van onontvankelijkheid bevat de vordering tot verdeling een beknopte beschrijving van het te verdelen patrimonium en verduidelijkt zij de intenties van de verzoeker met betrekking tot de verdeling van de goederen.

Indien nodig kan artikel 735 van dit Wetboek worden toegepast. »

Verantwoording

Deze twee leden worden ingevoegd omdat bepaalde verdelingen eenvoudig zijn en er geen notaris voor nodig is : de rechtbank kan dan beslissen zodra het dossier is ingediend.

Met deze maatregel wordt de procedure vereenvoudigd en de kostprijs verlaagd.

De mogelijkheid wordt dus ingevoerd voor de verzoeker om artikel 735 van het Gerechtelijk Wetboek toe te passen.

Dat luidt :

« § 1. Ten aanzien van iedere verschijnende partij worden de zaken waarvoor slechts korte debatten nodig zijn, behandeld op de inleidende zitting of verdaagd opdat er op een nabije datum over wordt gepleit, voor zover daartoe een met redenen omkleed verzoek is gedaan in de akte van rechtsingang of door de verwerende partij.

§ 2. De zaken worden in korte debatten behandeld ingeval de partijen daarmede akkoord gaan. De rechter houdt de zaak op de inleidingszitting aan of verwijst ze opdat er op een nabije datum over wordt gepleit, waarbij hij de duur van de debatten bepaalt.

Behoudens akkoord van de partijen zal het geding op grond van de voor de korte debatten voorziene procedure worden behandeld in de volgende gevallen :

— de invordering van de niet betwiste schuldvorderingen;

— de vorderingen bedoeld in artikel 19, tweede lid;

— de taalwijzigingen als geregeld in artikel 4 van de wet van 15 juni 1935;

— de regeling van geschillen van bevoegdheid;

— de vorderingen om uitstel van betaling.

§ 3. In de zaken bedoeld in de §§ 1 en 2, kan het vonnis worden gewezen zelfs indien er geen conclusies zijn neergelegd.

Wanneer de partijen conclusies nemen, moeten zij die overhandigen aan de rechter, die ze voor gezien tekent. Van deze neerlegging wordt melding gemaakt op het zittingsblad.

§ 4. De overige zaken worden naar de bijzondere rol verzonden of aan andere kamers toegewezen, zoals is bepaald in artikel 726.

§ 5. De bepalingen van dit artikel gelden onverminderd de regels inzake verstek.

Wanneer echter, in geval van onsplitsbaarheid van het geschil, een of meerdere partijen verstek laten gaan en ten minste een partij verschijnt, is dit artikel van toepassing op voorwaarde dat elke niet verschenen partij bij gerechtsbrief door de griffier opgeroepen wordt op een zittingsdag bepaald op een nabije datum, waarop een vonnis op tegenspraak zal kunnen worden gevorderd. De oproeping neemt de tekst van deze paragraaf over.

§ 6. De beslissingen omtrent de rechtspleging in korte debatten zijn niet vatbaar voor enig rechtsmiddel. »

Aangezien de toepassing van artikel 735, § 1, vereist dat het verzoek wordt gedaan in de akte van rechtsingang en in § 3 van datzelfde artikel wordt bepaald dat een vonnis kan worden gewezen zonder dat de partijen conclusies hebben neergelegd, is het raadzaam dat die akte een beknopte beschrijving van het te verdelen patrimonium en van de aanspraken van de partijen bevat.

Het is professor De Leval die deze tekst voorstelde, naar analogie van de Franse Code de procédure civile, die bepaalt dat hier een procedure met korte debatten op zijn plaats is en dat het feit dat er geen notaris wordt aangewezen, geen discriminatie inhoudt aangezien de vormvereisten van de procedure kunnen verschillen naar gelang van de aard of complexiteit van de zaak.

Philippe MAHOUX.

Nr. 12 VAN DE HEER MAHOUX EN MEVROUW DEFRAIGNE

(Subamendement op amendement nr. 10)

Art. 2

Artikel 1213, § 1, wijzigen als volgt :

1º het tweede lid doen vervallen;

2º in het derde lid de woorden « de notaris-vereffenaar of de partijen gezamenlijk in overleg met deze laatste » vervangen door de woorden « de partijen of de notaris-vereffenaar in overleg met deze laatsten ».

Verantwoording

1º Zoals professor De Leval aangeeft, is dit lid een herhaling van het derde lid.

2º Het voorstel bepaalt dat enkel de notaris de opdracht van de deskundige kan wijzigen. De bedoeling is om geen tijd te verliezen als blijkt dat de opdracht van de deskundige als omschreven in het tussenvonnis, nog moet worden verduidelijkt, aangevuld of gewijzigd.

Volgens de indieners van het amendement is het echter niet aan de notaris om eenzijdig de opdracht van de deskundige uit te breiden.

Die uitbreiding kan immers gevolgen hebben voor de kosten en honoraria van de deskundige die uiteindelijk door de partijen zullen worden betaald. Als zij niet zelf om de uitbreiding vragen, moeten zij er minstens mee instemmen. Anders moet de zaak opnieuw voor de rechtbank worden behandeld, zelfs als dit tot vertragingen leidt.

Nr. 13 VAN DE HEER MAHOUX EN MEVROUW DEFRAIGNE

(Subamendement op amendement nr. 10)

Art. 2

In artikel 1220, § 2, een nieuw lid toevoegen, luidende :

« Indien de vervanging wordt uitgesproken, geeft de rechter het dossier door aan de kamer van notarissen die moet bepalen of een tuchtstraf van eigen rechtsmacht, als bepaald in artikel 96 van de wet van 25 ventôse jaar XI tot regeling van het notarisambt, nodig is. » »

Verantwoording

Dit voorstel strekt er in de eerste plaats toe de procedure voor vereffening en verdeling te versnellen. Die procedure sleept soms eindeloos aan, meestal nadat een van de partijen ze blokkeert, maar ook wel eens omdat de notaris-vereffenaar talmt met het opstellen van de staat van de vereffening — die soms inderdaad erg ingewikkeld kan zijn.

In het voorstel heeft dat talmen maar één gevolg, namelijk het vervangen van de notaris-vereffenaar (artikel 1220, § 2, voorgestelde laatste lid).

Volgens de indieners van het amendement moet de notaris echter, in zijn hoedanigheid van door de rechtbank met een wettelijke opdracht belaste uitvoerder, bestraft kunnen worden als hij de termijnen overschrijdt en er bijgevolg wordt beslist hem te vervangen. Het dossier terzake wordt doorgegeven aan de kamer van notarissen. Zij kan dan soeverein beslissen de notaris-vereffenaar een tuchtstraf op te leggen als bedoeld in artikel 96 van de wet van 25 ventôse jaar XI tot regeling van het notarisambt, dat voorziet in een :

« 1º terechtwijzing;

2º blaam;

3º tuchtrechtelijke geldboete van 125 tot 5 000 euro, die in de Schatkist wordt gestort.

De tuchtrechtelijke geldboete kan samen met een andere tuchtstraf worden opgelegd. »

Deze straf moet notarissen-vereffenaars ertoe aansporen hun opdracht te volbrengen met het plichtsbewustzijn dat nodig is in zaken waar vaak grote financiële belangen op het spel staan, maar ook menselijke.

Philippe MAHOUX.
Christine DEFRAIGNE.

Nr. 14 VAN DE DAMES KHATTABI EN de BETHUNE

(Subamendement op amendement nr. 10)

Art. 2

Het voorgestelde artikel 1208, § 4, eerste lid, aanvullen als volgt :

« voor zover het recht dat van toepassing is volgens de internationale privaatrechtelijke regels van de Staat waar de goederen zijn gelegen, het beginsel van gelijkheid van mannen en vrouwen in acht neemt. »

Verantwoording

Dit amendement strekt ertoe de mogelijkheid te beperken voor de Belgische rechter om gebruik te maken van de mogelijkheid om goederen in het buitenland uit te sluiten van de door hem bevolen verdeling, wanneer blijkt dat een deel van het te vereffenen vermogen, in een Staat is gelegen waar het recht het beginsel van gelijkheid van mannen en vrouwen niet in acht neemt.

De mogelijkheid bedoeld in artikel 1208, § 4, van het Burgerlijk Wetboek vormt een « belangrijke innovatie » in de procedure vereffening-verdeling. Wij erkennen dit want het is maar al te waar dat men in de praktijk soms aarzelt wanneer een deel van het vermogen in het buitenland is gelegen en dat er in de regel, geen wettelijke grondslag bestaat die de rechter in staat stelt die goederen uit te sluiten van de verdeling.

Die vernieuwing past in een context waarin het beginsel van gelijkheid van mannen en vrouwen verre van irrelevant is. Het lijdt immers geen twijfel dat bepaalde staten regels hebben die een verschillende behandeling voorschrijven naargelang van het geslacht van de belanghebbende in een vereffening. Om maar één voorbeeld te noemen, het islamitisch recht maakt vaak een onderscheid tussen de erfgenamen op basis van het geslacht. Zo wordt er in het Marokkaanse recht een bevoorrechte positie toegekend aan mannelijke erfgenamen. In de praktijk betekent dit dat het erfdeel van de meisjes de helft bedraagt van het erfdeel van de mannelijke erfgenamen. Ander islamitisch recht maakt hetzelfde onderscheid tussen erfgenamen op basis van geslacht.

Vereffeningen ingevolge een scheiding kunnen ook tot delicate situaties leiden, ook al stelt men in de regel slechts weinig directe discriminatie vast. De oorsprong van het probleem is dat er in de wetgeving van islamitische landen over het algemeen geen gemeenschap van goederen bestaat, noch een regeling inzake uitkering van onderhoudsgeld. Globaal genomen verschilt de positie van de ex-echtgenote bijgevolg totaal van die welke door het Belgisch gemeen recht in aanmerking wordt genomen.

Uiteraard mag men de teksten en praktijken die bepaalde landen in aanmerking nemen niet algemeen veroordelen. Uit recent werk is trouwens gebleken dat, in het algemeen, de regels in islamitische landen niet noodzakelijk een ondergeschikte positie toekennen aan de erfgename. Dat neemt niet weg dat wanneer de Belgische autoriteiten een vordering tot vereffening-verdeling moeten afhandelen, zij hun optreden beperken tot die vereffening alleen. Zij kunnen dus de minder bevoorrechte positie van een partij niet op een of andere manier compenseren door te verwijzen naar andere instellingen van het buitenlands recht.

Het is bijgevolg verre van uitgesloten dat de beslissing om goederen in het buitenland uit te sluiten van de verdeling, tot gevolg heeft dat de belanghebbenden bij de verdeling onderworpen worden aan een stelsel dat steunt op een verschillende behandeling van mannen en vrouwen. Momenteel biedt geen enkel mechanisme in het internationaal privaatrecht een directe oplossing voor die situatie. De exceptie van openbare orde, een klassiek mechanisme in het internationaal privaatrecht, is in het bijzonder onwerkbaar. Die exceptie kan immers enkel worden toegepast wanneer een Belgische autoriteit ofwel rechtstreeks te maken heeft met een norm van het buitenlands recht die moet worden toegepast via een verwijzingsregel, ofwel met een beslissing van een buitenlandse rechtbank waarvan de erkenning of uitvoering ervan in België wordt gevraagd. De situatie als bedoeld in artikel 1208, § 4, is verschillend : in dit geval mag de Belgische rechter de in het buitenland gelegen goederen buiten de verdeling houden zonder dat het probleem van het toepasselijk recht rijst. Bovendien kan die mogelijkheid worden toegepast, los van het bestaan van een buitenlandse beslissing. Ten slotte is het mechanisme van openbare orde nog niet bekrachtigd wanneer het probleem van de internationale bevoegdheid van de Belgische rechtbanken is gerezen.

In werkelijkheid bevindt de Belgische rechter zich in een delicate situatie wanneer hij moet vaststellen dat een deel van het te vereffenen onroerend goed in een Staat is gelegen waar het recht het beginsel van gelijkheid van mannen en vrouwen niet in acht neemt. De tekst van artikel 1208, § 4, dwingt de rechter niet om goederen in het buitenland uit te sluiten. Het gaat om een eenvoudige mogelijkheid. De rechter kan bijgevolg heel goed weigeren die mogelijkheid toe te passen als hij in kennis wordt gesteld van de moeilijkheden die zouden kunnen ontstaan voor één van de betrokken partijen bij de verdeling wanneer zijn beschikking door een buitenlandse Staat zou worden toegepast.

De tekst kan echter aanleiding geven tot een delicate arbitrage. De machtiging die aan de rechter wordt toegekend, moet het mogelijk maken « om een antwoord te bieden aan blokkeringsituaties die het gevolg zijn van moeilijkheden van praktische aard verbonden aan de lokalisatie van bepaalde onverdeelde goederen ». Men mag zich bijgevolg afvragen wat een rechter zal doen als hij problemen vaststelt die de procedure kunnen hinderen, of zelfs verlammen, omdat bepaalde goederen in het buitenland liggen waarbij hij zich er rekenschap van geeft dat door die buitenlandse goederen onaangeroerd te laten, dit een partij zou kunnen discrimineren.

Het fundamenteel belang van het beginsel van gelijkheid van mannen en vrouwen — één van de hoekstenen van de Belgische rechtsorde — vereist in onze visie dat de rechter, wanneer hij zich voor die situatie geplaatst ziet, afziet van de in artikel 1208, § 4, toegekende mogelijkheid om bepaalde goederen uit te sluiten van de verdeling. Bovendien moet België zich houden aan bepaalde internationale verplichtingen en moet het discriminatie voorkomen meer bepaald inzake erfeniskwesties.

Om die verplichtingen ten volle te kunnen naleven en de onzekerheid over de beoordelingsbevoegdheid van de rechter weg te werken, lijkt het meer dan wenselijk dat de wettekst de moeilijkheden vermeldt die kunnen ontstaan door relevante beschikkingen van een ander land waar de betrokken goederen zijn gelegen. Hierdoor kan nauwkeuriger worden nagegaan welke overwegingen aan de basis liggen van de beslissing van de rechter aan wie de partijen (of de notaris-vereffenaar) gevraagd hebben bepaalde goederen uit te sluiten van de verdeling.

Zakia KHATTABI.
Sabine de BETHUNE.

Nr. 15 VAN MEVROUW DEFRAIGNE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 10)

Art. 2

In het voorgestelde artikel 1208, paragraaf 4, het eerste lid vervangen door wat volgt :

« § 4. Op verzoek van een van de partijen, kan de rechtbank, teneinde de voltrekking van de procedure van verdeling binnen de in deze afdeling voorziene termijnen mogelijk te maken, een onderscheiden verdeling bevelen van bepaalde in het buitenland gelegen goederen, die zij aanduidt. In dit geval zijn de termijnen bedoeld in de artikelen 1214, § 2, en 1218 niet van toepassing op die verdeling. ».

Verantwoording

Dit subamendement stelt voor de tekst van artikel 1208, § 4, van het Gerechtelijk Wetboek, te herformuleren om te preciseren dat de in het buitenland gelegen goederen die door de rechtbank worden aangeduid overeenkomstig die bepaling, toch het voorwerp uitmaken van een verdeling. Deze verdeling is echter apart van de verdeling van de andere goederen, om zo te vermijden dat juridische en praktische moeilijkheden met betrekking tot het lokaliseren van de in het buitenland gelegen goederen van die aard zouden zijn dat zij de werkzaamheden met betrekking tot die andere goederen zouden vertragen.

Ingeval van toepassing van artikel 1208, § 4, Gerechtelijk Wetboek, zijn er dus twee parallel lopende procedures van vereffening-verdeling die respectievelijk betrekking hebben op verschillende goederen.

Vermits het gaat om in het buitenland gelegen goederen die door de rechtbank worden aangeduid overeenkomstig de bepaling, lijkt het daarom opportuun de toepassing van de termijnen bedoeld in artikel 1214, § 2 (met betrekking tot de boedelbeschrijving) en deze bedoeld in artikel 1218 (met betrekking tot de wettelijke instaatstelling) uit te sluiten. Het is immers zo dat het lokaliseren van die goederen aanleiding geeft tot termijnen die niet verenigbaar zijn met de termijnen voorzien in die bepalingen. De termijnen voorzien in andere bepalingen blijven, wat hen betreft, toepasselijk, evenals de mogelijkheid om conventionele termijnen te bepalen, in toepassing van artikel 1217 van het Gerechtelijk Wetboek.

Christine DEFRAIGNE.
Guy SWENNEN.
Inge FAES.
Rik TORFS.
Francis DELPÉRÉE.

Nr. 16 VAN MEVROUW DEFRAIGNE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 10)

Art. 2

In het voorgestelde artikel 1212, derde lid, de woorden « in zijn beheer » schrappen.

Verantwoording

Dit subamendement stelt voor om in het voorgestelde artikel 1212, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek de woorden « in zijn beheer » te schrappen omdat deze onnodig lijken.

Christine DEFRAIGNE.
Guy SWENNEN.
Inge FAES.
Philippe MAHOUX.
Rik TORFS.
Zakia KHATTABI.
Francis DELPÉRÉE.
Hassan BOUSETTA.

Nr. 17 VAN MEVROUW DEFRAIGNE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 10)

Art. 2

In het voorgestelde artikel 1213, het tweede en derde lid vervangen door wat volgt :

« De notaris-vereffenaar kan uit eigen beweging of op verzoek van de partijen die gezamenlijk optreden, de opdracht van de deskundige vervolledigen.

De notaris-vereffenaar kan uit eigen beweging of op verzoek van de partijen die gezamenlijk optreden, de opdracht van de deskundige wijzigen of aan deze laatste vragen een eerdere schatting te actualiseren. ».

Verantwoording

Met het oog op verduidelijking en coherentie van de tekst wordt in dit subamendement voorgesteld het tweede en derde lid van het voorgestelde artikel 1213 van het Gerechtelijk Wetboek te herschrijven. Het tweede lid, dat betrekking heeft op het vervolledigen van de opdracht van de deskundige, en het derde lid, dat betrekking heeft op een wijziging of een actualisering van zijn schatting, worden zo geformuleerd volgens eenzelfde structuur.

De tekst behoudt het principe dat de notaris-vereffenaar in de twee hypotheses kan optreden zonder de toestemming van de partijen.

Christine DEFRAIGNE.
Guy SWENNEN.
Inge FAES.
Rik TORFS.
Zakia KHATTABI.
Francis DELPÉRÉE.

Nr. 18 VAN MEVROUW DEFRAIGNE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 10, subsidiar op amendement nr. 17)

Art. 2

In het voorgestelde artikel 1213, het tweede en derde lid vervangen door wat volgt :

« De notaris-vereffenaar kan, mits akkoord van alle partijen, de opdracht van de deskundige vervolledigen. Bij gebrek aan akkoord tussen alle partijen, wordt de rechtbank gevat overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 1213, § 3.

De notaris-vereffenaar kan, mits akkoord van alle partijen, de opdracht van de deskundige wijzigen of aan deze laatste vragen een eerdere schatting te actualiseren. Bij gebrek aan akkoord tussen alle partijen, wordt de rechtbank gevat overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 1213, § 3. ».

Verantwoording

Met het oog op verduidelijking en coherentie van de tekst wordt dit subamendement voorgesteld het tweede en derde lid van het voorgestelde artikel 1213 van het Gerechtelijk Wetboek te herschrijven. Het tweede lid, dat betrekking heeft op het vervolledigen van de opdracht van de deskundige, en het derde lid, dat betrekking heeft op een wijziging ervan of een actualisering van zijn schatting, worden zo volgens eenzelfde structuur geformuleerd.

In vergelijking met de oorspronkelijk voorgestelde tekst, wordt in het amendement de mogelijkheid geschrapt voor de notaris-vereffenaar om op te treden zonder toestemming van de partijen.

De auteurs van dit subamendement zijn inderdaad van mening dat de notaris de opdracht van de deskundige niet eenzijdig kan vervolledigen of wijzigen, noch een vroegere schatting kan doen actualiseren. Dergelijk initiatief zou immers een invloed kunnen hebben op de kosten en honoraria van de deskundige die — ten slotte — ten laste zijn van de partijen. Daarom moeten zij daarmee instemmen. Bij gebrek aan akkoord, moet terug worden verwezen naar de rechtbank, en dit volgens de vereenvoudigde procedure voorzien in artikel 1213, § 3.

Christine DEFRAIGNE.
Guy SWENNEN.
Inge FAES.
Philippe MAHOUX.
Rik TORFS.
Zakia KHATTABI.
Francis DELPÉRÉE.
Hassan BOUSETTA.

Nr. 19 VAN MEVROUW DEFRAIGNE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 10)

In het voorgestelde artikel 1214, § 2, de volgende wijzigingen aanbrengen :

1º het eerste lid vervangen door wat volgt :

§ 2. De notaris-vereffenaar verricht de boedelbeschrijving, tenzij alle partijen, voor zover ze bekwaam zijn, hiervan afzien en gezamenlijk aan de notaris-vereffenaar aanduiden welke goederen afhangen van de te verdelen boedel. De verzaking aan de boedelbeschrijving gebeurt ten laatste bij de afsluiting van het proces-verbaal van de opening der werkzaamheden. De notaris-vereffenaar maakt proces-verbaal op van de verzaking van de partijen aan de boedelbeschrijving en van hun akkoord over de vaststelling van de te verdelen boedel en bezorgt hiervan een afschrift aan de partijen en aan hun raadslieden in de vorm voorzien in artikel 1215, § 2;

2º Tussen het eerste en het tweede lid, een lid invoegen, luidende :

« Bij gebrek aan verzaking aan de boedelbeschrijving, bepaalt de notaris-vereffenaar, bij de sluiting van het proces-verbaal van de opening der werkzaamheden, dag en uur van de eerste vacatie van de boedelbeschrijving, die plaats heeft, behoudens andersluidend akkoord van alle partijen en van de notaris-vereffenaar, uiterlijk twee maanden na genoemde afsluiting. Indien de boedelbeschrijving niet kan afgesloten worden bij de eerste vacatie, bepaalt de notaris-vereffenaar onmiddellijk dag en uur van de volgende vacatie, die, behoudens akkoord van alle partijen en van de notaris-vereffenaar, plaats heeft uiterlijk twee maanden na de vorige vacatie. ».

Verantwoording

Overeenkomstig een van de doelstellingen van het voorstel, beoogt dit subamendement een omkadering van de procedure van boedelbeschrijving met conventionele of wettelijke termijnen. De auteurs van dit subamendement achten het opportuun de termijn te bepalen binnen welke de verrichtingen van de boedelbeschrijving moeten aangevat en vervolgd worden, in de mate waarin deze de hoeksteen is van de vereffening en hiervoor geen termijn voorzien was in het oorspronkelijke voorstel.

Het wetsvoorstel voorziet trouwens de mogelijkheid voor alle partijen gezamenlijk te verzaken aan het opstellen van een boedelbeschrijving, voor zover zij akkoord gaan met de omvang van de te verdelen boedel. Volgens de bewoordingen van het oorspronkelijke wetsvoorstel, is er voor die mogelijkheid geen termijn voorzien, zodat de partijen hun beslissing wat dat betreft kunnen opschorten en de voortzetting van de werkzaamheden aldus onmogelijk wordt. Het lijkt daarom aangewezen een termijn te bepalen binnen welke de verzaking kan worden gedaan. De afsluiting van het proces-verbaal van de opening der werkzaamheden is, in dit opzicht, het beste ogenblik voor de partijen om zich daarover definitief te uiten, in de mate waarin die afsluiting onmiddellijk de boedelbeschrijving voorafgaat. Het feit de partijen te verplichten zich definitief te uiten bij de afsluiting van het proces-verbaal van de opening der werkzaamheden geeft aldus aan de notaris-vereffenaar de mogelijkheid om onmiddellijk het volgende stadium van de procedure vast te stellen.

Nr. 20 VAN MEVROUW DEFRAIGNE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 10)

Art. 2

In het voorgestelde artikel 1215, § 1, het eerste lid vervangen door wat volgt :

« § 1. De notaris-vereffenaar bepaalt op verzoek van de meest gerede partij dag en uur voor de opening van de werkzaamheden. Behoudens andersluidend akkoord van alle partijen en van de notaris-vereffenaar betreffende de navolgende termijn, heeft de eerste zitting van de opening van de werkzaamheden plaats uiterlijk twee maanden na het verzoek van de meest gerede partij. Indien het proces-verbaal van de opening der werkzaamheden niet kan worden afgesloten bij de eerste zitting, bepaalt de notaris-vereffenaar onmiddellijk dag en uur van de volgende zitting die, behoudens akkoord van alle partijen en van de notaris-vereffenaar, plaats heeft uiterlijk twee maanden na de vorige zitting. ».

Verantwoording

Omwille van een van de doelstellingen van deze hervorming, namelijk een snellere procedure van gerechtelijke vereffening-verdeling, lijkt de oorspronkelijk voorgestelde termijn van drie maanden voor de opening van de werkzaamheden (vanaf het verzoek van de meest gerede partij aan de notaris-vereffenaar) te lang en bijgevolg van aard om de voortzetting van de procedure onnodig te vertragen. Het lijkt daarom opportuun deze termijn te beperken tot twee maanden.

Voortaan moet de notaris-vereffenaar de eerste zitting van de opening van de werkzaamheden bepalen binnen een termijn van twee maanden na het verzoek door de meest gerede partij. Voor alle partijen en voor de notaris-vereffenaar blijft wel de mogelijkheid bestaan om tot een overeenstemming te komen over het vaststellen van een datum na het verstrijken van de termijn.

Dit impliceert dat, bij gebrek aan akkoord van alle partijen en van de notaris-vereffenaar over een eventuele verlenging van de termijn van twee maanden, de notaris-vereffenaar in desbetreffend geval van ambtswege een datum binnen die termijn moet vaststellen. Daarom moet de notaris-vereffenaar ervoor zorgen dat, in de mate van het mogelijke, rekening wordt gehouden met wat de partijen en hun raadslieden schikt.

Indien het proces-verbaal van de opening der werkzaamheden niet kan worden afgesloten bij de eerste zitting, zal (zullen) de volgende zitting(en) bovendien eveneens (respectievelijk) binnen een termijn van twee maanden moeten bepaald worden.

Nr. 21 VAN MEVROUW DEFRAIGNE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 10)

Art. 2

In het voorgestelde artikel 1216, § 2 vervangen door wat volgt :

« § 2. Behoudens andersluidend akkoord van alle partijen en van de notaris-vereffenaar betreffende de navolgende termijn, betekent de notaris-vereffenaar aan de partijen bij deurwaardersexploot of bij aangetekende brief en aan hun raadslieden bij gewone brief, telefax of elektronische briefwisseling, een afschrift van het tussentijds proces-verbaal bedoeld in § 1, binnen twee maanden na vaststelling van de geschillen of moeilijkheden die bepalend waren voor de opstelling van voornoemd proces-verbaal. De notaris-vereffenaar nodigt gelijktijdig de partijen uit om hem hun standpunten dienaangaande mee te delen. »

Verantwoording

Overeenkomstig de algemene strekking van deze hervorming, die ernaar streeft om de procedure van gerechtelijke vereffening-verdeling te omkaderen met strikte (conventionele of wettelijke) termijnen, lijkt het opportuun de termijn te bepalen waarbinnen de notaris-vereffenaar het proces-verbaal tot vaststelling van de geschillen of moeilijkheden, die dermate essentieel zijn dat zij de voortzetting van de werkzaamheden verhinderen, moet meedelen (en dus opstellen). Het is inderdaad zo dat het oorspronkelijke ingediende voorstel niet voorzag in een dergelijke termijn.

Nr. 22 VAN MEVROUW DEFRAIGNE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 10)

Art. 2

In het voorgestelde artikel 1216, § 4, het woord « schriftelijk » invoegen tussen de woorden « § 3 » en « meedelen. » en de woorden « en aan hun raadslieden, volgens de vorm bepaald in § 2 » toevoegen in fine.

Verantwoording

De door dit subamendement voorgestelde wijzigingen aan het voorgestelde artikel 1216, § 4, van het Gerechtelijk Wetboek strekken ertoe een omschrijving te geven van de wijze waarop het akkoord van de partijen om een einde te maken aan de geschillen of moeilijkheden opgenomen in het tussentijds proces-verbaal bedoeld in de eerste paragraaf, moet meegedeeld worden, alsook de wijze waarop het advies van de notaris-vereffenaar met betrekking tot voornoemde geschillen of moeilijkheden moet meegedeeld worden.

Nr. 23 VAN MEVROUW DEFRAIGNE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 10)

Art. 2

In het voorgestelde artikel 1216, § 5 vervangen door wat volgt :

« § 5. De griffie roept de partijen bij gerechtsbrief en hun raadslieden bij gewone brief, telefax of elektronische briefwisseling op voor een zitting waarop de partijen worden gehoord op basis van hun standpunten ingenomen overeenkomstig § 3, die als conclusies worden beschouwd, onverminderd de mogelijkheid om de zaak te verdagen naar een latere pleitzitting of om toepassing te maken, gezien de complexiteit van het geschil, van artikel 747. ».

Verantwoording

In antwoord op een door de Raad van State gemaakte opmerking in het advies nr. 48.961/2 van 11 januari 2011 (blz. 9, art. 1216, punt 3) stelt het globale amendement voor om het voorgestelde artikel 1216, § 5, van het Gerechtelijk Wetboek te wijzigen, teneinde een referentie naar artikel 735 te integreren.

Hoewel het beroep op een procedure die analoog is met deze voorzien in artikel 735 van het Gerechtelijk Wetboek zeker gerechtvaardigd is in het kader van het voorgestelde artikel 1216, § 5, van het Gerechtelijk Wetboek, lijkt de verwijzing naar de bepaling als dusdanig technisch gezien toch niet mogelijk omdat hier niet voldaan is aan de toepassingsvoorwaarden voor de bepaling.

Het is inderdaad zo dat artikel 735 van het Gerechtelijk Wetboek, om de verdaging van de zaak naar een pleitzitting over korte debatten mogelijk te maken, de verplichting oplegt om hetzij een verzoek in de inleidende akte (hier onbestaande, in de mate waarin door de neerlegging van het door de notaris-vereffenaar opgestelde tussentijds proces-verbaal de zaak bij de rechtbank wordt aanhangig gemaakt), hetzij een verzoek van de verweerder (met het gevolg dat de eiser de verdaging niet zou kunnen vragen, wat discriminatoir zou kunnen lijken, in de context van het voorgestelde artikel 1216, § 5), hetzij een akkoord van de partijen over de verdaging (wat niet altijd mogelijk is).

Het lijkt daarom beter om niet formeel naar artikel 735 van het Gerechtelijk Wetboek te verwijzen, maar een behandeling van het dossier te organiseren analoog met deze in artikel 735 (maar zonder formele verwijzing), wel met behoud van de verwijzing naar artikel 747 van het Gerechtelijk Wetboek.

Overeenkomstig het voorgestelde artikel 1216, § 5, van het Gerechtelijk Wetboek, kunnen drie hypotheses zich voordoen :

— ofwel wordt de zaak gepleit op de zitting waarop de partijen werden opgeroepen (op basis van de standpunten ingenomen door de partijen overeenkomstig het voorgestelde artikel 1216, § 3, van het Gerechtelijk Wetboek, die als conclusies worden beschouwd);

— ofwel wordt de zaak verdaagd naar een latere pleitzitting, op verzoek van een van de partijen;

— ofwel, indien dit is gerechtvaardigd door de complexiteit van het dossier, wordt toepassing gemaakt van artikel 747 van het Gerechtelijk Wetboek, om aan de partijen de mogelijkheid te geven hun conclusies op te stellen. Het beroep op deze laatste formule moet echter uitzonderlijk blijven, in de mate waarin de partijen al de gelegenheid hadden hun opmerkingen met betrekking tot de ingeroepen geschillen of moeilijkheden te formuleren (het voorgestelde artikel 1216, § 3, van het Gerechtelijk Wetboek), die, in principe, als conclusies worden beschouwd (het voorgestelde artikel 1216, § 5, van het Gerechtelijk Wetboek).

Nr. 24 VAN MEVROUW DEFRAIGNE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 10)

Art. 2

Het voorgestelde artikel 1220, § 2, aanvullen met een zesde lid, luidende :

« Indien de vervanging wordt uitgesproken omwille van de redenen bedoeld in het eerste lid, betekent de griffie de beslissing aan de kamer van de notarissen van het genootschap waartoe de notaris-vereffenaar behoort, die bepaalt of een tuchtstraf bedoeld in artikel 96 van de wet van 16 maart 1803 tot regeling van het notarisambt wordt opgelegd. ».

Verantwoording

Dit subamendement strekt ertoe de sanctie te versterken ingeval van overschrijding van de opgelegde termijnen door de notaris-vereffenaar. Ingeval van vervanging van de notaris omwille van die redenen, stelt het subamendement dan voor om de maatregel van vervanging bevolen door de rechter te vervolledigen door een mededeling van ambtswege, door de griffie, van de beslissing tot vervanging aan de kamer van notarissen van de genootschap waartoe de vervangen notaris behoort. De kamer oordeelt of een tuchtstraf noodzakelijk is, rekening houdende met de elementen van het dossier.

Nr. 25 VAN MEVROUW DEFRAIGNE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 10)

Art. 2

In het voorgestelde artikel 1223, § 3, het vierde lid vervangen door wat volgt :

« Behoudens andersluidend akkoord van alle partijen en van de notaris-vereffenaar, deelt de notaris-vereffenaar binnen twee maanden na het einde van de termijn bedoeld in het vierde lid van de eerste paragaaf een afschrift van het proces-verbaal bedoeld in het eerste lid alsook zijn schriftelijk advies over de geschillen of moeilijkheden bij deurwaardersexploot of bij aangetekende brief mee aan de partijen, alsook aan hun raadslieden bij gewone brief, telefax of elektronische briefwisseling. ».

Verantwoording

Overeenkomstig de algemene strekking van de hervorming die ernaar streeft de procedure van gerechtelijke vereffening-verdeling te omkaderen met strikte (conventionele of wettelijke) termijnen, lijkt het opportuun de termijn te bepalen waarbinnen de notaris-vereffenaar het proces-verbaal tot vaststelling van de bezwaren geformuleerd door de partijen met betrekking tot de staat van vereffening moet meedelen. In het oorspronkelijke voorgestelde voorstel was deze termijn inderdaad slechts onrechtstreeks voorzien. Er was enkel sprake van de mededeling van het advies van de notaris-vereffenaar over de bezwaren geformuleerd door de partijen.

Nr. 26 VAN MEVROUW DEFRAIGNE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 10)

Art. 2

In het voorgestelde artikel 1223, § 3, het zesde lid vervangen door wat volgt :

« Door deze neerlegging wordt de zaak aanhangig gemaakt bij de rechtbank. De griffie roept de partijen op bij gerechtsbrief en hun raadslieden bij gewone brief, telefax of elektronische briefwisseling voor een zitting waarop de partijen gehoord zullen worden op basis van hun bezwaren geformuleerd overeenkomstig de eerste paragraaf, die beschouwd worden als conclusies, onverminderd de mogelijkheid om de zaak te verdagen naar een latere pleitzitting of toepassing te maken van artikel 747, gezien de complexiteit van het geschil. ».

Verantwoording

Dit subamendement stelt voor om het voorgestelde artikel 1223, § 3, zesde lid, van het Gerechtelijk Wetboek te herformuleren, om die bepaling in overeenstemming te brengen met het voorgestelde artikel 1216, § 5, van het Gerechtelijk Wetboek (zodat net als de door de partijen ingenomen standpunten in het kader van het tussentijds proces-verbaal, de door hen geformuleerde bezwaren met betrekking tot de staat van vereffening die het ontwerp van verdeling bevat worden beschouwd als conclusies).

Voor nadere inlichtingen, wordt verwezen naar de verantwoording van subamendement nr. 23 met betrekking tot het voorgestelde artikel 1216, § 5, van het Gerechtelijk Wetboek.

Christine DEFRAIGNE.
Guy SWENNEN.
Inge FAES.
Philippe MAHOUX.
Rik TORFS.
Zakia KHATTABI.
Francis DELPÉRÉE.
Hassan BOUSETTA.

Nr. 27 VAN DE HEER MAHOUX

(Subamendement op amendement nr. 10)

Art. 2

Het voorgestelde artikel 1208, § 4, vervangen als volgt :

« § 4. Op verzoek van één van de partijen, kan de rechtbank beslissen bepaalde in het buitenland gelegen goederen, die ze aanwijst, aan de verdeling te onttrekken en haar beschikking erover aanhouden.

Die beslissing vergt een met redenen omkleed vonnis, gebaseerd op concrete gegevens uit het dossier en met name op de vaststelling dat de wetgeving die op de vereffening van de betreffende goederen toepasselijk is, overeenstemt met het beginsel van de gelijkheid van mannen en vrouwen.

Indien tot de afzonderlijke verdeling wordt beslist, gelden voor die verdeling de termijnen bedoeld in de artikelen 1214, § 2, en 1218 niet. ».

Verantwoording

De bepaling van voorliggend voorstel heeft tot gevolg dat bepaalde in het buitenland gelegen goederen uit de berekening van de boedel worden verwijderd, omdat ze moeilijk gelokaliseerd of geschat kunnen worden.

Het gevolg van die problemen is dat ze het proces van de vereffening-verdeling aanzienlijk kunnen vertragen of zelfs blokkeren.

Om efficiënt te kunnen werken, strekt de voorgestelde bepaling er dus toe de goederen op te splitsen om de goederen die gemakkelijk kunnen worden verdeeld snel te vereffenen, en zich daarna te kunnen buigen over de goederen die problemen met zich brengen.

We hebben ons afgevraagd of de goederen mochten worden opgesplitst wanneer de in het buitenland gelegen goederen zich in een land bevinden waarvan de wetgeving niet overeenstemt met het grondbeginsel van de gelijkheid voor mannen en vrouwen.

We willen dus een evenwicht vinden tussen een noodzakelijk pragmatisme en de inachtneming van bepaalde waarden die essentieel zijn in ons democratisch bestel.

Dat evenwicht kan slechts worden bereikt na een concreet onderzoek door de geadieerde magistraat, die, om de zwakste partij te beschermen, in een gemotiveerd vonnis zal kunnen bepalen of de verdeling al dan niet kan worden opgesplitst.

Het amendement strekt dus om die mogelijkheid aan de partijen te bieden, door de magistraat te verplichten zijn beslissing te motiveren waardoor hij die splitsing van de boedel accepteert of verwerpt, rekening houdend met de specifieke omstandigheden van het dossier en met elk ander passend gegeven, waaronder het probleem van de kostprijs (aangezien er twee staten van vereffening zullen zijn) of de inachtneming van een fundamentele waarde, te weten de gelijkheid van vrouwen en mannen.

Het amendement huldigt het principe dat de gewone termijnen niet gelden, omdat de magistraat bij wie het dossier aanhangig is, geadieerd blijft voor het gedeelte van de boedel die hij heeft opgesplitst en waarvoor hij zijn beschikking slechts aanhoudt.

De meest gerede partij zal dan de nodige stappen zetten om de gerechtelijke procedure te kunnen voortzetten.

Nr. 28 VAN DE HEER MAHOUX

(Subamendement op amendement nr. 10)

Art. 2

Het voorgestelde artikel 1207 aanvullen met een lid, luidende :

« Indien één van de partijen de toepassing van artikel 735 vraagt, bevat de akte van rechtsingang een beschrijving van de te verdelen boedel. ».

Verantwoording

Het opnemen van dit lid berust op de vaststelling dat bepaalde vereffeningen eenvoudig zijn en de aanwijzing van een notaris niet rechtvaardigen, omdat de rechtbank over het probleem kan beslissen bij de indiening van het dossier.

Het gevolg van die maatregel is enerzijds dat de procedure lichter wordt en anderzijds dat de kostprijs ervan vermindert.

Het is dus in beginsel de bedoeling dat de verzoeker de mogelijkheid krijgt artikel 735 van het Gerechtelijk Wetboek in deze zaken te doen toepassen.

Dat artikel bepaalt het volgende :

« Art. 735

§ 1. Ten aanzien van iedere verschijnende partij worden de zaken waarvoor slechts korte debatten nodig zijn, behandeld op de inleidende zitting of verdaagd opdat er op een nabije datum over wordt gepleit, voor zover daartoe een met redenen omkleed verzoek is gedaan in de akte van rechtsingang of door de verwerende partij.

§ 2. De zaken worden in korte debatten behandeld ingeval de partijen daarmede akkoord gaan. De rechter houdt de zaak op de inleidingszitting aan of verwijst ze opdat er op een nabije datum over wordt gepleit, waarbij hij de duur van de debatten bepaalt.

Behoudens akkoord van de partijen zal het geding op grond van de voor de korte debatten voorziene procedure worden behandeld in de volgende gevallen :

— de invordering van de niet betwiste schuldvorderingen;

— de vorderingen bedoeld in artikel 19, tweede lid;

— de taalwijzigingen als geregeld in artikel 4 van de wet van 15 juni 1935;

— de regeling van geschillen van bevoegdheid;

— de vorderingen om uitstel van betaling.

§ 3. In de zaken bedoeld in de §§ 1 en 2, kan het vonnis worden gewezen zelfs indien er geen conclusies zijn neergelegd.

Wanneer de partijen conclusies nemen, moeten zij die overhandigen aan de rechter, die ze voor gezien tekent. Van deze neerlegging wordt melding gemaakt op het zittingsblad.

§ 4. De overige zaken worden naar de bijzondere rol verzonden of aan andere kamers toegewezen, zoals is bepaald in artikel 726.

§ 5. De bepalingen van dit artikel gelden onverminderd de regels inzake verstek.

Wanneer echter, in geval van onsplitsbaarheid van het geschil, een of meerdere partijen verstek laten gaan en ten minste een partij verschijnt, is dit artikel van toepassing op voorwaarde dat elke niet verschenen partij bij gerechtsbrief door de griffier opgeroepen wordt op een zittingsdag bepaald op een nabije datum, waarop een vonnis op tegenspraak zal kunnen worden gevorderd. De oproeping neemt de tekst van deze paragraaf over.

§ 6. De beslissingen omtrent de rechtspleging in korte debatten zijn niet vatbaar voor enig rechtsmiddel. ».

Voor zover

— de toepassing van artikel 735, § 1, vereist dat het verzoek in de gedinginleidende dagvaarding wordt gedaan,

— hetzelfde artikel in zijn § 3 bepaalt dat er kan worden beslist dat het vonnis kan worden gewezen, zelfs indien de partijen geen conclusies hebben neergelegd,

is het vanzelfsprekend raadzaam dat de gedinginleidende dagvaarding een boedelbeschrijving bevat en een beschrijving van de aanspraken van de partijen.

De tekst van het voorgestelde lid is een suggestie van professor De Leval, die zich gebaseerd heeft op de Franse Code de procédure civile. Hij meent dat een procedure van korte debatten hier op haar plaats is en dat het niet aanwijzen van een notaris in dit geval geen discriminatie is, aangezien de vormvoorschriften van de procedure kunnen variëren naar gelang van de aard of de complexiteit van de zaak.

Philippe MAHOUX.

Nr. 29 VAN DE HEER MAHOUX EN MEVROUW TAELMAN

(Subamendement op amendement nr. 10)

Art. 2

Het voorgestelde artikel 1207 aanvullen als volgt :

« In voorkomend geval kan artikel 735, § 2, worden toegepast.

In dat geval bevat de akte van rechtsingang een beschrijving van de te verdelen boedel. ».

Verantwoording

Het opnemen van dit lid berust op de vaststelling dat bepaalde vereffeningen eenvoudig zijn en de aanwijzing van een notaris niet rechtvaardigen, omdat de rechtbank over het probleem of over bepaalde delen van het probleem kan beslissen bij de indiening van het dossier.

Het gevolg van die maatregel is enerzijds dat de procedure lichter wordt en anderzijds dat de kostprijs ervan vermindert.

Het is dus in beginsel de bedoeling dat de verzoeker de mogelijkheid krijgt artikel 735 van het Gerechtelijk Wetboek in deze zaken te doen toepassen.

Dat artikel bepaalt het volgende :

« Art. 735

§ 1. Ten aanzien van iedere verschijnende partij worden de zaken waarvoor slechts korte debatten nodig zijn, behandeld op de inleidende zitting of verdaagd opdat er op een nabije datum over wordt gepleit, voor zover daartoe een met redenen omkleed verzoek is gedaan in de akte van rechtsingang of door de verwerende partij.

§ 2. De zaken worden in korte debatten behandeld ingeval de partijen daarmede akkoord gaan. De rechter houdt de zaak op de inleidingszitting aan of verwijst ze opdat er op een nabije datum over wordt gepleit, waarbij hij de duur van de debatten bepaalt.

Behoudens akkoord van de partijen zal het geding op grond van de voor de korte debatten voorziene procedure worden behandeld in de volgende gevallen :

— de invordering van de niet betwiste schuldvorderingen;

— de vorderingen bedoeld in artikel 19, tweede lid;

— de taalwijzigingen als geregeld in artikel 4 van de wet van 15 juni 1935;

— de regeling van geschillen van bevoegdheid;

— de vorderingen om uitstel van betaling.

§ 3. In de zaken bedoeld in de §§ 1 en 2, kan het vonnis worden gewezen zelfs indien er geen conclusies zijn neergelegd.

Wanneer de partijen conclusies nemen, moeten zij die overhandigen aan de rechter, die ze voor gezien tekent. Van deze neerlegging wordt melding gemaakt op het zittingsblad.

§ 4. De overige zaken worden naar de bijzondere rol verzonden of aan andere kamers toegewezen, zoals is bepaald in artikel 726.

§ 5. De bepalingen van dit artikel gelden onverminderd de regels inzake verstek.

Wanneer echter, in geval van onsplitsbaarheid van het geschil, een of meerdere partijen verstek laten gaan en ten minste een partij verschijnt, is dit artikel van toepassing op voorwaarde dat elke niet verschenen partij bij gerechtsbrief door de griffier opgeroepen wordt op een zittingsdag bepaald op een nabije datum, waarop een vonnis op tegenspraak zal kunnen worden gevorderd. De oproeping neemt de tekst van deze paragraaf over.

§ 6. De beslissingen omtrent de rechtspleging in korte debatten zijn niet vatbaar voor enig rechtsmiddel. ».

De tekst van het voorgestelde lid is een suggestie van professor De Leval, die zich gebaseerd heeft op de Franse Code de procédure civile. Hij meent dat een procedure van korte debatten hier op haar plaats is en dat het niet aanwijzen van een notaris in dit geval geen discriminatie is, aangezien de vormvoorschriften van de procedure kunnen variëren naar gelang van de aard of de complexiteit van de zaak.

Het amendement werd gewijzigd om de toepassing van artikel 735 te beperken tot paragraaf twee ervan, wanneer partijen het eens zijn geworden om in korte debatten te pleiten en wel om overbodige geschillen te voorkomen.

Philippe MAHOUX.
Martine TAELMAN.

Nr. 30 VAN DE HEER DELPÉRÉE

(Subamendement op subamendement nr. 15)

Art. 2

In het voorgestelde artikel 1208, § 4, het eerste lid vervangen door wat volgt :

« § 4. Op verzoek van één van de partijen kan de rechtbank, bij een met redenen omklede beslissing, de afzonderlijke verdeling bevelen voor de in het buitenland gelegen goederen die ze aanwijst. Ze houdt rekening met de aard en de ligging van die goederen. De termijnen bedoeld in de artikelen 1214, § 2, en 1218 gelden in dat geval niet voor die aparte verdeling. ».

Francis DELPÉRÉE.

Nr. 31 VAN DE HEER TORFS

(Subamendement op amendement nr. 10)

Art. 2

Het voorgestelde artikel 1207 aanvullen door wat volgt :

« De inleidingszitting zal ten vroegste na een termijn van twee maanden na de datum van de betekening van het exploot van dagvaarding kunnen worden gehouden. Indien er verschillende vorderingen afzonderlijk werden ingesteld, zal de termijn aanvang nemen op de dag waarop de eerste eis werd ingesteld. »

Verantwoording

Dit subamendement heeft tot doel om een afkoelingsperiode in te lassen bij aanvang van de procedure van gerechtelijke verdeling. Na de betekening van het exploot van dagvaarding wordt een periode van twee maand voorzien binnen dewelke partijen moeten trachten tot een bemiddelde oplossing te komen. Mondt deze bemiddelingsperiode niet uit in een akkoord, dan zal de procedure van gerechtelijke verdeling zijn gewoon verloop kennen.

Door het inlassen van deze afkoelingsperiode wordt aan de partijen ruimte gegeven om alsnog te trachten om de vereffening en verdeling op een minnelijke wijze op te lossen. Het leidt geen twijfel dat een bemiddelde oplossing wenselijker is dan een slepende gerechtelijke procedure. Een dergelijk akkoord wordt immers door de betrokken partijen gedragen, en wordt gemakkelijker uitgevoerd. In bepaalde gevallen, in het bijzonder wanneer de onverdeeldheid beperkt is in omvang, is het bereiken van een akkoord opportuun.

Nr. 32 VAN DE HEER TORFS

(Subamendement op amendement nr. 10)

Art. 2

Het voorgestelde artikel 1207 aanvullen met de volgende twee leden :

« Op gemotiveerd verzoek van de partijen, kan de procedure met korte debatten worden toegestaan.

Als de rechtbank van oordeel is dat de procedure met korte debatten niet gerechtvaardigd is, spreekt de rechtbank zich uit overeenkomstig deze afdeling. »

Verantwoording

Het moet mogelijk zijn om in bepaalde gevallen de procedure van vereffening-verdeling te laten verlopen via korte debatten.

Echter moet de mogelijkheid voorzien worden voor de rechter om toch de in deze afdeling voorziene procedure te volgen, met onder andere de aanstelling van een notaris-vereffenaar.

Rik TORFS.

Nr. 33 VAN MEVROUW DEFRAIGNE

Art. 4/1 (nieuw)

Een artikel 4/1 invoegen, luidende :

« Art. 4/1. In artikel 15 van de wet van 10 juli 2006 betreffende de elektronische procesvoering wordt het cijfer « 1208, » opgeheven. »

Verantwoording

Artikel 15 van de wet van 10 juli 2006 wijzigt onder meer artikel 1208 van het Gerechtelijk Wetboek met ingang van de datum bepaald door de Koning en ten laatste op 1 januari 2013.

Artikel 1208 wordt door dit wetsvoorstel vervangen. Artikel 15 van de wet van 10 juli 2006 dient te worden aangepast.

Nr. 34 VAN MEVROUW DEFRAIGNE

Art. 4/2 (nieuw)

Een artikel 4/2 invoegen, luidende :

« Art. 4/2. In artikel 124, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, vervangen bij de wet van 9 mei 2007, wordt het cijfer « 1224 » vervangen door het cijfer « 1224/2 ».

Verantwoording

Artikel 124, tweede lid, tweede zin, van het Burgerlijk Wetboek luidt als volgt :

« Onverminderd de toepassing van de artikelen 1205 tot 1224 van het Gerechtelijk Wetboek, krijgt de afwezige zijn deel van de goederen van het gemeenschappelijk vermogen in de staat waarin zij zich bevinden, alsook de prijs van de goederen die mochten zijn vervreemd, op grond van de inventaris opgemaakt overeenkomstig artikel 117, § 3, tweede lid. »

Deze bepaling lijkt te moeten worden aangepast om aan te sluiten bij de wijzigingen die door dit voorstel in het gerechtelijk Wetboek zijn aangebracht.

Christine DEFRAIGNE.