3-13/3

3-13/3

Belgische Senaat

ZITTING 2003-2004

18 NOVEMBER 2003


Wetsvoorstel tot toekenning van het actief en passief kiesrecht bij de gemeente- en provincieraadverkiezingen aan de buitenlandse onderdanen


AMENDEMENTEN


Nr. 9 VAN DE HEER BROTCORNE

Art. 2

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 2. ­ In artikel 1, § 1, van de gemeentekieswet van 4 augustus 1932, vervangen bij de wet van 16 juli 1993, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

A) het 1º wordt aangevuld als volgt : « , onderdaan zijn van een andere lidstaat van de Europese Unie of langer dan vijf jaar regelmatig in België verblijven »;

B) in de Franse tekst van het 3º, worden de woorden « au registre » vervangen door de woorden « aux registres ».

Verantwoording

Dit amendement strekt ertoe in artikel 1 van de gemeentekieswet het stemrecht voor vreemdelingen op te nemen en de voorwaarden hiervoor, aangezien die bepaling omschrijft wie mag kiezen.

Het sluit overigens aan bij de logica van amendement nr. 3, dat werd ingediend door dezelfde indiener, dat de Europese vreemdelingen en de anderen op gelijke voet behandelt en dat voorziet in het beginsel van de automatische inschrijving van de vreemdelingen in de kiezerslijsten, terwijl erin wordt vastgelegd dat elkeen de mogelijkheid krijgt zich van die lijsten te laten uitschrijven.

Tot slot bepaalt het meteen en uitdrukkelijk de vereiste dat de niet-Europese vreemdeling vijf jaar regelmatig in België verblijft.

Nr. 10 VAN DE HEER BROTCORNE

Art. 3

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Uit het vierde lid van artikel 8 van de Grondwet blijkt dat die alleen de uitbreiding van de rechten toegekend door het derde lid toestaat. Aangezien het supranationaal recht voor België slechts het recht om deel te nemen aan de gemeenteraadsverkiezingen heeft erkend, kan de wetgever het stemrecht van de buitenlandse onderdanen niet uitbreiden tot de provincieraadsverkiezingen, zonder de grondwettelijke voorschriften met voeten te treden.

Dat standpunt werd door de Raad van State bekrachtigd in de adviezen die hij heeft gegeven bij diverse wetsvoorstellen.

Nr. 11 VAN DE HEER BROTCORNE

Art. 4

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 4. ­ Artikel 1bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 27 januari 1999, wordt vervangen door de volgende bepaling :

« Art. 1bis. ­ De onderdanen van een lidstaat van de Europese Unie en de personen die langer dan vijf jaar regelmatig in België verblijven, kunnen hun wil te kennen geven hun stemrecht niet uit te oefenen bij de gemeenteraadsverkiezingen, binnen een termijn van drie maanden vanaf de eerste april van het jaar waarin de gewone gemeenteraadsverkiezingen plaats vinden. »

Verantwoording

Bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen is gebleken dat de administratieve rompslomp om te kunnen gaan stemmen vele Europeanen ontmoedigd heeft. De inschrijvingsformulieren moeten bijgevolg afgeschaft worden en alle buitenlanders moeten automatisch ingeschreven worden.

Dit voorstel voorziet echter ook in de mogelijkheid ­ zowel voor de onderdanen van een andere EU-lidstaat als voor de overige buitenlanders die langer dan vijf jaar in België verblijven ­ te verklaren dat zij geen gebruik willen maken van hun stemrecht bij de gemeenteraadsverkiezingen, binnen drie maanden vanaf de eerste april van het jaar waarin de gemeenteraadsverkiezingen plaatsvinden.

Zij die hun stemrecht niet willen uitoefenen, moeten de kans krijgen zich te laten uitschrijven uit de kiezerslijst.

Artikel 7.1. van de richtlijn van 19 december 1994 verbiedt immers dat Europese onderdanen verplicht worden te stemmen wanneer zij daartoe de wens niet hebben geuit. Het automatisch inschrijven van niet-Belgische EU-onderdanen schept een onweerlegbaar vermoeden van de wil om ingeschreven te staan op de kiezerslijst. De betrokkene moet dit vermoeden kunnen omkeren indien hij dit wenst.

Dankzij deze uitschrijvingsmogelijkheid vermijdt men voorts dat sommige vreemdelingen het stemrecht in hun land van herkomst verliezen omdat de wet aldaar verbiedt in twee Staten ter stembus te gaan.

Tevens voorziet dit amendement expliciet in de vereiste van een verblijf van vijf jaar.

SUBAMENDEMENT Nr. 12 VAN DE HEER BROTCORNE OP AMENDEMENT Nr. 1 VAN MEVROUW DEFRAIGNE

Art. 2

In het 1º van het voorgestelde artikel 1ter (nieuw) van de gemeentekieswet, punt c) en het tweede lid doen vervallen.

Verantwoording

Het feit op zich dat niet-Europese buitenlandse onderdanen een schriftelijke aanvraag indienen om de hoedanigheid van kiezer te verwerven, wijst erop dat ze zich ertoe verbinden de Grondwet, de wetten van het Belgische volk en het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheiden na te leven.

AMENDEMENT Nr. 13 VAN DE HEER BROTCORNE

(Subsidiair amendement op subamendement nr. 12)

Art. 2

In het 1º van het voorgestelde artikel 1ter, punt c) en het tweede lid vervangen door het volgende tweede lid :

« Deze aanvraag verbindt de indiener ertoe de Grondwet, de wetten van het Belgische volk en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en van de fundamentele vrijheden na te leven. »

Verantwoording

Het feit op zich dat buitenlandse kiezers een aanvraag indienen om in de kiezerslijst te worden ingeschreven, wijst erop dat ze zich ertoe verbinden de Grondwet, de wetten van het Belgische volk en het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheiden na te leven. Elke bijkomende vereiste kan bij de buitenlandse kiezers kwetsend overkomen.

Christian BROTCORNE.

Nr. 14 VAN DE HEER VANHECKE C.S.

Opschrift

Het opschrift vervangen als volgt :

« Wetsvoorstel tot toekenning van het actief en passief kiesrecht bij de gemeenteraadsverkiezingen aan de buitenlandse onderdanen ».

Verantwoording

Conform het advies van de Raad van State kan het actief en passief vreemdelingenstemrecht enkel worden toegekend bij gemeenteraadsverkiezingen.

Nr. 15 VAN DE HEER VANHECKE C.S.

Opschrift

Het opschrift als volgt vervangen :

« Wetsvoorstel tot toekenning van het actief en passief kiesrecht bij de gemeenteraadsverkiezingen aan niet-Europese vreemdelingen die weigerden de Belgische nationaliteit aan te nemen ».

Verantwoording

Het zou de indieners sieren om duidelijk en klaar in de titel van het wetsvoorstel te schrijven voor wie zij het actief en passief kiesrecht willen invoeren. De term « buitenlandse onderdanen » dekt de lading niet. Het kiesrecht dient enkel om de niet-Europese vreemdelingen die in het verleden geweigerd hebben de Belgische nationaliteit aan te vragen, tevreden te stellen.

Nr. 16 VAN DE HEER VANHECKE C.S.

Art. 2

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 2. ­ Een Wetboek Staatsburgerschap wordt ingevoerd met de volgende bepalingen :

« Wetboek Staatsburgerschap,

Hoofdstuk 1 ­ Algemene bepalingen.

Art. 1. ­ Met het staatsburgerschap wordt bedoeld het behoren tot een van de drie Gemeenschappen zoals bedoeld in artikel 2 van de Grondwet.

Voor de toepassing van dit wetboek wordt een persoon als minderjarig beschouwd wanneer hij de volle leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt. Zijn minderjarigheid wordt evenwel bepaald door zijn nationale wet wanneer dit ertoe leidt dat hij het staatsburgerschap niet verwerft.

Art. 2. ­ Toekenning, verkrijging, verlies en herkrijging van het staatsburgerschap, uit welke oorzaak ook, hebben alleen gevolg voor de toekomst.

Art. 3. ­ De afstamming heeft inzake het bezit van het staatsburgerschap alleen dan van rechtswege gevolg indien ze is vastgesteld voordat het kind de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt of ontvoogd wordt voor die leeftijd.

Art. 4. ­ Het bewijs van het staatsburgerschap wordt geleverd door aan te tonen dat de bij de Belgische wet opgelegde voorwaarden en vormvereisten zijn vervuld.

Wanneer het staatsburgerschap alleen op afstamming of adoptie berust, wordt zij, behoudens tegenbewijs, als bewezen beschouwd, indien de persoon aan wie de belanghebbende zijn staatsburgerschap beweert te ontlenen, zonder onderbreking de staat van Belg heeft bezeten.

Iemand bezit de staat van Belg, indien hij de rechten uitoefent die uitsluitend aan Belgische staatsburgers worden toegekend.

Art. 5. ­ Iedere rechtshandeling met betrekking tot de toekenning, de verkrijging, het behoud, het verlies of de herkrijging van het staatsburgerschap, kan worden verricht krachtens een bijzondere en authentieke volmacht.

Art. 6. ­ Personen die onbekwaam zijn uit hoofde van hun geestestoestand, worden, voor het verrichten van rechtshandelingen inzake staatsburgerschap, vertegenwoordigd door hun wettelijke vertegenwoordiger.

Personen aan wie een voorlopige bewindvoerder is toegevoegd kunnen door hem worden vertegenwoordigd.

Hoofdstuk II ­ De verwerving van het staatsburgerschap

Art. 7. ­ § 1. Verwerving van het staatsburgerschap gebeurt door :

1º toekenning van dat burgerschap, die geen vrijwillige handeling van de belanghebbende met het oog op deze verwerving veronderstelt;

2º verkrijging van dat burgerschap, die een vrijwillige handeling van de belanghebbende met het oog op deze verwerving veronderstelt.

Het staatsburgerschap wordt eveneens verworven via verkrijging indien de belanghebbende een minderjarige persoon is die het staatsburgerschap heeft verworven als gevolg van een vrijwillige handeling van een ouder of adoptant die over de belanghebbende het gezag uitoefent.

§ 2. Het staatsburgerschap wordt onder de voorwaarden zoals bepaald in dit wetboek toegekend op grond van :

1º de afstamming van een Belgisch staatsburger;

2º de geboorte in België;

3º en de adoptie door een Belgisch staatsburger.

§ 3. Het staatsburgerschap wordt onder de voorwaarden zoals bepaald in dit wetboek verkregen :

1º door naturalisatie;

2º door collectieve verkrijging;

3º en door verklaring van het bezit van de staat van Belg.

Afdeling 1 ­ Toekenning van het staatsburgerschap op grond van de afstamming van een Belgisch staatsburger

Art. 8. ­ § 1. Staatsburger zijn :

1º het kind geboren in België uit een Belgisch staatsburger;

2º het kind geboren in het buitenland uit een Belgisch staatsburger geboren in België of in een gebied dat ten tijde van de geboorte van deze laatste onder Belgische soevereiniteit of onder Belgisch bestuur stond;

3º het kind geboren in het buitenland uit een Belgisch staatsburger die, binnen een termijn van vijf jaar na de geboorte van het kind, een verklaring heeft afgelegd waarin hij verzoekt om toekenning van het staatsburgerschap aan zijn kind;

4º en het kind geboren uit een Belgisch staatsburger, op voorwaarde dat het kind geen ander staatsburgerschap bezit of behoudt tot de leeftijd van achttien jaar of tot zijn ontvoogding voor die leeftijd.

De verklaring bedoeld in het eerste lid, 3º, wordt afgelegd ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de hoofdverblijfplaats van de belanghebbende of, in het buitenland, ten overstaan van het hoofd van de Belgische diplomatieke zending of consulaire post. Zij wordt ingeschreven in het register van de geboorteakten of in het aanvullend register of in een bijzonder in tweevoud gehouden register. De ambtenaar van de burgerlijke stand treedt op zonder getuigen. Bovendien wordt deze verklaring vermeld op de kant van de geboorteakte die in België is gemaakt of overgeschreven.

Degene aan wie het staatsburgerschap krachtens het eerste lid, 4º, is toegekend, behoudt het staatsburgerschap zolang niet is aangetoond, voordat hij de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt of ontvoogd is voor die leeftijd, dat hij een vreemd staatsburgerschap bezit.

§ 2. Voor de toepassing van § 1 dient de ouder, indien hij voor de geboorte van het kind overleden is, op de dag van zijn overlijden het staatsburgerschap bezeten te hebben.

§ 3. De afstamming vastgesteld ten aanzien van een Belgisch staatsburger na de datum van het vonnis of het arrest dat de adoptie homologeert of uitspreekt, verleent het staatsburgerschap maar aan het kind, indien die afstamming wordt vastgesteld ten aanzien van de adoptant of diens echtgenoot.

§ 4. De persoon aan wie het staatsburgerschap werd toegekend op grond van de afstamming van een Belgisch staatsburger, behoudt het staatsburgerschap, wanneer zijn afstamming niet langer vaststaat nadat hij de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt of ontvoogd is voor die leeftijd.

Indien zijn afstamming niet langer vaststaat voordat hij de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt of voordat hij ontvoogd is, kunnen de handelingen die zijn aangegaan toen de afstamming nog vaststond en voor de geldigheid waarvan het bezit van het Belgisch staatsburgerschap vereist was, niet worden betwist enkel en alleen omdat de belanghebbende het staatsburgerschap niet bezat. Hetzelfde geldt voor de rechten welke voor die datum verkregen zijn.

Afdeling 2 ­ Toekenning van het staatsburgerschap op grond van de geboorte in België

Art. 9. ­ § 1. Staatsburger zijn :

1º het kind geboren in België dat op het ogenblik van de geboorte staatloos zou zijn, indien het niet in het bezit was van het Belgisch staatsburgerschap;

2º en het in België gevonden pasgeboren kind dat, behoudens bewijs van het tegendeel, verondersteld wordt in België te zijn geboren.

§ 2. De persoon aan wie het staatsburgerschap werd toegekend op grond van de geboorte in België, behoudt het staatsburgerschap, wanneer zijn geboorte in België of zijn staatloosheid op het ogenblik van de geboorte niet langer vaststaat nadat hij de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt of ontvoogd is voor die leeftijd.

Indien zijn geboorte in België of zijn staatloosheid op het ogenblik van de geboorte niet langer vaststaat voordat hij de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt of voor hij ontvoogd is, kunnen de handelingen die zijn aangegaan toen de geboorte in België of de staatloosheid nog vaststond en voor de geldigheid waarvan het bezit van het staatsburgerschap vereist was, niet worden betwist enkel en alleen omdat de belanghebbende het staatsburgerschap niet bezat. Hetzelfde geldt voor de rechten welke voor die datum verkregen zijn.

Afdeling 3 ­ Toekenning van het staatsburgerschap op grond van de adoptie door een Belgisch staatsburger

Art. 10. ­ § 1. Staatsburger zijn :

1º het kind geboren in België dat geadopteerd wordt door een Belgisch staatsburger;

2º het kind geboren in het buitenland dat geadopteerd wordt door een Belgisch staatsburger geboren in België of in een gebied dat ten tijde van de geboorte van deze laatste onder Belgische soevereiniteit of onder Belgisch bestuur stond;

3º het kind geboren in het buitenland dat geadopteerd wordt door een Belgisch staatsburger die, binnen een termijn van vijf jaar na de adoptie van het kind, een verklaring heeft afgelegd waarin hij verzoekt om toekenning van het staatsburgerschap aan het kind;

4º en het kind dat geadopteerd wordt door een Belgisch staatsburger, indien het anders staatloos zou zijn.

De verklaring bedoeld in het eerste lid, 3º, wordt afgelegd, ingeschreven en vermeld, zoals bepaald bij artikel 8, § 1, tweede lid.

§ 2. Het staatsburgerschap wordt verworven op de dag dat de adoptie uitwerking krijgt, op voorwaarde dat de betrokkene die dag de leeftijd van achttien jaar niet bereikt heeft of niet ontvoogd is voor die leeftijd.

Afdeling 4 ­ Verkrijging van het staatsburgerschap op grond van naturalisatie

Art. 11. ­ De naturalisatie verleent het staatsburgerschap. Zij is een gunst die slechts kan worden verleend wanneer er geen vermoedens bestaan dat de kandidaat een gevaar zou kunnen zijn voor de openbare orde, de goede zeden, de volksgezondheid of de veiligheid van de Staat.

Art. 12. ­ § 1. Het verzoek tot naturalisatie is ontvankelijk indien de belanghebbende aan de volgende voorwaarden voldoet :

1º zijn nationale wet laat toe dat hij zijn staatsburgerschap verliest in geval van verkrijging van het Belgisch staatsburgerschap;

2º hij verbindt er zich toe afstand van zijn vreemd staatsburgerschap te doen binnen de zes maanden na de bekendmaking van de akte van naturalisatie in het Belgisch Staatsblad;

3º hij heeft gedurende minstens tien jaar zijn hoofdverblijfplaats in België gehad, niet onderbroken door een periode die de duur van twee jaar te boven gaat.

De jaren gedurende dewelke de belanghebbende in België verbleef op grond van een machtiging, overeenkomstig artikel 58 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, om langer dan drie maanden in het Rijk te verblijven teneinde er te studeren in het hoger onderwijs of er een voorbereidend jaar tot hoger onderwijs te volgen, kunnen niet in rekening worden gebracht om te voldoen aan de vereiste inzake verblijfsduur.

De termijn van tien jaar wordt verminderd tot vijf jaar voor de vreemde echtgenoot van een Belgisch staatsburger, indien de echtgenoten tijdens de drie jaar die aan het naturalisatieverzoek voorafgaan, onafgebroken gehuwd waren en samen in België verbleven.

Het Staatshoofd kan om het even welke kandidaat wegens bijzondere verdiensten vrijstellen van de voorwaarde inzake verblijfsduur;

4º hij heeft de leeftijd van vijfentwintig jaar bereikt.

Aan deze voorwaarde dient niet voldaan te worden door de vreemde echtgenoot van een Belgisch staatsburger;

5º hij is geslaagd voor een burgerschapsproef;

6º hij werd nog nooit veroordeeld tot een effectieve gevangenisstraf van meer dan drie maanden waarvoor, in België of in een andere lidstaat van de Europese Unie, geen amnestie, uitwissing van veroordeling of herstel in eer en rechten werd verkregen;

7º hij kan in de behoeften van zichzelf en van zijn gezinsleden voorzien en heeft geen belastingschulden;

8º hij legt een loyaliteitsverklaring af, waarin hij respect belooft voor de parlementaire democratie, de scheiding van Kerk en Staat, de nationale wetten, alsook de gewoonten en cultuur van de Gemeenschap waartoe hij wenst te behoren;

9º hij levert een attest af van een daartoe door het Staatshoofd gemachtigde instelling voor medisch onderzoek, waaruit blijkt dat hij geen ernstig gevaar oplevert voor de volksgezondheid;

10º hij legt een door de Belgische overheid afgegeven bewijs van goed gedrag en zeden voor.

§ 2. Het advies van het college van burgemeester en schepenen waar de belanghebbende zijn hoofdverblijfplaats heeft, wordt ingewonnen om de integratiewil, het goed gedrag en zeden en de financiële draagkracht van de kandidaat te kunnen inschatten.

Art. 13. ­ § 1. De burgerschapsproef bedoeld in artikel 12, § 1, 5º, omvat de volgende onderdelen :

1º een schriftelijke verhandeling in de taal of een van de talen van het taalgebied waar de belanghebbende zijn hoofdverblijfplaats heeft, waarin de belanghebbende uiteenzet waarom hij het Belgisch staatsburgerschap wenst te verwerven, en een schriftelijke verhandeling over een onderwerp dat door de burgerschapscommissie bedoeld in § 3 onmiddellijk voor het begin van de schriftelijke proef door loting wordt vastgesteld;

2º en een mondeling gesprek in de in 1º bedoelde taal met de kandidaat om te peilen naar diens kennis van de staatsstructuur, van de rechtsbeginselen en grondnormen van onze samenleving, alsook van de geschiedenis en de cultuur van de Gemeenschap waartoe hij wenst te behoren.

§ 2. Tot de mondelinge proef als bedoeld in § 1, 2º, zal slechts overgegaan worden indien de kandidaat geslaagd is voor de schriftelijke proef als bedoeld in § 1, 1º.

§ 3. De burgerschapsproef wordt georganiseerd :

1º Door een burgerschapscommissie aangesteld door de Vlaamse Gemeenschap krachtens artikel 5, § 1, II, 3º, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen :

voor de kandidaten die hun hoofdverblijfplaats hebben in het Nederlandse taalgebied, in het tweetalige taalgebied van de negentien Brusselse gemeenten, indien de kandidaten hun proef in het Nederlands wensen af te leggen;

2º Door een burgerschapscommissie aangesteld door de Franse Gemeenschap krachtens dezelfde bepaling :

voor de kandidaten die hun hoofdverblijfplaats hebben in het Franse taalgebied, in het tweetalige taalgebied van de negentien Brusselse gemeenten, indien de kandidaten hun proef in het Frans wensen af te leggen.

3º Door een burgerschapscommissie aangesteld door de Duitstalige Gemeenschap krachtens artikel 4, § 2, van de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, voor de kandidaten die hun hoofdverblijfplaats hebben in het Duitse taalgebied.

§ 4. De burgerschapsproef wordt jaarlijks in twee zittijden georganiseerd door de bevoegde commissie.

De kandidaat die twee opeenvolgende jaren in de tweede zittijd niet geslaagd is voor de burgerschapsproef, kan pas opnieuw aan een dergelijke proef deelnemen na een tussenperiode van driemaal twee zittijden.

§ 5. Indien de kandidaat geslaagd is voor de burgerschapsproef, wordt hem door de burgerschapscommissie een burgerschapscertificaat uitgereikt.

Art. 14. ­ § 1. Het met redenen omklede verzoek om naturalisatie wordt samen met het in artikel 13, § 5, bedoelde certificaat overhandigd aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente waar de kandidaat zijn hoofdverblijfplaats heeft. De ambtenaar van de burgerlijke stand zendt het verzoek van de belanghebbende samen met het in artikel 12, § 2, bedoelde advies over aan het parket bij de rechtbank van eerste aanleg van het arrondissement waar de belanghebbende zijn hoofdverblijfplaats heeft.

De aanvraagformulieren, waarvan de inhoud door het Staatshoofd wordt bepaald op voordracht van de minister van Justitie, kunnen worden bekomen bij ieder gemeentebestuur.

Het Staatshoofd bepaalt op voordracht van de minister van Justitie welke akten en stavingstukken bij het verzoek moeten worden gevoegd om te bewijzen dat voldaan is aan de voorwaarden uit artikel 12, § 1. De verzoeker kan alle bijkomende documenten die hij nuttig acht ter staving ervan, bij zijn verzoek voegen.

§ 2. Het verzoek om naturalisatie vervalt wanneer na de indiening ervan de belanghebbende ophoudt zijn hoofdverblijfplaats in België te hebben.

§ 3. De procureur des Konings, na er zich van vergewist te hebben dat aan de voorwaarden uit artikel 12, § 1, is voldaan en na kennis te hebben genomen van het in artikel 12, § 2, bedoelde advies :

1º beveelt een moraliteitsonderzoek;

2º en stelt een onderzoek in om na te gaan of er geen gewichtige feiten voorhanden zijn die een bezwaar vormen tegen de toekenning van het Belgische staatsburgerschap aan de kandidaat.

§ 4. De procureur des Konings zendt het verzoek slechts naar de Kamer van volksvertegenwoordigers wanneer zijn advies gunstig is.

§ 5. De akte van naturalisatie aangenomen door de Kamer van volksvertegenwoordigers en bekrachtigd door het Staatshoofd op voordracht van de minister van Justitie wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Deze akte heeft uitwerking vanaf de dag van die bekendmaking.

§ 6. Binnen de termijn bepaald in artikel 12, § 1, 2º, levert de genaturaliseerde het bewijs van de afstand van zijn vreemd staatsburgerschap af aan de procureur des Konings. Bij gebreke daarvan verliest hij automatisch het staatsburgerschap. De procureur des Konings zorgt voor de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

Afdeling 5. ­ Collectieve verkrijging van het staatsburgerschap

Art. 15. ­ Staatsburger zijn :

1º het niet ontvoogde minderjarige kind van een Belgisch staatsburger die het staatsburgerschap heeft verworven door naturalisatie na de geboorte van het kind;

2º het niet ontvoogde minderjarige kind geadopteerd door een Belgisch staatsburger die het staatsburgerschap heeft verworven door naturalisatie na de dag dat de adoptie van het kind uitwerking krijgt.

Afdeling 6 ­ Verkrijging van het staatsburgerschap door verklaring van het bezit van de staat van Belg

Art. 16. ­ § 1. De staat van Belg bezit diegene die de rechten uitoefent die uitsluitend aan Belgen worden toegekend.

§ 2. De persoon die gedurende tien jaar ononderbroken de staat van Belg bezeten heeft, kan het staatsburgerschap, in geval van betwisting van het bezit van de betrokkene van dat staatsburgerschap, verkrijgen door een verklaring af te leggen voor de ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats waar hij verblijft; de verklaring wordt door de ambtenaar van de burgerlijke stand overgemaakt aan het parket van de rechtbank van eerste aanleg van het rechtsgebied.

§ 3. De rechtbank van eerste aanleg doet uitspraak over de inwilliging van de verklaring op vordering van de procureur des Konings en na zijn advies. Indien de betrokkene niet verschijnt na behoorlijk te zijn opgeroepen, doet de rechtbank uitspraak zonder hem te hebben gehoord.

Zij weigert inwilliging indien er sprake is van ernstige feiten, eigen aan de persoon, of indien zij van oordeel is dat de integratiewil van de betrokkene onvoldoende is.

Hoofdstuk III ­ Het verlies van het staatsburgerschap

Art. 17. ­ § 1. Het staatsburgerschap gaat voor een meerderjarige verloren in de volgende gevallen :

1º het vrijwillig verkrijgen door de betrokkene van een vreemd staatsburgerschap;

2º het afleggen van een verklaring waarin de betrokkene te kennen geeft afstand te willen doen van het staatsburgerschap; de verklaring kan alleen worden afgelegd wanneer de belanghebbende bewijst dat hij een vreemd staatsburgerschap bezit of die als gevolg van zijn verklaring zal verkrijgen;

3º het verstrijken van de termijn bedoeld in artikel 12, § 1, 2º, zonder dat de betrokkene inmiddels afstand heeft gedaan van zijn vreemd staatsburgerschap;

4º of de vaststelling dat aan de betrokkene het staatsburgerschap werd toegekend op basis van adoptie door een Belgisch staatsburger, hoewel hij op de dag dat de adoptie uitwerking kreeg, de leeftijd van achttien jaar reeds bereikt had of reeds ontvoogd was.

§ 2. De verklaring bedoeld in § 1, 2º, wordt afgelegd, ingeschreven en vermeld zoals bepaald bij artikel 8, § 1, tweede lid.

Art. 18. ­ § 1. Het staatsburgerschap van een persoon die het staatsburgerschap anders dan door toekenning verwierf, vervalt van rechtswege :

1º in geval van een veroordeling tot een effectieve gevangenisstraf van meer dan drie maanden binnen de vijf jaar volgend op de verwerving van het staatsburgerschap;

2º of in geval van een veroordeling tot een effectieve gevangenisstraf van meer dan een jaar binnen de tien jaar volgend op de verwerving van het staatsburgerschap.

§ 2. De rechter kan het staatsburgerschap van een persoon die anders dan door toekenning het staatsburgerschap verwierf, vervallen verklaren, nadat hij geoordeeld heeft dat de daden van de betrokkene wijzen op een gebrek aan loyaliteit tegenover onze samenleving zoals bedoeld in artikel 12, § 1, 8º, of dat hij ernstig aan zijn elementaire plichten als staatsburger heeft verzaakt.

§ 3. De vervallenverklaring wordt gevorderd door het openbaar ministerie. De ten laste gelegde tekortkomingen worden in het dagvaardingsexploot nauwkeurig omschreven.

§ 4. De vordering tot vervallenverklaring wordt vervolgd voor de correctionele rechtbank van de hoofdverblijfplaats in België van de verweerder of, bij gebreke daarvan, voor de correctionele rechtbank te Brussel.

§ 5. Is het vonnis bij verstek gewezen, dan wordt het na zijn betekening, tenzij deze aan de persoon is gedaan, bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

§ 6. Hoger beroep en voorziening in cassatie worden ingesteld zoals voorgeschreven in correctionele zaken.

§ 7. Wanneer het vonnis of het arrest, waarbij de vervallenverklaring van het staatsburgerschap wordt uitgesproken, onherroepelijk is geworden, wordt het bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. De vervallenverklaring heeft gevolg vanaf die bekendmaking.

Art. 19. ­ § 1. De niet ontvoogde minderjarige behoudt het staatsburgerschap, op voorwaarde dat één van beide ouders of adoptanten het staatsburgerschap behoudt.

§ 2. Het staatsburgerschap gaat in de gevallen anders dan § 1 voor een niet ontvoogde minderjarige verloren op grond van :

1º de verkrijging van een vreemd staatsburgerschap ingevolge de vrijwillige verkrijging door een ouder of adoptant van dat vreemd staatsburgerschap;

2º de verkrijging of het behoud van een vreemd staatsburgerschap ingevolge het afleggen door een ouder of adoptant van een verklaring bedoeld in artikel 17, § 1, 2º;

3º het verlies door een ouder of adoptant van het staatsburgerschap krachtens artikel 17, § 1, 3º en 4º;

4º de verkrijging van een vreemd staatsburgerschap ingevolge de adoptie door een vreemdeling;

5º of de vervallenverklaring van het staatsburgerschap van een ouder of adoptant krachtens artikel 18.

Hoofdstuk IV­ Herkrijging van het staatsburgerschap

Art. 20. ­ § 1. De persoon die het staatsburgerschap anders dan door vervallenverklaring verloren heeft, kan het staatsburgerschap opnieuw verwerven onder de volgende voorwaarden :

1º hij is staatsburger door toekenning geweest;

2º hij heeft de leeftijd van achttien jaar bereikt;

3º hij legt een verklaring af ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand van zijn hoofdverblijfplaats of, in het buitenland, ten overstaan van het hoofd van de Belgische diplomatieke zending of consulaire post;

4º hij heeft gedurende de twee jaar die voorafgaan aan de verklaring zijn hoofdverblijf in België gehad;

5º en hij doet afstand van zijn vreemd staatsburgerschap binnen de zes maanden na de herkrijging van het staatsburgerschap.

§ 2. Binnen die termijn bepaald in § 1, 5º, levert de betrokkene het bewijs van de afstand van zijn vreemd staatsburgerschap af aan de procureur des Konings. Bij gebreke daarvan verliest hij automatisch het staatsburgerschap. De procureur des Konings zorgt voor de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van een bericht waaruit het verlies van het staatsburgerschap blijkt.

Hoofdstuk V ­ Meervoudig staatsburgerschap

Art. 21. ­ In geval van een conflict tussen het Belgisch staatsburgerschap en het staatsburgerschap van één of meer andere staten ingevolge het bezit door een Belgisch staatsburger van meer dan één staatsburgerschap, houden de Belgische administratieve en gerechtelijke overheden enkel rekening met het Belgische staatsburgerschap van de betrokkene.

Er wordt evenwel geen diplomatieke bescherming verleend aan een meerderjarige Belgische staatsburger die zich uit vrije wil op het grondgebied bevindt van een vreemde Staat waarvan hij het staatsburgerschap bezit, tenzij deze vreemde Staat daarom verzoekt.

Hoofdstuk VI ­ Overgangsbepalingen en slotbepalingen

Art. 22. ­ § 1. De personen die op de dag van de inwerkingtreding van dit wetboek minderjarig zijn en aan wie de Belgische nationaliteit werd toegekend krachtens artikel 11, zoals vervangen bij artikel 1 van de wet van 13 juni 1991, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, worden niet als staatsburgers beschouwd.

§ 2. De personen die op de dag van de inwerkingtreding van dit wetboek meerderjarig zijn en aan wie de Belgische nationaliteit werd toegekend krachtens artikel 11, zoals vervangen bij artikel 1 van de wet van 13 juni 1991, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, worden tijdelijk als staatsburgers beschouwd.

Zij verliezen het staatsburgerschap indien zij binnen de drie jaar na de inwerkingtreding van dit wetboek niet geslaagd zijn voor een burgerschapsproef als bedoeld in artikel 13, alsook indien zij binnen die termijn geen afstand hebben gedaan van hun vreemd staatsburgerschap. In dat geval gaat het staatsburgerschap eveneens verloren voor hun minderjarige kinderen.

De minderjarige kinderen behouden het staatsburgerschap op voorwaarde dat één van beide ouders of adoptanten het staatsburgerschap behoudt.

§ 3. De personen die de Belgische nationaliteit verkregen krachtens artikel 19, zoals gewijzigd bij artikel 6 van de wet van 6 augustus 1993, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, worden tijdelijk als staatsburgers beschouwd.

Zij verliezen het staatsburgerschap indien zij binnen de drie jaar na de inwerkingtreding van dit wetboek niet geslaagd zijn voor een burgerschapsproef als bedoeld in artikel 13, alsook indien zij binnen die termijn geen afstand hebben gedaan van hun vreemd staatsburgerschap. In dat geval gaat het staatsburgerschap eveneens verloren voor hun minderjarige kinderen.

De minderjarige kinderen behouden het staatsburgerschap op voorwaarde dat één van beide ouders of adoptanten het staatsburgerschap behoudt.

§ 4. De personen die op de dag van de inwerkingtreding van dit wetboek meerderjarig zijn of binnen de termijn van drie jaar meerderjarig worden, aan wie de Belgische nationaliteit werd toegekend krachtens artikel 12 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit en waarvan een ouder de Belgische nationaliteit verkreeg krachtens artikel 19, zoals gewijzigd bij artikel 6 van de wet van 6 augustus 1993, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, worden tijdelijk als staatsburgers beschouwd.

Zij verliezen het staatsburgerschap indien zij binnen de drie jaar na de inwerkingtreding van dit wetboek niet geslaagd zijn voor een burgerschapsproef als bedoeld in artikel 13, alsook indien zij binnen die termijn geen afstand hebben gedaan van hun vreemd staatsburgerschap. In dat geval gaat het staatsburgerschap eveneens verloren voor hun minderjarige kinderen.

De minderjarige kinderen behouden het staatsburgerschap op voorwaarde dat één van beide ouders of adoptanten het staatsburgerschap behoudt.

Art. 23. ­ § 1. De personen die op de dag van de inwerkingtreding van dit wetboek meerderjarig zijn en aan wie de Belgische nationaliteit werd toegekend krachtens artikel 11 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, ingevoerd door de wet van 28 juni 1984 betreffende sommige aspecten van de toestand van de vreemdelingen en houdende invoering van het Wetboek van de Belgische nationaliteit of krachtens artikel 11bis, ingevoerd bij artikel 2 van de wet van 13 juni 1991, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, worden als staatsburgers beschouwd.

Wanneer zij naast Belgisch staatsburger ook nog staatsburger van één of meer andere Staten zijn, verliezen zij evenwel het staatsburgerschap, indien zij binnen het jaar na de inwerkingtreding van dit wetboek geen afstand hebben gedaan van hun vreemd staatsburgerschap. In dat geval gaat het staatsburgerschap eveneens verloren voor hun minderjarige kinderen die behalve Belgisch staatsburger ook staatsburger van één of meer andere Staten zijn.

De minderjarige kinderen behouden het staatsburgerschap op voorwaarde dat één van beide ouders of adoptanten het staatsburgerschap behoudt.

§ 2. De personen dit op de dag van de inwerkingtreding van dit wetboek minderjarig zijn en aan wie de Belgische nationaliteit werd toegekend krachtens artikel 11 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, ingevoerd door de wet van 28 juni 1984 betreffende sommige aspecten van de toestand van de vreemdelingen en houdende invoering van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, of krachtens artikel 11bis, ingevoerd bij artikel 2 van de wet van 13 juni 1991, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, worden als staatsburgers beschouwd.

Wanneer zij naast Belgisch staatsburger ook nog staatsburger van één of meer andere Staten zijn, verliezen zij evenwel het staatsburgerschap, indien zij tussen hun achttiende en hun negentiende levensjaar geen afstand hebben gedaan van hun vreemd staatsburgerschap.

§ 3. De personen die op de dag van de inwerkingtreding van dit wetboek meerderjarig zijn en die de Belgische nationaliteit verkregen krachtens artikel 12bis van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, ingevoerd bij artikel 4 van de wet van 13 juni 1991, worden als staatsburgers beschouwd.

Wanneer zij naast Belgisch staatsburger ook nog staatsburger van één of meer andere Staten zijn, verliezen zij evenwel het staatsburgerschap, indien zij binnen het jaar na de inwerkingtreding van dit wetboek geen afstand hebben gedaan van hun vreemd staatsburgerschap. In dat geval gaat het staatsburgerschap eveneens verloren voor hun minderjarige kinderen die behalve staatsburger ook staatsburger van één of meer andere Staten zijn.

De minderjarige kinderen behouden het staatsburgerschap op voorwaarde dat één van beide ouders of adoptanten het staatsburgerschap behoudt.

§ 4. De personen die op de dag van de inwerkingtreding van dit wetboek meerderjarig zijn en die de Belgische nationaliteit verkregen door nationaliteitskeuze krachtens artikel 13 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, ingevoerd door de wet van 28 juni 1984 betreffende sommige aspecten van de toestand van de vreemdelingen en houdende invoering van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, worden als staatsburgers beschouwd.

Wanneer zij naast Belgisch staatsburger ook nog staatsburger van één of meer andere Staten zijn, verliezen zij evenwel het staatsburgerschap, indien zij binnen het jaar na de inwerkingtreding van dit Wetboek geen afstand hebben gedaan van hun vreemd staatsburgerschap. In dat geval gaat het staatsburgerschap eveneens verloren voor hun minderjarige kinderen die behalve Belgisch staatsburger ook staatsburger van één of meer andere Staten zijn.

De minderjarige kinderen behouden het staatsburgerschap op voorwaarde dat één van beide ouders of adoptanten het staatsburgerschap behoudt.

Art. 24. ­ Zonder dat zij aan enige bijkomende voorwaarde hoeven te voldoen, worden als staatsburger beschouwd de personen die voor de inwerkingtreding van de wet van 28 juni 1984 betreffende sommige aspecten van de toestand van de vreemdelingen en houdende invoering van het Wetboek van de Belgische nationaliteit de Belgische nationaliteit verwierven, alsook de personen die na de inwerkingtreding van de genoemde wet de Belgische nationaliteit verwierven en niet onder toepassing van artikel 22 of artikel 23 van het Wetboek staatsburgerschap vallen.

Art. 25. ­ Het Staatshoofd neemt de nodige besluiten ter uitvoering van dit wetboek. Deze besluiten worden in Ministerraad overlegd.

Het Staatshoofd regelt inzonderheid, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de verwerking van persoonsgegevens voor de toepassing van dit wetboek, de verwerking van deze gegevens door de Kamer van volksvertegenwoordigers uitgezonderd. »

Art. 3. ­ § 1. Artikel 569, eerste lid, 22º, van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 juni 1984 en gewijzigd bij de wet van 13 juni 1991, wordt vervangen door de volgende bepaling :

« 22º van de verklaringen op grond van artikel 16 van het Wetboek staatsburgerschap; »

§ 2. Artikel 604 van hetzelfde wetboek wordt opgeheven.

§ 3. Artikel 628, 9º van hetzelfde wetboek, gewijzigd bij de wet van 28 juni 1984, wordt vervangen door de volgende bepaling :

« 9º de rechter van de plaats waar degene die de verklaring aflegt zijn hoofdverblijfplaats heeft, wanneer het gaat om verklaringen op grond van artikel 16 van het Wetboek staatsburgerschap. »

Art. 4. ­ Na het vierde lid van artikel 634 van het Wetboek van strafvordering wordt een nieuw, vijfde lid ingevoegd, luidend :

« Het heeft niet tot gevolg dat de veroordeelde het staatsburgerschap, waarvan hij van rechtswege vervallen verklaard was, herkrijgt; »

Art. 5. ­ § 1. Na het eerste lid van artikel 3, § 3, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, wordt een nieuw tweede lid ingevoegd, luidend :

« Dezelfde artikelen zijn eveneens niet van toepassing op de verwerking, door de Kamer van volksvertegenwoordigers, van de persoonsgegevens die noodzakelijk of dienstig zijn voor de toepassing van de bepalingen van het Wetboek staatsburgerschap betreffende de naturalisaties. »

§ 2. Artikel 8, § 1, eerste lid, van dezelfde wet wordt aangevuld met een 17º, luidend :

« 17º de gegevens die noodzakelijk of dienstig zijn voor de toepassing van de bepalingen van het Wetboek staatsburgerschap. »

§ 3. In dezelfde wet wordt een artikel 36bis ingevoegd, luidend :

« Art. 36bis. ­ De Kamer van volksvertegenwoordigers oefent, op de wijze bepaald in haar reglement, de bevoegdheden van de commissie uit voor alle verwerkingen van persoonsgegevens waartoe zij overgaat krachtens de wet. »

Art. 6. ­ In artikel 241, tweede lid, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, vervangen door de wet van 6 augustus 1993 en gewijzigd bij de wet van 20 december 1995, worden na de woorden « Griffier van de Kamer van volksvertegenwoordigers » de woorden « of van de procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg waar de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft en die het verzoek tot naturalisatie niet doorzendt naar de Kamer van volksvertegenwoordigers bij toepassing van artikel 14, § 4, van het Wetboek staatsburgerschap. »

Art. 7. ­ In artikel 1, tweede lid, van de besluitwet van 12 oktober 1918 betreffende het verblijf in België der vreemdelingen en der personen van vreemde oorsprong, gewijzigd bij de wetten van 15 december 1980 en 28 juni 1984, worden na de woorden « Wetboek van de Belgische nationaliteit » de woorden « of de artikelen 9 en 15 van het Wetboek staatsburgerschap » ingevoegd.

Art. 8. ­ In artikel 2, eerste lid, van de wet van 5 februari 1947 houdende het statuut van de buitenlandse politieke gevangenen, gewijzigd bij de wetten van 10 maart 1954, 22 december 1961, 17 maart 1964 en 28 juni 1984, worden de woorden « de artikelen 19 en 20 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit » vervangen door de woorden « artikel 12, 3º, van het Wetboek staatsburgerschap ».

Art. 9. ­ § 1. Artikel 9 van de wet van 30 december 1953 betreffende het verval van de Belgische nationaliteit uit hoofde van een veroordeling bij verstek wegens misdrijven tussen 26 augustus 1939 en 15 juni 1949 tegen de uitwendige veiligheid van de Staat gepleegd, gewijzigd bij de wet van 28 juni 1984, wordt vervangen door de volgende bepaling :

« Art. 9. ­ Artikel 15 van het Wetboek staatsburgerschap is van toepassing. »

§ 2. In artikel 10 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 28 juni 1984, worden de woorden « in artikel 15 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit » vervangen door de woorden « in artikel 8, 4º, tweede lid, van het Wetboek staatsburgerschap ».

Art. 10. ­ In artikel 13, eerste lid, van de wet van 21 juni 1960 houdende statuut van de militairen die tijdens de oorlog 1940-1945 in de Belgische Strijdkrachten in Groot-Brittanië gediend hebben, gewijzigd bij de wetten van 22 december 1961, 17 maart 1964 en 28 juni 1984, worden de woorden « de artikelen 19 en 20 van het Wetboek van de Belgische Nationaliteit » vervangen door de woorden « artikel 12, 3º, van het Wetboek staatsburgerschap ».

Art. 11. ­ In artikel 1, § 2, en in artikel 3, § 2, van de wet van 30 maart 1962 betreffende het verval van de Belgische nationaliteit ten gevolge van de besluitwet van 20 juni 1945, worden de woorden « in artikel 15, §§ 2 en 3, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit » vervangen door de woorden « in artikel 16, § 3, van het Wetboek staatsburgerschap ».

Art. 12. ­ § 1. In artikel 1, 1º, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, gewijzigd bij de wet van 15 juli 1996, worden de woorden « de Belgische nationaliteit » vervangen door de woorden « het Belgisch staatsburgerschap ».

§ 2. Artikel 21, 2º, van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :

« 2º de vreemdeling die voldoet aan de wettelijke voorwaarden om het staatsburgerschap te verkrijgen door een verklaring van bezit van de staat van Belg, of om het te herkrijgen. »

Art. 13. ­ § 1. In artikel 7 van de wet van 27 juni 1937 houdende herziening van de wet van 16 november 1919, betreffende de regeling der luchtvaart, gewijzigd bij de wetten van 4 augustus 1967 en 31 maart 1987, worden na het eerste lid een nieuw tweede en derde lid ingevoegd, die luiden als volgt :

« Het kind geboren aan boord van Belgische luchtvaartuigen in volle vlucht wordt, voor de toepassing van het Wetboek staatsburgerschap, niet geacht in België te zijn geboren, tenzij :

1º het ook het Belgisch staatsburgerschap zou verkregen hebben indien het niet in België geboren was;

2º het geboren wordt op een vlucht die begonnen is op Belgisch grondgebied en er na het opstijgen nog geen landing is gemaakt;

3º het als staatloos zou moeten beschouwd worden.

Voor de toepassing van hetzelfde wetboek wordt het kind gevonden aan boord van een Belgisch luchtvaartuig in volle vlucht, tot bewijs van het tegendeel, geacht geboren te zijn na het opstijgen van het toestel. »

2. In hetzelfde artikel van dezelfde wet worden de woorden « de nationaliteit » vervangen door de woorden « het staatsburgerschap ».

Art. 14. ­ § 1. De woorden « de nationaliteit » en « de Belgische nationaliteit » worden in de bestaande wetsbepalingen vervangen door de woorden « het staatsburgerschap » en « het Belgisch staatsburgerschap ».

§ 2. Het Staatshoofd kan de terminologie van de bestaande wetsbepalingen aanpassen aan de terminologie van het Wetboek staatsburgerschap.

Art. 15. ­ Deze wet treedt in werking de dag van haar bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. »

Nr. 17 VAN DE HEER VANHECKE C.S.

Art. 2 en 3

Deze artikelen doen vervallen.

Verantwoording

Conform het advies van de Raad van State kunnen deze artikelen geen doorgang vinden.

Nr. 18 VAN DE HEER VANHECKE C.S.

Art. 2 tot 9

Deze artikelen doen vervallen.

Verantwoording

Stemrecht moet in principe gekoppeld blijven aan de nationaliteit. Het is dermate gemakkelijk geworden om onze nationaliteit te verwerven, dat de weigering deze aan te nemen ofwel betekent dat men hier slechts tijdelijk verblijft, ofwel dat men weigert zich te integreren. Bijgevolg kan aan deze mensen niet het recht worden toegekend om te gaan stemmen voor de gemeente- en provincieraadsverkiezingen.

Nr. 19 VAN DE HEER VANHECKE C.S.

Art. 4

Het voorgestelde artikel 4 vervangen als volgt :

« Art. 4. ­ In de gemeentekieswet, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 1932, wordt een artikel 1ter (nieuw) ingevoegd luidende :

« Art. 1ter. ­ Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;

­ zij moeten een actieve kennis van de streektaal aantonen;

­ zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland;

­ dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van de bevolking een andere dan de Belgische nationaliteit heeft;

­ deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW. »

Nr. 20 VAN DE HEER VANHECKE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 19)

Art. 4

Het voorgestelde artikel 4 vervangen als volgt :

« Art. 4. ­ In de gemeentekieswet, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 1932, wordt een artikel 1ter (nieuw) ingevoegd, luidende :

« Art. 1ter. ­ Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;

­ zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland;

­ dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van de bevolking een andere dan de Belgische nationaliteit heeft;

­ deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW. »

Verantwoording

In dit subamendement is de voorwaarde inzake taalkennis weggevallen.

Nr. 21 VAN DE HEER VANHECKE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 19)

Art. 4

Het voorgestelde artikel 4 vervangen als volgt :

« Art. 4. ­ In de gemeentekieswet, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 1932, wordt een artikel 1ter (nieuw) ingevoegd, luidende :

« Art. 1ter. ­ Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;

­ zij moeten een actieve kennis van de streektaal aantonen;

­ dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van de bevolking een andere dan de Belgische nationaliteit heeft;

­ deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW. »

Verantwoording

In dit subamendement is de voorwaarde inzake het dubbel kiesrecht weggevallen.

Nr. 22 VAN DE HEER VANHECKE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 19)

Art. 4

Het voorgestelde artikel 4 vervangen als volgt :

« Art. 4. ­ In de gemeentekieswet, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 1932, wordt een artikel 1ter (nieuw) ingevoegd, luidende :

« Art. 1ter. ­ Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;

­ zij moeten een actieve kennis van de strekktaal aantonen;

­ zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland;

­ deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW. »

Verantwoording

In dit subamendement is de 10 %-voorwaarde weggevallen.

Nr. 23 VAN DE HEER VANHECKE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 19)

Art. 4

Het voorgestelde artikel 4 vervangen als volgt :

« Art. 4. ­ In de gemeentekieswet, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 1932, wordt een artikel 1ter (nieuw) ingevoegd, luidende :

« Art. 1ter. ­ Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ zij moeten een actieve kennis van de streektaal aantonen;

­ zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland;

­ dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van de bevolking een andere dan de Belgische nationaliteit heeft;

­ deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW. »

Verantwoording

In dit subamendement is de verblijfsvoorwaarde weggevallen.

Nr. 24 VAN DE HEER VANHECKE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 19)

Art. 4

Het voorgestelde artikel 4 vervangen als volgt :

« Art. 4. ­ In de gemeentekieswet, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 1932, wordt een artikel 1ter (nieuw) ingevoegd, luidende :

« Art. 1ter. ­ Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;

­ zij moeten een actieve kennis van de streektaal aantonen;

­ zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland;

­ dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van de bevolking een andere dan de Belgische nationaliteit heeft.

Verantwoording

In dit subamendement is de toegangsvoorwaarde tot bepaalde ambten weggevallen.

Nr. 25 VAN DE HEER VANHECKE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 19)

Art. 4

Het voorgestelde artikel 4 vervangen als volgt :

« Art. 4. ­ In de gemeentekieswet, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 1932, wordt een artikel 1ter (nieuw) ingevoegd, luidende :

« Art. 1ter. ­ Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ zij moeten een actieve kennis van de streektaal aantonen;

­ zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland;

­ deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW. »

Verantwoording

In dit subamendement zijn de verblijfsvoorwaarde en de 10 %-voorwaarde weggevallen.

Nr. 26 VAN DE HEER VANHECKE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 19)

Art. 4

Het voorgestelde artikel 4 vervangen als volgt :

« Art. 4. ­ In de gemeentekieswet, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 1932, wordt een artikel 1ter (nieuw) ingevoegd, luidende :

« Art. 1ter. ­ Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ zij moeten een actieve kennis van de streektaal aantonen;

­ dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van de bevolking een andere dan de Belgische nationaliteit heeft;

­ deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW. »

Verantwoording

In dit subamendement zijn de verblijfsvoorwaarde en de voorwaarde inzake het dubbel kiesrecht weggevallen.

Nr. 27 VAN DE HEER VANHECKE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 19)

Art. 4

Het voorgestelde artikel 4 vervangen als volgt :

« Art. 4. ­ In de gemeentekieswet, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 1932, wordt een artikel 1ter (nieuw) ingevoegd, luidende :

« Art. 1ter. ­ Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland;

­ dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van de bevolking een andere dan de Belgische nationaliteit heeft;

­ deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW. »

Verantwoording

In dit subamendement zijn de verblijfsvoorwaarde en de voorwaarde inzake het dubbel kiesrecht weggevallen.

Nr. 28 VAN DE HEER VANHECKE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 19)

Art. 4

Het voorgestelde artikel 4 vervangen als volgt :

« Art. 4. ­ In de gemeentekieswet, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 1932, wordt een artikel 1ter (nieuw) ingevoegd, luidende :

« Art. 1ter. ­ Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ zij moeten een actieve kennis van de streektaal aantonen;

­ zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland;

­ dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van de bevolking een andere dan de Belgische nationaliteit heeft. »

Verantwoording

In dit subamendement zijn de toegangsvoorwaarden tot bepaalde ambten en de verblijfsvoorwaarde weggevallen.

Nr. 29 VAN DE HEER VANHECKE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 19)

Art. 4

Het voorgestelde artikel 4 vervangen als volgt :

« Art. 4. ­ In de gemeentekieswet, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 1932, wordt een artikel 1ter (nieuw) ingevoegd, luidende :

« Art. 1ter. ­ Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;

­ zij moeten een actieve kennis van de streektaal aantonen;

­ zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland. »

Verantwoording

In dit subamendement zijn toegangsvoorwaarde tot bepaalde ambten en de 10 % voorwaarde weggevallen.

Nr. 30 VAN DE HEER VANHECKE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 19)

Art. 4

Het voorgestelde artikel 4 vervangen als volgt :

« Art. 4. ­ In de gemeentekieswet, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 1932, wordt een artikel 1ter (nieuw) ingevoegd, luidende :

« Art. 1ter. ­ Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;

­ zij moeten een actieve kennis van de streektaal aantonen;

­ dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van de bevolking een andere dan de Belgische nationaliteit heeft. »

Verantwoording

In dit subamendement zijn toegangsvoorwaarde tot bepaalde ambten en de voorwaarde weggevallen.

Nr. 31 VAN DE HEER VANHECKE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 19)

Art. 4

Het voorgestelde artikel 4 vervangen als volgt :

« Art. 4. ­ In de gemeentekieswet, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 1932, wordt een artikel 1ter (nieuw) ingevoegd, luidende :

« Art. 1ter. ­ Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;

­ zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland;

­ dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van de bevolking een andere dan de Belgische nationaliteit heeft. »

Verantwoording

In dit subamendement zijn de toegangsvoorwaarde tot bepaalde ambten en de voorwaarde inzake taalkennis weggevallen.

Nr. 32 VAN DE HEER VANHECKE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 19)

Art. 4

Het voorgestelde artikel 4 vervangen als volgt :

« Art. 4. ­ In de gemeentekieswet, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 1932, wordt een artikel 1ter (nieuw) ingevoegd, luidende :

« Art. 1ter. ­ Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;

­ Zij moeten een actieve kennis van de streektaal aantonen;

­ deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW. »

Verantwoording

In dit subamendement zijn de 10 %-voorwaarde en de voorwaarde inzake het dubbel kiesrecht weggevallen.

Nr. 33 VAN DE HEER VANHECKE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 19)

Art. 4

Het voorgestelde artikel 4 vervangen als volgt :

« Art. 4. ­ In de gemeentekieswet, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 1932, wordt een artikel 1ter (nieuw) ingevoegd, luidende :

« Art. 1ter. ­ Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;

­ Zij moeten een actieve kennis van de streektaal aantonen;

­ deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW. »

Verantwoording

In dit subamendement zijn de 10 %-voorwaarde en de voorwaarde inzake het dubbel kiesrecht weggevallen.

Nr. 34 VAN DE HEER VANHECKE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 19)

Art. 4

Het voorgestelde artikel 4 vervangen als volgt :

« Art. 4. ­ In de gemeentekieswet, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 1932, wordt een artikel 1ter (nieuw) ingevoegd, luidende :

« Art. 1ter. ­ Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;

­ Zij moeten een actieve kennis van de streektaal aantonen;

­ deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW. »

Verantwoording

In dit subamendement zijn de 10 %-voorwaarde en de voorwaarde inzake het dubbel kiesrecht weggevallen.

Nr. 35 VAN DE HEER VANHECKE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 19)

Art. 4

Het voorgestelde artikel 4 vervangen als volgt :

« Art. 4. ­ In de gemeentekieswet, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 1932, wordt een artikel 1ter (nieuw) ingevoegd, luidende :

« Art. 1ter. ­ Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;

­ dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van de bevolking een andere dan de Belgische nationaliteit heeft. »

Nr. 36 VAN DE HEER VANHECKE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 19)

Art. 4

Het voorgestelde artikel 4 vervangen als volgt :

« Art. 4. ­ In de gemeentekieswet, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 1932, wordt een artikel 1ter (nieuw) ingevoegd, luidende :

« Art. 1ter. ­ Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;

­ zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland;

Nr. 37 VAN DE HEER VANHECKE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 19)

Art. 4

Het voorgestelde artikel 4 vervangen als volgt :

« Art. 4. ­ In de gemeentekieswet, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 1932, wordt een artikel 1ter (nieuw) ingevoegd, luidende :

« Art. 1ter. ­ Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;

­ Zij moeten een actieve kennis van de streektaal aantonen;

Nr. 38 VAN DE HEER VANHECKE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 19)

Art. 4

Het voorgestelde artikel 4 vervangen als volgt :

« Art. 4. ­ In de gemeentekieswet, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 1932, wordt een artikel 1ter (nieuw) ingevoegd, luidende :

« Art. 1ter. ­ Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;

­ deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW. »

Nr. 39 VAN DE HEER VANHECKE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 19)

Art. 4

Het voorgestelde artikel 4 vervangen als volgt :

« Art. 4. ­ In de gemeentekieswet, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 1932, wordt een artikel 1ter (nieuw) ingevoegd, luidende :

« Art. 1ter. ­ Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van de bevolking een andere dan de Belgische nationaliteit heeft;

­ deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW. »

Nr. 40 VAN DE HEER VANHECKE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 19)

Art. 4

Het voorgestelde artikel 4 vervangen als volgt :

« Art. 4. ­ In de gemeentekieswet, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 1932, wordt een artikel 1ter (nieuw) ingevoegd, luidende :

« Art. 1ter. ­ Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland;

­ deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW. »

Nr. 41 VAN DE HEER VANHECKE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 19)

Art. 4

Het voorgestelde artikel 4 vervangen als volgt :

« Art. 4. ­ In de gemeentekieswet, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 1932, wordt een artikel 1ter (nieuw) ingevoegd, luidende :

« Art. 1ter. ­ Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ zij moeten een actieve kennis van de streektaal aantonen;

­ deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW. »

Nr. 42 VAN DE HEER VANHECKE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 19)

Art. 4

Het voorgestelde artikel 4 vervangen als volgt :

« Art. 4. ­ In de gemeentekieswet, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 1932, wordt een artikel 1ter (nieuw) ingevoegd, luidende :

« Art. 1ter. ­ Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland;

­ dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van de bevolking een andere dan de Belgische nationaliteit heeft. »

Nr. 43 VAN DE HEER VANHECKE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 19)

Art. 4

Het voorgestelde artikel 4 vervangen als volgt :

« Art. 4. ­ In de gemeentekieswet, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 1932, wordt een artikel 1ter (nieuw) ingevoegd, luidende :

« Art. 1ter. ­ Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ zij moeten een actieve kennis van de streektaal aantonen;

­ dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van de bevolking een andere dan de Belgische nationaliteit heeft. »

Nr. 44 VAN DE HEER VANHECKE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 19)

Art. 4

Het voorgestelde artikel 4 vervangen als volgt :

« Art. 4. ­ In de gemeentekieswet, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 1932, wordt een artikel 1ter (nieuw) ingevoegd, luidende :

« Art. 1ter. ­ Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ zij moeten een actieve kennis van de streektaal aantonen;

­ zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland. »

Nr. 45 VAN DE HEER VANHECKE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 19)

Art. 4

Het voorgestelde artikel 4 vervangen als volgt :

« Art. 4. ­ In de gemeentekieswet, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 1932, wordt een artikel 1ter (nieuw) ingevoegd, luidende :

« Art. 1ter. ­ Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW. »

Verantwoording

Burgemeesters en schepenen voeren ook taken uit van de hogere overheid onder meer in het kader van het medebewind. Ook in het buitenland worden deze functies exclusief voorbehouden voor de eigen onderdanen (onder andere in de Franse Grondwet). Hoe dan ook dient het kiesrecht voor burgers zonder de Belgische nationaliteit zich strikt te beperken tot de gemeenteraad.

Nr. 46 VAN DE HEER VANHECKE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 19)

Art. 4

Het voorgestelde artikel 4 vervangen als volgt :

« Art. 4. ­ In de gemeentekieswet, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 1932, wordt een artikel 1ter (nieuw) ingevoegd, luidende :

« Art. 1ter. ­ Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;

Verantwoording

Deze verblijfsvereiste is primordiaal, omdat buitenlanders die maar korte tijd in een bepaald land verblijven, nauwelijks interesse hebben voor het politieke gebeuren. De deelname van de buitenlanders aan de verkiezingen wordt op die manier beperkt tot de echt geïnteresseerden.

Nr. 47 VAN DE HEER VANHECKE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 19)

Art. 4

Het voorgestelde artikel 4 vervangen als volgt :

« Art. 4. ­ In de gemeentekieswet, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 1932, wordt een artikel 1ter (nieuw) ingevoegd, luidende :

« Art. 1ter. ­ Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van de bevolking een andere dan de Belgische nationaliteit heeft. »

Verantwoording

Gezien de precaire taal verhoudingen op de plaatsen met veel vreemdelingen, moeten extra beperkingen voorzien worden. Vanaf 10 % (zelfs eerder) kan de buitenlandse aanwezigheid de taalverhoudingen in een gemeente helemaal omkeren. Dat kan niet de bedoeling zijn van dit stemrecht.

Op die manier worden te grote concentraties voor een stukje vermeden. Zulke concentraties zijn immers allesbehalve bevorderlijk voor de integratie.

Nr. 48 VAN DE HEER VANHECKE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 19)

Art. 4

Het voorgestelde artikel 4 vervangen als volgt :

« Art. 4. ­ In de gemeentekieswet, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 1932, wordt een artikel 1ter (nieuw) ingevoegd, luidende :

« Art. 1ter. ­ Het actief en passief kiesrecht op gemeentelijk niveau wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers die niet beschikken over de Belgische nationaliteit actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ zij moeten een actieve kennis van de streektaal aantonen. »

Verantwoording

Mensen die in Vlaanderen geen Nederlands, in Wallonië geen Frans of in Brussel geen Nederlands of Frans verstaan, kunnen onmogelijk een evenwichtig oordeel vormen over de lokale politiek en zijn dus een gemakkelijke prooi voor manipulatoren. Dit geldt a fortiori door de verkozenen.

Nr. 49 VAN DE HEER VANHECKE C.S.

Art. 5

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Met dit artikel wensen de indieners dat niet-Europese vreemdelingen zich ook kandidaat kunnen stellen bij gemeente- en provincieraadsverkiezingen. Dit is uiteraard veel te verregaand.

Nr. 50 VAN DE HEER VANHECKE C.S.

Art. 6

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Met dit artikel wensen de indieners dat niet-Europese vreemdelingen zich ook kandidaat kunnen stellen bij gemeente- en provincieraadsverkiezingen. Dit is uiteraard veel te verregaand.

Nr. 51 VAN DE HEER VANHECKE C.S.

Art. 7

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Met dit artikel wensen de indieners dat niet-Europese vreemdelingen zich ook kandidaat kunnen stellen bij gemeente- en provincieraadsverkiezingen. Dit is uiteraard veel te verregaand.

Nr. 52 VAN DE HEER VANHECKE C.S.

Art. 8

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Met dit artikel wensen de indieners dat niet-Europese vreemdelingen ook een uitvoerend mandaat kunnen bekleden. Dit is uiteraard veel te verregaand.

Nr. 53 VAN DE HEER VANHECKE C.S.

Art. 9

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Met dit artikel wensen de indieners dat niet-Europese vreemdelingen ook een uitvoerend mandaat kunnen bekleden. Dit is uiteraard veel te verregaand.

Nr. 54 VAN DE HEER VANHECKE C.S.

Art. 10 (nieuw)

Het voorstel aanvullen met een artikel 10 (nieuw), luidende :

« Art. 10. ­ Deze wet treedt in werking nadat een volksraadpleging werd gehouden rond het al dan niet toekennen van vreemdelingenstemrecht en waarbij de meerderheid van de bevolking zich uitspreekt voor het toekennen van stemrecht aan niet-Europese vreemdelingen.

Een volksraadpleging wordt georganiseerd over het al dan niet toekennen van stemrecht aan niet-Europese vreemdelingen volgens volgende bepalingen :

Art. 1. ­ Alle burgers, regelmatig ingeschreven op de kiezerslijsten voor de wetgevende verkiezingen, worden opgeroepen om met JA of NEEN te antwoorden op volgende vraag :

« Mag aan inwoners die niet over de nationaliteit van één van de landen van de Europese Unie beschikken, stemrecht verleend worden? »

Art. 2. ­ De Koning bepaalt de nadere regels voor de organisatie van deze volksraadpleging, naar analogie van de in het Kieswetboek bepaalde regels met betrekking tot de verkiezing van de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers.

Art. 3. ­ De kandidaten die bij de wetgevende verkiezingen van 13 juni 1999 voor de vernieuwing van de Kamer van Volksvertegenwoordigers werden voorgedragen, mogen een effectieve en een plaatsvervangende getuige aan wijzen om de stemverrichtingen en de stemopneming bij te wonen.

Art. 4. ­ De Raad van State doet in algemene vergadering uitspraak over de bezwaren die tegen onregelmatigheden van de kiesverrichtingen ingediend worden.

Art. 5. ­ De uitslag van de volksraadpleging wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. »

Nr. 55 VAN DE HEER VANHECKE C.S.

Art. 10 (nieuw)

Het voorstel aanvullen met een artikel 10 (nieuw), luidende :

« Art. 10. ­ Deze wet treedt in werking op 9 oktober 2006. »

Verantwoording

Het spreekt voor zich dat deze wet nog niet tot uitvoering kan worden gebracht bij de volgende gemeenteraadsverkiezingen.

Frank VANHECKE.
Wim VERREYCKEN.
Yves BUYSSE.
Anke VAN DERMEERSCH.
Joris VAN HAUTHEM.
Jurgen CEDER.
Karim VAN OVERMEIRE.
Frank CREYELMAN.

Nr. 56 VAN DE HEER COVELIERS C.S.

Art. 1

Artikel 1 als volgt wijzigen : « Dit voorstel regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet. »

Verantwoording

Het constitutioneel evenwicht wordt door dit voorstel dusdanig in het gedrang gebracht, dat dit een aangelegenheid is als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Hugo COVELIERS.
Jeannine LEDUC.
Stefaan NOREILDE.
Jacques GERMEAUX.

Nr. 57 VAN MEVROUW DEFRAIGNE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 1)

Art. 2

Het voorgestelde artikel 1ter wijzigen als volgt :

1) de woorden « de onderdanen van de niet-lidstaten van de Europese Unie » vervangen door de woorden « vreemdelingen waarop artikel 1bis niet van toepassing is »;

2) In § 1, 1º en 2º, de woorden « die onderdanen » telkens vervangen door de woorden « die vreemdelingen »;

3) In § 2, de woorden « de onderdanen van de niet-lidstaten van de Europese Unie » vervangen door de woorden « de in dit artikel bedoelde vreemdelingen ».

Verantwoording

Dit artikel wil eveneens met de staatlozen rekening houden.

Nr. 58 VAN MEVROUW DEFRAIGNE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 1)

Art. 2

In het voorgestelde artikel 1ter, 1º, na het woord « gemeente », de woorden « waar zij hun hoofdverblijfplaats hebben gevestigd » invoegen.

Verantwoording

De oorspronkelijke tekst bepaalt niet in welke gemeente de aanvraag moet worden gedaan. Daar komt nog bij dat daarover reeds sprake is in artikel 1bis, § 2, wat betreft het stemrecht van de Europese onderdanen.

Nr. 59 VAN DE HEER DELACROIX

Art. 10 (nieuw)

Dit artikel aanvullen met een artikel 10 (nieuw), luidende :

« Art. 10. ­ Deze wet treedt in werking op 31 december 3000. »

Verantwoording

Het Front National is de enige Franstalige partij die gekant is tegen het principe van het toekennen van stemrecht aan niet-Europese vreemdelingen. Het debat in de Commissie verloopt evenwel zo heftig dat een breuk tussen de gemeenschappen en een duurzame verdeeldheid binnen de regeringsmeerderheid te vrezen vallen. Om het imago van de parlementaire democratie bij de bevolking van het Koninkrijk de kwalijke gevolgen daarvan te besparen, biedt het Front National via dit amendement zijn diensten aan als democratisch bemiddelaar. Aan de hand van dit amendement is verzoening mogelijk tussen hen die het wetsvoorstel steunen en hen die er zich tegen verzetten. Enerzijds krijgen de voorstanders van het toekennen van het stemrecht aan niet-Europese vreemdelingen op die manier de mogelijkheid het principe van die toekenning in onze wetgeving op te nemen. Anderzijds, wie zoals het Front National meent dat alleen Belgen politieke rechten kunnen genieten, kan de huidige en toekomstige wetgever voldoende bedenktijd gunnen om te oordelen of die wettelijke bepalingen werkelijk pas geven.

Nrs. 60 TOT EN MET 159 VAN DE HEER DELACROIX (Subsidiair)

Art. 10 (nieuw)

In deze amendementen wordt telkens voorgesteld de datum van inwerkingtreding met één jaar te vervroegen tot 31 december 2900.

Verantwoording

Zie de verantwoording bij het amendement nr. 59.

Nr. 160 VAN DE HEER VANHECKE C.S.

Opschrift

Het voorgestelde opschrift vervangen door :

« Wetsvoorstel tot het invoeren van een Wetboek Staatsburgerschap. »

Verantwoording

In plaats van het stemrecht aan niet-EU-onderdanen zonder voorwaarden toe te kennen, menen de indieners van dit amendement dat het beter zou zijn om een Wetboek Staatsburgerschap in te voeren.

Frank VANHECKE.
Wim VERREYCKEN.
Yves BUYSSE.
Joris VAN HAUTHEM.
Frank CREYELMAN.
Karim VAN OVERMEIRE.
Jurgen CEDER.
Anke VAN DERMEERSCH.

Nr. 161 VAN MEVROUW DEFRAIGNE C.S.

Art. 4

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 4. ­ In artikel 86 van de gemeentekieswet, de woorden « artikelen 1 en 1bis » vervangen door de woorden « artikelen 1, 1bis en 1ter. »

Verantwoording

De uitbreiding van het stemrecht geld ook voor de districtsraden.

Christine DEFRAIGNE.
Amina DERBAKI SBAÏ.
Alain DESTEXHE.
François ROELANTS DU VIVIER.

Nr. 162 VAN MEVROUW LEDUC C.S.

Art. 2

Hoofdstuk II van dit wetsvoorstel doen vervallen.

Verantwoording

Het uitbreiden van het stemrecht van vreemdelingen naar provincieraadsverkiezingen is ongrondwettelijk.

Nr. 163 VAN MEVROUW LEDUC C.S.

Art. 4

In het voorgestelde artikel telkens het woord « vreemdelingen » vervangen door de woorden « onderdanen van de lidstaten van de Europese Unie en niet-EU-onderdanen, waarvan het land van herkomst een verdrag met het Koninkrijk België heeft gesloten waarin wederzijdse erkenning tot deelname aan gemeentelijke kiesverrichtingen wordt bepaald en die minstens vijf jaar wettelijk in België verblijven ».

Verantwoording

Dit amendement heeft als doelstelling om het principe van de reciprociteit in te stellen aangaande het toekennen van gemeentelijk stemrecht aan vreemdelingen die geen onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie. Onderdanen van niet EU landen die een verdrag met het Koninkrijk België hebben gesloten waarin werderzijdse erkenning tot deelname aan gemeentelijke kiesverrichtingen wordt bepaald en die minstens vijf jaar wettelijk in België verblijven, zouden hierdoor een gemeentelijk stemrecht krijgen.

Nr. 164 VAN MEVROUW LEDUC C.S.

Art. 5

A) In het A) van dit artikel, de woorden « kandidaten van vreemde origine » vervangen door de woorden « kandidaten die onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie en kandidaten die geen EU- onderdaan zijn en waarvan het land van herkomst een verdrag met het Koninkrijk België heeft gesloten waarin wederzijdse erkenning tot deelname aan gemeentelijke kiesverrichtingen wordt bepaald en die minstens vijf jaar wettelijk in België verblijven ».

B) In het B) van dit artikel, het woord « Staat » vervangen door de woorden « lidstaat van de Europese Unie en niet-EU-landen die een verdrag met het Koninkrijk België heeft gesloten waarin wederzijdse erkenning tot deelname aan gemeentelijke kiesverrichtingen wordt bepaald ».

Verantwoording

Zie de verantwoording bij het amendement nr. 163.

Nr. 165 VAN MEVROUW LEDUC C.S.

Art. 6

In dit artikel, de woorden « kandidaten van vreemde origine » vervangen door de woorden « kandidaten die onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie en kandidaten die geen EU-onderdaan zijn en waarvan het land van herkomst een verdrag met het Koninkrijk België heeft gesloten waarin wederzijdse erkenning tot deelname aan gemeentelijke kiesverrichtingen wordt bepaald en die minstens vijf jaar wettelijk in België verblijven ».

Verantwoording

Zie de verantwoording bij het amendement nr. 163.

Nr. 166 VAN MEVROUW LEDUC C.S.

Art. 7

In dit artikel, de woorden « kandidaten van vreemde origine » vervangen door de woorden « kandidaten die onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie en kandidaten die geen EU-onderdaan zijn en waarvan het land van herkomst een verdrag met het Koninkrijk België heeft gesloten waarin wederzijdse erkenning tot deelname aan gemeentelijke kiesverrichtingen wordt bepaald en die minstens vijf jaar wettelijk in België verblijven ».

Verantwoording

Zie de verantwoording bij het amendement nr. 163.

Nr. 167 VAN MEVROUW LEDUC C.S.

Art. 8

A) In het A) van dit artikel, het woord « Staat » vervangen door de woorden « lidstaat van de Europese Unie en niet-EU-landen die een verdrag met het Koninkrijk België hebben gesloten waarin wederzijdse erkenning tot deelname aan gemeentelijke kiesverrichtingen wordt bepaald ».

B) In het B) van dit artikel, het woord « vreemdelingen » vervangen door de woorden « onderdanen van een lidstaat van de Europese Unie en niet EU onderdanen, waarvan het land van herkomst een verdrag met het Koninkrijk België heeft gesloten waarin wederzijdse erkenning tot deelname aan gemeentelijke kiesverrichtingen wordt bepaald en die minstens vijf jaar wettelijk in België verblijven ».

Verantwoording

Zie de verantwoording bij het amendement nr. 163.

Nr. 168 VAN MEVROUW LEDUC C.S.

Art. 9

A) In het A) van dit artikel, het woord « vreemdelingen » vervangen door de woorden « onderdanen van de andere lidstaten van de Europese Unie en niet EU onderdanen, waarvan het land van herkomst een verdrag met het Koninkrijk België heeft gesloten waarin wederzijdse erkenning tot deelname aan gemeentelijke kiesverrichtingen wordt bepaald en die minstens vijf jaar wettelijk in België verblijven ».

B) In het B) van dit artikel, het woord « Staat » vervangen door de woorden « lidstaat van de Europese Unie en niet-EU-landen die een verdrag met het Koninkrijk België hebben gesloten waarin wederzijdse erkenning tot deelname aan gemeentelijke kiesverrichtingen wordt bepaald ».

Verantwoording

Zie de verantwoording bij het amendement nr. 163.

Jeannine LEDUC.
Hugo COVELIERS.
Jacques GERMEAUX.
Stefaan NOREILDE.
Paul WILLE.

Nr. 169 VAN MEVROUW DURANT EN DE HEER GUILBERT

Art. 10 (nieuw)

Het voorstel aanvullen met een artikel 10 (nieuw) luidende :

« Art. 10. ­ In artikel 65 van de gemeentekieswet, gewijzigd bij de wetten van 16 juli 1993 en 27 januari 1999, werd een derde lid toevoegen, luidende :

« Om tot gemeenteraadslid verkozen te kunnen worden en blijven, moet men kiezer zijn en de in artikel 1 of 1bis bedoelde kiesbevoegdheidsvoorwaarden behouden. Vanaf de gemeenteraadsverkiezingen van 2012 zullen degenen die kiezer zijn en de in artikel 1ter bedoelde kiesbevoegdheidsvoorwaarden behouden eveneens tot gemeenteraadslid verkozen kunnen worden en blijven. »

Verantwoording

Dit amendement strekt ertoe het passief kiesrecht vanaf de gemeenteraadsverkiezingen van 2012 uit te breiden tot de ingezetenen van ons land die na de goedkeuring van deze wet stemgerechtigd zullen zijn.

Nr. 170 VAN MEVROUW DURANT EN DE HEER GUILBERT

Art. 10 (nieuw)

Het voorstel aanvullen met een artikel 10 (nieuw), luidende :

« Art. 10. ­ In artikel 21 van de nieuwe gemeentekieswet de volgende wijzigingen aanbrengen :

A) Aan het tweede lid de volgende zin toevoegen : « De oproepingsbrieven bevatten bovendien de volgende zin : « Ik zweer de Grondwet, de wetten van het Belgische volk en het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden na te leven. »

B) Aan het derde lid de volgende zin toevoegen : « De kiezer moet zijn oproepingsbrief tekenen vooraleer hij mag stemmen. »

Verantwoording

Het zou krenkend zijn aan de nieuwe kiezers strengere voorwaarden op te leggen dan aan de huidige kiezers. Dit amendement stelt alle kiezers op gelijke voet.

Isabelle DURANT.
Michel GUILBERT.

AMENDEMENT Nr. 171 VAN DE HEER RAMOUDT C.S.

Art. 2

Het voorgestelde artikel 2 als volgt aanvullen :

A) Aan het 1º, eerste lid, van artikel 1ter, een punt d) toevoegen, luidende :

« d) een bewijs van een functionele taalkennis afgeleverd door de gemeentelijke taalproefcommissie ».

B) Een artikel 3 (nieuw) invoegen, luidende :

« Art. 3. ­ De gemeentelijke taalproefcommissie reikt het bewijs van de functionele taalkennis uit. De Koning regelt de inrichting en de organisatie van de gemeentelijke taalproefcommissie. »

Verantwoording

A) Communicatie is een essentieel element van verkiezingen. Een goed begrip van de aangeboden programma's resulteert in een stem overeenkomstig de perceptie van de maatschappij van de kiezer en komt zo de democratie ten goede. De kennis van de taal van de gemeenschap waartoe kandidaat mandatarissen behoren is dus noodzakelijk. De kandidaat-mandataris moet in afwezigheid van onoverkoombare taalbarrières zijn of haar programma aan de kiezer kunnen uitleggen. Een ononderbroken verblijf van 5 jaar in ons land op zich biedt geen garantie voor een voldoende taalkennis.

Kandidaten van bijvoorbeeld Turkse, Marokkaanse, Chinese of andere origine zouden zich in een bevoorrechte positie bevinden in relatie met allochtone kiezers. Het gelijkheidsprincipe wordt hier geschonden zo deze kandidaten al dan niet schriftelijk met deze groep kiezers kunnen communiceren in hun moedertaal. Op te merken valt dat de indiener regelmatig getuige is geweest en is van telefonische gesprekken vanuit het Parlement in het Turks en het Marokkaans.

Onder functionele taalkennis moet worden verstaan : de kandidaat-kiezer moet de taal spreken en dient de taal te begrijpen van de gemeenschap waar hij zijn stemrecht wenst te gebruiken om zo een correct beeld van de aangeboden programma's te kunnen vormen.

Het bewijs van de functionele taalkennis moet worden afgeleverd door een door de gemeente ingerichte taalproefcommissie bestaande uit ten minste één afgevaardigde van ieder vertegenwoordigde lijst.

B) De verantwoording vloeit voort uit de verantwoording van de toevoeging van punt d) onder artikel 2, in artikel 1ter.

Didier RAMOUDT.
Hugo COVELIERS.
Paul WILLE.

Nr. 172 VAN MEVROUW DEFRAIGNE

Art. 3

1) In artikel 3, § 1, derde lid, tweede zin van de gemeentekieswet, gewijzigd bij de wetten van 11 april 1994 en van 27 januari 1999, de woorden « krachtens artikel 1bis » vervangen door de woorden « krachtens de artikelen 1bis en 1ter ».

2) In artikel 3, § 1, derde lid, derde zin, van dezelfde wet, de volzin « Bovendien staat naast hun naam de letter « G ». » vervangen door de volzinnen « Bovendien staat de letter « G » naast de naam van de in artikel 1bis bedoelde kiezers. Ten slotte staat de letter « V » naast de naam van de in artikel 1ter bedoelde kiezers ».

Verantwoording

Wetgevingstechnische coördinatie.

Christine DEFRAIGNE.

Nr. 173 VAN DE HEER RAMOUDT C.S.

Art. 4

A) Het punt A, i), van dit artikel, vervangen als volgt :

« A, i), kunnen de hoedanigheid van gemeenteraadskiezer verwerven, de onderdanen van de andere lidstaten van de Europese Unie evenals de onderdanen van lidstaten van buiten de Europese unie, deze laatsten dienen tevens een bewijs van functionele taalkennis, afgeleverd door de gemeentelijke taalproefcommissie, voor te leggen; die, behalve wat betreft de nationaliteit, ... ».

B) Een artikel 5 (nieuw) invoegen, luidende :

« Art. 5. ­ De gemeentelijke taalproefcommissie reikt het bewijs van de functionele taalkennis uit. De Koning regelt de inrichting en de organisatie van de gemeentelijke taalproefcommissie. »

Verantwoording

A) Communicatie is een essentieel element van verkiezingen. Een goed begrip van de aangeboden programma's resulteert in een stem overeenkomstig de perceptie van de maatschappij van de kiezer en komt zo de democratie ten goede. De kennis van de taal van de gemeenschap waartoe kandidaat-mandatarissen behoren is dus noodzakelijk. De kandidaat-mandataris moet in afwezigheid van onoverkoombare taalbarrières zijn of haar programma aan de kiezer kunnen uitleggen. Een ononderbroken verblijf van 5 jaar in ons land op zich biedt geen garantie voor een voldoende taalkennis.

Kandidaten van bijvoorbeeld Turkse, Marokkaanse, Chinese of andere origine zouden zich in een bevoorrechte positie bevinden in relatie met allochtone kiezers. Het gelijkheidsprincipe wordt hier geschonden zo deze kandidaten al dan niet schriftelijk met deze groep kiezers kunnen communiceren in hun moedertaal. Op te merken valt dat de indiener regelmatig getuige is geweest en is van telefonische gesprekken vanuit het Parlement in het Turks en het Marokkaans.

Onder functionele taalkennis moet worden verstaan : de kandidaat-kiezer moet de taal spreken en dient de taal te begrijpen van de gemeenschap waar hij zijn stemrecht wenst te gebruiken om zo een correct beeld van de aangeboden programma's te kunnen vormen.

Het bewijs van de functionele taalkennis moet worden afgeleverd door een door de gemeente ingerichte taalproefcommissie bestaande uit ten minste één afgevaardigde van ieder vertegenwoordigde lijst.

B) De verantwoording vloeit voort uit de verantwoording van de toevoeging van punt d) onder artikel 2, in artikel 1ter.

Didier RAMOUDT.
Hugo COVELIERS.
Paul WILLE.

Nr. 174 VAN MEVROUW DEFRAIGNE EN VAN DE HEER ROELANTS DU VIVIER

Art. 10 (nieuw)

Het voorstel aanvullen met een artikel 10 (nieuw), luidende :

« Art. 10. ­ Deze wet vindt voor de eerste keer toepassing bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2006. »

Christine DEFRAIGNE.
François ROELANTS DU VIVIER.