2-1389/1 | 2-1389/1 |
12 DECEMBER 2002
Met het oog op de goede werking van de rechtsstaat en de democratie moeten de politiediensten bij de uitvoering van hun taken de fundamentele en grondwettelijke vrijheden nauwgezet in acht nemen.
Zich welbewust van dat democratisch vereiste, bepaalde de wetgever al in artikel 1 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt : « De politiediensten vervullen hun opdrachten onder het gezag en de verantwoordelijkheid van de overheden die daartoe door of krachtens de wet worden aangewezen. Bij het vervullen van hun opdrachten van bestuurlijke of gerechtelijke politie, waken de politiediensten over de naleving en dragen zij bij tot de bescherming van de individuele rechten en vrijheden, evenals tot de democratische ontwikkeling van de maatschappij. Om hun opdrachten te vervullen, gebruiken zij slechts dwangmiddelen onder de voorwaarden die door de wet worden bepaald ».
Iedereen is het erover eens dat die controle essentieel is bij de uitoefening van het politieambt. In het jaarverslag 2001 van het Comité P staat dat laksheid op dat vlak de geloofwaardigheid van de politiediensten zou aantasten en binnen de organisatie zelf voor onbehagen zou zorgen.
Er bestaan nu al verschillende vormen van controle op de politiediensten, zowel interne als externe, die elkaar aanvullen.
Enerzijds heeft de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie-en inlichtingendiensten een Vast Comité van toezicht op de politiediensten ingesteld (het zogenaamde Comité P), dat toeziet op de bescherming van de rechten die de Grondwet en de wet aan de personen waarborgen, alsook op de coördinatie en de doelmatigheid van de politiediensten. Het comité beschikt over een dienst enquêtes. Artikel 9 luidt : « Het Vast Comité P stelt onderzoeken in naar de activiteiten en de werkwijzen van de politiediensten, naar hun interne reglementen en richtlijnen, alsmede naar alle documenten die de handelwijze van de leden van de politiediensten regelen, met uitzondering van de richtlijnen inzake het opsporings- en vervolgingsbeleid en inzake het beleid met betrekking tot de bestuurlijke politie. » Het Comité P treedt op ofwel uit eigen beweging, ofwel op verzoek van de Kamer van volksvertegenwoordigers, van de Senaat, van de bevoegde minister of van de bevoegde overheid en heeft dus een vrij grote bewegingsruimte (artikel 8).
Anderzijds voorzag het koninklijk besluit van 20 juli 2001 in de formele oprichting van de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie (in het vooruitzicht gesteld in artikel 143 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus). De algemene inspectie staat met name in voor de bemiddeling met betrekking tot klachten over feiten die geen misdrijf uitmaken.
Om ervoor te zorgen dat de verschillende vormen van controle elkaar optimaal aanvullen, bepaalt artikel 14bis, eerste lid, van de wet van 18 juni 1991 bovendien dat de algemene inspectie van de federale en van de lokale politie een kopie van de klachten en aangiften die zij betreffende de politiediensten heeft ontvangen, stuurt naar het Vast Comité P en het op de hoogte houdt van de uitgevoerde controles.
Ten slotte stelt artikel 3 van de wet van 13 mei 1999 houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten de tuchtvergrijpen vast (artikel 3) en wijst artikel 19 de gewone tuchtoverheid aan en artikel 20 de hogere tuchtoverheid. Zoals in het jaarverslag 2001 van het Comité P staat, moet echter een overdreven toename van de meest uiteenlopende vormen van toezicht worden voorkomen als men echt functioneel, doeltreffend en geloofwaardig wil blijven.
De wetgever heeft geen enkele reden om aan te nemen dat de politiediensten momenteel niet efficiënt worden gecontroleerd. Alles wijst er integendeel op dat de burgers met de bestaande bepalingen de eerbiediging van hun rechten kunnen afdwingen en dat de politiediensten tegelijk kunnen rekenen op een eerlijk en billijk onderzoek naar de toelaatbaarheid van hun optreden.
Daarom is het onaanvaardbaar dat personen of groepen van personen op eigen gezag acties ondernemen die tot doel hebben zich te mengen in de controle op de politiediensten zoals die momenteel wordt uitgeoefend. Zo'n optreden leidt bij de burgers immers tot een betreurenswaardige en onterechte verwarring aangaande de eerbiediging van hun fundamentele vrijheden door de ordediensten. Het belemmert die laatste in de uitoefening van hun taken. Dat bewust polemische en zelfs provocerende optreden kan bovendien op zich de openbare orde verstoren.
De controle van de politiediensten moet tot de bevoegdheid van de overheid blijven behoren en overeenkomstig de wet worden uitgeoefend. De wet biedt de burger reeds voldoende waarborgen. Op basis van de werkzaamheden van de parlementaire commissie voor de begeleiding van het Comité P kan de wetgever later nog alle verbeteringen doorvoeren die eventueel nodig blijken om de controle op de politiediensten te verruimen en te versterken, met als dubbel doel de efficiëntie van hun werk te waarborgen en de eerbiediging van de democratische beginselen en de grondwettelijke vrijheden te verzekeren.
Artikel 2 van dit voorstel wijzigt artikel 1, eerste lid, van de wet van 29 juli 1934 waarbij de private milities verboden worden. Het verbiedt elke organisatie van private personen waarvan het oogmerk erin bestaat of de activiteiten tot doel hebben de door de wet aangewezen organen voor de controle op de politiediensten aan te vullen. Met de « door de wet aangewezen organen voor de controle op de politiediensten » worden alle hierboven genoemde organen bedoeld, alsook alle andere organen die de wetgever of de Koning nog oprichten met dat doel.
Het huidige artikel 2 van de wet van 29 juli 1934 straft « (hen) die, met overtreding van artikel 1bis, een ... organisatie oprichten, ..., die hun steun verlenen en die er deel van uitmaken ». Zo kunnen degenen die een organisatie oprichten waarvan het oogmerk erin bestaat of de activiteiten tot doel hebben de organen voor de controle op de politiediensten aan te vullen, alsook degenen die aan die activiteiten deelnemen,
worden vervolgd. Met name worden bedoeld, personen die deelnemen aan gestructureerde patrouilles, uitgevoerd door private personen met als doel de organen voor de controle op de politiediensten aan te vullen, of zulke patrouilles organiseren.
Armand DE DECKER. Hugo VANDENBERGHE. Anne-Marie LIZIN. René THISSEN. Philippe MONFILS. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
Artikel 1, eerste lid, van de wet van 29 juli 1934 waarbij de private milities verboden worden, wordt aangevuld als volgt :
« Verboden zijn alle organisaties van private personen waarvan het oogmerk erin bestaat of de activiteiten tot doel hebben de door de wet aangewezen organen voor de controle op de politiediensten aan te vullen, zich in te laten met hun activiteiten of de plaats ervan in te nemen. »
4 december 2002.
Armand DE DECKER. Hugo VANDENBERGHE. Anne-Marie LIZIN. René THISSEN. Philippe MONFILS. |