2-12/14

2-12/14

Belgische Senaat

ZITTING 2001-2002

21 NOVEMBER 2001


Wetsvoorstel ter bestrijding van discriminatie en tot wijziging van de wet van 15 februari 1993 tot oprichting van een Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding


AMENDEMENTEN


Nr. 168 VAN MEVROUW KAÇAR

(Subamendement op amendement nr. 15 van de regering)

Art. 10

In de Nederlandse tekst van de voorgestelde §§ 3 en 4, het woord « situatietest » vervangen door het woord « praktijktest ».

Verantwoording

In het Nederlands is « praktijktest » de gebruikelijke term in de rechtspraak en doctrine.

Meryem KAÇAR.

Nr. 169 VAN MEVROUW DE SCHAMPHELAERE

(Subamendement op amendement nr. 9 van de regering)

Art. 3ter

Het artikel aanvullen met een nieuw lid, luidend als volgt :

« Teneinde te waarborgen dat het beginsel van gelijke behandeling in arbeid en beroep met betrekking tot personen met een handicap wordt nagestreefd, dient de werkgever de passende maatregelen te nemen om een persoon met een handicap in staat te stellen toegang tot arbeid te hebben, in arbeid te participeren of daarin vooruit te komen dan wel om een opleiding te genieten, tenzij deze maatregelen voor de werkgever een onevenredige belasting vormen. Wanneer die belasting in voldoende mate wordt gecompenseerd door bestaande maatregelen ten gunste van personen met een handicap, mag zij niet als onevenredig worden beschouwd. »

Verantwoording

Om het wetsvoorstel in overeenstemming te brengen met het luik van de richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 dat betrekking heeft op personen met een handicap is het noodzakelijk dat een aangepaste versie van artikel 5 van de vernoemde richtlijn wordt ingelast in het wetsvoorstel. Artikel 5 van de richtlijn voorziet :

« Artikel 5

Redelijke aanpassingen voor gehandicapten

Teneinde te waarborgen dat het beginsel van gelijke behandeling met betrekking tot personen met een handicap nageleefd wordt, wordt voorzien in redelijke aanpassingen. Dit houdt in dat de werkgever, naargelang de behoefte, in een concrete situatie passende maatregelen neemt om een persoon met een handicap in staat te stellen toegang tot arbeid te hebben, in arbeid te participeren of daarin vooruit te komen dan wel om een opleiding te genieten, tenzij deze maatregelen voor de werkgever een onevenredige belasting vormen. Wanneer die belasting in voldoende mate wordt gecompenseerd door bestaande maatregelen in het kader van het door de lidstaten gevoerde beleid inzake personen met een handicap, mag zij niet als onevenredig worden beschouwd. »

Het beginsel van gelijke behandeling van personen met een handicap houdt in dat er redelijke aanpassingen worden doorgevoerd in wervings- en bevorderingsprocedures en arbeidsomstandigheden die personen met een handicap in staat stellen om te presteren op het vereiste kwalitatief beroepsniveau. Op deze wijze wordt rekening gehouden met het interactioneel aspect tussen stoornis of beperking en de reactie daarop van de omgeving bij het ontstaan van een handicap, zoals omschreven in de toelichting omtrent de hedendaagse definitie van de term handicap. Het gaat om een belangrijk nieuw rechtsbeginsel dat door de EU bij middel van vernoemde richtlijn als een verplichting wordt opgelegd op het domein van arbeid en beroep, in navolging van reeds bestaande anti-discriminatiewetgevingen in de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Ierland. Derhalve mag artikel 5 van de vernoemde richtlijn niet ontbreken in het wetsvoorstel.

In huidig amendement wordt, in navolging van artikel 5 van de vernoemde richtlijn, onderscheid gemaakt tussen twee groepen van redelijke aanpassingen. Enerzijds gaat het om redelijke aanpassingen voor alle personen met een handicap vallend onder de definitie van de term handicap voor zover ze geen onevenredige belasting vormen voor de werkgevers. Deze onevenredigheid wordt bij betwisting beoordeeld door de bevoegde rechterlijke macht. Anderzijds gaat het om redelijke aanpassingen waarvan de belasting voor de werkgever in voldoende mate wordt gecompenseerd door de bestaande maatregelen ten gunste van personen met een handicap, bijvoorbeeld in het kader van de fondsen die ontstonden ingevolge de splitsing van het Rijksfonds voor sociale reclassering van minder-validen. In dat geval mag de belasting voor de werkgever niet als onevenredig worden beschouwd. Derhalve hebben in dat geval personen met een handicap ook recht op dergelijke compenserende maatregelen.

Nr. 170 VAN MEVROUW DE SCHAMPHELAERE

Art. 3quinquies (nieuw)

Een artikel 3quinquies invoegen, luidend als volgt :

« Art. 3quinquies. ­ Voor de toepassing van deze wet wordt onder handicap verstaan : een fysieke of psychische stoornis of beperking die een belemmering vormt voor een normale toegang tot en/of participatie aan de diverse aspecten van het sociale leven. »

Verantwoording

1. Het is essentieel dat, in functie van de toepassing van het luik dat betrekking heeft op personen met een handicap van de richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep, in het wetsvoorstel een definitie wordt ingelast van de term handicap.

Onder de term handicap wordt verstaan : een nadelige situatie van een persoon veroorzaakt door een fysieke of psychische stoornis of beperking die een belemmering vormt voor een normale toegang tot en/of participatie aan de diverse aspecten van het sociale leven.

2. Deze definitie gaat uit van het begrippenkader van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) dat is uitgewerkt in de International Classification of Impairments, Disabilities and Handicaps (ICIDH).

Bij het hanteren van deze definitie is het essentieel dat men rekening houdt met de interactie tussen stoornis of beperking, enerzijds, en de reactie daarop van de omgeving bij het ontstaan van een handicap. Een stoornis of beperking veroorzaakt een handicap voor zover in de omgeving geen redelijke aanpassingen tot stand komen. Door dergelijke redelijke aanpassingen wordt de toegang en/of de participatie « genormaliseerd » en kan het belemmerend effect (dat een stoornis of beperking tot een handicap maakt) worden opgeheven of beperkt.

Anderzijds is het van belang erop te wijzen dat het toepassingsgebied van de definitie van de term handicap, zoals omschreven door de Wereldgezondheidsorganisatie, ruimer is dan de handicaps die tot hiertoe worden erkend door één van de fondsen die ontstonden ingevolge de opsplitsing van het Rijksfonds voor sociale reclassering van minder-validen. Deze fondsen richten hun actie vooral op personen onderhevig aan de gevolgen van zware vormen van de klassieke (en vaak zichtbare) stoornissen of beperkingen.

Een typisch voorbeeld van dit ruimere toepassingsveld wordt gevormd door personen die op volwassen leeftijd nog last hebben van de gevolgen van dyslexie en die daardoor een stoornis vertonen die de toegang tot en/of de participatie aan het beroepsleven begrenst of verhindert. Derhalve behoren ze tot de categorie personen met een handicap, tenzij redelijke aanpassingen worden doorgevoerd zoals bedoeld in artikel 5 van de vernoemde richtlijn in aanwervings- en bevorderingsprocedures en/of werkomstandigheden. De antidiscriminatiewetgevingen in de VSA (1990), het Verenigd Koninkrijk (1995) en Ierland (1998) hanteren dezelfde principes en derhalve zijn ze in het beroepsleven ook toepasselijk op personen met dyslexie.

Wat betreft de vaststelling van psychische stoornissen die een handicaperend effect kunnen hebben, bestaat naast het hoger vernoemde classificatiesysteem van de WHO ook de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM) van de American Psychiatric Association. Beide systemen worden wereldwijd erkend en gebruikt als wetenschappelijk verantwoorde werkinstrumenten voor de classificatie van stoornissen.

Mia DE SCHAMPHELAERE.

Nr. 171 VAN DE HEER MAHOUX

(Subamendement op amendement nr. 15 van de regering)

Art. 10

Het tweede, derde en vierde lid van de voorgestelde paragraaf doen vervallen.

Verantwoording

Deze leden betreffen het verzoekschrift dat de klager moet indienen om een door een gerechtsdeurwaarder uitgevoerde situatietest te verkrijgen.

Het indienen van een verzoekschrift bij een rechtbank is niet nodig om een beroep te doen op een gerechtsdeurwaarder. Deze leden kunnen dus vervallen.

Philippe MAHOUX.

Nr. 172 VAN DE HEREN MAHOUX EN ISTASSE

(Subamendement op amendement nr. 11 van de regering)

Art. 5

Het voorgestelde artikel vervangen als volgt :

« Art. 5. ­ Onverminderd het bepaalde in artikel 4, geldt er een persoonlijke verzwarende omstandigheid wanneer een van de drijfveren van een misdrijf in de artikelen 372, 373, 375, 393 tot 401, 401bis, 402, 405, 422ter, 434, 442bis, 443, 448, 453, 510 tot 512, 520, 528 tot 530 en 561, 7º, van het Strafwetboek bestaat in de haat tegen, het misprijzen van of de vijandigheid tegen een persoon wegens diens seksuele geaardheid, burgerlijke stand, afkomst, leeftijd, geloof of levensbeschouwing, huidige of toekomstige gezondheidstoestand, handicap of fysieke eigenschap.

Discriminatie op grond van geslacht of leeftijd komt niet in aanmerking om deze persoonlijke verzwarende omstandigheid te bewijzen wanneer het gaat om de misdrijven bepaald in de artikelen 372, 373 en 375 van het Strafwetboek.

Discriminatie op grond van leeftijd komt niet in aanmerking als persoonlijke verzwarende omstandigheid wanneer het gaat om een misdrijf bepaald in artikel 401bis van het Strafwetboek.

Wanneer deze persoonlijke verzwarende omstandigheid vaststaat, kunnen de correctionele straffen worden verdubbeld en de criminele straffen worden verhoogd overeenkomstig artikel 54 van het Strafwetboek. »

Verantwoording

Het gaat hier om het invoeren van de verwerpelijke beweegreden als verzwarende omstandigheid bij het begaan van bepaalde misdaden of wanbedrijven.

De betrokken misdaden en wanbedrijven zijn :

­ Artikelen 372 en 373 : aanranding van de eerbaarheid;

­ Artikel 375 : verkrachting;

­ Artikelen 393 tot 401 en 401bis, 402 en 405 : opzettelijk doden en opzettelijke slagen;

­ Artikelen 422bis en 422ter : verzuim hulp te verlenen aan een persoon in nood;

­ Artikel 434 : ontvoering en opsluiting van personen;

­ Artikel 442bis : belaging;

­ Artikelen 443 en 444 : aanranding van de eer;

­ Artikel 448 : beledigingen;

­ Artikel 453 : grafschennis;

­ Artikelen 510 tot 512, 520 : brandstichting;

­ Artikelen 528 tot 530 : beschadiging van roerende eigendommen;

­ Artikel 561, 7º : belediging ­ overtreding.

Er bestaan andere voorbeelden waar de strafwetgever van een bepaalde bedoeling een verzwarende omstandigheid maakt. Men kan bijvoorbeeld het winstbejag aanhalen, dat in artikel 123ter een verzwarende omstandigheid wordt bij bepaalde misdrijven tegen de veiligheid van de Staat.

Ook andere misdrijven moeten worden opgenomen, zoals bijvoorbeeld de aanranding van de eerbaarheid met geweld bedoeld in artikel 373, belaging bedoeld in artikel 442bis, aanranding van de eer bedoeld in de artikelen 443 en 444, brandstichting bedoeld in de artikelen 510 tot 512 en 520 en belediging bedoeld in artikel 561, 7º, van het Strafwetboek.

Het is belangrijk duidelijk te bepalen dat het gaat om een van deze beweegredenen om te voorkomen dat de verdediging kan aanvoeren dat het misdrijf met andere drijfveren werd gepleegd.

In verband met de bepalingen van het Strafwetboek betreffende de aanranding van de eerbaarheid en verkrachting (artikelen 372, 373, 375) en betreffende de opsluiting en het onthouden van voedsel aan een minderjarige (artikel 401bis) is het niet nodig discriminatie op grond van leeftijd of geslacht te beschouwen als een verzwarende omstandigheid omdat het Strafwetboek daarin reeds voorziet.

Bovendien moet ook worden verduidelijkt dat de verzwaring van criminele straffen zal worden uitgesproken overeenkomstig artikel 54 van het Strafwetboek, dat de maximumstraffen bepaalt.

Philippe MAHOUX.
Jean-François ISTASSE.

Nr. 173 VAN MEVROUW NYSSENS

(Subamendement op amendement nr. 15 van de regering)

Art. 10

De voorgestelde paragraaf 3 vervangen als volgt :

« § 3. Wanneer een persoon of een groepering als bedoeld in artikel 12 het bestaan van een discriminatie wil bewijzen, kan die persoon of die groepering een situatietest laten uitvoeren door een ambtenaar van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding bedoeld in de wet van 15 februari 1993 tot oprichting van een Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding.

Die situatietest kan voor het bevoegde gerecht worden aangevoerd als bewijsmateriaal.

De Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad wat een situatietest is en volgens welke procedure zo'n test moet worden uitgevoerd. »

Verantwoording

Dit amendement strekt ertoe de situatietest in de wet in te voeren als bewijsmateriaal zonder dat dit een verschuiving van de bewijslast met zich meebrengt.

Clotilde NYSSENS.

Nr. 174 VAN MEVROUW de T'SERCLAES C.S.

(Subamendement op amendement nr. 15 van de regering)

Art. 10

In het laatste lid van de voorgestelde § 4, de woorden « de nadere modaliteiten betreffende » vervangen door de woorden « nadere regels voor ».

Verantwoording

Taalkundige verbetering zonder inhoudelijke gevolgen.

Nathalie de T'SERCLAES.
Jean CORNIL.
Fatma PEHLIVAN.

Nr. 175 VAN DE DAMES VAN RIET EN TAELMAN

(Subamendement op amendement nr. 172 van de heren Mahoux en Istasse)

Art. 5

Het voorgestelde artikel wijzigen als volgt :

A. In het eerste lid, de woorden « artikelen 372, 373, 375, 393 tot 401, 401bis, 402, 405, 422ter, 434, 442bis, 443, 448, 453, 510 tot 512, 520, 528 tot 530 en 561, 7º, » vervangen door de woorden « artikelen 372, 373, 375, 376, 393 tot 401, 402, 405, 422bis, 422ter, 425, 426, 434, 442bis, 443, 444, 448, 453, 510 tot 512, 520 en 528 tot 530 ».

B. In het tweede lid, de woorden « geslacht of leeftijd » vervangen door de woorden « geslacht, leeftijd, gezondheidstoestand, handicap of fysieke eigenschap ».

C. In het derde lid, de woorden « , gezondheidstoestand, handicap of fysieke eigenschap » invoegen tussen de woorden « van leeftijd » en de woorden « komt niet in aanmerking » en de woorden « in artikel 401bis » vervangen door de woorden « in de artikelen 425 en 426 ».

Verantwoording

A. Artikel 376 : volledigheidshalve moet dit artikel in de opsomming worden opgenomen. Het handelt eveneens over verkrachting en aanranding.

Artikel 401bis : dit artikel moet geschrapt worden in de opsomming.

De wet van 28 november 2000 met betrekking tot de strafrechtelijke bescherming van minderjarigen heft artikel 401bis op en voegt de nieuwe artikelen 425 en 426 in.

Artikel 422bis : verzuim van hulpverlening.

Men denke aan mogelijke discriminatoire handelingen waarbij iemand weigert hulp te verlenen omwille van één van de redenen opgesomd in artikel 5.

Artikel 444 : laster en eerroof.

Artikel 443 is het basisartikel voor laster en eerroof.

Artikel 444 bepaalt de omstandigheden waarin laster en eerroof die strafbaar zijn, namelijk met een zekere vorm van openbaarheid.

Het is immers duidelijk dat een volgens artikel 2 van het voorstel verboden discriminatoire handeling vaak plaatsvindt in de omstandigheden bedoeld in artikel 444 : namelijk op openbare bijeenkomsten of plaatsen, of in tegenwoordigheid van verschillende personen, of in bijzijn van de beledigde en voor getuigen, hetzij door geschriften, prenten of zinnebeelden.

Deze bijvoeging betreft dus een logische koppeling met artikel 443.

Artikel 561, 7º : belediging.

Schrapping van dit artikel aangezien overtredingen niet voorzien zijn in het laatste lid van artikel 5.

B. De bijgevoegde gronden tot discriminatie zijn reeds opgenomen als verzwarende omstandigheden in artikel 376.

C. Krachtens de wet betreffende de strafrechtelijke bescherming van minderjarigen zijn de artikelen 425 en 426 in het Strafwetboek ingevoegd.

Iris VAN RIET.
Martine TAELMAN.

Nr. 176 VAN DE HEREN MAHOUX EN ISTASSE

(Subamendement op amendement nr. 112 van de regering)

Art. 13

In de voorgestelde Franse tekst de volgende wijzigingen aanbrengen :

A. Het woord « cassation » vervangen door het woord « cessation ».

B. De woorden « la suspension de » doen vervallen.

Philippe MAHOUX.
Jean-François ISTASSE.