1-135

1-135

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCES DU JEUDI 23 OCTOBRE 1997

VERGADERINGEN VAN DONDERDAG 23 OKTOBER 1997

(Vervolg-Suite)

WETSVOORSTEL TOT WIJZIGING VAN DE WET VAN 27 DECEMBER 1973 BETREFFENDE HET STATUUT VAN HET ACTIEF KADER VAN HET OPERATIONEEL KORPS VAN DE RIJKSWACHT EN DE WET VAN 11 JULI 1978 TOT REGELING VAN DE BETREKKINGEN TUSSEN DE OVERHEID EN DE VAKBONDEN VOOR HET RIJKSWACHTPERSONEEL VAN HET ACTIEF KADER

Algemene bespreking

Artikelsgewijze bespreking

PROPOSITION DE LOI MODIFIANT LA LOI DU 27 DÉCEMBRE 1973 RELATIVE AU STATUT DU PERSONNEL DU CADRE ACTIF DU CORPS OPÉRATIONNEL DE LA GENDARMERIE ET LA LOI DU 11 JUILLET 1978 ORGANISANT LES RELATIONS ENTRE LES AUTORITÉS PUBLIQUES ET LES SYNDICATS DU PERSONNEL DU CORPS OPÉRATIONNEL DE LA GENDARMERIE

Discussion générale

Examen des articles

De voorzitter. ­ Wij vatten de bespreking aan van het wetsvoorstel.

Nous abordons l'examen de la proposition de loi.

Overeenkomstig het reglement geldt de door de commissie aangenomen tekst als basis voor de bespreking. (Zie document nr. 1-502/6 van de commissie voor de Binnenlandse en Administratieve Aangelegenheden van de Senaat. Zitting 1997-1998.)

Conformément à notre règlement, le texte adopté par la commission servira de base à notre discussion. (Voir document nº 1-502/6 de la commission de l'Intérieur et des Affaires administratives du Sénat. Session 1997-1998.)

De algemene bespreking is geopend.

La discussion générale est ouverte.

Het woord is aan de rapporteur.

De heer Caluwé (CVP), rapporteur. ­ Mijnheer de voorzitter, de indieners van dit wetsvoorstel, mevrouw Lizin et de heer Pinoie, beogen hiermee binnen de rijkswacht een ruimere vakbondsvrijheid tot stand te brengen naar het voorbeeld van de wijzigingen die daaromtrent enkele jaren geleden bij het leger plaatsvonden. Tevens brengen zij hierdoor de syndicale situatie bij de rijkswacht op dezelfde noemer als bij de andere politiediensten, wat als tussenstap in het kader van de reorganisatie van de politiediensten noodzakelijk is. Het vorige debat heeft dit voldoende duidelijk gemaakt.

Het wetsvoorstel geeft het rijkswachtpersoneel de mogelijkheid zich bij de erkende vakbonden van andere beroepscategorieën aan te sluiten, terwijl ze tot nu toe enkel konden aansluiten bij verenigingen die alleen de belangen van het rijkswachtpersoneel verdedigen. Volgens de indieners van het voorstel moet dit de onpartijdigheid en de beschikbaarheid van de rijkswacht ten goede komen, het algemeen belang dienen en zo nauwer aansluiten bij de burgermaatschappij. Op geen enkel ogenblik echter mogen de rijkswachters uiting geven aan hun politieke overtuiging.

Tijdens een eerste bespreking lieten de meeste commissieleden alsook de minister zich positief uit over de hoofdlijnen van het wetsvoorstel. Er werden enkele technische amendementen goedgekeurd. De discussie spitste zich gaandeweg toe op de volgende twee knelpunten : het aantal representatieve vakorganisaties en de werkingsmiddelen die ze zouden krijgen enerzijds en de datum van inwerkingtreding anderzijds. Ik kom op deze twee punten nog terug, maar voor de volledigheid meld ik nog dat ook aandacht werd besteed aan de problematiek van het stakingsrecht. In het kader van de eenmaking van de politiediensten is niet alleen een gelijkschakeling van het syndicaal statuut, maar ook van het stakingsrecht noodzakelijk.

De heer Mahoux, ondervoorzitter,

treedt als voorzitter op

Beslist werd echter om daarover later, los van dit voorstel, verder te discussiëren. Wel sprak de minister zich uit tegen stakingsrecht voor een gewapende openbare macht. Er kunnen andere wegen worden gevonden om hun rechten gewaarborgd te zien.

Wat het aantal representatieve vakvereningen betreft, werden in het oorspronkelijk wetsvoorstel als leden van het onderhandelingscomité aanvaard, de vakbonden vertegenwoordigd in de NAR en de erkende vakverenigingen waarvan het aantal bijdrageplichtige leden ten minste 10 & vertegenwoordigt van het totale rijkswachtpersoneel van het operationeel korps, met een maximum van vier vakverenigen.

De minister sprak zich daarentegen uit voor de opname in het onderhandelingscomité van de drie nationale vakbonden en slechts één korporatische politievakbond. Hij vond zeven partijen rond de tafel te veel om te onderhandelen over de verdere politiehervormingen en om hierover een consensusbeleid uit te werken.

Na contactname met de thans erkende rijkswachtvakbonden, die zich reeds enigszins bij de ingezette evolutie hebben neergelegd, blijkt dat er ook een aanpassing wordt gevraagd van de samenstelling van de onderzoeksraad en een gelijkwaardige financiële regeling voor iedereen inzake prestaties, vorming en subsidiëring. De commissie volgde het standpunt van de minister.

Een amendement van de indieners zelf bracht de samenstelling van het onderhandelingscomité terug tot de drie syndicale organisaties vertegenwoordigd in de NAR en de erkende syndicale organisatie met het grootst aantal bijdrageplichtige leden in actieve dienst.

In het nieuw voorgestelde systeem gaat men over van twee erkende en twee representatieve rijkswachtvakbonden naar één representatieve zuivere rijkswachtvakbond en drie erkende rijkswachtvakbonden, naast de drie interprofessionele vakorganisaties.

Om de kosten ongeveer gelijk te houden wordt de norm voor de vrijgestelden wel veranderd en moet men zich nu beperken tot vier vrijgestelden in plaats van zes voor de representatieve bonden.

Aan de erkende, niet-representatieve bonden wordt nu een toelage gegeven om hun werking te ondersteunen, alsook faciliteiten inzake vorming. Verder wordt gesteld dat de syndicale premies voor de professionele syndicale organisaties dezelfde moeten zijn als de bijdrage voor de vakbonden vertegenwoordigd in de NAR.

Daar staat wel tegenover dat de syndicale organisaties geen fondsen voor de werking van hun organisatie meer mogen inzamelen bij niet-leden. Tevens wordt voorzien in de toekenning aan haar leden van een vakbondspremie die sommige personeelsleden van de overheidssector genieten. Dit geeft een bijkomende kost van 15 miljoen frank ten laste van het budget van de eerste minister.

Na enige discussie werd overeengekomen de wet in werking te laten treden op 19 november 1998. Dit is de datum waarop de huidige zesjaarlijkse periode van erkenning en representativiteit ten einde loopt.

De meeste amendementen werden aangenomen met zeven stemmen voor, bij één onthouding.

Het geamendeerde voorstel werd met dezelfde uitslag aangenomen. (Applaus.)

M. le président. ­ La parole est à Mme Lizin.

Mme Lizin (PS). ­ Monsieur le président, la proposition de loi que M. Caluwé vient de résumer est un texte que nous avions préparé dans la perspective du débat que nous avons tenu aujourd'hui sur la réorganisation des services de police. En effet, la négociation qui doit être entamée à propos des multiples statuts existants doit se faire, selon nous, dans des structures semblables. Il est vrai que les transformations à opérer sont énormes. Le changement et la nécessaire coordination des statuts, notamment en matière de pensions, d'heures supplémentaires et de leur calcul, feront l'objet de débats avec des interlocuteurs qui ­ il faut l'espérer ­ auront les mêmes points de référence.

Ne revenons plus sur la démilitarisation de la gendarmerie, plus ou moins bien réalisée et théoriquement acquise, bien qu'elle doive encore être parachevée.

Au cours des dernières années, la volonté est apparue, même au sein de la gendarmerie, d'aller vers une police qui soit beaucoup plus proche de la population. À l'intérieur du corps lui-même, la revendication de sortir du carcan strictement corporatiste est assez forte. En tout cas, une partie des membres de ce corps souhaite vraiment pouvoir mener une activité syndicale plus large.

Tenant compte de la non-harmonisation actuelle, la proposition de loi que M. Pinoie et moi-même avons déposée vise non pas à la suppression des syndicats corporatistes ­ qui subsisteront s'ils sont représentatifs ­ mais à créer un cadre au sein duquel les syndicats reconnus au Conseil national du travail pourront aussi représenter le personnel de la gendarmerie.

Le gendarme n'est pas un fonctionnaire d'exception au titre de son statut, surtout pas dans la réforme envisagée, mais bien un agent de l'autorité au service du public. Sa liberté syndicale doit participer de la même logique.

La réforme va donc permettre aux gendarmes de s'affilier à un syndicat interprofessionnel classique sans que cela puisse en aucune façon influencer son action de fonctionnaire de police. Il en va déjà de même pour la police judiciaire et pour la police communale, avec des syndicats « maison » dans ce dernier cas.

Cette modernisation nécessite une période de transition et d'adaptation.

Les modifications de texte que vous nous avez proposées nous réjouissent, monsieur le vice-Premier ministre, car ces mesures qui seront d'application en novembre 1998 permettront de rencontrer cette volonté d'harmoniser les cadres syndicaux, d'ouvrir la liberté syndicale à l'intérieur de la gendarmerie et, bien entendu, d'adapter chaque fois, en fonction de leur représentativité, la présence des syndicats autour de la table des négociations.

Nous avons donc trois syndicats classiques, le Conseil national du travail et le syndicat « maison », le plus représentatif, la représentativité étant elle-même réajustée par le calcul qui est réalisé chaque année. Dans la proposition de loi, nous établissons donc la distinction entre les organismes agréés et les organismes représentatifs siégeant dans les organes de négociation.

Cette proposition de loi traitant du syndicalisme à la gendarmerie revêt un aspect technique mais son objet est très important. Le combat est mené à l'intérieur des corps depuis longtemps. Les récents débats télévisés ont mis en évidence la façon dont les syndicats « maison » défendent les intérêts de leur propre corps. Je crois donc qu'il convient effectivement d'élargir quelque peu l'horizon et de permettre à vos hommes d'avoir un choix plus large dans la défense de leurs intérêts.

Nous savons que de très longs débats portant sur l'harmonisation des statuts vous attendent, monsieur le vice-Premier ministre, dans un futur que nous espérons assez proche. Comme je l'ai indiqué, tous les corps de gendarmerie, de police communale et de police judiciaire ont pris contact avec les sénateurs qui s'intéressent à cette matière. Nous avons conscience de la difficulté de mener de telles négociations. Cette proposition de loi a pour objectif de fixer un cadre plus complet et harmonisé pour mener à bien ce volet d'une réforme complexe mais utile. (Applaudissements.)

De voorzitter. ­ Het woord is aan mevrouw Leduc.

Mevrouw Leduc (VLD). ­ Mijnheer de voorzitter, na de demilitarisering van de rijkswacht, na de grondige wijzigingen die dit korps heeft ondergaan en op de vooravond van nog meer ingrijpen veranderingen in het politielandschap is het de hoogste tijd dat het syndicaal statuut van de rijkswacht wordt aangepast en dat er terzake een parallellisme komt met andere professionele categorieën.

Al te lang werd de specificiteit van het rijkswachtersberoep aangegrepen om een korporatistisch systeem in stand te houden en de aansluiting van het personeel bij de vakbondsorganisaties die vertegenwoordigd zijn in de Nationale Arbeidsraad te verhinderen.

De VLD staat achter de uitgewerkte regeling waarbij een evenwicht werd gevonden tussen het systeem van interprofessionele vakbonden en het vroeger geldend systeem aangezien de vertegenwoordiging van het beroepssyndicaat dat het grootst aantal bijdrageplichtige leden telt gegarandeerd vertegenwoordigd is in de overlegorganen.

De VLD heeft het wetsvoorstel van de collega's Lizin en Pinoie positief benaderd en op twee vlakken geamendeerd. Onder meer door de bepaling in te schrijven waarbij expliciet aan de personeelsleden van het operatief kader van de rijkswacht gegarandeerd wordt dat zij kunnen aansluiten, hetzij bij een professionele vakbond hetzij bij een syndicale organisatie die in de Nationale Arbeidsraad is vertegenwoordigd, wordt de syndicale vrijheid, die toch de hoofdbetrachting van dit voorstel is extra benadrukt.

De VLD stond er tevens op dat het begrip « bijdrageplichtig lid » door de Koning zou worden bepaald. In een constructie waarbij professionele en interprofessionele syndicale organisaties naast elkaar rechten verkrijgen is het niet onbelangrijk voorwaarden op te leggen inzake een minimumbijdrage. Deze bijdrage is thans interprofessioneel vastgesteld op 0,74 & van de geïndexeerde minimumbezoldiging.

Bij gebrek aan een dergelijke bepaling zou het immers kunnen gebeuren dat sommige bonden van hun leden een bijzonder lage bijdrage vragen om via « dumping-cotisaties », aan ledenwerving te doen. Dit kan echter nooit de bedoeling zijn. Door ernaar te streven dat de lidgelden beantwoorden aan de voor ambtenaren voorziene bedragen zal hier ook de nagestreefde uniformiteit met de andere beroepscategorieën worden bereikt.

Voor de correcte uitvoering van de wet zal de ledentelling van het grootste belang zijn. De VLD verwacht dat de minister hierbij voldoende voorzorgsmaatregelen zal nemen opdat de persoonlijke levenssfeer van de aangesloten leden niet zal worden aangetast.

Het wetsvoorstel kon in de commissie op een algehele consensus rekenen. Het sluit aan bij de algemene sociale evolutie en bij de inhoudelijke veranderingen die het beroep van rijkswachter de laatste zes jaar heeft ondergaan.

Wij zijn ervan overtuigd dat deze wetswijziging een behoorlijke vakbondswerking bij de rijkswacht tot stand zal brengen. (Applaus.)

De voorzitter. ­ Het woord is aan vice-eerste minister Vande Lanotte.

De heer Vande Lanotte, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. ­ Mijnheer de voorzitter, ik wens van deze gelegenheid gebruik te maken om de commissieleden te danken voor het werk dat zij hebben verzet om dit wetsvoorstel tot een goed einde te brengen.

Si cette proposition est importante sur le plan symbolique, elle constitue surtout un changement en profondeur. S'il est exact de dire que le ministre de l'Intérieur est tenté de défendre le corps de la gendarmerie, il n'est pour autant pas hostile à certaines évolutions lorsqu'elles sont possibles. Ces deux aspects coexistent.

Cette modification, inconcevable voici dix ans, fait maintenant l'unanimité. Il convient de souligner un tel changement de mentalité.

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Pinoie.

De heer Pinoie (SP). ­ Mijnheer de voorzitter, na het uitstekende verslag van de heer Caluwé en de opmerkingen van mede-indiener Lizin, kan ik heel kort gaan. Eigenlijk komt het goed uit dat dit wetsvoorstel, dat een wijziging van het syndicaal statuut van de rijkswacht beoogt, na het debat over de politiehervorming wordt behandeld. In het debat van vandaag viel immers op dat iedereen pleit voor een uniformisering van de statuten binnen de verschillende politiediensten. Rekening houdend daarmee, is het volgens mij belangrijk te starten met de aanpassing van het syndicaal statuut van de verschillende politiediensten. Vandaag zal het syndicaal statuut van de rijkswacht waarschijnlijk worden gewijzigd in de Senaat. De kamer kan dit voorstel vervolgens goedkeuren.

Dit voorstel kadert eveneens in de demilitarisering van de rijkswacht. In feite biedt dit wetsvoorstel waarborgen voor de vrije keuze van vakbond, hetzij een interprofessionele vakbond, hetzij een corporatistische vakbond. Dit wetsvoorstel, dat in de commissie bijna eenparig is goedgekeurd, wordt ook door de vakbonden goed onthaald. De tweede- en de derdegrootste vakbond van de rijkswacht maken enkel bezwaar tegen artikel 4, omdat het aantal vakbonden via een amendement werd beperkt tot de drie interprofessionele vakbonden en de ene corporatistische vakbond die na een telling het grootste aantal leden zal hebben.

Daartegenover staat dat de andere vakbonden, die als niet-representatief zullen worden beschouwd, erkend blijven. In de commissie heeft de minister beloofd dat deze vakbonden over voldoende middelen zullen kunnen beschikken. Ik kon begrip opbrengen voor de bezwaren van deze twee vakbonden. Ik moet echter eerlijkheidshalve toegeven dat ik, na de argumenten van de minister en andere commissieleden te hebben gehoord, niet verder heb aangedrongen op een overgangsperiode die gelijk is aan de referentieperiode van zes jaar, de periode namelijk tussen de tellingen van de vakbondsleden.

De SP-fractie steunt dit wetsvoorstel en hoopt dat het zeer spoedig wet mag worden.

M. le président. ­ La parole est à Mme Cornet d'Elzius.

Mme Cornet d'Elzius (PRL-FDF). ­ Monsieur le président, après l'important débat qui s'est déroulé à cette même tribune, toute la journée, à propos de la restructuration de nos services de police, j'estime que la proposition de loi dont nous débattons à présent est loin d'être anodine si on la replace précisément dans le contexte plus large de la réforme annoncée.

Nous sommes en effet amenés aujourd'hui à modifier le régime syndical du personnel de la gendarmerie au moment même où l'on va négocier les statuts du futur personnel de la police nationale.

Cette proposition s'inscrit cependant dans la logique entamée avec la démilitarisation de la gendarmerie acquise il y a quelques années.

Dès lors que le statut du gendarme n'est plus essentiellement militaire, la logique est en effet de s'efforcer de réaliser autant que possible le parallélisme avec la situation existant dans d'autres corps de police. Les policiers communaux et les membres de la police judiciaire ont déjà la possibilité de s'affilier aux syndicats dits « traditionnels ».

Mais on constate cependant chez ces policiers une tendance à s'orienter vers les syndicats apolitiques spécifiques à leur corps. En effet, en raison de leurs tâches et de leurs statuts, ils montrent une certaine réticence à être confondus avec les autres fonctionnaires de la commune ou de l'État.

Il est en tout cas à souhaiter que les syndicats traditionnels qui s'ouvriront aux gendarmes puissent défendre les intérêts de ces derniers dans les meilleures conditions. Ils devront en tout cas adapter leurs structures pour offrir aux gendarmes la place qui leur revient dans les négociations à venir.

Par ailleurs, la possibilité d'accès aux trois organisations représentatives traditionnelles n'entraînera pour les gendarmes aucune modification en ce qui concerne l'interdiction du droit de grève et de récolte de fonds.

La présente proposition s'inscrit dans une optique de liberté puisqu'elle offre aux gendarmes la liberté d'affiliation syndicale grâce au pluralisme des différentes organisations syndicales. Nous devrons cependant veiller à ce que cette liberté n'ait pas pour conséquence de permettre « d'étiqueter » politiquement chaque gendarme.

La situation risque de devenir difficile lorsque ces gendarmes devront assurer le maintien de l'ordre au cours de grèves et manifestations diverses organisées par les syndicats traditionnels dont ils feront partie.

Ces réticences ne nous empêcheront toutefois pas de voter positivement le texte qui nous est présenté. (Applaudissements.)

M. le président. ­ La parole est à Mme Milquet.

Mme Milquet (PSC). ­ Monsieur le président, la proposition de loi qui est aujourd'hui soumise à notre vote s'inscrit parfaitement dans le débat qui a eu lieu ce matin et cet après-midi en séance plénière du Sénat. Elle a, en effet, pour but de permettre aux gendarmes de s'affilier à une grande centrale classique, comme la possibilité existe actuellement au sein, notamment, de la police judiciaire.

Cette réforme va donc dans le sens souhaité non seulement par le rapport de la commission de l'Intérieur du Sénat, relatif à l'évaluation des services de police, mais aussi dans le sens du texte que le gouvernement a déposé le 7 octobre dernier sur le même sujet et qui vise à une certaine uniformisation des statuts.

Si la gendarmerie en arrive à constituer avec la police judiciaire un corps intégré, il est évident que le droit syndical doit aussi faire l'objet d'une harmonisation.

Si cette proposition de loi peut paraître un peu anachronique au vu de la réforme qui s'annonce, elle a néanmoins toute son importance, puisqu'elle va permettre aux gendarmes de disposer d'un statut équivalent aux autres fonctionnaires de police et leur permettre ainsi de négocier la future réforme.

Il est évident que d'ici peu, dans le cadre de la réforme du paysage policier, une autre loi devra être élaborée étant donné que certains corps de police actuels risquent d'être supprimés.

Outre ces aspects pragmatiques, il s'agit véritablement d'une réforme d'envergure, surtout sur le plan philosophique, puisqu'elle ouvrira la porte d'une plus grande transparence à un corps que l'on a souvent taxé de très corporatiste, la démilitarisation de la gendarmerie entamée en 1992 ne s'étant pas encore réalisée au niveau de la fonction syndicale.

Je pense donc qu'il s'agit d'un pas important pour intégrer la gendarmerie à la société civile et lui permettre d'être représentée par des syndicats qui comptent évidemment en leur sein des représentants d'autres professions. Il s'agit d'un élément fondamental dans la philosophie d'une police de base, d'une police intégrée, notamment dans la société civile.

Si l'affiliation à un syndicat classique est prévue, la subsistance d'un syndicat corporatiste est maintenue. Ce sera donc celui qui comptera le plus grand nombre d'affiliés.

Au départ, nous aurions souhaité que plusieurs syndicats professionnels puissent subsister ou que le texte aménage une période transitoire afin de permettre aux autres syndicats de s'adapter. Vu le nombre d'émissions sur la gendarmerie diffusées actuellement, j'estime que l'expression exclusive du syndicat de M. Van Keer a plus tendance à nuire à l'image de marque de la gendarmerie que si celle-ci était représentée par une autre personne. En l'occurrence, je préfèrerais que ce soit carrément M. De Ridder qui s'exprime sur les plateaux de télévision, car M. Van Keer donne une image totalement caricaturale de la gendarmerie. À terme, je trouverais donc très sain que des représentants d'autres syndicats classiques puissent défendre les intérêts de la police d'une manière plus modérée et moins corporatiste.

Cependant, dans le cadre de la discussion, le ministre nous a donné des garanties quant à la subsistance de syndicats professionnels reconnus qui tiennent souvent des propos plus modérés. Ceux-ci continueront à bénéficier des avantages qu'ils ont actuellement, à savoir des délégués syndicaux disposant de jours de congé pour exercer correctement leur fonction. Cela peut paraître très pragmatique mais c'est fondamental car il est impossible pour un syndicat d'espérer un jour compter un plus grand nombre d'affiliés s'il ne ne dispose pas d'une structure minimale pour mener sa tâche à bien.

Ces garanties, ajoutées à la période de transition jusqu'en 1998 pour permettre une certaine réadaptation avant d'officialiser le comptage, nous ont semblé suffisantes.

Pour terminer, à l'heure où tout le monde demande la transparence, il est nécessaire que les syndicats représentant le personnel de la gendarmerie puissent être liés, sous quelque forme que ce soit, à des syndicats regroupant d'autres catégories professionnelles. À mon sens, il s'agit d'un pas vers une meilleure intégration citoyenne. La réforme du paysage policier doit répondre à une demande de démocratie et de concept de service public. La réforme proposée va dans ce sens et mon groupe la votera sans aucune réserve. (Applaudissements.)

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Loones.

De heer Loones (VU). ­ Mijnheer de voorzitter, de Volksuniefractie zal zich bij de stemming over dit voorstel onthouden.

In de eerste plaats is de verhouding tussen de Volksunie en de syndicaten over het algemeen al eerder problematisch. Eigenlijk zijn wij niet gelukkig met de wijze waarop het sociaal overleg in het land plaatsvindt. Dit komt eens te meer tot uiting in dit voorstel.

De minister heeft gewezen op de krachtlijnen van het voorstel. Op pagina 2 van het verslag verklaart hij dat het voorstel gestoeld is op het principe dat de traditionele, politiek geïnspireerde vakbonden moeten worden toegelaten tot de onderhandelingen. Alsof het voorstel niet meer inhoudt dan dit !

Wij hebben moeite met de wijze waarop in dit voorstel het sociaal overleg wordt georganiseerd, vooral omdat zelfs de principes ervan een al te duidelijke politisering verraden. Worden toegelaten tot de onderhandelingen de drie politiek geïnspireerde vakbonden ­ omdat het bijna niet anders kan ­ en de grootste corporatistische vakbond.

Mijn argwaan werd ook gewekt door de verklaring van een van de indieners. Op pagina 8 van het verslag verklaart zij in verband met het toekomstige syndicale landschap : « Men mag zich geen illusies maken, het is wel degelijk de bedoeling dat er zo weinig mogelijk corporatistische vakbonden komen. » Enerzijds worden de drie politiek gekleurde vakbonden toegelaten, maar anderzijds wil men zo weinig mogelijk andere vakbonden, liefst geen enkele. De Volksuniefractie zal haar argwaan uiten in een onthouding.

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Boutmans.

De heer Boutmans (Agalev). ­ Mijnheer de voorzitter, in principe zijn wij het zeker eens met de toekenning van vakbondsvrijheid binnen alle politiediensten en dus ook binnen de rijkswacht. In die zin was dit voorstel een stap voorwaarts, omdat hierdoor de vakbonden ook binnen de rijkswacht kunnen worden georganiseerd.

Ik heb echter een aantal bedenkingen bij de coördinatie van de politiehervorming, waarover wij daarstraks hebben gesproken, en dit voorstel dat in de herfst van 1998 in werking zal treden. Ik heb niet voor niets gevraagd wat het tijdsschema van de regering was voor het in werking treden van de politiehervorming in haar geheel. De eerste minister heeft geantwoord dat hij hoopte dat de hervorming tegen het najaar van volgend jaar zou kunnen worden gerealiseerd.Theoretisch zou de politiehervorming dus kunnen samenvallen met de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel.

Ik vraag mij dus af waarom er nog initiatieven worden genomen voor een rijkswacht waarvan men ons zegt dat zij zal worden afgeschaft en deel zal uitmaken van een groter geheel, waarin niemand ­ naar ik hoop ­ eraan zal denken de vakbondsvrijheid te beletten. De federale politie, de lokale politie en de verticale lijnen tussen beide politiediensten impliceren dat alle vakbonden die hiervoor over een voldoende ruime aanhang beschikken, zich binnen het politieapparaat kunnen organiseren. Zal dit niet tot een pervers resultaat leiden ?

Tot mijn spijt stel ik vast dat mevrouw Lizin niet meer aanwezig is. Ik richt mijn vraag dus tot de minister, maar ook tot de indieners. Betekent de goedkeuring van dit wetsvoorstel niet dat de heer Van Keer met zijn betwistbare organisatie ­ of de betwistbare heer Van Keer met zijn organisatie ­ op een fauteuil in de toekomstige politiestructuur wordt binnengeloodst, waar hij anders waarschijnlijk niet zou binnengeraken ?

Op die vraag zou ik graag een zinnig antwoord krijgen. Ik heb niet de indruk dat deze vraag in de commissie aan bod is gekomen, omdat hierover in het verslag niets terug te vinden is en omdat het voorstel dateert van vóór het regeringsplan over de politiehervorming. Ik suggereer dan ook dit voorstel terug naar de commissie te verzenden, want met de voorliggende tekst vrees ik dat wij het omgekeerde gaan bereiken van wat wij werkelijk willen, namelijk een democratisering.

De voorzitter. ­ Daar niemand meer het woord vraagt, is de algemene bespreking gesloten en vatten wij de artikelsgewijze bespreking aan.

Plus personne ne demandant la parole, la discussion générale est close et nous passons à l'examen des articles.

Artikel 1 luidt :

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Article premier. La présente loi règle une matière visée à l'article 78 de la Constitution.

­ Aangenomen.

Adopté.

Art. 2. Artikel 24/10 van de wet van 27 december 1973 betreffende het statuut van het operationeel korps van de rijkswacht, ingevoegd bij de wet van 24 juli 1992, wordt vervangen door de volgende bepaling :

« Art. 24/10. Onverminderd artikel 24/3, 4º, 8º en 9º, mogen de personeelsleden aansluiten bij beroepsverenigingen naar keuze. »

Art. 2. L'article 24/10 de la loi du 27 décembre 1973 relative au statut du personnel du corps opérationnel de la gendarmerie, inséré par la loi du 24 juillet 1992, est remplacé par la disposition suivante :

« Art. 24/10. Sans préjudice de l'article 24/3, 4º, 8º et 9º, les membres du personnel peuvent s'affilier à des associations professionnelles de leur choix. »

­ Aangenomen.

Adopté.

Art. 3. Het tweede lid van artikel 1 van de wet van 11 juli 1978 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van het rijkswachtpersoneel van het operationeel korps, gewijzigd bij de wet van 24 juli 1992, wordt vervangen als volgt :

« Het personeel bedoeld in het eerste lid mag aansluiten hetzij bij een professionele syndicale organisatie van het rijkswachtpersoneel, hetzij bij een syndicale organisatie die aangesloten is bij een in de Nationale Arbeidsraad vertegenwoordigde syndicale organisatie. »

Art. 3. L'article 1er , deuxième alinéa, de la loi du 11 juillet 1978 organisant les relations entre les autorités publiques et les syndicats du personnel du corps opérationnel de la gendarmerie est remplacé par la disposition suivante :

« Le personnel visé au premier alinéa peut s'affilier soit à une organisation syndicale professionnelle du personnel de la gendarmerie, soit à une organisation syndicale affiliée à une organisation syndicale représentée au Conseil national du travail. »

­ Aangenomen.

Adopté.

Art. 4. Artikel 5 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 24 juli 1992 en 9 december 1994, wordt vervangen als volgt :

« Art. 5. Wordt geacht representatief te zijn om te zetelen in het onderhandelingscomité bedoeld in artikel 3 :

1º elke syndicale organisatie erkend in de zin van artikel 12 die aangesloten is bij een syndicale organisatie die in de Nationale Arbeidsraad vertegenwoordigd is;

2º de in de zin van artikel 12 erkende syndicale organisatie die het grootst aantal bijdrageplichtige leden in actieve dienst telt onder de andere syndicale organisaties dan die bedoeld in 1º. »

Art. 4. L'article 5 de la même loi, modifié par les lois des 24 juillet 1992 et 9 décembre 1994, est remplacé par la disposition suivante :

« Art. 5. Est considérée comme représentative pour siéger au comité de négociation visé à l'article 3 :

1º toute organisation syndicale, agréée au sens de l'article 12, qui est affiliée à une organisation syndicale représentée au Conseil national du travail;

2º l'organisation syndicale agréée, au sens de l'article 12, qui compte le plus grand nombre d'affiliés cotisant en service actif parmi les organisations syndicales autres que celles visées au 1º. »

­ Aangenomen.

Adopté.

Art. 5. In artikel 11, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 9 december 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º het tweede en het derde lid van § 2 worden opgeheven;

2º het vierde lid van § 2, dat het tweede lid wordt, wordt aangevuld met de volgende bepaling :

« in de plaats van de syndicale organisatie die tot dan toe het grootst aantal bijdrageplichtige leden in actieve dienst telde. De vergelijking wordt gemaakt aan de hand van een onderzoek dat plaatsvindt naar aanleiding van het onderzoek van de nieuwe aanvraag. »

3º er wordt in hetzelfde artikel een § 3 toegevoegd luidend als volgt :

« § 3. De Koning bepaalt het begrip « bijdrageplichtig lid. »

Art. 5. À l'article 11, de la même loi, modifié par la loi du 9 décembre 1994, sont apportées les modifications suivantes :

1º les alinéas 2 et 3 du § 2 sont abrogés;

2º l'alinéa 4 du § 2, qui devient l'alinéa 2, est complété par le texte suivant :

« à la place de l'organisation syndicale qui, jusqu'alors, comptait le plus grand nombre d'affiliés cotisant en service actif. La comparaison est faite par un examen qui a eu lieu à l'occasion de l'examen de la nouvelle demande. »

3º dans le même article est inséré un § 3, rédigé comme suit :

« § 3. Le Roi définit la notion d'« affilié cotisant. »

­ Aangenomen.

Adopté.

Art. 6. In artikel 12, van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º in het eerste lid wordt 4º vervangen als volgt :

« 4º die in geen enkele vorm verbonden zijn met een andere organisatie erkend met toepassing van dit artikel; »;

2º in het eerste lid wordt 5º vervangen als volgt :

« 5º die, met uitzondering van de syndicale organisaties aangesloten bij een syndicale organisatie die vertegenwoordigd is in de Nationale Arbeidsraad :

­ uitsluitend de in artikel 1 bedoelde personeelsleden of op rust gestelde personeelsleden als leden groeperen;

­ in geen enkele vorm verbonden zijn met organisaties die andere belangen verdedigen dan die van de in artikel 1 bedoelde personeelsleden of op rust gestelde personeelsleden of hun rechthebbenden;

­ hun statuten en de lijst van hun verantwoordelijke leiders aangetekend toezenden aan de minister van Binnenlandse Zaken. »;

3º in het tweede lid wordt het woord « Landsverdediging » vervangen door de woorden « Binnenlandse Zaken ».

Art. 6. À l'article 12 de la même loi sont apportées les modifications suivantes :

1º à l'alinéa 1er , le 4º est remplacé par la disposition suivante :

« 4º qui ne sont liées sous aucune forme à une autre organisation syndicale agréée en application du présent article; »;

2º à l'alinéa 1er , le 5º est remplacé par la disposition suivante :

« 5º qui, à l'exception des organisations syndicales affiliées à une organisation syndicale représentée au Conseil national du travail :

­ groupent exclusivement comme membres les membres du personnel visés à l'article 1er ou des membres du personnel retraités;

­ ne sont liées sous aucune forme à des organisations qui défendent d'autres intérêts que ceux des membres du personnel visés à l'article 1er ou de membres du personnel retraités ou de leurs ayants droits;

­ ont adressé, par pli recommandé, leurs statuts et la liste de leurs dirigeants responsables au ministre de l'Intérieur. »;

3º à l'alinéa 2, les mots « la Défense nationale » sont remplacés par les mots « l'Intérieur ».

­ Aangenomen.

Adopté.

Art. 7. In artikel 16 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 24 juli 1992, worden de woorden « de artikelen 24/9 en 24/10 » vervangen door de woorden « het artikel 24/9 ».

Art. 7. À l'article 16 de la même loi, modifié par la loi du 24 juillet 1992, les mots « les articles 24/9 et 24/10 » sont remplacés par les mots « l'article 24/9 ».

­ Aangenomen.

Adopté.

Art. 8. In dezelfde wet wordt een hoofdstuk VIII-bis ingevoegd, houdende een artikel 16bis , luidend als volgt :

« Hoofdstuk VIII-bis ­ Werking van de syndicale organisaties

Art. 16bis. Het is de syndicale organisaties die zich kenbaar maken als syndicale organisatie van het rijkswachtpersoneel verboden werkingsfondsen te verwerven door middel van gelijk welke ronselpraktijk. De niet-naleving ervan leidt tot de intrekking van de erkenning van de syndicale organisatie. »

Art. 8. Dans la même loi est inséré un chapitre VIII-bis , comprenant un article 16bis , libellé comme suit :

« Chapitre VIII-bis ­ Fonctionnement des organisations syndicales

Art. 16bis. Il est interdit aux organisations syndicales, en faisant état de leur qualité d'organisation syndicale du personnel de la gendarmerie, de récolter des fonds destinés à assurer leur fonctionnement, au moyen de pratiques de démarchage, sous quelque forme que ce soit. Le non-respect de cette interdiction entraîne le retrait de l'agréation de l'organisation syndicale. »

­ Aangenomen.

Adopté.

Art. 9. In artikel 1, a) , van de wet van 1 september 1980 betreffende de toekenning en de uitbetaling van een vakbondspremie aan sommige personeelsleden van de overheidssector en aan de in die sector tewerkgestelde werklozen, gewijzigd bij de wet van 6 juli 1989, zijn de woorden « het operationeel korps van de rijkswacht » vervallen.

Art. 9. À l'article 1er , a) , de la loi du 1er septembre 1980 relative à l'octroi et au paiement d'une prime syndicale à certains membres du personnel du secteur public et aux chômeurs mis au travail dans ce secteur, modifié par la loi du 6 juillet 1989, les mots « du corps opérationnel de la gendarmerie » sont supprimés.

­ Aangenomen.

Adopté.

Art. 10. Artikel 2, § 3, van dezelfde wet wordt aangevuld met een 6º, luidend als volgt :

« 6º ten opzichte van de personeelsleden bedoeld in artikel 1 van de wet van 11 juli 1978 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van het rijkswachtpersoneel van het operationeel korps, de organisaties die voldoen aan de voorwaarden van artikel 5, 1º of 2º, van die wet. »

Art. 10. L'article 2, § 3, de la même loi, est complété par un 6º, rédigé comme suit :

« 6º à l'égard des membres du personnel visés à l'article 1er de la loi du 11 juillet 1978 organisant les relations entre les autorités publiques et les syndicats du personnel du corps opérationnel de la gendarmerie, les organisations qui satisfont aux conditions de l'article 5, 1º ou 2º, de la même loi. »

­ Aangenomen.

Adopté.

Art. 11. Deze wet treedt in werking op 19 november 1998.

Vanaf die datum en onverminderd artikel 11, § 2, van de wet van 11 juli 1978 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van het rijkswachtpersoneel van het operationeel korps, zoals gewijzigd bij deze wet, is de syndicale organisatie die op grond van het bij toepassing van artikel 11, § 1, eerste lid, van dezelfde wet, in 1998 gevoerde onderzoek, het grootst aantal bijdrageplichtige leden in actieve dienst telt, de representatieve syndicale organisatie bedoeld in artikel 5, 2º, van dezelfde wet.

De commissie bedoeld in voormeld artikel 11, § 1, eerste lid, gaat daartoe bij het in 1998 gevoerde onderzoek na welke de syndicale organisatie is die het grootst aantal bijdrageplichtige leden in actieve dienst telt.

Art. 11. La présente loi entre en vigueur le 19 novembre 1998.

À partir de cette date et sans préjudice de l'article 11, § 2, de la loi du 11 juillet 1978 organisant les relations entre les autorités publiques et les syndicats du personnel du corps opérationnel de la gendarmerie, tel que modifié par la présente loi, l'organisation syndicale qui, sur la base de l'examen de 1998 fait en application de l'article 11, § 1er , alinéa 1er , de la même loi, compte le plus grand nombre d'affiliés cotisants en service actif, est l'organisation syndicale représentative visée à l'article 5, 2º, de la même loi.

La commission visée à l'article 11, § 1er , alinéa 1er , précité, vérifie à cet effet, lors de l'examen de 1998, quelle est l'organisation syndicale qui compte le plus grand nombre d'affiliés cotisants en service actif.

­ Aangenomen.

Adopté.

De voorzitter. ­ De commissie stelt volgend nieuw opschrift voor : Wetsvoorstel tot wijziging van het syndicaal statuut van het personeel van het operationeel korps van de rijkswacht.

La commission propose un nouvel intitulé ainsi rédigé : Proposition de loi portant modification du statut syndical du personnel du corps opérationnel de la gendarmerie.

Is de Senaat het met die tekst eens ?

Ce texte rencontre-t-il l'accord de l'assemblée ? (Assentiment.)

Het nieuw opschrift is goedgekeurd.

Le nouvel intitulé est approuvé.

We stemmen later over het geheel van het wetsvoorstel.

Il sera procédé ultérieurement au vote sur l'ensemble de la proposition de loi.