5-1754/1 | 5-1754/1 |
19 JULI 2012
Dit voorstel van bijzondere wet moet samen gelezen worden met de voorstellen tot herziening van de artikelen 118, § 2, en 123, § 2, van de Grondwet, samen ingediend bij het Parlement (Stuk Senaat nrs. 5-1752/1; 5-1753/1) die de constitutieve autonomie aan het Parlement van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest toekennen, de bijzondere wetgever toestaan om de aangelegenheden aan te duiden waarop deze constitutieve autonomie betrekking heeft en de bijzondere wetgever verplichten om bijkomende meerderheidsvereisten in te voeren. Met het oog op de uitvoering van deze voorstellen tot herziening van de Grondwet, wijzigt dit voorstel van bijzondere wet de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen. Zij duidt de aangelegenheden aan betreffende de verkiezing, de samenstelling en de werking van het Parlement van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en betreffende de samenstelling en de werking van de Regering van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, die het Parlement van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest kan regelen bij bijzondere ordonnantie. Het Parlement van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest beschikt in beginsel over constitutieve autonomie in dezelfde aangelegenheden — aangewezen bij de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen — als de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest.
De waarborgen die de personen van de Nederlandse en Franse taalaanhorigheid genieten in Brussel met betrekking tot het Parlement en de Regering van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest (pariteit, gewaarborgde vertegenwoordiging, enz.) zullen onder de bevoegdheid van de bijzondere federale wetgever blijven vallen. Deze regels behoren dus niet tot de constitutieve autonomie die de bijzondere wetgever toekent aan het Parlement van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
Dit voorstel van bijzondere wet duidt hiertoe de regels aan waarop de constitutieve autonomie van het Parlement van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betrekking heeft, met uitzondering van de regels die betrekking hebben op de waarborgen die de personen van de Nederlandse en Franse taalaanhorigheid genieten.
De waarborgen die de personen van de Nederlandse en Franse taalaanhorigheid in Brussel genieten, zullen dus onder de bevoegdheid van de bijzondere wetgever blijven vallen. Het gaat om het aantal parlementsleden, de verdeling van de zetels tussen de taalgroepen, de vervanging van parlementsleden die tot de Regering van een deelentiteit toetreden door een volwaardig parlementslid, de paritaire samenstelling van de Regering en de verhouding tussen het aantal gewestelijke Staatssecretarissen behorende tot de ene of de andere taalgroep, de alarmbelprocedure, de aangelegenheden waarover beslist moet worden met (in beginsel) een meerderheid van de stemmen in elke taalgroep, de wijze van verkiezing van de ministers, de collegiale besluitvorming en de besluitvorming bij consensus, de verdeling van de bevoegdheden onder de leden van de Regering volgens groepen van aangelegenheden, de motie van wantrouwen, de vertrouwenskwestie, enz.
Net zoals bij de constitutieve autonomie waarover het Parlement van de Vlaamse Gemeenschap, het Parlement van de Franse Gemeenschap en het Parlement van het Waalse Gewest beschikken, zal de uitoefening van de constitutieve autonomie door het Parlement van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest gebeuren door de aanname van ordonnantie met een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen, op voorwaarde dat de meerderheid van de leden van het Parlement aanwezig is.
Dit voorstel van bijzondere wet voorziet bovendien dat de aanname van ordonnanties in deze aangelegenheid een absolute meerderheid van stemmen in elke taalgroep vereist. Het geeft op dit punt uitvoering aan de voorstellen tot herziening van de Grondwet (Stuk Senaat nrs. 5-1752/1; 5-1753/1) die de bijzondere wetgever verplichten om bijkomende meerderheidsvereisten te voorzien wat betreft het Parlement van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
Het voorstel past op dit punt in het algemene institutionele stelsel van de Belgische Staat dat beoogt een evenwicht te verwezenlijken tussen de verschillende gemeenschappen en gewesten van het Koninkrijk. Binnen dat algemene institutionele stelsel is het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest het enige tweetalige gebied, wat eigen institutionele organen en mechanismen verantwoordt (1) .
In de artikelsgewijze commentaar wordt telkens naar de artikelen van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen verwezen naar analogie waarvan aan het Parlement van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest constitutieve autonomie wordt verleend.
Artikel 1
Op grond van artikel 77, eerste lid, 3 en 4º, en artikel 83 van de Grondwet vermeldt het voorstel dat het een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet regelt.
Artikel 2
Dit artikel wijzigt artikel 4 van de bijzondere wet met betrekking tot de Brusselse Instellingen teneinde het in overeenstemming te brengen met de artikelen 118, § 2, en 123, § 2, van de Grondwet die het voorwerp uitmaken van de voorstellen tot herziening van de Grondwet, samen ingediend in het Parlement (zie Gedr. Stuk Senaat nrs. 5-1752/1; 5-1753/1), die tot doel hebben om de constitutieve autonomie toe te kennen aan het Parlement van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, evenwel met uitzondering van de waarborgen die de personen van de Nederlandstalige en Franstalige taalaanhorigheid genieten in Brussel met betrekking tot het Parlement en de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die onder de bevoegdheid van de bijzondere federale wetgever blijven vallen.
De artikelen 5bis en 5ter van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen zijn bovendien van toepassing op de ordonnanties die aangenomen worden door het Parlement van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest in toepassing van de artikelen 118, § 2, en 123, § 2, van de Grondwet.
Artikel 3
Analogie : artikel 49, § 2, en 24bis, § 3 van de BWHI. Dienaangaande wordt er op analoge wijze verwezen naar de desbetreffende decreten die van toepassing zijn in de andere gemeenschappen en gewesten in toepassing van de deze artikelen.
Aangelegenheid : het stelsel van onverenigbaarheden die van toepassing is op leden van het Parlement die tot de Regering van een deelgebied toetreden.
Het voorstel strekt ertoe om dezelfde constitutieve autonomie aan het Parlement van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest toe te kennen als de constitutieve autonomie waarover het Parlement van de Vlaamse Gemeenschap, het Waals Parlement en het Parlement van de Franse Gemeenschap beschikken.
Het Parlement van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest kan bij ordonnantie, wijzigingen aanbrengen aan de regels bedoeld in § 1 en § 3 die onder andere bepalen dat een lid van het Parlement dat tot lid van de Regering of tot Gewestelijk Staatssecretaris van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest wordt verkozen, onmiddellijk ophoudt zitting te hebben en weer in functie treedt na ontslag uit zijn functie als lid van de regering of als Gewestelijk staatssecretaris. Dezelfde constitutieve autonomie wordt door artikel 49, § 2, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 toegekend aan het Parlement van de Vlaamse Gemeenschap, het Waals Parlement en het Parlement van de Franse Gemeenschap.
Het Parlement van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest kan bij ordonnantie eveneens wijzigingen aanbrengen aan § 2 en § 3 die onder andere bepalen dat een lid van het Parlement dat tot lid van de Vlaamse Regering of van de Regering van de Franse Gemeenschap is gekozen onmiddellijk ophoudt zitting te hebben en zijn mandaat opnieuw opneemt wanneer zijn ambt van lid van de regering eindigt. Een gelijkaardige regel is met betrekking tot het Parlement van de Vlaamse Gemeenschap, het Waals Parlement en het Parlement van de Franse Gemeenschap niet opgenomen in de bijzondere wet van 8 augustus 1980. Het behoort evenwel tot de constitutieve autonomie van deze laatsten op grond van artikel 24bis, § 3, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 op grond waarvan het Vlaams Parlement en het Waals Parlement ieder voor zich, bij decreet bijkomende onverenigbaarheden hebben vastgesteld, die van toepassing zijn op de leden van het Vlaams Parlement en het Waals Parlement die deel uitmaken van de Regering van een deelgebied.
De ordonnantie zal steeds in zijn vervanging als volwaardig lid in het Parlement moeten voorzien. Dit betreft een garantie die een element vormt van de gewaarborgde vertegenwoordiging. De vervangers moeten het statuut van Parlementslid genieten. Zodoende is het bijvoorbeeld niet mogelijk om te voorzien dat de vervangers slechts een raadgevende stem zullen hebben.
Artikel 4
1º)
Analogie : artikel 24bis, § 2bis, van de BWHI. Dienaangaande wordt op analoge wijze verwezen naar de decreten die van toepassing zijn in de andere gemeenschappen en gewesten overeenkomstig deze artikelen.
Aangelegenheid : het vervangen van parlementsleden die tot de federale Regering toetreden.
2º)
Analogie : artikel 24bis, § 3, BWHI.
Aangelegenheid : het instellen van bijkomende onverenigbaarheden voor de parlementsleden.
Artikel 5
Analogie : artikel 24, §§ 1 tot en met 3, BWHI.
Aangelegenheid : het bepalen van aanvullende regels voor de samenstelling van het Parlement.
Het artikel biedt de mogelijkheid aan het Parlement om regels te bepalen die degene aanvullen bedoeld in afdeling I, van hoofdstuk II van titel III van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen, met het opschrift « Samenstelling ».
De stellers van het voorstel hebben evenwel geenszins de bedoeling om het Parlement de bevoegdheid toe te kennen alle bepalingen te wijzigen van de eerste afdeling, getiteld « Samenstelling », van hoofdstuk II van titel III. Inderdaad, het woord « aanvullende » geeft aan dat het Parlement niet gemachtigd wordt om de bepalingen van de eerste Afdeling, getiteld « Samenstelling » te wijzigen, maar het daarentegen gemachtigd wordt om regels te bepalen die deze vervat in de bijzondere wet aanvullen.
Zo wordt de mogelijkheid verleend om bijzondere regels te bepalen die bedoeld zijn om bepaalde evenwichten in de samenstelling van zijn Parlement te verzekeren (namelijk mannen-vrouwen, lokale mandatarissen of niet, ...).
Het Parlement mag bijgevolg op grond hiervan de bepalingen van de bijzondere wet niet wijzigen.
Aangezien de gewaarborgde vertegenwoordiging in het Parlement een waarborg is, maakt de bevoegdheid om het aantal parlementsleden te wijzigen geen deel uit van de constitutieve autonomie van het Parlement van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, evenmin als de bevoegdheid om de verdeling van de zetels tussen de taalgroepen te wijzigen.
Artikel 6
Analogie : artikel 26 BWHI.
Aangelegenheid : het bepalen van de kieskringen.
Bij de uitoefening van deze constitutieve autonomie, blijven de regels van de evenredige vertegenwoordiging per taalgroep van toepassing, met inbegrip van de beperkingen die gelden ten aanzien van de natuurlijke kiesdrempel. Dit betekent onder meer dat er in elke kieskring en per taalgroep een minimaal aantal vertegenwoordigers te verkiezen zijn (2) . In elk geval zal rekening gehouden moeten worden met het arrest 149/2007 van 5 december 2007 van het Grondwettelijk Hof, waarin het Hof stelde :
« B.24.4. Wanneer de decreetgever ervoor opteert de verkiezingen te laten geschieden volgens het stelsel van de evenredige vertegenwoordiging, dient hij bovendien ermee rekening te houden dat dit stelsel slechts zinvol kan worden toegepast, indien in de kieskringen een minimaal aantal vertegenwoordigers zijn te verkiezen.
B.24.5. Uit de in B.20.2 aangehaalde parlementaire voorbereiding van de « inrichtingswet der provincieverkiezingen » van 19 oktober 1921 blijkt dat de wetgever van oordeel was dat de toepassing van het stelsel van de evenredige vertegenwoordiging in beginsel veronderstelt dat er in elke kieskring minstens vier of vijf (met een voorkeur voor vijf) vertegenwoordigers te verkiezen zijn.
B.24.6. Uit het in B.18 aangehaalde besluit van de Vlaamse regering van 9 juni 2006 « tot verdeling van de provincieraadsleden over de kiesdistricten » blijkt dat in meerdere kiesdistricten minder dan vijf mandaten te verdelen zijn. Op een totaal van 52, zijn er negen districten met vier vertegenwoordigers (Bree, Borgloon, Bilzen, Zottegem, Zele, Evergem, Ronse, Diksmuide en Veurne), twee districten met drie vertegenwoordigers (Herk-de-Stad en Oudenaarde) en één district met twee vertegenwoordigers (Poperinge).
B.24.7. Ofschoon kan worden aanvaard dat een kiesdistrict waar vier mandaten zijn te verdelen verenigbaar is met het bij de provincieraadsverkiezingen gehanteerde stelsel van de « evenredige vertegenwoordiging », is dit niet het geval voor districten waar slechts twee of drie mandaten zijn te verdelen en waar de natuurlijke kiesdrempel om die reden onredelijk hoog is. »
Artikel 7
Analogie : artikel 26quater, eerste lid, BWHI.
Aangelegenheid : het bepalen van de hoofdplaats van de kieskringen.
Artikel 8
Analogie : artikel 28, eerste tot en met zesde lid, BWHI.
Aangelegenheid : het bepalen van de regels betreffende de opvolgers.
Artikel 9
Analogie : artikel 29octies, tweede lid, en artikel 29nonies, eerste tot derde lid, BWHI.
Aangelegenheid : het bepalen van de regels inzake de devolutieve werking van de lijststem.
De regels met betrekking tot de zetelverdeling tussen de taalgroepen behoren niet tot de constitutieve autonomie. Deze verzekeren immers een gewaarborgde vertegenwoordiging. Met betrekking tot de zetelverdeling in het Parlement van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest oordeelde het Grondwettelijk Hof in die zin dat deze is « gesitueerd binnen het algemene institutionele stelsel van de Belgische Staat dat beoogt een evenwicht te verwezenlijken tussen de verschillende gemeenschappen en gewesten van het Koninkrijk. Binnen dat algemene institutionele stelsel is het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest het enige tweetalige gebied, wat eigen institutionele organen en mechanismen verantwoordt ».
Een dergelijk stelsel biedt volgens het Grondwettelijk Hof een oplossing « voor het probleem van de vertegenwoordiging van de Nederlandstaligen in de Brusselse Hoofdstedelijke Raad, die « op overtuigende wijze [hadden] aangetoond dat er voor hen grote moeilijkheden rezen om hun werkzaamheden op een democratische wijze in het Brussels parlement uit te voeren » (Parl. St., Senaat, 2000-2001, nr. 2-709/7, p. 255). De Nederlandstalige leden van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad maken ook deel uit van de Vergadering van de Vlaamse Gemeenschapscommissie en van de Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. Bovendien namen de eerste zes verkozen leden tevens zitting in de Vlaamse Raad. Wanneer blijkt dat een deel van de verkozenen van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad, om institutionele redenen, niet volwaardig de mandaten kunnen uitoefenen die hun toekomen, dreigt de democratische werking van de betrokken instellingen in gevaar te worden gebracht. » (3)
Artikel 10
Analogie : artikel 35, § 3, BWHI.
Aangelegenheid : het vastleggen van de meerderheid waarmee de ordonnanties inzake constitutieve autonomie worden goedgekeurd.
Artikel 11
Analogie : artikel 49, § 1, BWHI (artikelen 32, 33, 34, 37, 41, 46, 47, 48, 68, 70, 71, 72 en 73 BWHI).
Aangelegenheid : verwijzingsartikel waarin meerdere aangelegenheden worden aangewezen : de openingszitting, de voorzitter van de openingszitting, de openbaarheid van de vergaderingen, de aanwezigheid van de Regering, de verzoekschriften, het bureau en het personeel van de assemblee, de griffier, de ondertekening van de besluiten en de werkwijze van de Regering.
De collegialiteit en de consensusregel in de Regering van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest blijft — net zoals de pariteit — in elk geval federaal (artikel 69 bijzondere wet hervorming der instellingen). Het betreft een waarborg die de personen van de Nederlandse en Franse taalaanhorigheid genieten in Brussel.
De motie van wantrouwen behoort om dezelfde redenen niet tot de constitutieve autonomie van het Parlement van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. De motie van wantrouwen betreft eveneens een waarborg. Artikel 36 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen voorziet dienaangaande in waarborgen voor de Nederlandstaligen en Franstaligen in Brussel. Een motie van wantrouwen kan slechts aangenomen worden bij de meerderheid van de leden van elke taalgroep wanneer ze gericht is tegen de regering. Wanneer ze gericht is tegen een lid van de regering, met uitzondering van de voorzitter, kan ze slechts worden aangenomen worden bij de meerderheid van de leden van de taalgroep waartoe dit lid van de Regering behoort.
Indien het Parlement van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest de regels met betrekking tot het ontslag nemen door de Regering of één of meer leden ervan (artikel 73 bijzondere wet hervorming der instellingen) wijzigt, aanvult, vervangt of opheft, zal de vervanging in elk geval moeten gebeuren met inachtneming van de artikelen 34 en 35 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen die erin voorzien dat de Regering, behalve de voorzitter, twee leden van de Nederlandse taalgroep en twee leden van de Franse taalgroep bevat en dat de kandidaten voor de Regering verkozen worden door de volstrekte meerderheid van de leden van het Parlement, met daarin de volstrekte meerderheid van de leden van elke taalgroep.
De vertrouwenskwestie behoort ook niet tot de constitutieve autonomie omwille van de nauwe band met de motie van wantrouwen en de wijze van aanwijzing van de ministers en Gewestelijke Staatssecretarissen.
Artikel 12
Analogie : artikel 63, § 4, BWHI.
Aangelegenheid : het bepalen van het aantal regeringsleden.
Artikel 13
Analogie : artikel 59, § 3, juncto artikel 24bis, § 3, BWHI.
Aangelegenheid : het instellen van bijkomende onverenigbaarheden voor de regeringsleden.
Artikel 14
Analogie : geen analogie.
Aangelegenheid : het bepalen van het aantal Gewestelijke Staatssecretarissen.
Het Parlement van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest kan bij ordonnantie het aantal Gewestelijke Staatssecretarissen wijzigen.
Het voorstel voorziet echter dat minstens een derde moet behoren tot de kleinste taalgroep.
Vandaag is het aantal Gewestelijke Staatssecretarissen verplicht drie, waarvan minstens één behoort tot de minst talrijke taalgroep. De bestaande garantie is dus de aanwezigheid van ministens één op drie Gewestelijke Staatssecretarissen die behoort tot deze taalgroep.
Indien het met toepassing van deze paragraaf verkregen aantal geen geheel getal is, wordt de overblijvende fractie niet afgerond. Minstens één derde van de Gewestelijke Staatssecretarissen moet tot de kleinste taalgroep behoren. Indien het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bijvoorbeeld het aantal Gewestelijke Staatssecretarissen verhoogt van drie naar vier, zullen minstens twee Staatssecretarissen tot de kleinste taalgroep moeten behoren.
Christine DEFRAIGNE. |
Freya PIRYNS. |
Philippe MOUREAUX. |
Bert ANCIAUX. |
Bart TOMMELEIN. |
Dirk CLAES. |
Marcel CHERON. |
Francis DELPÉRÉE. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2
In artikel 4, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen gewijzigd bij de bijzondere wetten van 5 mei 1993, 16 juli 1993 en 27 maart 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1º in het eerste lid worden de woorden « Met als enige uitzondering de bevoegdheden die overeenkomstig artikel 59quater, § 4, tweede lid, van de Grondwet aan het Vlaams Parlement en aan het Waals Parlement worden toegekend, heeft » opgeheven en wordt het woord « heeft » ingevoegd tussen de woorden « Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest » en de woorden « dezelfde bevoegdheden »;
2º tussen het eerste en het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende als volgt :
« In afwijking van het eerste lid worden de bevoegdheden die door het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest worden geregeld in toepassing van de artikelen 118, § 2, en 123, § 2, van de Grondwet aangewezen door deze bijzondere wet, en dit onverminderd de toepassing van de artikelen 5bis en 5ter. »
Art. 3
Artikel 10bis van dezelfde bijzondere wet, ingevoegd bij de bijzondere wet van 9 mei 1989, vervangen bij de bijzondere wet van 13 juli 2001 en gewijzigd bij de bijzondere wet van 27 maart 2006, wordt aangevuld met een § 4, luidende :
« § 4. Het Parlement kan bij ordonnantie de bepalingen van dit artikel wijzigen, aanvullen, vervangen of opheffen met dien verstande dat elk lid dat ophoudt zitting te hebben vervangen wordt en dat degene die hem vervangt, het statuut van lid van het Parlement geniet. »
Art. 4
In artikel 12 van dezelfde bijzondere wet, gewijzigd bij de bijzondere wetten van 16 juli 1993, 4 december 1996, 4 mei 1999, 13 juli 2001, 2 maart 2004 en 27 maart 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1º § 3 wordt aangevuld met een derde lid luidende :
« Het Parlement kan, bij ordonnantie, de nadere regelen van de vervanging bedoeld in het eerste lid, laatste zin wijzigen, aanvullen of vervangen. Het kan het tweede lid wijzigen, aanvullen, vervangen of opheffen. »;
2º het artikel wordt aangevuld met een § 5, luidende :
« § 5. Het Parlement kan bij ordonnantie, bijkomende onverenigbaarheden instellen. »
Art. 5
Boek I, titel III, hoofdstuk 2, afdeling 1, van dezelfde wet wordt aangevuld met een artikel 12/1 :
« Art. 12/1. Het Parlement kan bij ordonnantie aanvullende samenstellingsregels bepalen. »
Art. 6
Artikel 14 van dezelfde bijzondere wet, gewijzigd bij de bijzondere wetten van 13 juli 2011 en 27 maart 2006, wordt aangevuld met de volgende leden :
« Het Parlement kan, bij ordonnantie, de kieskringen instellen op het grondgebied bedoeld in artikel 2, § 1, overeenkomstig artikel 26 van de bijzondere wet.
In dat geval kan het Parlement bij ordonnantie, ook een kieskring instellen op het hele grondgebied van het Gewest waaruit een deel van de leden van het Parlement worden verkozen.
Bij de toepassing van de voorgaande leden respecteert het Parlement per kieskring de verdeling tussen de lijsten die behoren tot de Franse taalgroep en de lijsten die behoren tot de Nederlandse taalgroep, zoals bedoeld in artikel 20, § 2. »
Art. 7
In artikel 16 van dezelfde bijzondere wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1º in het eerste lid, worden de volgende zinnen ingevoegd tussen de tweede zin en de derde zin :
« Het Parlement kan bij ordonnantie de plaats waar het gewestbureau zitting houdt wijzigen. »;
2º het artikel wordt aangevuld met de volgende leden :
« Wanneer artikel 14, derde tot vijfde lid, wordt toegepast, wordt een hoofdbureau van de kieskring samengesteld in de hoofdplaats van elke kieskring. Het Parlement bepaalt, bij ordonnantie, de hoofdplaats van de kieskringen.
Het hoofdbureau van de kieskring wordt voorgezeten door de vrederechter bevoegd voor de hoofdplaats of, bij zijn ontstentenis door één van zijn plaatsvervangers naar dienstouderdom.
Het hoofdbureau van de kieskring wordt samengesteld overeenkomstig het tweede lid. »
Art. 8
In artikel 16bis, § 1, van dezelfde bijzondere wet, gewijzigd bij de bijzondere wetten van 2 maart 2004 en 27 maart 2006, wordt tussen het zevende en achtste lid, een lid ingevoegd, luidende :
« Het Parlement kan bij ordonnantie de bepalingen van de leden 1 tot 4 en 6 en 7 wijzigen, aanvullen, vervangen of opheffen. »
Art. 9
Artikel 20, § 3, van dezelfde bijzondere wet, ingevoegd bij de bijzondere wet van 13 juli 2001 en gewijzigd bij de bijzondere wet van 2 maart 2004, wordt aangevuld met een lid, luidende :
« Het Parlement kan bij ordonnantie de bepalingen van artikel 29octies, tweede lid, en artikel 29nonies, eerste tot derde lid, van de bijzondere wet wijzigen, aanvullen, vervangen of opheffen. »
Art. 10
Artikel 28 van dezelfde bijzondere wet, gewijzigd bij de bijzondere wetten van 16 juli 1993, 13 juli 2001, 10 juli 2003 en 27 maart 2006, wordt aangevuld met een lid, luidende :
« In afwijking van artikel 35, § 2, van de bijzondere wet worden de in de artikelen 10bis, § 4, 12, § 3, derde lid en § 5, 12/1, 14, derde tot vijfde lid, 16, eerste, derde, vierde en vijfde lid, 16bis, achtste lid, 20, § 3, tweede lid, 31/1, 34, § 1, derde lid, 35, § 5 en 41, § 8, bedoelde ordonnanties aangenomen met een meerderheid van twee derde van de uitgebrachte stemmen en bij volstrekte meerderheid van de stemmen in elke taalgroep. »
Art. 11
Boek I, titel III, hoofdstuk 2, afdeling 3, van dezelfde bijzondere wet wordt aangevuld met een artikel 31/1, luidende :
« Art. 31/1. Het Parlement kan de bepalingen van de artikelen 26 en 36, § 1, eerste lid, tweede zin, van deze wet bedoelde bepalingen, alsook de artikelen 33, § 2, 34, eerste en derde lid, 37, 41, 46, eerste lid, 48, 68, eerste lid, 70 en 73 van de bijzondere wet, wijzigen, aanvullen, vervangen of opheffen bij ordonnantie. »
Art. 12
Artikel 34, § 1, van dezelfde bijzondere wet, vervangen bij de bijzondere wet van 16 juli 1993 en gewijzigd bij de bijzondere wet van 27 maart 2006, wordt aangevuld met een lid, luidende :
« Het Parlement kan bij ordonnantie het maximum aantal leden van de Regering wijzigen. Behalve de voorzitter telt de Regering evenveel leden van de Nederlandse taalgroep als van de Franse taalgroep. »
Art. 13
Artikel 35 van dezelfde bijzondere wet, gewijzigd bij de bijzondere wetten van 16 juli 1993, 4 december 1996, 13 juli 2001, 5 mei 2003 en 27 maart 2006, wordt met een § 5 aangevuld, luidende :
« § 5. Het Parlement kan bij ordonnantie bijkomende onverenigbaarheden instellen. »
Art. 14
Artikel 41 van dezelfde bijzondere wet, gewijzigd bij de bijzondere wetten van 16 juli 1993, 4 december 1996, 13 juli 2001, 5 mei 2003 en 27 maart 2006, wordt aangevuld met een § 8, luidende :
« § 8. Het Parlement kan, bij ordonnantie, het aantal Gewestelijke Staatssecretarissen wijzigen. Minstens een derde van de Gewestelijke Staatssecretarissen moet behoren tot de kleinste taalgroep. »
Christine DEFRAIGNE. |
Freya PIRYNS. |
Philippe MOUREAUX. |
Bert ANCIAUX. |
Bart TOMMELEIN. |
Dirk CLAES. |
Marcel CHERON. |
Francis DELPÉRÉE. |
(1) GwH, 25 maart 2003, 35/2003, B.16.6.
(2) GwH, 5 december 2007, 149/2007
(3) GwH, 25 maart 2003, 35/2003, B.16.6.-B.16.7.