5-1727/1

5-1727/1

Belgische Senaat

ZITTING 2011-2012

19 JULI 2012


HERZIENING VAN DE GRONDWET


Voorstel tot herziening van artikel 70 van de Grondwet

(Ingediend door mevrouw Freya Piryns, de heer Philippe Mahoux, Bert Anciaux, Bart Tommelein, Dirk Claes, Marcel Cheron, Francis Delpérée en mevrouw Christine Defraigne)


TOELICHTING


Dit voorstel tot herziening van de Grondwet moet samen worden gelezen met de andere hiermee gelijktijdig in het Parlement ingediende voorstellen tot herziening van de artikelen 43, 44, 46, 56, 57, 64, 67, 68, 69, 71, 72, 74, 75, 76, 77, 78, 79, 80, 81, 82, 100, 119 en 167 van de Grondwet (Stukken Senaat, nrs. 5-1720/1; 5-1721/1; 5-1722/1; 5-1731/1; 5-1732/1; 5-1723/1; 5-1724/1; 5-1725/1; 5-1726/1; 5-1728/1; 5-1729/1; 5-1734/1; 5-1737/1; 5-1738/1; 1735/1; 5-1736/1; 5-1739/1; 5-1740/1; 5-1741/1; 5-1742/1; 5-1733/1; 5-1730/1; 5-1743/1). De toelichting bij het voorstel tot herziening van artikel 43 (Stuk Senaat, nr. 5-1720/1) geeft een overzicht van de gehele hervorming van het tweekamerstelsel.

Overeenkomstig de verklaring tot herziening van de Grondwet van 7 mei 2010 (Belgisch Staatsblad van 7 mei 2010) is artikel 70 van de Grondwet voor herziening vatbaar.

Dit voorstel tot herziening heeft een dubbel doel.

Enerzijds worden de bepalingen omtrent de rechtstreekse verkiezingen voor de Senaat opgeheven (a.). Anderzijds worden de regels inzake de duur van het mandaat aangepast (b.).

a. Opheffing van de regels omtrent de rechtstreekse verkiezingen voor de Senaat

Vandaag wordt de zetelverdeling van de Senaat uitsluitend gebaseerd op het resultaat van de rechtstreekse verkiezingen voor de Senaat. In de hervormde Senaat zullen er geen rechtstreeks verkozen senatoren meer zetelen.

De samenstelling van de hervormde Senaat zal ook niet meer gebeuren op grond van één en dezelfde verkiezing. De verdeling van de senaatzetels voor de deelstaatsenatoren zal immers gebeuren op grond van het resultaat van de verkiezingen van de Gemeenschaps- en Gewestparlementen, terwijl de verdeling van de senaatzetels voor de gecoöpteerde senatoren zal gebeuren op grond van de verkiezingsuitslag van de Kamer van volksvertegenwoordigers.

Bovendien is het mogelijk dat de aanwijzing van de deelstaatsenatoren in de toekomst op verschillende tijdstippen zal gebeuren. Overeenkomstig de voorgestelde artikelen 117 en 118, § 2, vierde lid, van de Grondwet, kan een bijzondere wet immers constitutieve autonomie toekennen aan de deelgebieden voor het bepalen van de datum van de verkiezingen van hun parlement.

Daarom zal, behalve in geval van samenvallende verkiezingen, in geval van ontbinding van de Senaat overeenkomstig artikel 195, lid 2, van de Grondwet of in geval van algehele vernieuwing van de vergadering overeenkomstig artikel 95 van de Grondwet, de Senaat, zoals bijvoorbeeld ook het geval is voor de Senaat van de Verenigde Staten (1) , periodiek en gedeeltelijk worden vernieuwd.

De bepaling dat de Senaat om de vier jaar algeheel wordt vernieuwd, wordt daarom opgeheven.

Evenzo moet de regel die bepaalt dat de verkiezing van de rechtstreeks verkozen senatoren op dezelfde dag plaatsvindt als de verkiezingen voor de Kamer van volksvertegenwoordigers, dus ook worden opgeheven.

b. Aanpassing van de regels inzake de duur van het mandaat van de senatoren

Tengevolge van de hervorming van de Senaat, dienen ook de regels inzake de duur van het mandaat van de senatoren te worden aangepast.

De zetelverdeling voor de deelstaatsenatoren is gebaseerd op de uitslag van de deelstaatverkiezingen, terwijl de verdeling van de zetels van de gecoöpteerde senatoren op basis van de uitslag van de verkiezingen voor de Kamer van volksvertegenwoordigers zal gebeuren.

Na de verkiezingen voor de Gemeenschaps- en Gewestparlementen, wijzen de betrokken parlementen de deelstaatsenatoren aan, ook al zijn sommigen onder hen herverkozen in hun respectievelijke vergaderingen.

Om de rechtszekerheid te waarborgen, moeten duidelijke regels voor het begin- en het eindpunt van het mandaat van de senatoren worden bepaald.

In beginsel duurt een mandaat van « verkiezing tot verkiezing » (2) . Alle senatoren worden onrechtstreeks verkozen, wat betekent dat hun mandaat geldt « van onrechtstreekse verkiezing tot onrechtstreekse verkiezing ».

De duur van het mandaat van de deelstaatsenatoren hangt echter noodzakelijk vast aan het mandaat dat ze uitoefenen in hun deelstaatparlement, aangezien het mandaat als senator hiervan een afgeleide is (advies Raad van State nr. 36.582/VR en nr. 36.583/VR, Parl. St. Senaat, 2003-2004, 3-481/3, p. 6). De vereiste om lid te zijn van een welbepaald deelstaatparlement is immers in feite een bijkomende voorwaarde voor de deelstaatsenatoren, naast de voorwaarden bepaald in artikel 69 van de Grondwet. Vanaf het moment dat een deelstaatsenator niet meer aan deze voorwaarde voldoet, verliest hij normaal van rechtswege zijn mandaat als senator.

Deze regel kan er toe leiden dat de samenstelling van de Senaat te lang onzeker is. Tussen de verkiezing van het Gemeenschaps- of Gewestparlement en de datum van de aanwijzing van nieuwe deelstaatsenatoren verlopen immers meerdere weken, gezien de aanwijzing niet kan gebeuren voor het onderzoek van de geloofsbrieven van de betrokken Gemeenschaps- of Gewestparlementen.

Daarom bepaalt het huidig voorstel tot herziening van de Grondwet dat het mandaat van de deelstaatsenatoren begint op de dag van hun eedaflegging in de Senaat en in beginsel eindigt op de dag van de opening van de zitting van het Parlement dat de senator heeft aangewezen, na de algehele vernieuwing van deze vergadering. Deze regel doet evenwel geen afbreuk aan het feit dat een vroegtijdige beëindiging van het mandaat in het Gemeenschaps- of Gewestparlement waarin de senator zetelt (bijvoorbeeld wegens vrijwillig ontslag of omwille van een overlijden), van rechtswege het einde meebrengt van het mandaat als senator. Het spreekt voor zich dat ook de ontbinding van de Senaat een voortijdige beëindiging van het mandaat als senator impliceert.

Voor de gecoöpteerde senatoren wordt bepaald dat hun mandaat begint op de dag van hun eedaflegging en eindigt op de dag van de opening van de zitting van de Kamer van volksvertegenwoordigers na de algehele vernieuwing ervan.

Deze bepaling zal in werking treden op de dag van de verkiezingen van de Gemeenschaps- en Gewestparlementen in 2014, zoals het geval is voor de gehele hervorming van de Senaat.

In de overgangsbepaling wordt, naar analogie met het voorstel tot herziening van artikel 65 van de Grondwet, voorzien dat de Senaat in elk geval algeheel wordt vernieuwd bij de verkiezingen voor de Gemeenschaps- en Gewestparlementen in 2014. De vernieuwing zal gebeuren volgens de regels van de voorgestelde hervorming van de Senaat.

Freya PIRYNS.
Philippe MAHOUX.
Bert ANCIAUX.
Bart TOMMELEIN.
Dirk CLAES.
Marcel CHERON.
Francis DELPÉRÉE.
Christine DEFRAIGNE.

VOORSTEL


Enig artikel

Artikel 70 van de Grondwet wordt vervangen als volgt :

« Art. 70. Het mandaat van de senatoren bedoeld in artikel 67, § 1, 1º tot 5º, vangt aan op de dag van hun eedaflegging in de Senaat en eindigt, na de algehele vernieuwing van het Parlement dat hen heeft aangewezen, op de dag van de opening van de eerste zitting ervan.

Het mandaat van de senatoren bedoeld in artikel 67, § 1, 6º en 7º, vangt aan op de dag van hun eedaflegging in de Senaat en eindigt op de dag van de opening van de eerste zitting van de Kamer van volksvertegenwoordigers na de algehele vernieuwing ervan.

Overgangsbepaling

Dit artikel treedt in werking op de dag van de verkiezingen met het oog op de algehele vernieuwing van de Gemeenschaps- en Gewestparlementen in 2014. Tot die datum blijven de volgende bepalingen van toepassing :

De senatoren bedoeld in artikel 67, § 1, 1º en 2º, worden gekozen voor vier jaar. De senatoren bedoeld in artikel 67, § 1, 6º en 7º, worden aangewezen voor vier jaar.

In elk geval wordt de Senaat algeheel vernieuwd bij de verkiezingen voor de Gemeenschaps- en Gewestparlementen in 2014. »

12 juli 2012.

Freya PIRYNS.
Philippe MAHOUX.
Bert ANCIAUX.
Bart TOMMELEIN.
Dirk CLAES.
Marcel CHERON.
Francis DELPÉRÉE.
Christine DEFRAIGNE.

(1) Artikel 1, sectie 3, eerste en tweede lid van de Grondwet van de Verenigde Staten.

(2) Advies Raad van State nr. 36.582/VR en nr. 36.583/VR, Parl. St. Senaat, 2003-2004, 3-481/3, blz. 6.