EU Voorzitterschap |
Op 2 en 3 juli 2001 heeft de eerste van een reeks van interparlementaire ontmoetingen plaatsgevonden, die door de Kamer en de Senaat binnen het kader van het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie werden georganiseerd. Deze conferentie had tot doel de aandacht van de nationale parlementen te vestigen op het gemeenschappelijke veiligheids- en defensiebeleid, een nieuw actieterrein voor de Europese Unie dat volop in ontwikkeling is.
Het grootste deel van de conferentie was gewijd aan een debat over de vraag hoe de parlementaire controle op het E.V.D.B. vorm moest worden gegeven. Aan dit debat hebben delegaties deelgenomen van de nationale parlementen van de lidstaten van de Europese Unie, van het Europees Parlement en van de Assemblee van de West-Europese Unie (WEU).
Op de eerste rij, v.l.n.r.: A. De Decker, E. Brok en N. Fontaine |
Aan de basis van de werkzaamheden lag een nota van Senaatsvoorzitter Armand De Decker. Dit document was voorafgaandelijk in Kamer en Senaat besproken en had aanleiding gegeven tot een resolutie die op 28 juni 2001 in beide assemblees werd aangenomen. De deelnemers aan de conferentie konden echter niet tot een akkoord komen, zodat op 6 en 7 november 2001 een opvolgingsconferentie moest worden gehouden.
Tijdens de werkzaamheden heeft de Belgische minister van Landsverdediging, André Flahaut, de prioriteiten van het Belgische voorzitterschap inzake het E.V.D.B. voorgesteld. Vervolgens heeft hij deelgenomen aan een debat met experts die moesten nagaan hoe de Europese landen de budgettaire middelen die ze voor defensie vrijmaken beter kunnen laten renderen. Bij de bespreking van deze specifieke onderdelen van de conferentie waren ook delegaties aanwezig van de kandidaat-lidstaten van de Europese Unie en van Europese NAVO-landen die geen lid van de Europese Unie zijn.
Naast Senaatsvoorzitter Armand De Decker (MR) maakten de senatoren André Geens (VLD), Marcel Colla (SP.A) en Philippe Mahoux (PS) deel uit van de Belgische delegatie op de conferentie.
De opvolgingsconferentie van 6 en 7 november 2001 was een succes. Er werd een resolutie goedgekeurd om de parlementaire controle op het Europees veiligheids- en defensiebeleid te institutionaliseren. De heer Elmar Brok, voorzitter van de commissie Buitenlandse zaken van het Europees Parlement, verbond er zich toe om voortaan zijn commissie samen met een afvaardiging van de commissies van Buitenlandse zaken Defensie van elke lidstaat driemaal per jaar bijeen te roepen.
Wij vroegen aan Armand De Decker waaraan deze evolutie tussen juli en november 2001 te danken was.
Armand De Decker: Wij werden spijtig genoeg geholpen door 11 september. De buitenlandse politiek is een gevoelig onderwerp. Sommige landen wensen geen controle omdat ze daarin een aanslag op hun nationale soeve reiniteit zien. Maar na 11 september wordt 2001 Europa geconfronteerd met de tragische realiteit inzake veiligheid en defensie.
Opmerkingen voor de webmaster |