EU Voorzitterschap |
Op de vooravond van het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie, op 20 juni 2001, hebben de Senaat en de Kamer, in samenwerking met de Studiegroep voor Europese Politiek, een studiedag gewijd aan de finaliteiten van de Europese Unie.
De debatten werden geleid door professor Jean-Victor Louis, voorzitter van de Studiegroep voor Europese Politiek, die een voorbereidend document had opgesteld. Het document bracht een debat op gang over de doelstellingen van Europa en de te volgen methode: "Men kan natuurlijk besluiten om de Unie om te vormen tot een ongewerveld geraamte, waardoor de bevoegdheden van de instellingen geleidelijk aan nog slechts een symbolische waarde zullen hebben ten opzichte van de onstuitbare evolutie naar intergouvernementalisme (...) Indien men daarentegen overtuigd blijft van het belang van de Europese stem in de wereld, van het bestaan van waarden, zelfs van een Europees model, van een streven naar solidariteit en economische en sociale cohesie en andere doelstellingen die in het communautair beleid naar voren worden geschoven, en van de onmogelijkheid van de Staten om elk afzonderlijk de transnationale uitdagingen van deze samenleving aan te gaan, dan moet men zich vandaag, of nadien nooit meer, de volgende vragen stellen: Europa, waarom en Europa, hoe?"
"Communicatie, toelichting en luisterbereidheid moeten onze sleutelwoorden zijn" (Armand De Decker) |
In zijn inleidende uiteenzetting wees de voorzitter van de Senaat, Armand De Decker, op de minpunten van de intergouvernementele methode en legde hij uit waarom zijn voorkeur uitgaat naar de communautaire methode en het model van de Conventie. Hij verwees naar de Ierse weigering om het Verdrag van Nice te bekrachtigen en onderstreepte dat een ambitieus project als de Europese opbouw op instemming moet kunnen rekenen. "Communicatie, toelichting en luisterbereidheid moeten onze sleutelwoorden zijn", aldus de Senaatsvoorzitter. Vervolgens ontwikkelde hij zijn sterk pro-Europese visie en prees hij "het Europa in concentrische cirkels" van Jacques Delors, een Europa waarin een "harde kern" in bepaalde dossiers sneller vooruitgang kan boeken.
De Senaatsvoorzitter herinnerde eraan dat het Verdrag van Nice voorschrijft dat de nationale parlementen mee moeten nadenken over de toekomst van de Unie. Het Belgische Parlement speelt daarop in en heeft al verschillende ontmoetingen omtrent Europese thema's georganiseerd. Het Parlement heeft zich ook gebogen over het thema "Het Verdrag van Nice en de grenzen van Europa" en over de democratische controle op het Europees veiligheids- en defensiebeleid.
Een twintigtal academici en politici uit verschillende landen hebben vervolgens hun visie op Europa en hun verwachtingen over het Belgische voorzitterschap uiteengezet. Meerdere onderwerpen kwamen daarbij aan bod: de afbakening van de Europese bevoegdheden, de verdiensten van de communautaire methode, de kloof tussen de Europese realiteit en de perceptie ervan door de burger, de uitbreiding van het medebeslissingsrecht van het Europees Parlement, de macht van de Commissie en het aantal commissarissen, de uitdagingen van de globalisering, de veiligheidsproblemen, een Europees referendum en het betrekken van de kandidaat-landen bij het hervormingsproces.
Vervolgens kwam het tot een debat tussen Belgische senatoren, volksvertegenwoordigers en specialisten inzake Europese kwesties.
De voorzitter van de Studiegroep voor Europese Politiek verheugde zich over deze hernieuwde samenwerking tussen het Parlement en de academische wereld. De heer Willy De Clercq (VLD), lid van het Europees Parlement, benadrukte dat dit initiatief perfect aansloot bij de rol van de Senaat als reflectiekamer.
Opmerkingen voor de webmaster |