5-2178/1

5-2178/1

Belgische Senaat

ZITTING 2012-2013

2 JULI 2013


Wetsvoorstel dat ertoe strekt de commissarissen van de lokale en federale politie toe te staan het parket bij de politierechtbanken bij te staan

(Ingediend door de heer Armand De Decker c.s.)


TOELICHTING


Bij wet van 18 juli 1991 tot wijziging van de organisatie van het openbaar ministerie bij de politierechtbanken werd artikel 156 van het Gerechtelijk Wetboek opgeheven, dat bepaalde : « De procureur des Konings en zijn substituten kunnen in de uitoefening van hun ambt bij de politierechtbank bijgestaan worden door één of meer politiecommissarissen van het arrondissement of door gerechtelijke officieren of agenten bij de parketten. »

Het belangrijkste argument om dit artikel op te heffen was het risico op verwarring tussen de functie van het openbaar ministerie en de politiefunctie. Deze regeling had overigens tot gevolg dat het politiekorps, waarvan de commissaris de functie van openbaar ministerie voltijds of deeltijds uitoefende, het gedurende halve dagen, halve weken of langer zonder korpschef moest stellen, wat heel wat organisatorische problemen met zich meebracht.

Zonder de pertinentie van deze argumenten te betwisten, dient te worden opgemerkt dat het werk van deze politiecommissarissen bij de politierechtbanken van zeer goede kwaliteit was. De dossiers werden als een goed huisvader beheerd door personen die zeer goed op de hoogte waren van het terrein en zeer praktisch ingesteld waren, vooral wat de verkeersproblematiek betreft.

Wat het risico op verwarring betreft, mogen we niet uit het oog verliezen dat de procureur des Konings de leiding behield van de strafvordering. De politiecommissaris was belast met het onderzoek van de zaken en de vordering ter zitting. Deze verwarring was dus vrij theoretisch.

De indieners van het voorstel wensen helemaal geen afbreuk te doen aan de buitengewone vakkundigheid en de kwaliteit van het werk van de substituten bij de politierechtbanken. Gelet op het tekort aan parketmagistraten en de gevolgen daarvan voor de gerechtelijke organisatie, is het jammer dat geen gebruik gemaakt wordt van de deskundigheid van de mensen van het terrein, zoals de commissarissen en hoofdcommissarissen van de politie, om dit werk te doen.

De expertise van de mensen van het terrein wordt reeds nuttig en efficiënt aangewend bij de arbeidsrechtbanken en de rechtbanken van koophandel, waar de rechters worden bijgestaan door rechters in sociale zaken en in handelszaken.

Indien de aan de politierechtbanken toegewezen leden van het parket van deze taken ontlast worden, zouden ze kunnen worden toegewezen aan de afdelingen van de rechtbank van eerste aanleg of aan de rechtbank van koophandel of de arbeidsrechtbank.

En bij het parket zijn genoeg betrekkingen te begeven.

In Brussel bijvoorbeeld waren medio juli 2012, op een wettelijk personeelsbestand van honderdzesentwintig betrekkingen voor het parket van eerste aanleg (een procureur des Konings, eenennegentig substituten, vierendertig toegevoegde substituten), nog vierentwintig betrekkingen te begeven. Het parket telt inderdaad een procureur des Konings, twaalf eerste substituten, negenenvijftig substituten, negenentwintig toegevoegde substituten en twee militairen buiten de personeelsformatie (gewezen leden van het militair auditoraat).

Als gevolg van bevallingsverloven, halftijdse tewerkstelling om medische redenen, ziekte, enz., zijn bij het parket van eerste aanleg te Brussel eigenlijk een veertigtal betrekkingen niet ingevuld.

Dat probleem is ook te wijten aan de rekruteringsproblematiek bij het openbaar ministerie, zoals blijkt uit een nota van 30 mei 2012 van de Hoge Raad voor de Justitie over dit onderwerp. Daarin stelt de Hoge Raad voor de Justitie vast : « Over het algemeen overschrijdt het aantal vacante plaatsen het aantal kandidaten en voor bepaalde parketten stelt niemand zich kandidaat.

Wat betreft de vacante plaatsen die werden gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad tussen 29 oktober 2010 en 17 december 2010, werden er voor het Openbaar ministerie 32 plaatsen niet ingevuld bij gebrek aan kandidaten. Voor de publicaties tussen 18 oktober 2011 en 15 december 2011, werden er achttien plaatsen niet ingevuld. Bovendien situeren zich momenteel honderdrieënzeventig op een totaal van achthonderdzevenendertig parketmagistraten of ca. 20,7 % in de leeftijdscategorie van de plusvijfenvijftig jaar en zullen deze ten laatste in 2016 in de huidige stand van de wetgeving pensioengerechtigd zijn. »

Wat het parket te Brussel betreft, zijn negen parketmagistraten, op een personeelsbestand van honderzesentwintig betrekkingen, aangesteld bij de politierechtbanken.

Onderhavig wetsvoorstel bepaalt dat de commissarissen — waarmee bedoeld wordt de commissarissen en hoofdcommissarissen —,met andere woorden de leden van het « officierenkader » van de lokale en de federale politie opnieuw de door de substituten uitgeoefende functies kunnen vervullen bij de politierechtbanken, teneinde de zittende magistraten te ontlasten, zodat zij hun functie van openbaar ministerie kunnen uitoefenen in een afdeling van de rechtbank van eerste aanleg : jeugdrechtbank, burgerlijke rechtbank, correctionele rechtbank, of bij de rechtbank van koophandel of de arbeidsrechtbank. Deze maatregel kan uiteraard ook een oplossing bieden voor de betrekkingen die nog niet zijn ingevuld bij de politierechtbanken.

Er werd voor gekozen deze nieuwe opdracht toe te vertrouwen aan commissarissen van ten volle vijfenveertig jaar, die deze functie al ten minste vijf jaar uitoefenen, om personen te kunnen aantrekken met praktische ervaring. Door de ruime redactie van ontwerpartikel 156, § 3, van het Grechtelijk Wetboek, opgenomen in artikel 2 van het wetsvoorstel, kan het mandaat eventueel verleend worden aan een commissaris of hoofdcommissaris met pensioen.

Ze zullen door de Koning worden benoemd op gezamenlijke voordracht van de minister van Justitie en de minister van Binnenlandse Zaken, na voorafgaand advies van de Hoge Raad voor de Justitie. De indieners leggen niet de inhoud vast van dit advies, dat overigens niet bindend is. Toch menen ze dat de Hoge Raad voor de Justitie, die actief meewerkt aan de benoeming van de magistraten, zich een mening moet kunnen vormen over de kwaliteit van de kandidaat die een belangrijke rol zal spelen binnen het openbaar ministerie.

Teneinde de organisatie van de lokale en federale politie niet te verstoren door de toekenning van nieuwe opdrachten aan de commissarissen — op basis van vrijwilligheid — wordt uitdrukkelijk bepaald dat ze hun activiteiten bij het openbaar ministerie slechts deeltijds kunnen uitoefenen. Het komt de Koning toe de voor het verrichte werk verschuldigde bezoldiging te bepalen, eventueel rekening houdend met de tijd gedurende welke de commissaris zijn functie als lid van de lokale of federale politie niet uitoefent.

Het mandaat wordt toegekend voor een vernieuwbare termijn van vijf jaar, naar het voorbeeld van de mandaten toegekend aan de rechters in sociale zaken en in handelszaken.

Armand DE DECKER.
Christine DEFRAIGNE.
Alain COURTOIS.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Artikel 156 van het Gerechtelijk Wetboek, opgeheven bij de wet van 18 juli 1991, wordt hersteld in de volgende lezing :

« Art 156. § 1er. De procureur des Konings, zijn eerste substituten en zijn substituten kunnen in de uitoefening van hun ambt bij de politierechtbank bijgestaan worden door één of meer commissarissen van de federale of de lokale politie, volgens de noodwendigheden van de dienst.

Deze laatsten worden door de Koning benoemd, op gezamenlijke voordracht van de minister van Justitie en de minister van Binnenlandse Zaken, na advies van de Hoge Raad voor de Justitie.

Deze benoeming is slechts deeltijds.

§ 2. Om te kunnen worden benoemd, moet de kandidaat de volle leeftijd van vijfenveertig jaar bereikt hebben en, gedurende ten minste vijf jaar, eervol de functie van commissaris bij de federale of de lokale politie hebben uitgeoefend.

§ 3. De in § 1 bedoelde personen worden benoemd voor een periode van vijf jaar, en hun benoeming kan na elke termijn voor vijf jaar worden vernieuwd.

De Koning bepaalt het administratief en geldelijk statuut van deze personen.

24 april 2013.

Armand DE DECKER.
Christine DEFRAIGNE.
Alain COURTOIS.