5-1754/3

5-1754/3

Belgische Senaat

ZITTING 2012-2013

8 MAART 2013


Voorstel van bijzondere wet tot wijziging van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, ter uitvoering van de artikelen 118 en 123 van de Grondwet


AMENDEMENTEN


Nr. 1 VAN MEVROUW DEFRAIGNE C.S.

Art. 5

In het voorgestelde artikel 12/1, de cijfers « 12/1 » vervangen door de cijfers « 12ter ».

Verantwoording

Artikel 5 van het voorstel van bijzondere wet voegt een artikel 12/1 in in de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen.

De Raad van State acht het verkiesbaar om een artikel 12ter in te voegen, « en dit om de continuïteit te handhaven van de wetgevingstechnische werkwijze die tot hiertoe is gehanteerd bij de wijzigingen die zijn aangebracht in de bijzondere wet van 12 januari 1989 » (advies 52.273/AV, nr. 7).

Dit amendement beantwoordt aan het advies van de Raad van State.

Nr. 2 VAN MEVROUW DEFRAIGNE C.S.

Art. 6

Dit artikel vervangen door wat volgt :

« Art. 6. Artikel 14 van dezelfde bijzondere wet, gewijzigd bij de bijzondere wetten van 13 juli 2001 en 27 maart 2006, wordt aangevuld met de volgende leden :

« Het Parlement kan, bij ordonnantie, de kieskringen instellen op het grondgebied bedoeld in artikel 2, § 1, overeenkomstig artikel 26 van de bijzondere wet.

In geval van toepassing van het derde lid worden op de 89 zetels die het Parlement telt, 72 zetels toegekend aan de lijstengroepen van kandidaten van de Franse taalgroep en 17 zetels aan de lijstengroepen van kandidaten van de Nederlandse taalgroep.

In geval van toepassing van het derde lid worden, indien geen kieskring wordt ingesteld voor het hele grondgebied van het gewest, de 72 zetels die toekomen aan de Franse taalgroep verdeeld tussen de kieskringen overeenkomstig artikel 26, §§ 3 en 4, van de bijzondere wet en worden de 17 zetels die toekomen aan de Nederlandse taalgroep, verdeeld tussen de kieskringen overeenkomstig artikel 26, §§ 3 en 4.

In geval van toepassing van het derde lid wordt, wanneer een kieskring wordt ingesteld voor het hele grondgebied van het gewest, het aantal zetels dat toegekend wordt aan deze kieskring, verdeeld tussen de Franse taalgroep en de Nederlandse taalgroep met inachtneming van de verhoudingen 72 op 89 en 17 op 89. Indien het bij die verdeling verkregen aantal geen geheel getal is, wordt de overblijvende fractie afgerond tot de eenheid of weggelaten naargelang zij de helft van de eenheid bereikt of niet. Het overschot van de zetels van elke taalgroep wordt vervolgens verdeeld tussen de overige kieskringen, overeenkomstig artikel 26, §§ 3 en 4, van dezelfde bijzondere wet.

In geval van toepassing van het derde lid worden de aantallen 72 en 17 in artikel 20, § 2, vervangen door het aantal zetels dat overeenkomstig het vijfde en zesde lid respectievelijk in elke kieskring wordt toegekend aan de Franse en Nederlandse taalgroep. » »

Verantwoording

De Raad van State maakt drie opmerkingen over artikel 6 van het voorstel van bijzondere wet tot wijziging van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, ter uitvoering van de artikelen 118 en 123 van de Grondwet. Het voorgestelde artikel 6 kan volgens de Raad van State, niet worden aangenomen in zijn huidige versie.

Vooreerst meent de Raad van State dat de autonomie die aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt toegekend om meerdere kieskringen in te stellen niet in overeenstemming is met het bepaalde in artikel 20, § 2, van de bijzondere wet van 12 januari 1989. Deze bepaling zou volgens de Raad van State het bestaan van één enkele kieskring veronderstellen.

De Raad van State voegt hieraan toe dat in de veronderstelling dat dit beletsel door de bijzondere wetgever zelf wordt weggewerkt, het laatste lid dat het voornoemde artikel 6 wil invoegen in artikel 14 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 nog voor een toepassingsprobleem zorgt. Meer in het bijzonder onderstreept de Raad dat « ingeval bij bijzondere ordonnantie verschillende kieskringen worden ingesteld (met strikte inachtneming van de 72/17-verdeling en van het aantal regionale parlementsleden, dat vastgesteld is op 89), [...] het onmogelijk [zal] zijn om voor de verschillende kieskringen zoals die zijn vastgesteld, de verhouding 72/17 op volkomen wijze te eerbiedigen zoals het genoemde laatste lid nochtans lijkt op te leggen. »

Tot slot meent de Raad van State dat : « aangezien het voorgestelde derde lid verwijst naar artikel 26 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980, is het voorgestelde vierde lid overbodig. » Het voornoemde artikel 26 omvat immers volgens de Raad van State, zelf reeds de mogelijkheid van het oprichten van kieskringen, aangevuld met een kieskring voor het gehele grondgebied van het Gewest, waaruit een deel van de leden van het Parlement wordt verkozen.

Rekening houdend met deze opmerkingen, wijzigt dit amendement het voorgestelde artikel 6.

Het voorgestelde artikel biedt de bijzondere ordonnantiegever niet de mogelijkheid om het totaal aantal zetels te wijzigen of om het aantal zetels te wijzigen dat wordt toegekend aan de kandidaten van de Franse en Nederlandse taalgroep in het Parlement. Ook wanneer de bijzondere ordonnantiegever gebruik maakt van de hem door het voorgestelde artikel verleende mogelijkheid om kieskringen in te stellen op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, zal het Parlement aldus 89 zetels tellen, waarbij 72 zetels worden toegekend aan de lijstengroepen van kandidaten van de Franse taalgroep en 17 zetels aan de lijstengroepen van kandidaten van de Nederlandse taalgroep. Dit maakt dat het voorgestelde artikel verenigbaar is met het voorschrift van artikel 20, § 2, van de bijzondere wet van 12 januari 1989.

Nr. 3 VAN MEVROUW DEFRAIGNE C.S.

Art. 7

Dit artikel vervangen door wat volgt :

« Art. 7. In artikel 16 van dezelfde bijzondere wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º het eerste lid wordt vervangen door wat volgt :

« Er wordt een gewestbureau samengesteld dat zitting houdt in de stad Brussel. Het Parlement kan bij ordonnantie de plaats waar het gewestbureau zitting houdt, wijzigen. Het gewestbureau wordt gezamenlijk voorgezeten door de voorzitter van de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg en de voorzitter van de Franstalige rechtbank van eerste aanleg. »;

2º in het tweede lid wordt het woord « voorzitter » telkens vervangen door het woord « voorzitters »;

3º het artikel wordt aangevuld met de volgende leden :

« Wanneer artikel 14, derde lid, wordt toegepast, wordt een hoofdbureau samengesteld in de hoofdplaats van elke kieskring. Het Parlement bepaalt, bij ordonnantie, de hoofdplaats van de kieskringen.

Het hoofdbureau van de kieskring wordt voorgezeten door de vrederechter bevoegd voor de hoofdplaats of, bij zijn ontstentenis door één van zijn plaatsvervangers naar dienstouderdom.

Het hoofdbureau van de kieskring wordt samengesteld overeenkomstig het tweede lid. » »

Verantwoording

De Raad van State merkt op dat, volgens artikel 16 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980, dat op dat specifieke punt niet gewijzigd wordt door artikel 7 van het voorstel van bijzondere wet, de voorzitter van het gewestbureau de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg van Brussel is. De Raad van State haalt echter aan dat, met het oog op de aanpassingen die in het Gerechtelijk Wetboek zijn aangebracht door de wet van 19 juli 2012 tot hervorming van het juridisch arrondissement Brussel, de vraag rijst, « of het voornoemde artikel 16 met « voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg van Brussel » ofwel uitsluitend de Franstalige voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg bedoelt, ofwel uitsluitend de Nederlandstalige voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, of onverschillig welke van die twee voorzitters, of nog de beide voorzitters samen, die dan collegiaal optreden. » (advies 52.270/AV, nr. 9).

Om tegemoet te komen aan deze opmerking vervangt het amendement het artikel 7 van het voorstel.

De punten 1º en 2º wijzigen artikel 16 van de bijzondere wet om te voorzien in een gezamenlijk voorzitterschap van het gewestelijk bureau door de voorzitter van de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg en door de voorzitter van de Franstalige rechtbank van eerste aanleg.

Punt 3º herneemt het initiële punt 2º van het voorstel en wordt aldus niet gewijzigd.

De punten 1º en 2º treden op dezelfde dag inwerking als artikel 638bis van het Gerechtelijk Wetboek, zoals ingevoegd bij artikel 41 van de wet van 19 juli 2012 betreffende de hervorming van het gerechtelijk arrondissement Brussel. Daartoe wordt een afzonderlijk amendement ingediend tot invoeging van een artikel 15.

Nr. 4 VAN MEVROUW DEFRAIGNE C.S.

Art. 9

Dit artikel vervangen door wat volgt :

« Art. 9. Artikel 20, § 3, van dezelfde bijzondere wet, ingevoegd door de bijzondere wet van 13 juli 2001 en gewijzigd bij de bijzondere wet van 2 maart 2004, wordt aangevuld met een lid, luidende :

« Het Parlement kan bij ordonnantie het vorige lid wijzigen, aanvullen, vervangen of opheffen wat de regels van artikel 29octies, tweede lid, en 29nonies, eerste tot derde lid, van de bijzondere wet betreft. » »

Verantwoording

De Raad van State merkt op (advies 52.273/AV, nr. 5) dat artikel 9 van het voorstel van bijzondere wet het Parlement van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de bevoegdheid geeft om de bepalingen van artikel 29octies, tweede lid, en van artikel 29nonies, eerste tot derde lid van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 die artikel 20, § 3 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 van toepassing maakt op het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bij ordonnantie te wijzigen, aan te vullen, te vervangen of op te heffen. De Raad van State vraagt zich af of het wetgevingstechnisch wel de meest aangewezen werkwijze is om het Parlement van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bepalingen van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 te laten wijzigen en stelt veeleer voor om het Parlement de bevoegdheid te geven om wijzigingen aan te brengen aan artikel 20, § 3, wat de regels betreft die in artikel 29octies, tweede lid, en in artikel 29nonies, eerste tot derde lid van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 zijn uiteengezet. Het amendement beantwoordt aan deze suggestie van de Raad van State.

Nr. 5 VAN MEVROUW DEFRAIGNE C.S.

Art. 10

In het voorgestelde artikel 28, laatste lid, de cijfers « 12/1 » en « 31/1 » respectievelijk vervangen door de cijfers « 12ter » en « 31bis ».

Verantwoording

Zie amendementen nrs. 1 en 6.

Nr. 6 VAN MEVROUW DEFRAIGNE C.S.

Art. 11

Dit artikel vervangen door wat volgt :

« Art. 11. Boek I, titel III, hoofdstuk 2, afdeling 3, van dezelfde bijzondere wet wordt aangevuld met een artikel 31bis, luidende :

« Art. 31bis. Het Parlement kan de bepalingen van de artikelen 26 en 27, vijfde lid, wat de regels betreft die zijn uiteengezet in artikel 33, § 2, van de bijzondere wet, artikel 28, eerste lid, wat de regels betreft die in de artikelen 34, eerste en derde lid, zijn uiteengezet, 37, 41, 46, eerste lid, en 48 van de bijzondere wet, 36, eerste lid, eerste zin, wat de regels betreft die zijn uiteengezet in de artikelen 68, eerste lid, 70 en 73 van de bijzondere wet en 36, eerste lid, tweede zin, bij ordonnantie wijzigen, aanvullen, vervangen of opheffen. » »

Verantwoording

Dit amendement beantwoordt aan twee opmerkingen van de Raad van State.

Ten eerste voegt artikel 11 van het voorstel van bijzondere wet een artikel 31/1 in de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen in. De Raad van State meent dat het de voorkeur geniet een artikel 31bis in te voegen, « en dit om de continuïteit te handhaven van de wetgevingstechnische werkwijze die tot hiertoe is gehanteerd bij de wijzigingen die zijn aangebracht in de bijzondere wet van 12 januari 1989. » (advies 52.273/AV, nr. 7).

Ten tweede merkt de Raad van State op (advies 52.273/AV, nr. 5) dat artikel 11 van het voorstel van bijzondere wet het Parlement van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de bevoegdheid geeft om de bepalingen van de artikelen 33, § 2, 34, eerste en derde lid, 37, 41, 46, eerste lid, 48, 68, eerste lid, 70 en 73 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980, die de artikelen 27, vijfde lid, 28, eerste lid, 36, eerste lid, eerste zin van de bijzondere wet van 12 januari 1989 onder andere van toepassing maken op het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bij ordonnantie te wijzigen, aan te vullen, te vervangen of op te heffen. De Raad van State vraagt zich af of het wetgevingstechnisch wel de meest aangewezen werkwijze is om het Parlement van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bepalingen van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 te laten wijzigen en stelt veeleer voor om het Parlement de bevoegdheid te geven om wijzigingen aan te brengen aan de artikelen 27, vijfde lid, 28, eerste lid en 36, eerste lid, eerste zin van de bijzondere wet van 12 januari 1989 wat de regels betreft die zijn uiteengezet in de artikelen 33, § 2, 34, eerste en derde lid, 37, 41, 46, eerste lid, 48, 68, eerste lid, 70 en 73 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980.

Nr. 7 VAN MEVROUW DEFRAIGNE C.S.

Art. 15 (nieuw)

Een artikel 15 toevoegen, luidende :

« Art. 15. De punten 1º en 2º van artikel 7 treden op dezelfde dag in werking als artikel 638bis van het Gerechtelijk Wetboek, zoals ingevoegd bij artikel 41 van de wet van 19 juli 2012 betreffende de hervorming van het gerechtelijk arrondissement Brussel. »

Verantwoording

Dit amendement moet in samenhang gelezen worden met amendement nr. 3 dat er toe strekt artikel 7 van het voorstel te wijzigen.

Het strekt ertoe de punten 1º en 2º van artikel 7 op dezelfde dag in werking te laten treden als artikel 638bis van het Gerechtelijk Wetboek, zoals ingevoegd bij artikel 41 van de Wet van 19 juli 2012 betreffende de hervorming van het gerechtelijk arrondissement Brussel.

Christine DEFRAIGNE.
Freya PIRYNS.
Philippe MAHOUX.
Bert ANCIAUX.
Martine TAELMAN.
Dirk CLAES.
Marcel CHERON.
Francis DELPÉRÉE.