5-1155/8

5-1155/8

Belgische Senaat

ZITTING 2011-2012

14 MAART 2012


Wetsontwerp tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de mede-eigendom betreft en van artikel 46, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE UITGEBRACHT DOOR

DE HEER MAHOUX


I. INLEIDING

Het voorliggende wetsontwerp, dat onder de optioneel bicamerale procedure valt, vloeit voort uit een wetsvoorstel dat op 1 juni 2011 door de dames Smeyers en Van Cauter in de Kamer van volksvertegenwoordigers is ingediend (stuk Kamer, nr. 53-1538/1).

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft deze tekst op 7 juli 2011 aangenomen en overgezonden aan de Senaat.

Na amendering heeft de Senaat het wetsontwerp op 24 november 2011 teruggezonden naar de Kamer van volksvertegenwoordigers (stuk Senaat, nr. 5-1155/5).

Na een nieuwe amendering heeft de Kamer van volksvertegenwoordigers het wetsontwerp op 1 maart 2012 teruggezonden naar de Senaat (stuk Kamer, nr. 53-1538/12).

Overeenkomstig artikel 64.1 van het Reglement van de Senaat is het wetsontwerp bij de commissie slechts aanhangig wat betreft de bepalingen die door de Kamer werden geamendeerd of toegevoegd en die nieuw zijn in vergelijking met het aanvankelijk door de Kamer aangenomen wetsontwerp en wat betreft andere bepalingen, alleen om de redactie te verbeteren of de tekst in overeenstemming te brengen met het geheel en zonder nieuwe inhoudelijke wijzigingen aan te brengen.

De commissie voor de Justitie heeft het wetsontwerp dat in dit verslag wordt besproken, behandeld tijdens haar vergaderingen van 7 en 14 maart 2012, in aanwezigheid van de minister van Justitie.

A. Inleidende uiteenzetting van de minister van Justitie

De minister herinnert eraan dat het voorliggende wetsontwerp een aantal praktische problemen wil regelen en een aantal technische aanpassingen wil aanbrengen in de wet van 2 juni 2010 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek teneinde de werking van mede-eigendommen te moderniseren en hun beheer transparanter te maken.

Artikel 2 van de in eerste lezing door deKamer aangenomen tekst bepaalde dat de vereniging van mede-eigenaars woonplaats kiest in de woonplaats of op het kantoor van de syndicus, die de wettelijke vertegenwoordiger is van de vereniging van mede-eigenaars, teneinde alle briefwisseling omtrent de uitvoering van zijn opdracht bij de syndicus te laten toekomen. De bedoeling van deze bepaling was om te verhinderen dat naar de zetel van de vereniging van mede-eigenaars verstuurde brieven niet in ontvangst konden worden genomen.

Tijdens de eerste bespreking van het wetsontwerp in de Senaat werd in vraag gesteld of dit artikel wel een oplossing bood aan de aangehaalde problemen en werd erop gewezen dat deze bepaling mogelijks bijkomende praktische problemen kon creëren. Zo kon de voorgestelde verplaatsing van de woonplaats leiden tot ongewenste gevolgen met betrekking tot de territoriale bevoegdheid van rechtbanken, rees er onduidelijkheid over het woonplaatsbegrip en werd er op gewezen dat het op basis van het Gerechtelijk Wetboek reeds mogelijk is zich rechtstreeks tot de syndicus te wenden voor de betekening van akten. De Senaat was van mening dat men beter enige soepelheid kon bewaren en de vereniging van mede-eigenaars hierover autonoom laat beslissen. Het artikel werd dan ook geschrapt.

De Kamer is evenwel van mening dat er zich in de praktijk een probleem stelt dat dient te worden opgelost. Om die reden werden er adviezen gevraagd aan de betrokken beroepsverenigingen en de vertegenwoordigers van de eigenaars.

Het is gebleken dat het Gerechtelijk Wetboek een regeling bevat die volstaat voor de betekeningen en gerechtsbrieven. Wat de gerechtsbrieven aan de vereniging van mede-eigenaars betreft wordt voorzien dat deze ook geacht worden aan de persoon te zijn gedaan wanneer ze ter hand worden gesteld aan het orgaan of de aangestelde die bevoegd is om de vereniging in rechte te vertegenwoordigen.

Het probleem blijkt zich uiteindelijk dus voornamelijk te stellen bij de aangetekende briefwisseling die niet tijdig bij de syndicus zou geraken, hetgeen belangrijke gevolgen kan hebben. Om die reden heeft de Kamer eenparig beslist om in het voorstel een bepaling op te nemen die voorziet dat een aangetekend schrijven verplicht moet gericht worden aan zowel de vereniging van mede-eigenaars als aan de syndicus.

II. BESPREKING

Mevrouw Taelman verwijst naar de nota van de dienst wetsevaluatie met betrekking tot artikel 5.

Dit artikel houdt geen rekening met de wet van 5 augustus 2006. Artikel 8 van die wet vervangt artikel 46 van het Gerechtelijk Wetboek. Dat artikel 8 treedt in werking op een door de Koning te bepalen datum en uiterlijk op 1 januari 2013.

De wijziging zoals ze nu wordt aangebracht in artikel 46, zou ook moeten worden aangebracht in artikel 46 zoals het wordt vervangen bij de wet van 5 augustus 2006.

Spreekster vraagt of deze voorgestelde wijziging als een tekstcorrectie kan worden beschouwd. Indien niet, zal zij een amendement indienen (cf. infra, amendement nr. 3).

Een tweede punt betreft het aangetekend schrijven; de Kamer oordeelde dat deze aan twee plaatsen dient te worden gericht, namelijk enerzijds aan de syndicus, anderzijds aan de vereniging van mede-eigenaars. Spreekster merkt op dat er nog op andere plaatsen in het hoofdstuk betreffende de mede-eigendom melding wordt gemaakt van een aangetekend schrijven.

In een aantal gevallen wordt uitdrukkelijk bepaald dat dit aangetekend schrijven dient te worden gericht naar de syndicus.

Spreekster verwijst bijvoorbeeld naar de artikelen 577, 6, § 2- 577, 8, § 3 en 577, 11, § 2 en § 1. Moet ook hier niet dezelfde optie worden genomen van een dubbel aangetekend schrijven te richten ? Zo neen, wat is de ratio legis van deze verschillende behandeling ? Misschien is een dubbel aangetekend schrijven niet overal nodig, gelet ook op de bijkomende administratieve last die dit teweegbrengt. Heeft men daar in de Kamer voldoende over nagedacht ?

De heer Courtois meent dat een amendement inderdaad nodig is om tegemoet te komen aan de opmerking van de dienst wetsevaluatie.

Mevrouw Taelman c.s. dient amendement nr. 3 (stuk Senaat nr. 5-1155/7) in dat ertoe strekt een artikel 5/1 in te voegen, luidende : « Art. 5/1. In artikel 8 van de wet van 5 augustus 2006 tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op de elektronische procesvoering wordt, in het ontworpen artikel 46, § 1, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, het woord « 34, » ingevoegd tussen de woorden « artikelen 33, » en de woorden « 35 en 39 ».

De heer Vanlouwe verwijst naar de discussie die reeds werd gevoerd over het dubbel aangetekend schrijven. De N-VA-fractie is voorstander van de tekst zoals in eerste instantie aangenomen in de Kamer (stuk Kamer nr. 53-1538/5), waarbij woonplaats wordt gekozen bij de syndicus.

In de huidige stand van zaken zouden twee aangetekende brieven dienen te worden gericht. Spreker meent dat deze optie geen oplossing vormt voor het probleem. De woonplaatskeuze bij de syndicus vangt daarentegen wel de hele discussie op met betrekking tot de mogelijkheid van ontvangst van de briefwisseling.

Nu wordt enerzijds een schrijven gericht aan de syndicus, die de vertegenwoordiger is van de vereniging van mede-eigenaars, de lasthebber die gerechtigd is om namens de volledige mede-eigendom de aangetekende brieven in ontvangst te nemen. De tweede brief zal worden gestuurd naar de vereniging van mede-eigenaars. Het probleem is juist dat er bij de vereniging van mede-eigenaars veelal niemand is die de brieven in ontvangst kan nemen. Meestal is er geen brievenbus en niemand van de mede-eigenaars is eigenlijk gerechtigd om deze brief in ontvangst te nemen. De brief is immers niet gericht naar een van de individuele mede-eigenaars maar wel naar de vereniging van mede-eigenaars wiens vertegenwoordiger de syndicus is. Door te stellen dat men twee brieven dient te richten komt men aldus in een vicieuze cirkel terecht. Hetgeen in de Kamer is gestemd biedt geen oplossing; men komt terug terecht bij het aanvankelijke probleem, namelijk te weten wie de brieven in ontvangst dient te nemen. Het systeem van de woonplaatskeuze was daarentegen wel een oplossing. Bovendien werkt dit systeem zeer goed bij advocatuur, waar de cliënt keuze van woonplaats doet bij zijn advocaat en aldus de advocaat machtigt om alle brieven in ontvangst te nemen. Indien men een brief dient te richten aan de mede-eigendom is de kans groot dat de brief nooit bij de gemachtigde terechtkomt. Als er geen brievenbus is, is er een fundamenteel probleem. Als er wel een brievenbus is, zal het de syndicus zijn die deze brievenbus gaat ledigen. De tweede brief creëert bijkomende lasten en kosten en is totaal nutteloos. De aanvankelijke optie van de woonplaatskeuze is de beste oplossing, niet in het belang van de syndicus, maar wel van de mede-eigenaars. Spreker betreurt het pingpongspel met de Kamer en hoopt terug te keren naar de door de Kamer eerst genomen optie van de woonplaatskeuze.

De heer Vanlouwe en mevrouw Stevens dienen dan ook amendement nr. 4 in (stuk Senaat, nr. 5-1155/7), dat er toe strekt in artikel 577, 5º, § 1, een zin toe te voegen, die bepaalt dat de mede-eigendom voor het ontvangen van betekeningen en kennisgevingen woonplaats kiest in de woonplaats of de zetel van de syndicus voor zover deze in België is gelegen. Amendement nr. 5 (stuk Senaat, nr. 5-1155/7) van de heer Vanlouwe en mevrouw Stevens, dat een gevolg is van hun amendement nr. 4, strekt ertoe, in artikel 3, het 1 te doen vervallen.

Wat betreft de woonplaatskeuze, verwijst de minister naar de reeds gevoerde discussies in Kamer en Senaat, waarbij de opvatting was dat de woonplaatskeuze niet de beste oplossing was. Spreekster verwijst ook naar de adviezen die hierover werden gevraagd in de Kamer waarbij het dubbel aangetekend schrijven de voorkeur wegdroeg.

De heer Vanlouwe blijft erbij dat de huidige tekst geen oplossing biedt voor de vraag wie de aangetekende brief in ontvangst moet nemen. Bovendien lijkt het risico van misbruik en achterhouden van bepaalde stukken door één van de eigenaars, door een gebrek aan vertrouwen, nog veel groter dan het risico van misbruik door de syndicus. Niemand van de eigenaars is eigenlijk wettelijk gemachtigd om de brieven in ontvangst te nemen. Het is de syndicus die door de mede-eigenaars is aangeduid om bepaalde taken te vervullen. Één van die taken is brieven in ontvangst nemen. Wanneer er geen vertrouwen meer is of misbruik moet de syndicus op de algemene vergadering moeten worden vervangen. De syndicus heeft als lasthebber van de mede-eigendom bepaalde taken.

Als er een brievenbus is in het gebouw, zal de syndicus over de sleutel beschikken en dus ook de tweede brief ontvangen; in dat geval is het schrijven van twee brieven nutteloos. Indien er geen brievenbus is, is de kans groot dat de brief verloren gaat of dat één van de mede-eigenaars in het gebouw de brief ontvangt. Dan kan een hele discussie ontstaan over het rechtsgeldig in ontvangst nemen van deze brief.

Spreker behoudt zijn standpunt dat de hier voorgestelde oplossing bijkomende problemen creëert. Men komt in een vicieuze cirkel terecht.

Hoewel de discussie over de keuze van woonplaats reeds werd gevoerd, zou het misschien goed zijn toch nog eens een afweging te maken van voor- en nadelen van die oplossing. Het systeem van woonplaatskeuze werkt goed in de relaties tussen advocaten en hun cliënten. Het systeem is gebaseerd op een vertrouwensrelatie, net zoals deze bestaat tussen mede-eigendom en syndicus.

Met betrekking tot een mogelijke syndicus in het buitenland, merkt spreker op dat dit in de praktijk zeer weinig voorkomt. Om dit probleem uit te sluiten, bepaalt het amendement trouwens uitdrukkelijk « voor zover deze in België is gelegen ».

Twee brieven betekent meer formaliteiten, meer kosten en mogelijks ook meer problemen.

De heer Mahoux meent dat de verzending naar de syndicus en naar de zetel van de vereniging een oplossing is waarmee men elke vorm van wantrouwen rond de ontvangst van de aangetekende brief kan wegnemen. Indien de syndicus de eerste brief ontvangt, kan hij navragen of de vereniging de tweede wel degelijk heeft ontvangen.

Spreker herinnert er bovendien aan dat de Senaat overgaat tot een tweede onderzoek van de tekst in het kader van een evocatieprocedure. De onderzoekstermijn is dan ook zeer kort. Men dient bovendien voor ogen te houden dat de Kamer van volksvertegenwoordigers het laatste woord heeft, wetende dat er over de tekst die ze aan de Senaat heeft overgezonden een zeer ruime consensus bestond bij de stemming in commissie.

De heer Laeremans heeft vragen bij de sanctie van nietigheid. Wat als de brief niet per aangetekend schrijven is gericht, maar er achteraf een hele briefwisseling is gevolgd. Is er dan toch nog sprake van nietigheid of kan de nietigheid worden gedekt ? Als men antwoordt op de brief, kan men dat dan beschouwen als een aanvaarding van de geldigheid ?

Mevrouw Taelman verwijst naar haar opmerking over de andere bepalingen van Hoofdstuk III met betrekking tot de mede-eigendom waarin melding wordt gemaakt van het versturen van een aangetekende brief naar de syndicus. In deze hogervermelde specifieke gevallen is het niet nodig dat de aangetekende brief ook nog aan de vereniging van mede-eigenaars wordt gericht.

Om dit te verduidelijken dient mevrouw Taelman c.s. amendement nr. 6 in (stuk Senaat, nr. 5-1155/7).

Mevrouw de Bethune dient amendement nr. 7 in (stuk Senaat, nr. 5-1155/7) teneinde artikel 3, 1º te doen vervallen.

III. ANTWOORD VAN DE MINISTER

Met betrekking tot de nietigheidssanctie, preciseert de minister dat het hier om een relatieve nietigheid gaat, die door de vereniging van mede-eigenaars of de syndicus kan worden ingeroepen. Deze nietigheid kan dan ook gedekt worden indien zij reageren op de brief.

Een absolute nietigheid sanctioneert immers een regel van algemeen belang, openbare orde of goede zeden en kan niet gedekt worden. De relatieve nietigheid daarentegen betreft niet de openbare orde, maar beschermt private belangen en kan achteraf dus wel worden gedekt (lees kan achteraf bevestigd worden). De bepalingen inzake mede-eigendom raken niet de openbare orde, maar regelen de inrichting, de werking en de onderlinge verhoudingen in een mede-eigendom. De regels betreffende de mede-eigendom regelen met andere woorden private belangen, zodat de relatieve nietigheid van toepassing is.

Verder rees de vraag of enkel de syndicus de brieven in ontvangst kan nemen voor de mede-eigendom.

De minister stipt aan dat de syndicus inderdaad de enige is die de vereniging van mede-eigenaars, zowel in rechte als voor het beheer van de gemeenschappelijke zaken, kan vertegenwoordigen. De syndicus moet dus in eerste instantie kennis krijgen van een aangetekend schrijven. Algemeen wordt immers aangenomen dat enkel de syndicus namens de vereniging van mede-eigenaars briefwisseling kan voeren. De syndicus is echter bevoegd voor het beheer in de mate dat het reglement van de mede-eigendom hem dit toekent. Zo kan er bepaald worden dat een mede-eigenaar de aangetekende brieven mag ontvangen en openen.

IV. REPLIEKEN VAN DE LEDEN

De heer Vanlouwe noteert dat de syndicus de mede-eigendom in rechte en in feite vertegenwoordigt, en gemachtigd is de brieven te ontvangen. In het voorliggend voorstel worden er twee aangetekende brieven verzonden. Dit betekent dat enkel de syndicus deze beide brieven kan ontvangen, tenzij het reglement van mede-eigendom iets anders voorschrijft. Men hoopt dus dat de mede-eigendom in de toekomst, via een algemene vergadering, het reglement gaat wijzigen. Spreker meent echter dat de meerderheid van de mede-eigendommen het reglement niet zal wijzigen. Dit betekent dat dit voorstel de verplichting oplegt twee brieven te sturen naar eenzelfde persoon. Spreker blijft zich afvragen of dit enige positieve bijdrage levert. Het lijkt hem totaal nutteloos, tenzij het reglement van mede-eigendom is gewijzigd. Hierdoor gaat men aan heel wat mede-eigendommen een bijkomende verplichting opleggen, namelijk een algemene vergadering bijeenroepen om het reglement te wijzigen. Bovendien staan sommige reglementen van mede-eigendom in de basisakte, waardoor men het reglement alleen kan wijzigen via een notaris.

De voorgestelde regeling legt dus heel wat bijkomende administratieve plichten op. Spreker blijft dan ook voorstander van het eenvoudiger systeem van de woonplaatskeuze bij de syndicus. Spreker verwijst nogmaals naar de goede werking van dit systeem bij de advocatuur. De advocaten ontvangen dan de briefwisseling in opdracht van hun cliënten, waardoor geen bijkomende administratieve lasten en kosten worden gecreëerd.

Een eenvoudige volmacht aan de syndicus volstaat.

Wat betreft de nietigheid, meent spreker dat niet alleen de syndicus of de vereniging van mede-eigendom deze kan inroepen, maar ook iedere individuele mede-eigenaar. Ook zijn private belangen kunnen hier immers geschonden zijn. Er bestaan trouwens ook ontelbare geschillen tussen een individuele mede-eigenaar en de mede-eigendom. Deze discussie is wel eerder theoretisch.

Wat betreft de woonplaatskeuze, verwijst de minister naar de reeds gevoerde discussie. Spreekster vindt het trouwens vreemd dat men hier wil kiezen voor deze omweg. Waarom zegt men dan niet dat de brief naar de syndicus moet worden gestuurd ?

Het louter ontvangen van een brief door de mede-eigenaar, moet trouwens geen probleem vormen. De syndicus is wel bevoegd om te antwoorden op de briefwisseling, maar dat geldt niet voor het louter ontvangen.

De heer Vanlouwe merkt op dat de bevoegdheid om de mede-eigendom in feite en in rechte te vertegenwoordigen bij de syndicus ligt. Hij vertegenwoordigt niet één afzonderlijke mede-eigenaar. Aldus geniet de syndicus veel meer vertrouwen. Indien een mede-eigenaar te kwader trouw is en een brief in ontvangst zou nemen die een invloed kan hebben op een lopend geschil, kan dit een mogelijke nietigheid teweegbrengen. De voorliggende regeling zal ongetwijfeld aanleiding geven tot geschillen voor de rechtbanken.

De tweede brief die dient te worden gestuurd betekent extra kosten, creëert onzekerheid over wie deze in ontvangst kan nemen en geeft aanleiding tot bijkomende discussie.

Spreker pleit voor een eenvormig systeem dat reeds zijn efficiëntie heeft bewezen, namelijk dat van de woonplaatskeuze. Een brief verstuurd naar de vereniging van mede-eigenaars, die rechtspersoonlijkheid heeft, op een plaats waar de syndicus niet woont, moet geldig worden ontvangen. Het lijkt spreker best te bepalen dat de syndicus, als vertegenwoordiger van de mede-eigendom, deze brief in ontvangst moet nemen. Dan heeft men de zekerheid dat de brief door de juiste persoon in ontvangst wordt genomen. Rechtsonzekerheid en de bron van discussie zullen dan worden ontweken.

De minister werpt op dat het inderdaad kan gebeuren dat een bepaalde mede-eigenaar niet is te vertrouwen, maar dit geldt evenzeer voor de syndicus, zeker als er een conflict is tussen de syndicus en de mede-eigenaar.

De heer Vanlouwe antwoordt dat de syndicus de opdracht en het vertrouwen heeft gekregen van de meerderheid van de mede-eigendom. Wanneer men twijfelt aan de syndicus, kan deze perfect op een algemene vergadering worden afgezet. Dit kan men niet bij een mede-eigenaar die in conflict is met de syndicus of een andere mede-eigenaar.

V. STEMMINGEN

De amendementen nrs. 4 en 5 worden verworpen met 7 tegen 2 stemmen bij 2 onthoudingen.

Amendement nr. 6 wordt aangenomen met 10 stemmen bij 1 onthouding.

Amendement nr. 7 wordt ingetrokken.

Amendement nr. 3 wordt eenparig aangenomen door de 11 aanwezige leden.

Het geamendeerde geheel wordt aangenomen met 8 stemmen bij 3 onthoudingen.

Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het opstellen van dit verslag.

De rapporteur, De voorzitter,
Philippe MAHOUX. Alain COURTOIS.