5-1166/2 | 5-1166/2 |
19 JULI 2011
Nr. 1 VAN DE HEER DE GROOTE C.S.
Art. 2/1 (nieuw)
Een artikel 2/1 (nieuw) invoegen, luidende :
« Art. 2/1. — Artikel 17bis, § 2, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders wordt vervangen als volgt :
« § 2. In geval van overschrijding van het maximum aantal arbeidsuren, zoals bepaald bij § 1, in de loop van het kalenderjaar, zijn de student en de werkgever die hem tewerkstelt na het overschrijden van het maximum aantal arbeidsuren aan de wet onderworpen voor alle uren die dat maximum overschrijden. »
Verantwoording
Bij overschrijding van het maximum aantal arbeidsuren worden de werkgever en de student onderworpen aan de gewone wetgeving met betrekking tot de sociale zekerheidsbijdragen. Deze onderwerping mag echter enkel nog gelden voor de uren die het maximum overschrijden.
Nr. 2 VAN DE HEER DE GROOTE C.S.
Art. 6/1 (nieuw)
Een artikel 6/1 (nieuw) invoegen, luidende :
« Art. 6/1. — In artikel 143, 7º, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 worden de woorden « tot een bedrag van 1 500 EUR per jaar » geschrapt. »
Verantwoording
Wat betreft het fiscaal ten laste zijn van jobstudenten, wordt de inkomensgrens uit de wetgeving geschrapt. Jonge werknemers die enkel werken met een arbeidsovereenkomst voor studenten, zijn dus steeds fiscaal ten laste van de ouders.
Nr. 3 VAN DE HEER DE GROOTE C.S.
Art. 6/2 (nieuw)
Een artikel 6/2 (nieuw) invoegen, luidende :
« Art. 6/2. — In artikel 2, 2º, van het koninklijk besluit van 18 juni 1990 tot vaststelling van de afwijkingen van de minimumgrens van de duur van de prestaties der werknemers worden de woorden « artikelen 16 en 17 » vervangen door de woorden « artikelen 16, 17 en 17bis ». »
Verantwoording
Studentenarbeid valt ook nog steeds onder het verbod op tewerkstelling in blokken van minder dan drie uur. Dat levert in de praktijk problemen op voor bijvoorbeeld studenten die onder de middag in het studentenrestaurant werken. Vaak is de reële nood aan tewerkstelling korter. Het is dan ook aangewezen dit verbod niet langer van toepassing te laten zijn op studentenarbeid.
Patrick DE GROOTE Elke SLEURS Piet DE BRUYN. |
Nr. 4 VAN MEVROUW THIBAUT
Art. 7/1 (nieuw)
Een artikel 7/1 (nieuw) toevoegen, luidende :
« Art. 7/1. — In het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, wordt § 1 van artikel 17bis vervangen als volgt :
« § 1. Aan de toepassing van de wet worden onttrokken, de studenten die tewerkgesteld zijn in het kader van een overeenkomst voor tewerkstelling van studenten, bedoeld bij titel Vll van de wet van 3 juli 1978 op de arbeidsovereenkomsten, wanneer de tewerkstelling een duur van 50 dagen niet overschrijdt, gespreid als volgt :
— 35 werkdagen tijdens de volgende periodes : de kerstvakantie, de herfstvakantie, de krokusvakantie en de maanden juli, augustus en september;
— 15 werkdagen tijdens de niet onder bovenstaand gedachtestreepje bedoelde periodes van het jaar.
Aan de toepassing van de wet worden eveneens onttrokken, de studenten die voldoen aan de in het vorige lid bedoelde voorwaarden, en die aan de toepassing van de wet werden onttrokken krachtens artikel 17.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt geen rekening gehouden met de dagen die vóór de inwerkingtreding van deze bepaling worden gepresteerd in het kader van een overeenkomst voor tewerkstelling van studenten. »
Nr. 5 VAN MEVROUW THIBAUT
Art. 2
Dit artikel vervangen als volgt :
« Art. 2. — In artikel 1 van het koninklijk besluit van 23 december 1996 houdende maatregelen met het oog op de invoering van een solidariteitsbijdrage op de tewerkstelling van studenten die niet onderworpen zijn aan het stelsel van sociale zekerheid van de werknemers, met toepassing van artikel 3, § 1, 4º van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 en de wetten van 11 juli 2005 en 3 juni 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1º paragraaf 1 wordt vervangen als volgt :
« § 1. Op het loon van de studenten, bedoeld in artikel 17bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de sociale zekerheid der arbeiders, is een solidariteitsbijdrage verschuldigd van 7 % ten laste van de werkgever en van 3,5 % ten laste van de werknemer. »;
2º de paragrafen 1bis en 1ter worden opgeheven;
3º in paragraaf 4, worden de woorden « en in § 1bis » opgeheven. »
Verantwoording
Uit de statistieken blijkt dat studentenarbeid niet langer een randverschijnsel is, maar veeleer een fenomeen in interactie met de ontwikkelingen in de arbeidswereld in het algemeen (volgens de RSZ telde België 650 000 werknemers-studenten in 2009).
Vandaag maken de voordelige tarieven van de sociale bijdragen voor studenten hen concurrentiëler dan de gewone werknemers, zetten ze zowel qua loonvoorwaarden als bij het zoeken naar werk meer druk op die laatsten en leiden ze tot minder inkomsten voor de sociale zekerheid.
Tegen die achtergrond zouden nieuwe versoepelingen van de bestaande regels, vooral betreffende de arbeid « buiten de vakantieperiode », een vorm van oneerlijke concurrentie verder in de hand werken die meer bepaald de laaggeschoolde beroepen treft (volgens een studie van Randstad hebben studenten in 4 op 5 gevallen een baan die niet in verhouding staat tot hun studie en waarvoor zij een lagere kwalificatie accepteren).
Een dergelijke versoepeling zou het voor laaggeschoolde arbeidskrachten nog moeilijker maken een baan te vinden, vooral in (en na) een crisisperiode, en de perverse gevolgen daarvan zouden ook voelbaar zijn voor de werknemers, die zonder concurrentie van de studenten, makkelijker een voltijdse baan aangeboden zouden krijgen of plaatsvervangingen zouden kunnen vervullen.
De uitbreiding van studentenarbeid buiten de vakantieperiodes is overigens geen aanvaardbare methode om te strijden voor laagdrempeligheid van de studie : dat moet geschieden via door de gemeenschappen gewaarborgde steunregelingen en via een strenge controle van de studiekosten. Dat men verplicht is om in de week of tijdens het weekeinde te werken om zjjn studie te bekostigen, vergroot immers de kans op studiefalen van de categorieën van studenten die statistisch zo al vatbaar zijn voor studiefalen.
Daarentegen moet het nut worden erkend van studentenarbeid tijdens de vakantie om beroepservaring op te doen, wat extra's te verdienen maar ook de seizoensgebonden economie te ondersteunen. Voorts zijn tijdens de vakantieperiode de risico's van concurrentie beperkt.
In dat opzicht strekken de voorgestelde amendementen ertoe :
— buiten de schoolvakantieperiodes, het aantal dagen tijdens welke de studenten mogen werken en zijn onttrokken aan de toepassing van de wet op de arbeidsovereenkomsten te verlagen tot 15. De concurrentie tussen studenten en gewone werknemers is op dat moment immers het sterkst;
— het aantal dagen tijdens welke de studenten mogen werken en zijn onttrokken aan de toepassing van de wet op de arbeidsovereenkomsten tijdens vakantieperiodes te verhogen tot 35;
— het tarief van de solidariteitsbijdrage eenvormig op 10,5 % te bepalen, zodat het bestaande systeem wordt vereenvoudigd (invoering van een eenmalige bijdrage) en de sociale zekerheid niettemin genoeg ontvangsten heeft, met name gelet op de uitdaging van de vergrijzing.
Nr. 6 VAN MEVROUW THIBAUT
Art. 7/2 (nieuw)
Een artikel 7/2 (nieuw) toevoegen, luidende :
« Art. 7/2. — Het tweede lid van de eerste paragraaf van artikel 36 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering wordt opgeheven ». »
Nr. 7 VAN MEVROUW THIBAUT
Art. 7/3 (nieuw)
Een artikel 7/3 (nieuw) toevoegen, luidende :
« Art. 7/3. — In de eerste paragraaf, derde lid van artikel 36 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, het woord « , derde » invoegen tussen de woorden « tweede » en « of vierde ». »
Verantwoording
Momenteel kan de wachttijd van een jobstudent die in het eerste, tweede of vierde kwartaal gewerkt heeft met een overeenkomst voor tewerkstelling van studenten met maximum 78 dagen worden verminderd. De jobstudent die in het derde kwartaal heeft gewerkt ziet echter zijn wachttijd langer worden.
Dit amendement strekt om die onrechtvaardigheid op te heffen door toe te staan dat de wachttijd voor alle jobstudenten (met maximum 78 dagen) wordt verminderd, ongeacht in welk kwartaal of in welke kwartalen ze hebben gewerkt in de loop van het jaar voor hun inschrijving als werkzoekende.
Cécile THIBAUT. |
Nr. 8 VAN DE HEER DE GROOTE C.S.
Art. 2/1 (nieuw)
Een artikel 2/1 (nieuw) invoegen, luidende :
« Art. 2/1. In artikel 17bis, § 1, van het koninklijk besluit van 28 november tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders wordt het eerste lid vervangen als volgt :
« Aan de toepassing van de wet worden onttrokken, de studenten die zijn tewerkgesteld in het kader van een overeenkomst voor tewerkstelling van studenten bedoeld in Titel VII van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, wanneer de tewerkstelling gedurende een kalenderjaar 400 uren niet overschrijdt. De Koning bepaalt op welke wijze de werkgever en de student dienen aan te tonen hoeveel uren de student reeds heeft gewerkt met een overeenkomst voor tewerkstelling van studenten. ».
Verantwoording
De bedoeling van deze aanpassing is de maximaal toegelaten arbeid niet uit te drukken in dagen maar in uren. In de horeca bijvoorbeeld werkt een student soms maar enkele uren per dag. Hij verliest dan wel telkens een volledige dag waarop hij als werkstudent mag werken. Het is dan ook aangewezen om de maximaal toegelaten arbeid voor studenten vast te leggen op 400 uren per jaar.
Patrick DE GROOTE Elke SLEURS. |
Piet DE BRUYN. |