5-512/1 | 5-512/1 |
25 NOVEMBER 2010
Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 28 juni 2002 in de Kamer van volksvertegenwoordigers werd ingediend (stuk Kamer, nr. 50-1898/1).
In het verleden stelde de kiezer telkenmale weer vast dat de door hem verkozen volksvertegenwoordigers niet altijd het ambt opnamen waarvoor de kiezer hem de opdracht gaf. De kloof tussen burger en politiek wordt hierdoor nog meer versterkt.
Menig uitvoerend excellentie plaatst zichzelf bij een verkiezing op een lijst om nadien, na mandatering door de kiezer, te verzaken aan de hem democratisch toegewezen opdracht.
De kiezer wordt op die manier bedrogen en kan enkel op de zijlijn toekijken hoe een prominent politicus zijn door een democratische stemming verkregen mandaat doorgeeft aan een opvolger. De kiezer wordt zo niet au sérieux genomen.
Niet zo lang geleden werd beslist de impact van de lijststem te beperken, om zo de kiezer meer inspraak te geven en een gevoel van herkenning te geven. Doch diezelfde verkozene heeft nog steeds de mogelijkheid « van locomotief te veranderen ».
Het staat uiteraard iedereen vrij van gedachte te veranderen en zich voor een ander beleidsniveau kandidaat te stellen, maar dit voorstel wil hier consequenties aan verbinden die niet meer dan normaal zijn in een representatieve democratie.
Een stem die een politicus haalt, hangt vast aan zijn persoon en hier mag die persoon geen misbruik van maken.
Vooral in een land als het onze is het van kapitaal belang de transparantie te vergroten en de verwarring van de kiezer te vermijden.
Om een lang verhaal kort te maken : een politicus die zich kandidaat stelt op een lijst, moet ook effectief zijn mandaat opnemen wanneer hij verkozen wordt.
Wie zich kandidaat stelt voor een verkozen mandaat, terwijl hij een met dit mandaat onverenigbaar mandaat of ambt vervult, wordt bij verkiezing geacht van rechtswege ontslag te hebben genomen uit dit onverenigbaar ambt of mandaat.
Danny PIETERS Armand DE DECKER Wouter BEKE Frank VANDENBROUCKE Bart TOMMELEIN Liesbeth HOMANS. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet
Art. 2
Artikel 6 van de wet van 6 augustus 1931 houdende vaststelling van de onverenigbaarheden en ontzeggingen betreffende de ministers, gewezen ministers en ministers van staat, alsmede de leden en gewezen leden van de wetgevende kamers, wordt vervangen als volgt :
« Art. 6. — Elk lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers, elk lid van de Senaat dat verkozen wordt verklaard na de verkiezingen voor een andere wetgevende vergadering, wordt van rechtswege en onweerlegbaar geacht ontslag te hebben genomen uit zijn mandaat als lid van de Kamer waartoe hij behoorde.
Het eerste lid is ook toepasselijk op de leden die ophielden zitting te hebben, als bedoeld in artikel 1bis. »
Art. 3
In dezelfde wet wordt een artikel 6bis ingevoegd, luidend als volgt :
« Art. 6bis. — Elke minister of staatssecretaris van de federale regering wordt van rechtswege geacht uit zijn ambt ontslag te hebben genomen op het ogenblik dat hij verkozen wordt verklaard voor een wetgevende vergadering van de gewesten of gemeenschappen. »
21 oktober 2010.
Danny PIETERS Armand DE DECKER Wouter BEKE Frank VANDENBROUCKE Bart TOMMELEIN Liesbeth HOMANS. |