3-1335/1 | 3-1335/1 |
2 SEPTEMBER 2005
Het gerechtelijk arrondissement Brussel is het grootste van het land.
Het telt 1,5 miljoen inwoners.
Het strekt zich uit over twee taalgebieden (het Brusselse tweetalige gebied en het Nederlandse taalgebied) en heeft dus een complexe regeling voor het taalgebruik in gerechtszaken en met betrekking tot de vereisten van taalkennis van de magistraten.
Aldus ligt niet enkel de werklast ten grondslag aan de moeilijkheden in het Brussels gerechtelijk arrondissement. Die worden immers voornamelijk veroorzaakt door een structureel probleem, aangezien de huidige door de wet bepaalde personeelsformatie van magistraten niet in alle omstandigheden een optimale en efficiënte rechtsbedeling kan waarborgen.
1.1. Een structureel probleem
Er zijn vooral problemen bij de rechtbank van eerste aanleg en de arbeidsrechtbank, alsook bij het parket.
Artikel 43, § 5, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken — deze wetsbepaling is de belangrijkste oorzaak van de grote problemen waarmee de Brusselse rechtscolleges worden geconfronteerd — legt de volgende regels vast :
— een derde van zowel de zittende magistraten als van de parketmagistraten en van de magistraten bij het arbeidsauditoraat moeten hun studie in het Frans hebben gedaan en een derde in het Nederlands; het overige derde wordt naargelang van de behoeften over die categorieën verdeeld;
— twee derden van alle magistraten moeten het bewijs leveren van de kennis van beide talen, ongeacht hun taalrol.
De taaleisen die aan de Brusselse magistraten worden opgelegd zijn in rechte en in feite totaal achterhaald.
In rechte
Artikel 43, § 5, eerste lid, tweede volzin, van bovenvermelde wet van 15 juni 1935, bepaalt : « Bovendien moeten twee derden van alle magistraten van de rechtbank en van het parket het bewijs leveren van de kennis van de Nederlandse en van de Franse taal. ».
De eis van tweetaligheid is te verantwoorden voor magistraten die zaken moeten behandelen in beide talen, zoals de vrederechters van de kantons van het Brusselse gewest of in de randgemeenten, maar lijkt fel overdreven voor magistraten die slechts zitting mogen hebben in de taal van hun diploma.
Men kan zich dan ook met reden afvragen waarom zo hardnekkig wordt vastgehouden aan de regel die voorziet in een dergelijk hoog aantal tweetalige magistraten.
Op 5 januari 2004 is overigens in de Kamer van Volksvertegenwoordigers een wetsvoorstel ingediend om dat quotum van tweetalige magistraten tot 25 % te verminderen (stuk Kamer 51-647/1).
In feite
Die buitensporige regel veroorzaakt in de praktijk heel wat problemen :
— moeilijkheden om de personeelsformatie op te vullen, bij gebrek aan tweetalige magistraten; momenteel staan bij de rechtbank van eerste aanleg van Brussel op een personeelsformatie van 105 magistraten, 10 posten open, 9 aan Franstalige kant en 1 aan Nederlandstalige kant; het zijn dus in feite vooral Franstalige posten die vacant blijven. (cf. Parlementaire vraag nr. 421 van de heer Olivier Maingain van 3 november 2004 en het antwoord van mevrouw Onkelinx, minister van Justitie, van 7 december 2004 (1)).
— een belangrijke toename van de gerechtelijke achterstand, vooral aan Franstalige kant.
— het nadeel dat de rechtzoekenden, die eveneens in grote meerderheid Franstalig zijn, daarvan ondervinden.
— het verstoren van de goede werking van het gerecht in Brussel.
De twee belangrijkste maatregelen die in de vorige zittingsperiode werden genomen om dit probleem te verhelpen, enerzijds de toename van het aantal toegevoegde rechters (wet van 16 juli 2002 tot wijziging van artikel 86bis van het Gerechtelijk Wetboek en van de wet van 3 april 1953 betreffende de rechterlijke inrichting, Belgisch Staatsblad 6 augustus 2002) en anderzijds de versoepeling van de taalexamens voor de magistraten (wet van 18 juli 2002 tot vervanging van artikel 43quinquies en tot invoeging van artikel 66 in de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, Belgisch Staatsblad 22 augustus 2002), zijn weliswaar een stap in de goede richting maar blijven vooral ontoereikende maatregelen.
De personeelsformatie van de toegevoegde rechters (bestaande uit 50 eenheden, waarvan er momenteel 9 ontbreken), voor wie geen vereisten inzake talenkennis bestaan, biedt de mogelijkheid in rechtbanken of kamers waar de werklast te groot is geworden, een tijdelijk beroep te doen op magistraten.
De wet van 16 juli 2002, waardoor het aantal toegevoegde rechters voor het rechtsgebied van het hof van beroep van Brussel kon worden verdubbeld, werd door een Vlaamse VZW voor het Arbitragehof betwist.
In zijn arrest nr. 47/2004 van 24 maart 2004 heeft het Arbitragehof geoordeeld dat men de overheid niet kon verwijten de gerechtelijke achterstand te bestrijden op plaatsen waar die achterstand het grootst is en waar het wegwerken ervan het dringendst blijkt : bovendien stelt het Hof vast dat de aanwijzing van de toegevoegde rechters slechts van tijdelijke aard is en ertoe strekt, naargelang van de behoeften van de dienst, het hoofd te bieden aan buitengewone omstandigheden, in afwachting van een algemener wetgevend initiatief.
Bijgevolg heeft het Hof zeer terecht geoordeeld dat het krachtens deze wet het aanwijzen van meer Franstalige toegevoegde rechters dan Nederlandstalige in de rechtbank van eerste aanleg van Brussel niet kon worden beschouwd als een maatregel die kennelijk overdreven zou zijn in het licht van de beginselen van gelijkheid en niet-discriminatie. In zijn overweging B.15.2, stelt het Arbitragehof immers vast dat uit de cijfers aangaande de gerechtelijke achterstand in de rechtbank van eerste aanleg van Brussel (gegevens van 14 mei 2002) blijkt dat er veel meer Franstalige dan Nederlandstalige zaken op de wachtlijst staan, namelijk ongeveer 93 % Franstalige zaken en 7 % Nederlandstalige voor de burgerlijke afdeling en ongeveer 92 % Franstalige zaken en 8 % Nederlandstalige voor de correctionele afdeling (stuk Kamer, 50-1496/6, 2001-2002, blz. 20).
Nog recentere statistieken gebaseerd op parlementaire vragen tonen aan dat in 2002 en 2003 in de correctionele afdeling over dezelfde periode 78,73 % nieuwe Franstalige zaken werden ingeleid, tegenover 21,27 % nieuwe Nederlandstalige zaken.
De versoepeling van de inhoud van de taalexamens voor de magistraten, die beter op de functie werd afgestemd, leverde reeds bemoedigende resultaten op en is een stap in de goede richting. Het is echter geen structurele oplossing omdat het quotum van twee derde tweetaligen geenszins gewijzigd wordt.
1.2. De taalrechten van de 150 000 rechtzoekenden in de Brusselse rand (Halle-Vilvoorde)
De huidige grenzen van dat arrondissement waarborgen de inwoners die woonachtig zijn in gemeenten van de Brusselse rand die geen bijzondere taalregeling kennen (Halle-Vilvoorde), overeenkomstig de wet van 1935, het recht op rechtspleging in het Frans, zowel in burgerlijke als in strafrechtelijke zaken. Hun aantal wordt op niet minder dan 150 000 geraamd.
Voor de Brusselse rechtbanken van eerste aanleg, van koophandel en voor de Brusselse arbeidsrechtbanken wordt de taal van de inleidende akte in burgerlijke zaken uitsluitend bepaald door de woonplaats van de verweerder. Elke verweerder kan niettemin verzoeken dat de rechtspleging in zijn taal wordt voortgezet; dat recht geldt voor elke Franstalige rechtzoekende die woonachtig is in één van de 19 gemeenten van Brussel of in één van de 35 gemeenten van Halle-Vilvoorde.
In een arrest van 6 december 2001 heeft het Hof van Cassatie het feit bekrachtigd dat elke verweerder voor een rechtscollege van eerste aanleg waarvan de zetel in het arrondissement Brussel gevestigd is kan vragen dat de rechtspleging wordt voortgezet in de andere taal dan de taal die is gebruikt voor het opstellen van de inleidende akte; de ontvankelijkheid van dat verzoek tot verandering van taal staat los van de woonplaats van de verweerder.
In strafzaken is de verandering van taal een onvoorwaardelijk recht, waarop in alle stadia van de rechtspleging een beroep kan worden gedaan, ongeacht de woonplaats van de verdachte; voor de politierechtbanken en de correctionele rechtbank van Brussel is de taal van de rechtspleging het Nederlands of het Frans (al naargelang de woonplaats van de inverdenkinggestelde zich in het Nederlandse taalgebied of in het Franse taalgebied bevindt).
Indien de inverdenkinggestelde in het Brusselse gewest zijn woonplaats heeft, is de taal van de rechtspleging het Nederlands of het Frans, al naargelang de inverdenkinggestelde tijdens het gerechtelijk onderzoek, of bij ontstentenis, bij het opsporingsonderzoek, gebruik heeft gemaakt van een van beide talen.
Van die regels wordt afgeweken :
— indien het parket een opsporingsonderzoek heeft gevoerd naar de zaak : de verdachte vraagt de verandering van taal aan bij het openbaar ministerie;
— indien het gerechtelijk onderzoek naar de zaak loopt : de verdachte doet zijn aanvraag bij de magistraat die het onderzoek voert, die hem daarvan akte geeft;
— indien het gerechtelijk onderzoek naar de zaak afgerond is of onmiddellijk ter zitting wordt gebracht : de beklaagde doet zijn aanvraag bij de rechtbank.
2.1. Uitgangspunten
Deze hertekening dient gestoeld te zijn op volgende principes :
— rechtszekerheid voor de rechtzoekenden : ze moeten de wettelijke waarborg hebben dat hun zaak behandeld wordt in hun eigen taal, zowel in burgerrechtelijke als in strafrechtelijke zaken (ook tijdens het onderzoek dat de rechtspleging voorafgaat), in het hele gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde;
— efficiënte dienstverlening;
— eenvormigheid in het vervolgingsbeleid;
— waarborgen voor het wegwerken van de gerechtelijke achterstand aan Franstalige kant;
— het verminderen of zelfs het afschaffen van het quotum tweetalige magistraten.
2.2. De keuze voor de splitsing van de rechtbank van eerste aanleg op basis van de taal
De indieners van het voorstel stellen vast dat hun voorstel naadloos aansluit op de eisen die de Ordre français des avocats du barreau de Bruxelles en de Ordre des barreaux francophones et germanophone hierover hebben geformuleerd op hun persconferentie van 18 november 2004.
Deze splitsing op basis van de taal komt niet neer op een opdeling van het gerechtelijk arrondissement op territoriale basis. Er wordt geopteerd voor het behoud van het gerechtelijk arrondissement, waarbinnen twee rechtbanken van eerste aanleg worden ingericht, die beide eentalig zijn voor het hele rechtsgebied van Brussel-Halle-Vilvooorde, op basis van de taal van de rechtspleging (Nederlands of Frans).
Op die manier kunnen alle Franstalige zaken worden behandeld door een Franstalige rechtbank van eerste aanleg, die territoriaal bevoegd is voor het hele rechtsgebied Brussel-Halle-Vilvoorde, terwijl de Nederlandstalige zaken behandeld worden door een Nederlandstalige rechtbank die voor hetzelfde rechtsgebied bevoegd is.
Op die manier waarborgt men de taalrechten in gerechtszaken van de Franstalige rechtzoekenden die woonachtig zijn op het grondgebied van Halle-Vilvoorde : een strikt territoriale splitsing in enerzijds een gerechtelijk arrondissement Halle-Vilvoorde en anderzijds een gerechtelijk arrondissement Brussel (19 gemeenten), zou immers schadelijke gevolgen hebben voor het taalgebruik in gerechtszaken en zou de toestand van de Franstalige rechtzoekenden in de Brusselse rand, vooral dan in de gemeenten zonder faciliteiten, verergeren.
Tevens zal deze herstructurering van het arrondissement bijdragen tot het wegwerken van de belangrijke gerechtelijke achterstand die een correcte rechtsbedeling in Brussel reeds jarenlang ondermijnt.
CD&V heeft hierover zowel in de Kamer (stuk Kamer nr. 51-0506/1, 28 november 2003) als — in de vorige zittingsperiode — in de Senaat (stuk Senaat nr. 2-761/1 — 2001/2002) een wetsvoorstel ingediend met het oog op de oprichting van Nederlandstalige en Franstalige rechtbanken van eerste aanleg en de splitsing van het parket bij de rechtbank van eerste aanleg in het gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde.
2.3. De uitvoering van de splitsing van de rechtbank van eerste aanleg op basis van de taal
2.3.1. Bevoegdheid
Op die manier ontstaan in het gerechtelijk arrondissement Brussel twee eentalige rechtbanken van eerste aanleg :
a) de Franstalige rechtbank van eerste aanleg, die ratione materiae bevoegd is voor alle Franstalige zaken en ratione loci voor het hele gerechtelijke arrondissement Brussel, binnen zijn huidige territoriale grenzen;
b) de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg, die ratione materiae bevoegd is voor alle Nederlandstalige zaken en ratione loci voor het hele gerechtelijk arrondissement Brussel, binnen zijn huidige territoriale grenzen.
De instelling van twee eentalige rechtbanken die bevoegd zijn voor het hele gerechtelijk arrondissement Brussel staat tegenover de territoriale opsplitsing van het arrondissement, die verdedigd wordt door het wetsvoorstel dat CD&V heeft ingediend op 28 november 2003 (stuk Kamer, nr. 51-506/1).
2.3.2. Aanknopingscriterium
In burgerrechtelijke zaken gebeurt de toewijzing van de dossiers aan de Nederlandstalige of Franstalige rechtbanken van het gerechtelijk arrondissement aan de hand van de taal die partijen hebben gebruikt in het raam van het geschil (voorafgaande geschriften) dat aanleiding heeft gegeven tot het adiëren van de rechtbank van eerste aanleg van Brussel, in zoverre die taal het Nederlands of het Frans is; bij ontstentenis van dat criterium, naargelang van de woonplaats van de verweerder in het Nederlandse of het Franse taalgebied en, naar keuze van de eiser, voor een van beide rechtbanken, indien de verweerder zijn woonplaats heeft in een Brusselse gemeente of in een gemeente met een bijzondere taalregeling, of indien hij in België geen gekende woonplaats heeft.
In dat geval worden de gemeenten met een bijzondere taalregeling op één lijn gesteld met de Brusselse gemeenten.
Of een zaak Nederlandstalig of Franstalig wordt en wordt toegewezen aan een van beide rechtbanken, wordt bijgevolg in de eerste plaats een zaak van de partijen zelf, met dien verstande dat wanneer men het niet eens wordt over de taal van de partijen of wanneer verscheidene talen gebruikt werden (tweetalige geschriften, gebruik van het Engels voor handelsvennootschappen), het criterium van de woonplaats geldt.
Wat de strafzaken betreft, wordt de huidige regeling van verandering van taal voor de Brusselse strafrechtbanken, die georganiseerd wordt door artikel 16, § 2, van de wet van 15 juni 1935, uitgebreid tot de correctionele kamers van de twee rechtbanken van eerste aanleg van Brussel, aangezien zij voortaan een analoge regeling hebben als de eentalige rechtbanken.
2.3.3. Gevolgen voor het gebruik der talen in gerechtszaken
De splitsing van de rechtbank van eerste aanleg op basis van de taal kan nieuwe beschermingsmechanismen ten voordele van de rechtzoekenden tot stand brengen : zo kunnen partijen in burgerlijke zaken voortaan in onderling overleg de geadieerde rechtbank vragen dat de rechtspleging voor de Brusselse rechtbank van de andere taalrol wordt voortgezet.
In dat geval gelast de rechter de automatische verwijzing voor die andere, door partijen aangewezen rechtbank, niettegenstaande de regels inzake territoriale bevoegdheid.
2.3.4. Taalvereisten voor de zittende magistratuur
Door de splitsing op basis van de taal, is er geen reden meer om nog van magistraten te eisen dat ze tweetalig zijn.
De regel in artikel 43, § 5, van de wet van 15 juni 1935, volgens welke twee derden van de magistraten van de rechtbank van eerste aanleg tweetalig moeten zijn, is dan ook niet langer gegrond en wordt dus opgeheven, aangezien de rechtbanken voortaan eentalig zijn.
2.3.5. Één enkel parket
Om de coherentie van het strafrechtelijk beleid te behouden, zal het parket niet worden gesplitst en blijft de huidige toestand dus ongewijzigd.
De oprichting van twee parketten kan immers niet alleen leiden tot het ontstaan van twee verschillende vormen van strafbeleid, maar zou ook tot gevolg hebben dat het strafdossier van een Franstalige in het Nederlands wordt behandeld tot het voor de feitenrechtbank komt : slechts in dat stadium kan de beschuldigde de verwijzing eisen.
Zelfs indien de wet de waarborg in stand hield dat de vervolgde persoon, ongeacht de plaats waar een strafmisdrijf werd begaan, het recht heeft in zijn taal te worden berecht, zou een territoriale opsplitsing van het parket voor de Franstaligen het onbedoelde gevolg hebben dat de rechtspleging tot het einde van het strafonderzoek hoofdzakelijk in het Nederlands zou verlopen en toch ten minste zou worden gevolgd door exclusief Nederlandstalige magistraten.
Nu wordt de taal van de rechtspleging onmiddellijk bepaald door de verklaring van taalkeuze van de verdachte.
Terecht merkte onderzoeksrechter Vandermeersch het volgende op in Le Soir van 15 oktober 2004 : « (...) si un meurtre est commis à Affligem et si la personne concernée est francophone, c'est un juge d'instruction francophone qui descend à Affligem. Cela ne serait plus le cas en cas de scission de BHV. Or, tout ce qui se passe pendant l'instruction est important ».
Om die twee redenen menen de indieners van het voorstel dat het niet aangewezen is het parket in het gerechtelijk arrondissement Brussel te splitsen; bovendien kan die opsplitsing worden gebruikt als springplank voor pogingen om politie en justitie te regionaliseren. De Vlaamse partijen uiten die wens regelmatig.
De indieners wensen overigens de argumenten van de Vlaamse verkozenen van Halle-Vilvoorde te weerleggen. Zij beweren enerzijds dat het Brussels parket en de Brusselse magistraten niet beantwoorden aan de verzuchtingen van hun bevolking (geen vervolging voor bepaalde soorten misdrijven; te veel tijd tussen het tijdstip waarop het misdrijf wordt begaan en dat waarop het wordt bestraft) en anderzijds dat de Vlaamse politiemensen klagen over de moeizame dialoog met de Franstalige magistraten waarmee ze te maken krijgen.
Die argumenten moeten worden ontkend, aangezien het parket van Brussel sinds lang met territoriale zones werkt en de Vlaamse zaken van Halle-Vilvoorde een speciale en aangepaste behandeling krijgen.
Artikel 1
De voorgestelde wijzigingen betreffen een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Artikel 2
Voor de vredegerechten en de politierechtbanken waarvan de zetel in het gerechtelijk arrondissement Brussel gevestigd is, handelen de voorzitters van de Franstalige en Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg in overleg, hetzij om advies te geven over het rooster van de zittingen (artikel 66) of over de behoeften van de dienst (artikel 69), hetzij om de problemen op te lossen in verband met de verdeling van de toegevoegde rechters, zoals bepaald in artikel 70.
Artikel 3
Artikel 73 van het Gerechtelijk wetboek bepaalt dat er een rechtbank van eerste aanleg per gerechtelijk arrondissement is.
Dat artikel wordt aangevuld met een tweede lid, dat bepaalt dat er in het gerechtelijk arrondissement Brussel voortaan twee rechtbanken van eerste aanleg zijn, de ene Franstalig de andere Nederlandstalig, die beide territoriaal bevoegd zijn voor het hele rechtsgebied van het arrondissement.
Artikel 4
De indieners van het voorstel menen dat het, ondanks de voorgestelde splitsing op basis van de taal, wenselijk is een verplichting in stand te houden om verslag uit te brengen over de behoeften van de Franstalige en Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg van het gerechtelijk arrondissement Brussel.
Artikel 5
Artikel 186bis van het Gerechtelijk Wetboek moet worden aangevuld, zodat het voortaan bepaalt dat de voorzitters van de Franstalige en Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg gezamenlijk optreden als korpschef voor de vrederechters en rechters in de politierechtbank die in het gerechtelijk arrondissement Brussel zitting houden.
Artikel 6
Artikel 196 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt de verhouding per taalrol van het aantal Nederlandstalige en Franstalige ondervoorzitters in de rechtbank van eerste aanleg te Brussel. Aangezien er een Franstalige rechtbank van eerste aanleg en een Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg wordt opgericht, vervalt die bepaling.
Artikel 7
Deze bepaling betreft een loutere aanpassing van de terminologie en vloeit voort uit de oprichting van een Franstalige en een Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg.
Artikel 8
Ook in dit artikel gaat het om een terminologische aanpassing.
De installatie van de vrederechters en de rechters in de politierechtbank met zetel in het gerechtelijk arrondissement Brussel en hun plaatsvervangers geschiedt voor de Nederlandstalige of Franstalige rechtbank van eerste aanleg, afhankelijk van de taal van het diploma van licentiaat of doctor in de rechten; voor de griffiers geschiedt die installatie afhankelijk van de taal van hun getuigschrift of van de in een staatsexamen bewezen taalkennis.
Artikel 9
Dit artikel voorziet in een terminologische aanpassing.
Artikel 10
Tengevolge van de oprichting van een Franstalige rechtbank van eerste aanleg en van een Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg, zullen de tuchtmaatregelen die worden getroffen tegen de vrederechters en de rechters in de politierechtbank worden getroffen, hetzij door de Franstalige voorzitter, hetzij door de Nederlandstalige voorzitter, naar gelang van de taalrol van deze rechters.
Artikel 11
Artikel 622bis legt de territoriale bevoegdheid vast van de Franstalige en Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg van het gerechtelijk arrondissement Brussel.
Zij zijn bevoegd voor het volledige huidige rechtsgebied van het arrondissement en dus om kennis te nemen van zaken waarvoor de bevoegdheid bepaald wordt door een plaats van het grondgebied van Brussel en Halle-Vilvoorde, en die bevoegdheid wordt beperkt door de taal van de rechtspleging.
Indien die taal het Frans is, is de Franstalige rechtbank van eerste aanleg bevoegd.
Indien die taal het Nederlands is, is de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg bevoegd.
De taal van de rechtspleging wordt bepaald overeenkomstig de wet van 15 juni 1935 betreffende het taalgebruik in gerechtszaken.
Artikel 12
Deze bepaling is van louter terminologische aard.
Artikel 13
Artikel 4.7 van het bijvoegsel bij het Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat de zetel van de rechtbank van eerste aanleg (...) in Brussel gevestigd is; gezien het voorstel tot splitsing van die rechtbank op basis van de taal, is het wenselijk de terminologie van die bepaling hieraan aan te passen.
Artikel 14
De taalregeling voor de Franstalige rechtbank van het gerechtelijk arrondissement Brussel is voortaan dezelfde als die voor de eentalig Franse rechtscolleges bedoeld in artikel 1 van de wet van 15 juni 1935. Dat artikel wordt dus aangevuld met een verwijzing naar die rechtbank.
Artikelen 15 en 16
Dezelfde vaststelling geldt voor de Nederlandstalige rechtbank van het gerechtelijk arrondissement Brussel ten opzichte van de eentalig Nederlandse rechtbanken.
Artikel 17
1. Momenteel wordt de taal van de rechtspleging voor de Brusselse rechtscolleges bepaald door de taal van het taalgebied waarin de woonplaats van de verweerder gelegen is. Voor de Brusselse rechtbank van eerste aanleg, rechtbank van koophandel en arbeidsrechtbank, is de taal van de inleidende akte in burgerlijke zaken het Nederlands indien de verweerder in het Nederlandse taalgebied woont en het Frans, indien hij in het Franse taalgebied woont.
Eens ze betekend is, wordt de taal van die akte de taal van de rechtspleging, tenzij de verweerder de verandering van taal vraagt en die van de rechter verkrijgt.
In die context en indien de door dit voorstel beoogde splitsing van de rechtbank werkelijkheid wordt, zal een Franstalige rechtzoekende die een Franstalige verweerder die in het Nederlandse taalgebied woonachtig is, wil dagvaarden in Brussel, verplicht zijn hem in het Nederlands een dagvaarding te betekenen om voor de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg te verschijnen, zelfs indien hun contacten en de handelingen voor het inleiden van het geding uitsluitend in het Frans hebben plaatsgevonden. Pas na de inleiding voor de Nederlandstalige rechtbank kan de zaak naar de Franstalige rechtbank worden verwezen, op voorwaarde dat de geadieerde rechter gevolg geeft aan dat verzoek ...
Dezelfde vaststelling geldt voor twee Nederlandstalige partijen indien ze woonachtig zijn in het Franse taalgebied of tenminste wanneer de verweerder in dat gebied woonachtig is. Ze zullen dus voor de Franstalige rechtbank van eerste aanleg van het arrondissement Brussel moeten verschijnen, ook al hebben al hun contacten in het Nederlands plaatsgevonden.
2. Er wordt dus voorgesteld artikel 4 van de wet te wijzigen en te voorzien in de mogelijkheid om de akte tot inleiding van het geding op te stellen in de « taal die door de partijen is gebruikt in de betwiste context die heeft geleid tot de adiëring van de rechtbank van eerste aanleg », om de hierboven beschreven omweg in de rechtspleging te voorkomen.
De betwiste context die heeft geleid tot de rechtsvordering moet ruim en objectief worden opgevat en kan aldus betrekking hebben op de ingebrekestelling, de geschriften die partijen onderling hebben uitgewisseld, de briefwisseling en de taal van het betwiste contract (2) of zelfs de mondelinge contacten ... Hierbij wordt aangenomen dat wanneer de wet de rechter toestaat zelf de taal aan te wijzen waarin de rechtspleging zal worden voortgezet (3), de taal die partijen hebben gebruikt bij de betwiste handelingen die aanleiding hebben gegeven tot het proces, doorslaggevend kan zijn voor de motivering van zijn beslissing om de verandering van taal te gelasten (4).
Indien de taal van de betwiste context niet het Nederlands of het Frans is, omdat beide zijn gebruikt of omdat gebruik is gemaakt van een vreemde taal (zoals het Engels voor handelsvennootschappen), blijft het criterium van de woonplaats gelden. Indien het criterium van de woonplaats wordt toegepast, staat dit voorstel de eiser toe de taal te kiezen waarin de akte tot inleiding van het geding wordt opgesteld op voorwaarde dat de verweerder woonachtig is in het Brusselse Gewest of in een gemeente met een bijzondere taalregeling : de zes faciliteitengemeenten worden dus behandeld als ging het om Brusselse gemeenten.
Deze oplossing stelt de eiser in staat om op objectieve gronden het initiatief te nemen met betrekking tot de taal van de rechtspleging, waarbij de verweerder eventueel om de verandering van taal kan verzoeken indien hij de door de eiser gekozen taal onvoldoende kent.
3. Het verzoek tot verandering van taal of tot verwijzing naar de rechtbank van eerste aanleg van de andere taalrol in burgerlijke zaken moet aan dezelfde vormvoorwaarden blijven voldoen als nu en kan dus door de rechter worden verworpen indien uit de gegevens van de zaak blijkt dat de verweerder voldoende kennis van de taal van de akte tot inleiding van de zaak heeft.
De mogelijkheid voor partijen om in onderling overleg de verwijzing naar de Brusselse rechtbank van eerste aanleg van de andere taalrol te verkrijgen, blijft eveneens bestaan.
Artikel 18
Het Hof van Cassatie meent dat wanneer zich een toestand voordoet die niet uitdrukkelijk door de wet van 15 juni 1935 geregeld is, voor het taalgebruik in de Brusselse rechtscolleges niet het in artikel 30 van de Grondwet bekrachtigde vrijheidsbeginsel wordt toegepast, maar de redenering naar analogie van het basissysteem dat is ingesteld door artikel 4, § 1 (5).
Volgens die rechtspraak moet, bij gebrek aan een uitdrukkelijke bepaling welke die situatie regelt, de zaak worden ingeleid « en néerlandais même s'il y a cinquante défendeurs bruxellois francophones et un défendeur domicilié en Flandre, et en français même s'il y a cinquante défendeurs bruxellois néerlandophones et un défendeur domicilié en Wallonie » (6).
Om dergelijke oplossing te voorkomen, wordt artikel 6 aangevuld om de taalregeling te organiseren wanneer er verscheidene verweerders zijn van wie sommigen in een eentalig taalgebied en anderen in het tweetalig gebied woonachtig zijn.
Artikel 19
Naar het voorbeeld van wat reeds bestaat in de rechtscolleges in een eentalig taalgebied en in de Brusselse rechtscolleges wanneer het gebruik van het Duits (7) gevraagd wordt, wordt voorgesteld het initiatief te laten aan de partijen, zelfs na de betekening van de akte tot inleiding van het geding, en hun toe te staan in onderling overleg de verwijzing van de zaak naar de rechtbank van eerste aanleg van de andere taalrol vragen.
Artikel 20
Aangezien onderhavig voorstel impliceert dat de twee Brusselse rechtbanken van eerste aanleg op grond van de nieuwe artikelen 1 en 2 van de wet van 15 juni 1935 eentalige rechtbanken zijn, is het niet nodig het huidige artikel 14 te wijzigen, aangezien dat laatste aan die rechtbanken de eentaligheid oplegt die nu geldt voor strafzaken.
Het eerste lid wordt gewoon aangevuld om de huidige regeling inzake verandering van taal voor de Brusselse strafrechtbanken, die geregeld wordt door artikel 16, § 2, van de wet van 15 juni 1935, te behouden.
Artikel 21
De huidige regeling inzake verandering van taal voor de Brusselse strafrechtbanken wordt opgeheven voor de correctionele kamers van de twee rechtbanken van eerste aanleg van Brussel, aangezien, krachtens artikel 14, de regeling van de eentalige rechtbanken op die kamers van toepassing is.
Artikel 22
Momenteel mogen de magistraten, in de rechtbanken van eerste aanleg, slechts kennis nemen van zaken die tot hun taalrol behoren, zelfs wanneer ze geslaagd zijn voor het tweetaligheidsexamen (8). Het handhaven van de eis dat in Brussel tweederde van de magistraten tweetalig moeten zijn en de gevolgen daarvan voor de gerechtelijke achterstand werden reeds door de rechtsleer aangeklaagd (9).
De behoefte aan tweetalige magistraten is a fortiori niet meer gerechtvaardigd nu er twee rechtbanken van eerste aanleg zijn, die weliswaar bevoegd zijn voor hetzelfde territoriale rechtsgebied, maar die alleen nog zullen oordelen over zaken in de taal van hun taalrol.
Er wordt bijgevolg voorgesteld de bepalingen op te heffen die de magistraten van de huidige rechtbank van eerste aanleg van Brussel tweetaligheid opleggen, aangezien op de twee nieuwe Brusselse rechtbanken van eerste aanleg dezelfde regeling zal worden toegepast als op de eentalige rechtbanken bedoeld in de artikelen 1 en 2 van de wet van 15 juni 1935.
Aan de tweetaligheid van de andere Brusselse rechtbanken wordt daarentegen niet geraakt en het parket blijft één, zoals thans het geval is.
Artikel 23
Dit artikel strekt ertoe te herinneren aan de eentaligheid van de twee rechtbanken van eerste aanleg van het gerechtelijk arrondissement Brussel, wat betekent dat de griffiers van die rechtbanken niet tweetalig moeten zijn.
Christine DEFRAIGNE. François ROELANTS du VIVIER. Clotilde NYSSENS. Isabelle DURANT. |
HOOFDSTUK I
Algemene bepaling
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
HOOFDSTUK II
Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek
Art. 2
In Boek I, Titel I, Hoofdstuk I, Afdeling I, van het tweede deel van het Gerechtelijk Wetboek wordt een artikel 65ter ingevoegd, luidende :
« Art. 65ter. — Voor de vredegerechten en de politierechtbanken waarvan de zetel gevestigd is in het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde en in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, worden de in dit hoofdstuk bedoelde taken van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, in overleg door de twee voorzitters van de Franstalige en de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg van het gerechtelijk arrondissement Brussel vervuld ».
Art. 3
Artikel 73 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met het volgende lid :
« In het gerechtelijk arrondissement Brussel zijn er twee rechtbanken van eerste aanleg. De ene is Franstalig, de andere Nederlandstalig ».
Art. 4
In artikel 88, § 1, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 15 juli 1970, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A) het derde lid wordt opgeheven;
B) het vierde lid wordt vervangen als volgt :
« Om de drie jaar brengen de voorzitters van de Franstalige en de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg waarvan de zetel in het gerechtelijk arrondissement Brussel gevestigd is, verslag uit bij de minister van Justitie over de behoeften van de dienst, op grond van het aantal zaken dat behandeld werd. ».
Art. 5
Artikel 186bis, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 december 1998, en vervangen bij de wet van 13 maart 2001 wordt aangevuld als volgt :
« De voorzitters van de Nederlandstalige en de Franstalige rechtbank van eerste aanleg in het gerechtelijk arrondissement Brussel treden gezamenlijk op als korpschef van de vrederechters, rechters in de politierechtbank, toegevoegde vrederechters en toegevoegde rechters in de politierechtbank die zitting houden in de vredegerechten en de politierechtbank waarvan de zetel gevestigd is in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad en in het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde. ».
Art. 6
Artikel 196 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 22 december 1998, wordt opgeheven.
Art. 7
In artikel 259quater, § 6, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 3 mei 2003, worden de woorden « voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel » vervangen door de woorden « voorzitter van de Nederlandstalige en de Franstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel ».
Art. 8
Artikel 288, tiende lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd door de wet van 17 februari 1997, wordt aangevuld als volgt :
« In het gerechtelijk arrondissement Brussel geschiedt de installatie van de vrederechters en de rechters in de politierechtbank, hun plaatsvervangers, hun hoofdgriffiers, griffiers en adjunct-griffiers voor één van de kamers van de Nederlandstalige of Franstalige rechtbank van eerste aanleg, naargelang van de taal van het diploma van licentiaat of doctor in de rechten of de taal waarvan betrokkene de kennis bewezen heeft. ».
Art. 9
Art. 412, 1º, van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld als volgt :
« aan de vrederechters en de rechters in de politierechtbank waarvan de zetel in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad of in het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde is gevestigd, door de voorzitter van de Nederlandstalige of Franstalige rechtbank van eerste aanleg, naargelang van de taalrol van die rechters; ».
Art. 10
In artikel 569, tweede en derde lid, van hetzelfde Wetboek, respectievelijk vervangen bij de wet van 22 april 1999 en ingevoegd bij de wet van 28 juni 1984, worden de woorden « is alleen de rechtbank van eerste aanleg » vervangen door de woorden « zijn alleen de rechtbanken van eerste aanleg ».
Art. 11
In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 622bis ingevoegd, luidende :
« Art. 622bis. — De Nederlandstalige en de Franstalige rechtbank van eerste aanleg van het gerechtelijk arrondissement Brussel zijn bevoegd om kennis te nemen van alle zaken waarvoor de territoriale bevoegdheid bepaald wordt door een plaats die zich in dat rechtsgebied bevindt, alsook van alle zaken van het rechtsgebied dat hun door de wet wordt toegewezen, wanneer de taal van de rechtspleging respectievelijk het Nederlands of het Frans is. ».
Art. 12
In artikel 627, 11º, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 11 april 1989, worden de woorden « voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel » vervangen door de woorden « voorzitter van de Nederlandstalige of Franstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel »;
Art. 13
In artikel 4, punt 7, tweede lid, van het bijvoegsel bij het Gerechtelijk Wetboek — Gebiedsomschrijving en zetel van hoven en rechtbanken — worden de woorden « rechtbank van eerste aanleg » vervangen door de woorden « rechtbanken van eerste aanleg ».
HOOFDSTUK III
Wijziging van de wet van 15 juni 1935
op het gebruik der talen in gerechtszaken
Art. 14
In artikel 1 van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, vervangen bij de wet van 23 september 1985, worden tussen het woord « Verviers, » en het woord « wordt » de woorden « alsook voor de Franstalige rechtbank van eerste aanleg van Brussel, » ingevoegd.
Art. 15
In artikel 2 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 23 september 1985, worden tussen het woord « Leuven, » en het woord « wordt » de woorden « alsook voor de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg van Brussel, » ingevoegd.
Art. 16
In artikel 3, tweede lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 10 oktober 1967 en gewijzigd bij de wet van 11 juli 1994, wordt voor de woorden « rechtbank van eerste aanleg » en voor de woorden « arbeidsrechtbank » het woord « Nederlandstalige » ingevoegd.
Art. 17
In artikel 4 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 10 oktober 1967, 23 september 1985 en 11 juli 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A) er wordt een § 1bis toegevoegd, luidende :
« § 1bis. — De vordering die voor één van de twee rechtbanken van eerste aanleg van het gerechtelijk arrondissement Brussel wordt ingesteld, wordt in het Frans voor de Franstalige rechtbank van eerste aanleg ingeleid indien de vordering over een Franstalige zaak gaat, en in het Nederlands voor de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg indien de vordering over een Nederlandstalige zaak gaat.
Om te bepalen of het om een Nederlandstalige of een Franstalige zaak in de zin van het vorige lid gaat, moet worden nagegaan welke taal partijen hebben gebruikt in de betwiste context die heeft geleid tot de adiëring van de rechtbank van eerste aanleg, in zoverre die taal het Nederlands of het Frans is, ongeacht de taal van het taalgebied waartoe de woonplaats van de verweerder behoort. Bij ontstentenis van een dergelijk criterium, wordt de zaak voor de Nederlandstalige of de Franstalige rechtbank van eerste aanleg gebracht, al naargelang de verweerder zijn woonplaats heeft in een gemeente zonder bijzondere taalregeling in het Nederlandse taalgebied of het Franse taalgebied, en voor één van beide rechtbanken naar keuze van de eiser, indien de verweerder zijn woonplaats heeft in een gemeente van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad of in een van de gemeenten die bedoeld worden in de artikelen 7 en 8 van de wetten op het taalgebruik inzake administratieve aangelegenheden, of wanneer hij geen gekende woonplaats in België heeft.
De rechtspleging wordt voortgezet in de taal waarin de akte tot inleiding van het geding is gesteld, tenzij de verweerder, voor alle verweer en alle exceptie, zelfs van onbevoegdheid, vraagt dat de rechtspleging wordt voortgezet voor de rechtbank van eerste aanleg van de andere taalrol. ».
B) in § 2, eerste lid worden de woorden « De bij de vorige alinea voorziene aanvraag » vervangen door de woorden « De aanvraag tot verandering van taal of tot verwijzing naar de rechtbank van eerste aanleg van de andere taalrol waarin voorgaande paragrafen voorzien »;
C) in § 3 worden de woorden « Dezelfde aanvraag tot voortzetting in de andere taal » aangevuld met de woorden « of de aanvraag tot voortzetting van de rechtspleging voor de rechtbank van eerste aanleg van de andere taalrol, ».
D) er wordt een paragraaf 3bis ingevoegd, luidende :
« § 3bis. — Niettegenstaande de in § 2 beschreven procedure, kunnen partijen in onderling overleg de geadiëerde rechtbank vragen dat de rechtspleging wordt voortgezet voor de Brusselse rechtbank van de andere taalrol. In dat geval beveelt de rechter de verwijzing naar die andere, door partijen aangewezen Brusselse rechtbank, niettegenstaande de regels inzake territoriale bevoegdheid. Zijn beslissing is noch voor beroep, noch voor verzet vatbaar. ».
Art. 18
In artikel 6 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 23 september 1985, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A) in § 1 wordt tussen het eerste en het tweede lid het volgende lid ingevoegd :
« Wanneer verscheidene verweerders in het Franse taalgebied of in het Nederlandse taalgebied, en in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad woonachtig zijn, wordt de taal gebruikt van de meerderheid van de verweerders. »;
B) er wordt een § 1bis ingevoegd, luidende :
« § 1bis. — Wanneer er voor de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg van Brussel of voor de Franstalige rechtbank van eerste aanleg van Brussel verscheidene verweerders zijn, wordt de taal van de rechtspleging bepaald overeenkomstig de vorige paragraaf, wat betekent dat de zaak eventueel wordt verwezen naar de anderstalige rechtbank van eerste aanleg van het gerechtelijk arrondissement Brussel. ».
Art. 19
In artikel 7 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 23 september 1985, en gewijzigd bij de wetten van 26 juni 1947, 9 augustus 1963 en 11 juli 1994, wordt tussen het tweede en het derde lid het volgend lid ingevoegd :
« Wanneer partijen voor de Franstalige of de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg van het gerechtelijk arrondissement Brussel eenstemmig vragen dat de zaak wordt verwezen naar de rechtbank van eerste aanleg van de andere taalrol van hetzelfde arrondissement, dan wordt de zaak naar dat rechtscollege verwezen. ».
Art. 20
In artikel 14 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1963, 23 september 1985 en 11 juli 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A) het eerste lid wordt aangevuld met de volgende volzin :
« Voor de correctionele kamers van de twee rechtbanken van eerste aanleg van het arrondissement Brussel, kan van die regel worden afgeweken overeenkomstig de bij artikel 16, § 2 voorgeschreven vormen. »;
B) in het tweede lid, worden de woorden « deze regel » vervangen door de woorden « de regel vermeld in de eerste volzin van het vorige lid ».
Art. 21
In artikel 16, § 1, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1963, 23 september 1985 en 11 juli 1994, vervallen de woorden « en voor de correctionele rechtbank van Brussel, rechtsprekende in eerste aanleg, ».
Art. 22
In artikel 43 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 10 oktober 1967, 23 september 1985, 11 juli 1994 en 17 juli 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A) in § 1, eerste lid, worden tussen de woorden « of plaatsvervangend rechter bij de rechtbank van eerste aanleg » en de woorden « , de arbeidsrechtbank » ingevoegd de woorden « of bij de Franstalige rechtbank van eerste aanleg van het gerechtelijk arrondissement Brussel, »;
B) in § 2, eerste lid, worden de woorden « tot een der in § 1 vermelde ambten » vervangen door de woorden « tot het ambt van voorzitter, ondervoorzitter, rechter of plaatsvervangend rechter bij de Franstalige rechtbank van eerste aanleg of bij de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg van het arrondissement Brussel, de arbeidsrechtbank of de rechtbank van koophandel, van procureur des Konings of substituut-procureur des Konings, van arbeidsauditeur of substituut-arbeidsauditeur, van werkend of plaatsvervangend vrederechter, werkend of plaatsvervangend rechter in een politierechtbank of van toegevoegd rechter in een vredegerecht of een politierechtbank, »;
C) in § 4, eerste lid, vervallen de woorden « van de rechtbank van eerste aanleg, »;
D) in § 4, tweede lid, vervallen de woorden « van de rechtbank van eerste aanleg, »;
E) in § 4 vervalt het derde lid;
F) in § 5, eerste lid, vervallen de woorden « de rechtbank van eerste aanleg, »;
Art. 23
In artikel 53, § 3, eerste lid, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 20 december 1957, en gewijzigd bij de wetten van 15 februari 1961, 9 augustus 1963, 23 september 1985, 11 juli 1994, 25 maart 1999, 27 april 2001 en 10 april 2003, wordt de volgende volzin toegevoegd :
« Deze regel is niet toepasselijk op de twee rechtbanken van eerste aanleg van het gerechtelijk arrondissement Brussel. ».
1 maart 2005.
Christine DEFRAIGNE. François ROELANTS du VIVIER. Clotilde NYSSENS. Isabelle DURANT. |
(1) Kamer van volksvertegenwoordigers, Vragen en Antwoorden nr. 51-058 van 20 december 2004, blz. 9140.
(2) Rb. Brussel, 2 februari 1960, JT, 1961; blz. 311.
(3) Wet van 15 juni 1935, art. 6, § 2, eerste lid, in fine.
(4) L. Lindemans, Taalgebruik in gerechtszaken, Leuven, Story-Scientia, 1973, blz. 90, nr. 149.
(5) Cass., 28 maart 1985, JT, 1985, blz. 685.
(6) M. Mahieu, opm. onder Cass., 28 maart 1985, JT, 1985, blz. 685.
(7) Wet van 15 juni 1935, art. 7.
(8) P. Vandernoot, « La législation linguistique applicable à Bruxelles », in Het statuut van Brussel — Bruxelles et son statut, Brussel, Larcier, 1999, blz. 397, nr. 54.
(9) Zie F. Gosselin, « Le lien entre l'arriéré judiciaire et l'emploi des langues en matière judiciaire : la situation bruxelloise » en vermelde verwijzingen. Te verschijnen in APT.