3-1023/1 | 3-1023/1 |
14 FEBRUARI 2005
In de door de Grondwet bepaalde context is elke verkiezingsdatum een beslissend moment voor de democratie.
De gemeenschaps- en gewestverkiezingen van 13 juni 2004 werden gekenmerkt door een groot succes voor extreem rechts.
Dit fenomeen moet de democratische politieke partijen tot nadenken stemmen, zowel op lokaal, gewestelijk en nationaal, als op internationaal niveau.
We mogen extreem rechts vandaag niet langer als een politiek randverschijnsel beschouwen. De partijen van deze strekking zijn erin geslaagd in de instellingen, het parlement en de media binnen te dringen.
Erger nog, ze laten hun extremistische taal varen en nemen nu een gestroomlijnd profiel aan met als enig doel zich « aanvaardbaar » te maken in de ogen van de publieke opinie alsook bij hun politieke tegenstanders.
Op dinsdag 9 november 2004 heeft het Hof van Cassatie geweigerd de vernietiging uit te spreken van het arrest van 21 april 2004 van het hof van beroep van Gent, dat op vordering van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en van de Vlaamse afdeling van de Liga voor mensenrechten, drie satellietverenigingen van het Vlaams Blok veroordeelde : de VZW's Vlaamse Concentratie, Nationalistische Omroepstichting en Nationalistisch Vormingcentrum.
Het hof van beroep van Gent oordeelt in zijn arrest dat die verenigingen wel degelijk wetens en willens hebben behoord tot en hun medewerking hebben verleend aan een groepering die kennelijk en herhaaldelijk discriminatie of segregatie heeft verkondigd.
Tevens onderstreept het dat die drie verenigingen blijkens hun maatschappelijk doel enkel zijn opgericht om deel te nemen aan de werking van het Vlaams Blok, door die partij financieel en materieel te steunen.
Op die manier staat vast dat die verenigingen en die partij de zogenaamde « wet Moureaux » van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme en xenofobie ingegeven daden met voeten hebben getreden.
Daarbij onderstreept het hof van beroep van Gent dat de kennelijk en herhaaldelijk bij het groot publiek door het Vlaams Blok en zijn satellietverenigingen verspreide discriminerende voorstellen uiting geven aan een door racisme en xenofobie ingegeven onverdraagzaamheid, welke onverenigbaar is met de waarden geldend in een democratische, vrije en pluralistische samenleving.
Dit wetsvoorstel strekt er hoofdzakelijk toe een systeem in te voeren waardoor de gronden van niet-verkiesbaarheid kunnen worden uitgebreid.
Het gaat om wijzigingen van of toevoegingen aan de wet van 6 juli 1990 tot regeling van de wijze waarop de Raad van de Duitstalige Gemeenschap wordt verkozen, waardoor extreem rechtse ideologieën en partijen met ideeën die strijdig zijn met de democratische beginselen van de Grondwet, van het Europees Verdrag van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en van het Internationaal Verdrag van 19 december 1966 inzake burgerrechten en politieke rechten kunnen worden bestreden.
Dit voorstel wordt aan het bestaande wettelijk arsenaal toegevoegd. Het gaat om een juridisch instrument dat de huidige wetgeving aanvult. Compromisloos pakt het de verkozenen aan van racistische en xenofobe partijen, die als dusdanig door rechter zijn erkend.
Artikel 2
Deze bepaling voegt twee gronden van niet-verkiesbaarheid toe voor de verkiezingen van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap. Ze beoogt :
1º hen die werden veroordeeld voor de misdrijven bedoeld in de wet van 30 juli 1981 of in de wet van 23 maart 1995;
2º hen die bestuurder zijn of geweest zijn van een vereniging die — zelfs met uitstel — veroordeeld is wegens één van de misdrijven bedoeld in de wet van 30 juli 1981 of in de wet van 23 maart 1995.
Francis DELPÉRÉE. |
Philippe MOUREAUX. |
Nathalie de T' SERCLAES. |
Isabelle DURANT. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
Artikel 5, § 1, eerste lid van de wet van 6 juli 1990 tot regeling van de wijze waarop de Raad van de Duitstalige Gemeenschap wordt verkozen wordt aangevuld als volgt :
« 5º niet veroordeeld zijn wegens misdrijven bedoeld in de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme en xenofobie ingegeven daden of op grond van de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de Tweede Wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd;
6º onverminderd de toepassing van de bepalingen waarin het 1º en het 2º voorzien, geen bestuurder zijn of geweest zijn van een vereniging die — zelfs met uitstel — veroordeeld is wegens één van de misdrijven bedoeld in de wet van 30 juli 1981 of in de wet van 23 maart 1995. ».
25 november 2004.
Francis DELPÉRÉE.
Philippe MOUREAUX. Nathalie de T' SERCLAES. Isabelle DURANT. |