3-650/1

3-650/1

Belgische Senaat

ZITTING 2003-2004

23 APRIL 2004


Wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en het Strafwetboek, om gedwongen huwelijken tegen te gaan

(Ingediend door mevrouw Mimount Bousakla en de heer Ludwig Vandenhove)


TOELICHTING


De wet van 4 mei 1999 tot wijziging van een aantal bepalingen betreffende het huwelijk, die in werking trad op 1 januari 2000, had onder meer tot doel de strijd aan te binden met schijnhuwelijken. Daartoe werden een aantal artikelen van het Burgerlijk Wetboek herschreven en andere in het wetboek ingevoegd. Daarbij zijn vooral van belang :

­ artikel 146bis, dat het schijnhuwelijk omschrijft als een middel om een verblijfsrechtelijk voordeel te bekomen;

­ artikel 167, dat de ambtenaar van de burgerlijke stand de mogelijkheid biedt het huwelijk niet te voltrekken.

Het opzet van de wettelijke regeling wordt uitvoerig toegelicht in de omzendbrief inzake de wet van 4 mei 1999 tot wijziging van een aantal bepalingen betreffende het huwelijk (Belgisch Staatsblad van 31 december 1999), waarbij wij uitdrukkelijk naar punt B, « Specifieke nietigheidsgrond », willen verwijzen.

Waar in artikel 167 uitdrukkelijk wordt bepaald dat de ambtenaar van de burgerlijke stand mag weigeren het huwelijk te voltrekken als hij van oordeel is dat de voltrekking strijdig is met de beginselen van de openbare orde, kan men zich afvragen of ook een gedwongen huwelijk, dat in een aantal culturen gebruikelijk is, daaronder begrepen moet worden. Naar onze mening alleszins wel.

Om evenwel alle discussie uit te sluiten, stellen wij voor om die gelijkstelling met het schijnhuwelijk, uitdrukkelijk in de wet op te nemen.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2

De nieuwe bepaling omschrijft het gedwongen huwelijk als een huwelijk dat, ondanks de formele toestemming, door een of beide partners niet uit vrije wil wordt aangegaan. Het ontbreken van de vrije wil kan afgeleid worden uit een geheel van omstandigheden, als omschreven in de omzendbrief inzake de wet van 4 mei 1999.

De invoeging van deze bepaling betekent uiteraard ook dat artikel 167 (mogelijkheid voor de ambtenaar van de burgerlijke stand om het huwelijk niet te voltrekken) van toepassing is. Ze maakt het bovendien mogelijk dat de nietigheid van het huwelijk, zoals bij schijnhuwelijken, wordt gevorderd door de echtgenoten zelf, andere belanghebbenden en het openbaar ministerie (artikel 184 van het Burgerlijk Wetboek).

Artikel 3

Aan artikel 184 wordt toegevoegd dat de nietigheid binnen het jaar wordt uitgesproken.

Artikel 4

In het Strafwetboek wordt een specifieke bepaling opgenomen teneinde het opzet om via het huwelijk de Belgische nationaliteit te bekomen strafbaar te stellen, waarbij tevens het verblijfsrechtelijk voordeel ontnomen kan worden.

Mimount BOUSAKLA.
Ludwig VANDENHOVE.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Artikel 146bis van het Burgerlijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 4 mei 1999, wordt aangevuld met het volgende lid :

« Er is evenmin een huwelijk wanneer, ondanks de gegeven formele toestemmingen tot het huwelijk, uit een geheel van omstandigheden blijkt, dat minstens een van de echtgenoten het huwelijk niet uit vrije wil aangaat. »

Art. 3

Artikel 184 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met het volgende lid :

« De rechter doet binnen het jaar uitspraak. »

Art. 4

In boek II, titel V, hoofdstuk IX, van het Strafwetboek, wordt een afdeling IV ingevoegd, luidende :

« Afdeling IV. Schijnhuwelijken en gedwongen huwelijken

Art. 321bis. ­ Met gevangenisstraf van zes maanden tot twee jaar en geldboete van vijftig euro tot tweehonderdvijftig euro wordt gestraft, hij die in België of in het buitenland een huwelijk aangaat met het opzet een verblijfsrechtelijk voordeel, verbonden aan de staat van gehuwde, te bekomen.

De rechter kan tevens het verval van het verblijfsrechtelijk voordeel uitspreken. »

8 januari 2004.

Mimount BOUSAKLA.
Ludwig VANDENHOVE.