3-595/1

3-595/1

Belgische Senaat

ZITTING 2003-2004

29 MAART 2004


Wetsvoorstel houdende wijziging van artikel 133 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 teneinde beter rekening te houden met de situatie van de eenoudergezinnen

(Ingediend door de heer René Thissen c.s.)


TOELICHTING


Net als elders in Europa is er in België een daling van het geboortecijfer (11,1 %), een daling van het vruchtbaarheidscijfer (1,6 kinderen per vrouw die de leeftijd heeft om kinderen te baren, tegen 2,25 in 1970), een daling van het aantal huwelijken, een stijging van het aantal geboorten buiten het huwelijk om, een toename van het aantal echtscheidingen en een stijging van het aantal eenoudergezinnen (1).

Één gezin op zes blijkt immers samengesteld uit een alleenstaande ouder, die belast is met de verzorging en de opvoeding van een of meer kinderen, als gevolg van een echtscheiding, het overlijden van de partner of de geboorte van een kind bij een alleenstaande volwassene. Zo zouden er in Wallonië 14 % eenoudergezinnen zijn, in Brussel 12 % en in Vlaanderen 9 %.

Uit de zeldzame sociologische studies terzake (2) blijkt ook dat 80 % van de kinderen tussen 0 en 19 jaar bij gehuwde ouders wonen, 4 % bij ongehuwde ouders, 12 % bij één ouder en 3 % anders.

Men gaat er ook van uit dat eenoudergezinnen zelden meer dan twee kinderen hebben en dat de scholingsgraad en dus het inkomen van alleenstaande ouders onder het gemiddelde ligt. In tegenstelling tot een beeld dat het brede publiek vrij vaak heeft, zouden niet alleen jonge vrouwen alleenstaande ouder zijn maar ook veertigers met kinderen van een zekere leeftijd. De vaders die alleen voor de opvoeding van hun kinderen zorgen, zouden een niet onaanzienlijke subgroep vormen (3).

Volgens diverse studies, waaronder die van I. Théry (4), is het individu de « basiscel » van de samenleving geworden. Het gezin is niet langer een vooraf bepaalde groep maar het netwerk dat naderhand tot stand komt door de betrekkingen tussen individuen die almaar zelfstandiger en electiever zijn.

De specialisten hebben het over de « individualisering van het gezin ». Aangezien het individu, dat ernaar streeft zijn eigenheid te bevestigen, de voorkeur geeft aan een electieve en intersubjectieve omgang, wordt het gezin gevarieerder : wettige gezinnen, natuurlijke gezinnen, tweeoudergezinnen, eenoudergezinnen en nieuw samengestelde gezinnen. De eenoudergezinnen en de instantgezinnen moeten niet langer worden beschouwd als alternatieve modellen, maar wel als episodes in de cyclus van het gezinsleven die volgen op een breuk in een koppel.

Op initiatief van de Interuniversitaire raad van de Franse Gemeenschap (CIUF) hebben Greet Van Cauwenberge en Scarlett Renoirte in 2001 een enquête uitgevoerd onder te titel « Gaten in het studiefinancieringsnet ­ Studenten uit mozaïekgezinnen » (5).

Volgens die enquête gaan de scheiding, het overlijden van de partner en het hertrouwen gepaard met een aantal sociaal-economische veranderingen. De moeilijke omstandigheden (problemen inzake bezoekrecht, last van de dagelijkse taken, financiële problemen enz.) hebben niet alleen gevolgen voor het welzijn van de volwassenen, maar ook voor dat van de kinderen.

Tal van eenoudergezinnen leven in moeilijke omstandigheden door het wegvallen van de enige kostwinner. Vooral vrouwen hebben met die situatie te kampen.

Zoals in de enquête wordt aangegeven, hangt de bestaanszekerheid voor veel vrouwen immers af van het gezin. Doordat ze niet zelfstandig kunnen zorgen voor hun levensonderhoud zijn ze bijzonder kwetsbaar als hun partner ze in de steek laat. De scheiding of de echtscheiding spelen hier geen beslissende rol, het zijn veeleer structurele factoren die aan de benadeelde situatie van de vrouw ten grondslag liggen : laag opleidingsniveau, gedragingen die zijn ingegeven door de sociale rolpatronen, geringe of onderbroken beroepservaring enz.

Zo stelt de studie een verslechtering van de financiële situatie vast, vooral bij de moeders die hoofd zijn van een eenoudergezin, als gevolg van het verschil tussen het vorige en het huidige inkomen en van de uitgaven in geval van echtscheiding of overlijden.

Men kan er zich weliswaar over verheugen dat de wet van 10 augustus 2001 houdende hervorming van de personenbelasting een bijkomende belastingvermindering toekent aan de eenoudergezinnen, maar dat neemt niet weg dat dit bedrag nog ruim ontoereikend lijkt om het hoofd te bieden aan de financiële behoeften waarmee die gezinnen te kampen hebben.

Daarom strekt dit wetsvoorstel ertoe de bijkomende belastingvrije som, zoals bepaald bij artikel 133 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen, te verhogen tot 2 280 euro voor elke afzonderlijk belaste belastingplichtige die een of meer kinderen ten laste heeft, teneinde fiscaal beter rekening te houden met de situatie van de eenoudergezinnen.

René THISSEN.
Clotilde NYSSENS.
Christian BROTCORNE.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In artikel 133, 1º, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, laatst gewijzigd bij de wet van 21 juni 2002, vervangen bij artikel 25, C, van de wet van 10 augustus 2001, wordt het bedrag « 870 euro » vervangen door het bedrag « 2 280 euro ».

Art. 3

Artikel 2 treedt in werking vanaf het aanslagjaar 2005.

5 maart 2004.

René THISSEN.
Clotilde NYSSENS.
Christian BROTCORNE.

(1) B. Bawin-Legros en V. Lenoir, « Le Fonctionnement du couple dans la société belge », Familles, modes d'emploi ­ Études sociologiques des ménages belges, De Boeck Université, 1999.

(2) Zie onder meer Martine Corijn, « Ontwikkelingen inzake partnerschap en ouderschap ­ Gezin(nen) in beweging », Handelingen van het colloquium van 11 juni 1998 ­ Raad van de gelijke kansen voor mannen en vrouwen ­ ministerie van Tewerkstelling en Arbeid.

(3) Koning Boudewijn Stichting, « Eenoudergezinnen. Welke oplossingen ? », Synthese van het colloquium dat plaatsvond te Brussel op 24 oktober 2000.

(4) I.Théry, « Couple, filiation et parenté aujourd'hui. Le droit face aux mutations de la famille et de la vie privée », Parijs, Ed. O. Jacobs, La Documentation française, 1998.

(5)http ://www.cfwb.be/ciuf/publications/EtudiantFamillemosaique.PDF.