3-375/1

3-375/1

Belgische Senaat

ZITTING 2003-2004

4 DECEMBER 2003


Voorstel van resolutie betreffende de Intergouvernementele Conferentie

(Ingediend door de heren Philippe Mahoux en Pierre Galand)


TOELICHTING


De indieners leggen de regering een lijst voor van de prioritaire kwesties met betrekking tot de onderhandelingen in de Intergouvernementele Conferentie.

Philippe MAHOUX.
Pierre GALAND.

VOORSTEL VAN RESOLUTIE


De Senaat,

A. gezien het ontwerp-verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa, opgesteld door de Conventie over de toekomst van Europa;

B. gezien zijn resoluties nr. 2-965 van 3 december 2001 betreffende de toekomst van Europa gericht aan de Europese Raad van Laken, nr. 2-923 van 4 oktober 2001 betreffende de verklaring van Laken en nr. 2-451 van 23 mei 2000 betreffende de Intergouvernementele Conferentie van 2000;

C. gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie;

D. gezien de mededeling van de Europese Commissie « Een Grondwet voor de Unie »;

E. gezien de nota « Standpunt van de Belgische regering inzake de Intergouvernementele Conferentie »,

F. gezien resolutie nr. 117 van de Assemblee van de West-Europese Unie « De perspectieven van het Europees veiligheids- en defensiebeleid ­ Bijdrage aan de Intergouvernementele Conferentie ».

G. vaststellend dat de methode van de Conventie zijn nut op het vlak van de voorbereiding van de herziening van de Europese verdragen heeft bewezen en dat die methode een weliswaar minimaal doch evenwicht vergelijk mogelijk heeft gemaakt;

H. met tevredenheid vaststellend dat het ontwerp van Grondwet :

a) een nieuwe fase inluidt op de weg naar de vastlegging in een grondwet van de Europese verdragen,

b) de bestaande verdragen grondig herschikt in een basisdeel (met inbegrip van het Handvest van de grondrechten) dat dienst doet als Grondwet en in een deel dat uitvoeringsbepalingen bevat,

c) de Europese Unie rechtspersoonlijkheid geeft, de bevoegdheden van de Unie beter definieert en bijdraagt tot het beter functioneren van de instellingen van de Unie,

vraagt aan de regering, tijdens de onderhandelingen in de Intergouvernementele Conferentie, rekening te houden met wat volgt :

1. De fundamentele evenwichten van het ontwerp van Grondwet mogen niet opnieuw in twijfel worden getrokken. Dat belet niet dat de IGC het ontwerp van Grondwet nog kan verbeteren, verduidelijken en voltooien.

2. Al lijken de onderhandelingen niet die richting uit te gaan, toch moet verder worden gepleit voor de oprichting van de Raad Wetgeving en Algemene Zaken. Die zal immers een daadwerkelijke coördinatie en een reële samenhang van het beleid van de Unie waarborgen. De rotatieregels voor het voorzitterschap van de formaties van de Raad van Ministers moeten verder worden verduidelijkt teneinde een evenwicht tussen de lidstaten te garanderen.

3. De nieuwe regels betreffende de gekwalificeerde meerderheid dragen bij tot de transparantie van de besluitvorming binnen de Raad. Ze benadrukken de gelijkheid van de lidstaten. Die regels moeten worden gebruikt zodra het nieuwe verdrag van toepassing is. De werkingssfeer van de gekwalificeerde meerderheid moet dringend uitgebreid worden tot de beleidsvlakken die vandaag nog steeds door de regel van de eenparigheid worden beheerst, hoofdzakelijk op sociaal en fiscaal gebied. Daarnaast zou in de Grondwet een horizontale sociale clausule moeten worden opgenomen die het mogelijk maakt om in alle beleidsdomeinen van de Unie rekening te houden met de sociale dimensie. Wat betreft artikel 24.4, moet de Europese Raad met een versterkte gekwalificeerde meerderheid kunnen besluiten dat de Raad een bevoegdheid met gekwalificeerde meerderheid mag uitoefenen. De uitbreiding van de gekwalificeerde meerderheid moet gepaard gaan met de uitbreiding van het medebeslissingsrecht van het Europees parlement.

4. De rol van de Europese Commissie als onafhankelijk orgaan dat het algemeen Europees belang behartigt, moet gevrijwaard en versterkt worden. Daartoe is een sterke en doeltreffende Commissie onontbeerlijk. Dat doel kan slechts worden bereikt door een Commissie samengesteld uit een beperkt aantal leden. Het vergelijk bepaald in artikel 25 is aanvaardbaar en moet toegepast worden op de volgende Commissie die zal aangesteld worden na de Europese verkiezingen van juni 2004.

5. Wat betreft artikel 21, aangaande de voorzitter van de Europese Raad, is het wenselijk de laatste zin van het tweede punt weg te laten. Aldus zal elke verwarring tussen de rol van voorzitter van de Europese Raad en die van Europees minister van Buitenlandse Zaken vermeden worden. Bovendien moet worden gewaarborgd dat de Voorzitter van de Europese Raad geen gelijklopende rol uitoefent als de Voorzitter van de Commissie, omdat zulks de goede werking van de communautaire methode zou schaden.

6. Wat betreft artikel 28, over het Hof van Justitie, is het wenselijk dat de nationale parlementen de mogelijkheid zouden hebben om rechtstreeks een beroep in te stellen bij het Hof. Op dezelfde wijze moeten de regio's met wetgevende bevoegdheden ook een directe toegang tot het Hof van Justitie krijgen.

7. Wat betreft het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, alsook het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid, moet bijzondere aandacht geschonken worden aan de democratische controle. De benadering van de Europese Unie moet volledig zijn in de zin dat zij de verschillende dimensies van veiligheid moet omvatten (mensenrechten, politiek-militair, economisch en milieu) overeenkomstig de beginselen van samenwerking die ten grondslag lagen aan het Helsinki-proces. De mechanismen van nauwere samenwerking en gestructureerde samenwerking inzake defensie moeten worden gevrijwaard, met inbegrip van hun eigen toepassingsregels.

8. Met het oog op het bereiken van de doelstellingen vermeld in artikel 3 van het ontwerp van grondwettelijk verdrag (met name volledige werkgelegenheid en sociale vooruitgang) moet het eengemaakte monetaire beleid van de Unie aangevuld worden met een versterkte coördinatie van de economische beleidsvormen van de lidstaten. Bovendien moeten bijkomende inspanningen geleverd worden om, in het kader van de Raad, de autonomie van de landen van de eurozone te versterken. Ten slotte zou, indien het verloop van de onderhandelingen het toelaat, de bevordering van kwalitatieve diensten van algemeen belang moeten toegevoegd worden aan de doelstellingen van de Unie.

9. Wat betreft de financiën van de Unie, is er reden om een systeem van eigen gemeenschappelijke financiering in te voeren.

10. De opname van het Handvest voor de grondrechten in de kern van het ontwerp van grondwettelijk verdrag is onmiskenbaar een vooruitgang, maar dat belet niet dat er tekortkomingen blijven bestaan wat betreft de sociale rechten die in het Handvest zijn opgenomen.

11. De opname van het Handvest voor de grondrechten in het ontwerp van grondwettelijk verdrag zal borg staan voor de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst. De tekst van de preambule eerbiedigt het geheel van overtuigingen en gevoeligheden. Het is essentieel dat het beginsel van de scheiding van Kerk en Staat bevestigd wordt.

12. Wat betreft het protocol over de rol van de nationale parlementen, is het wenselijk dat de Conferentie van commissies voor Europese aangelegenheden bijdragen kan leveren aan elke instelling van de Europese Unie.

13. Het is aangewezen om de procedure voor de herziening van deel III over « het beleid en de werking van de Unie » van het toekomstige grondwettelijk verdrag te versoepelen.

26 november 2003.

Philippe MAHOUX.
Pierre GALAND.