3-116/1

3-116/1

Belgische Senaat

BUITENGEWONE ZITTING 2003

22 JULI 2003


Wetsvoorstel houdende toekenning van dotaties aan de leden van de koninklijke familie

(Ingediend door de heer René Thissen c.s.)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 23 april 2002 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 2-1113/1 ­ 2001/2002).

Het voorstel sluit aan bij de oprichting tijdens de zittingsperiode 1999-2003 van de werkgroep « Dotaties » van de Senaat, op initiatief van de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Het voorstel wil een wettelijk kader scheppen voor de toekenning van dotaties aan de leden van de koninklijke familie en hiervoor een aantal objectieve criteria vastleggen die in de toekomst ­ vanaf de eedaflegging van de opvolger van Albert II ­ zullen bepalen wie een dotatie kan genieten.

Wij herinneren eraan dat de dotatie, in tegenstelling tot de civiele lijst, niet in de Grondwet is opgenomen. Artikel 89 van de Grondwet bepaalt immers : « De civiele lijst wordt door de wet vastgesteld voor de duur van de regering van elke Koning. » De civiele lijst is een « publiekrechtelijke forfaitaire dotatie die door de Staat aan de Koning wordt toegekend om zijn verplichtingen als staatshoofd te kunnen nakomen » (1). Orban heeft erop gewezen dat de lijst tot doel heeft « aan de hoogste overheid van het land de luister, het prestige en de onafhankelijkheid te waarborgen die haar eigen moeten zijn, niet alleen op binnenlands vlak, maar ook op het vlak van haar internationale betrekkingen » (2). De parlementaire stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers verduidelijken bovendien dat de lijst niet gelijkgesteld mag worden aan een wedde, een vergoeding of een schenking, omdat zij een middel is waarmee de Koning de aan zijn hoge taak verbonden officiële taken kan vervullen; voor de Staat gaat het om een politieke verplichting (3).

De dotatie streeft een soortgelijk doel na en wil de nodige waardigheid en neutraliteit verlenen aan de leden van de koninklijke familie die welbepaalde functies bekleden of zullen bekleden in onze instellingen. Het feit dat zij de hun toegewezen functies moeten vervullen, rechtvaardigt dat de wetgever hun een bijzonder en forfaitair krediet toekent.

De keuze van de begunstigden is dus ingegeven uit functionele overwegingen, en niet uit persoonlijke of familiale overwegingen. Bijgevolg is het zeer goed denkbaar dat broers en zusters een verschillende behandeling krijgen naar gelang van de functies die zij moeten bekleden.

De dotaties worden persoonlijk en voor het leven toegekend. Zij mogen in geen geval overgedragen of in beslag genomen worden.

De voorgestelde regeling voorziet in een levenslange dotatie aan de vermoedelijke troonopvolger en aan zijn eerste opvolger vanaf de leeftijd van achttien jaar, op voorwaarde dat zij op dat ogenblik die hoedanigheid nog steeds bekleden. Hun weduwen of weduwnaars ontvangen eveneens een dotatie.

Concreet betekent dit ten eerste dat de vermoedelijke troonopvolger en diens eerste opvolger vóór de leeftijd van achttien jaar geen dotatie ontvangen. Vervolgens betekent dit dat iemand die op zeker ogenblik eerste opvolger was voordat hij of zij de leeftijd van achttien jaar bereikt had en die het op die leeftijd niet meer is, geen dotatie zal ontvangen. Ten slotte, als iemand eerste opvolger wordt nadat hij de leeftijd van achttien jaar bereikt heeft, zal hij of zij voor de rest van zijn leven een dotatie blijven ontvangen, aangezien deze levenslang toegekend wordt.

Zo voorziet het wetsvoorstel ook in een dotatie voor het ontslagnemende staatshoofd en voor de persoon die de functie van regent waargenomen heeft, ongeacht de duur van het regentschap. Aan de weduwe of weduwnaar van die personen wordt ook een dotatie toegekend.

De dotaties zouden trimestrieel en vooruit betaald worden. Het wetsvoorstel stelt voor de betalingswijze en de bedragen van de dotaties te regelen bij een in de Ministerraad overlegd koninklijk besluit. Dit moet voorkomen dat de beginselen van deze wet herhaaldelijk ter discussie worden gesteld. De wet voorziet ook in een herziening van de dotaties.

Ten slotte stelt de wet uitdrukkelijk dat de thans toegekende dotaties behouden blijven, ook bij de toekomstige troonsbestijging van de opvolger van Albert II.

René THISSEN.
Christian BROTCORNE.
Clotilde NYSSENS.
Luc PAQUE.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Dit artikel regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Ten laste van de Schatkist wordt een levenslange dotatie toegekend aan de vermoedelijke troonopvolger en aan zijn eerste opvolger vanaf het ogenblik dat zij de leeftijd van achttien jaar bereikt hebben en op voorwaarde dat zij op dat ogenblik nog steeds die hoedanigheid bezitten.

Bij overlijden van de vermoedelijke troonopvolger of van zijn eerste opvolger wordt ten laste van de Schatkist een levenslange dotatie toegekend aan de overlevende echtgenoot of echtgenote.

Art. 3

Ten laste van de Schatkist wordt een levenslange dotatie toegekend aan de Koning of Koningin die opgehouden is met regeren en aan degene die de functie van Regent waargenomen heeft.

Bij overlijden van de Koning of Koningin, alsook van de Regent of Regentes wordt ten laste van de Schatkist een levenslange dotatie toegekend aan de overlevende echtgenoot of echtgenote.

Art. 4

De dotaties vermeld in de artikelen 2 en 3 worden trimestrieel en vooruit betaald.

Art. 5

De Koning bepaalt het bedrag en de betalingswijze van de dotaties vermeld in de artikelen 2 en 3 bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.

Art. 6

De dotaties worden automatisch en jaarlijks aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen bij overschrijding van een van de spilindexen.

Onder spilindex wordt verstaan de getallen van een reeks waarvan het eerste het indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand december 2001 is en elk van de volgende verkregen wordt door het voorgaande te vermenigvuldigen met 1,02.

De dotaties worden om de drie jaar herzien op basis van de ontwikkeling van de reële salarissen in de diensten van het algemeen bestuur van de federale Staat en van de stijgingen van de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid.

Art. 7

Deze wet doet geen afbreuk aan de eerder toegekende dotaties.

Art. 8

Deze wet treedt in werking de eerste dag na de eedaflegging van de opvolger van Zijne Majesteit Albert, Félix, Humbert, Théodore, Christian, Eugène, Marie, Koning der Belgen.

23 juni 2003.

René THISSEN.
Christian BROTCORNE.
Clotilde NYSSENS.
Luc PAQUE.

(1) A. Molitor, « La fonction royale en Belgique », Brussel, CRISP, 1994, blz. 173.

(2) Geciteerd door J. Hendrickx, eerste adviseur bij het bestuur van de Begroting, in een onuitgegeven coördinatiestudie betreffende de civiele lijst en de verschillende dotaties aan de koninklijke familie, 1968.

(3) Stuk Kamer, 1926-1927, nr. 216.