3-105/1

3-105/1

Belgische Senaat

BUITENGEWONE ZITTING 2003

22 JULI 2003


Wetsvoorstel tot invoering van een zelfredzaamheidsverzekering in de wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen

(Ingediend door de heer René Thissen c.s.)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 2 april 2002 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 2-1092/1 ­ 2001/2002).

De vergrijzing van de bevolking van de westerse landen is een onbetwistbaar statistisch feit. De demografische uitdaging mag niet afzonderlijk worden aangepakt aangezien ze past in de algemene problematiek van de sociale bescherming in de toekomst. Vele factoren beïnvloeden de sociale bescherming zonder dat het mogelijk is de impact ervan met zekerheid te voorspellen. Het gaat vooral om factoren zoals het peil van de economische groei, de ontwikkeling van de werkgelegenheid, de inkrimping van het overheidstekort of nog de ontwikkeling van de rentevoeten.

Alleen de demografische factoren kunnen met voldoende zekerheid worden ingeschat. Het gaat om de combinatie van twee fenomenen : de toename van het aantal bejaarden en de stijging van de gemiddelde levensduur.

Uit die inschatting kunnen twee zaken worden afgeleid :

­ een kleiner wordende beroepsbevolking, wat leidt tot een verstoord evenwicht in de pensioenregeling;

­ de toename van de uitgaven voor gezondheidszorg die kenmerkend zijn voor een bejaarde bevolking.

De gestegen levensverwachting gaat gepaard met de toename van gezondheidsproblemen waardoor tevens aanzienlijk meer een beroep wordt gedaan op medische en sociale dienstverlening.

De gezondheid van de ouderen

Men mag uit de vergrijzing van de bevolking niet afleiden dat de meeste bejaarden afhankelijk en kwetsbaar zijn. De meesten onder hen verkeren in goede gezondheid.

Op 60 jaar hebben de vrouwen in de Europese Unie een gemiddelde levensverwachting van 22,1 jaar, en de mannen van 17,8 jaar.

Uit de recentste onderzoeken blijkt echter dat de bejaarden vooral aan chronische ziekten lijden, waarvan het aantal toeneemt met de leeftijd. De vrouwen zijn meer getroffen dan de mannen.

Het ziektecijfer van de ouderen is gekenmerkt door een veelheid aan pathologieën. De 65-plussers lijden gemiddeld aan 2.5 ziekten die een geneeskundige behandeling vereisen. Uit een klinisch-diagnostisch oogpunt zou slechts 15 % van de 75 tot 80-jarigen in goede gezondheid verkeren.

Subjectief verklaart twee derde van de 60-plussers dat ze in « goede gezondheid » verkeren en blijkt meer dan de helft van de 80-plussers niet beperkt te zijn in zijn activiteiten (1).

De afhankelijkheid mag niet alleen op fysiek en materieel vlak worden beschouwd. Ook de relationele, familiale en sociale situatie van de bejaarden werkt in op zijn (on)afhankelijkheid.

Het afhankelijkheidsonderzoek zal dan ook worden uitgevoerd aan de hand van een beoordeling van zowel het psychisch als mentaal of sociaal functioneren van de persoon.

Thans wordt de afhankelijkheid van de bejaarden ten dele vergoed door de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden (THAB), die wordt toegekend aan de 65-plussers van wie vaststaat dat ze geen of een beperkte zelfredzaamheid hebben.

Die tegemoetkoming is vastgesteld in de wetgeving op de gehandicaptenuitkeringen. Het betreft een bijstandsuitkering die wordt toegekend na een onderzoek naar het inkomen.

Het forfaitair bedrag van de uitkering hangt af van de zelfredzaamheidsgraad die wordt berekend aan de hand van een medisch-sociale schaal. Dat bedrag wordt verminderd met het inkomen van de gehandicapte, van zijn echtgenoot of de persoon met wie hij een huishouden vormt. Daarbij worden bepaalde bovengrenzen gehanteerd. In geval van opname in een instelling die geheel of ten dele ten laste van de overheid komt, wordt de betaling van de THAB ten belope van twee derde van het bedrag gestaakt.

De tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden is reeds een zelfredzaamheidsuitkering. Dit wetsvoorstel beoogt die uitkering te vervangen, teneinde de tenlasteneming van de afhankelijkheid te verruimen.

Doelstellingen van het wetsvoorstel

Dit wetsvoorstel strekt ertoe de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden te hervormen en te verruimen :

­ de tegemoetkoming moet worden verruimd zodat iedereen die onderworpen is aan een stelsel van onderlinge verzekering ze kan genieten, ongeacht zijn inkomen. Die tegemoetkoming wordt dan een echte zelfredzaamheidsuitkering;

­ de tegemoetkoming moet worden hervormd teneinde een bijstandsuitkering om te vormen tot een socialezekerheidsuitkering.

De zelfredzaamheidsuitkering zal de mogelijkheid bieden :

­ een persoonlijke onafhankelijkheid te waarborgen aan bejaarden die als gevolg van diverse handicaps de hulp van verschillende personen nodig hebben : familieleden, beroepsmensen en vrijwilligers. Die afhankelijkheid brengt kosten met zich waardoor de persoon, bij gebrek aan voldoende inkomsten, ook op andere vlakken (psychologisch, affectief) afhankelijk wordt.

­ een persoonlijke onafhankelijkheid te waarborgen aan bejaarden die niet in hun woning kunnen blijven wonen en naar een rusthuis moeten gaan.

Voor de thuiswonende ouderen kan de opeenhoping van de niet-terugbetaalde gedeelten van de verzorging, de geneesmiddelen en de diverse vormen van hulp leiden tot bedragen die zwaar drukken op het pensioen. Bovendien kan het voor de bejaarde opportuun of zelfs nodig zijn om het inkomensverlies goed te maken van een valide gezinslid dat een betaald werk buitenshuis opgeeft om zich met hem bezig te houden.

Een bejaarde die in een rusthuis verblijft, moet betalen voor dat verblijf, dat niet begrepen is in de kosten voor verzorging. Die kosten komen voor rekening van de ziekteverzekering, maar het verblijf in een rusthuis is ten laste van de bejaarde. Thans bedraagt het bedrag van het ouderdomspensioen gemiddeld 790 euro. Dat houdt in dat een groot aantal gepensioneerden een pensioen hebben dat lager ligt dan hun verblijfkosten.

Als men ervan uitgaat dat de verblijfkosten 870 euro per maand bedragen (een raming die nogal aan de lage kant ligt), begrijpt men dat in tal van rusthuizen een derde van de residenten de maandelijkse factuur niet kan betalen en dus afhangt van een bijdrage van hun familie of van het OCMW die het saldo bijpast.

De OCMW's beslissen vrijelijk over het bescheiden bedrag aan zakgeld waarover de bejaarde mag beschikken voor kleren en diverse kleine uitgaven.

Sommige mensen brengen hun levensavond dan ook in afhankelijkheid en in grote armoede door.

De huidige tegemoetkomingen

Voor de toekenning van de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden (THAB) gelden vier categorieën, die respectievelijk op 2 897 euro, 3 522 euro, 4 147 euro en 5 039 euro per jaar recht geven, naar gelang van een toenemende graad van zelfredzaamheidsverlies dat wordt vastgesteld volgens precieze criteria (artikel 3 van het koninklijk besluit van 5 maart 1990 betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 19 september 2000). Het volle bedrag van de THAB wordt echter alleen toegekend aan personen wier inkomen lager ligt dan 4 655,8 euro per jaar voor de samenwonenden, 7 072,5 euro per jaar voor de alleenstaanden en 9 391,6 euro per jaar voor de personen met gezinslast (artikel 4 van het voormelde koninklijk besluit). Het gedeelte van het inkomen dat boven die bedragen ligt, wordt afgetrokken van het bedrag van de THAB.

Tal van afhankelijke bejaarden met een gemiddeld of zelfs bescheiden pensioen kunnen de THAB in haar huidige vorm niet genieten. Beter bemiddelden kunnen daarentegen « zelfredzaamheidsverzekeringen » sluiten bij privé-maatschappijen. Zodoende ontstaat een duale samenleving bij de senioren. Er moet tevens worden op gewezen dat de THAB met twee derde wordt verminderd in geval van opname in een instelling die geheel of gedeeltelijk ten laste is van de overheid. Dat verklaart waarom veel in een rusthuis verblijvende ouderen het moeilijk hebben. Er zij echter op gewezen dat de RIZIV-forfaits voor de verzorging in rusthuizen niet als een overheidsuitgave worden beschouwd.

Thans krijgen 81 578 personen de THAB. Daarbij komen 14 223 personen die hetzij een aanvullende tegemoetkoming krijgen, of een tegemoetkoming voor hulp van een derde. De jaarlijkse uitgave voor de THAB bedraagt 190,6 miljoen euro. De jaarlijkse uitgave voor de andere uitkeringen voor de senioren bedraagt slechts 3,5 miljoen euro. Het gemiddelde maandbedrag is 194,3 euro.

Dit wetsvoorstel strekt ertoe :

1º de bovengrens van het inkomen dat in aanmerking komt voor toekenning van de THAB af te schaffen; die wordt een algemene zelfredzaamheidsverzekering, die niet langer onder de sociale bijstand maar onder de sociale zekerheid valt;

2º vijf afhankelijkheidscategorieën te handhaven;

3º het bedrag voor de personen die op hun privé-adres wonen in twee gelijke delen te splitsen : de ene helft in baar geld en de andere helft in de vorm van « dienstencheques ». Dankzij die « dienstencheques » zal de ontwikkeling van diensten voor buurthulp worden gestimuleerd. Daarenboven kunnen ze worden toegekend op de wijze die door de gemeenschappen wordt bepaald.

4º het genot van de zelfredzaamheidsverzekering te verlenen op basis van de beslissing van de adviserend geneesheer van de verzekeringsinstelling van de betrokken persoon. Die beslissing wordt gegrond op een dossier dat is voorbereid in samenwerking met de sociale dienst en met ieder ander persoon wiens oordeel nuttig wordt geacht. Het aldus tot stand gekomen contact met de bejaarde zal hem helpen zelf zijn leefomgeving zo goed mogelijk te kiezen. Om de twee jaar wordt met de bejaarde contact opgenomen om het toegekende bedrag eventueel aan te passen en de verschillende vormen van thuishulp bij te sturen. Die opvolging kan ook een vorm van preventie zijn met betrekking tot mishandeling;

5º de nieuwe regeling gefaseerd in te voeren, gelet op het aantal samen te stellen dossiers en op de noodzaak rekening te houden met de geleidelijk opgedane ervaring in verband met de uitvoering van de procedure, en wel op de volgende wijze :

­ het behoud van de momenteel verkregen rechten;

­ voor de nieuwe gerechtigden : het eerste jaar zal de regeling gelden voor degenen die ouder zijn dan 85 jaar, het tweede jaar voor degenen die ouder zijn dan 75 jaar en het derde jaar voor al degenen die ouder zijn dan 65 jaar;

6º de tegemoetkoming niet te verminderen in geval van verblijf in een instelling : de zelfredzaamheidstegemoetkoming is immers een socialezekerheidsuitkering;

7º de verschillende tegemoetkomingen aan bejaarden geleidelijk af te schaffen want zij overlappen de zelfredzaamheidsverzekering.

Organisatie en financiering van de zelfredzaamheidsverzekering

Dit wetsvoorstel strekt ertoe de zelfredzaamheidsverzekering te integreren in de sociale zekerheid door ze in de ziekteverzekering op te nemen als derde regeling naast die voor geneeskundige verzorging en uitkeringen.

De invoering van de zelfredzaamheidsverzekering als onderdeel van de sociale zekerheid impliceert het innen van een bijdrage en het uitbetalen van een zelfredzaamheidsuitkering. De zelfredzaamheidsverzekering zal worden gefinancierd met zelfredzaamheidsbijdragen waarvan de grondslag gevormd wordt door de beroepsinkomsten en de vervangingsinkomens.

Evaluatie van de jaarlijkse begrotingskosten

Uitgaande van ­ een vermoedelijk maximalistische hypothese ­ dit wil zeggen een gemiddeld maandbedrag van 300 euro per persoon en 150 000 gerechtigden, zullen de jaarlijkse kosten 300 euro × 12 × 150 000 bedragen, dit wil zeggen 540 miljoen euro; van dat bedrag worden de huidige 194 miljoen euro afgetrokken, of na drie jaar ­ op kruissnelheid ­ nog eens 346 miljoen euro. Er zij nog onderstreept dat de algemene zelfredzaamheidsverzekering de uitgaven van de OCMW's zal doen dalen.

Er worden geen sociale bijdragen noch belastingen geheven op de in contanten uitbetaalde tegemoetkomingen in het kader van de zelfredzaamheidsverzekering. Die tegemoetkomingen zijn niet vatbaar voor beslag en kunnen ook niet worden overgedragen.

De Koning wordt gemachtigd om de verordenende maatregelen te nemen die nodig zijn om de toepassing van de bepalingen van deze wet op zelfstandigen te waarborgen.

René THISSEN.
Christian BROTCORNE
Clotilde NYSSENS.
Luc PAQUE.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In artikel 1 van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen worden de volgende wijzigingen aangebracht :

A. de woorden « in twee onderscheiden takken » worden vervangen door de woorden « in drie onderscheiden takken »;

B. het artikel wordt aangevuld als volgt : « , de derde op de zelfredzaamheidsverzekering ».

Art. 3

In de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen worden in artikel 9bis de woorden « of de uitkerings- en moederschapsverzekering » vervangen door de woorden « , de uitkerings- en moederschapsverzekering of de zelfredzaamheidsverzekering », in artikel 80 de woorden « en de moederschapsuitkeringen » vervangen door de woorden « , de moederschapsuitkeringen en de zelfredzaamheidsuitkering », in de artikelen 159, 161 en 164 de woorden « en de moederschapsverzekering » vervangen door de woorden « , de moederschapsverzekering en de zelfredzaamheidsverzekering » en in artikel 193 de woorden « en ingevolge moederschap » vervangen de door woorden « , ingevolge moederschap en met het oog op de zelfredzaamheid ».

Art. 4

In dezelfde wet wordt een titel Vbis ingevoegd, luidende :

« Titel Vbis. ­ Zelfredzaamheidsverzekering.

HOOFDSTUK I

Instellingen

Art. 117bis

De zelfredzaamheidsverzekering wordt geleid en beheerd door de instellingen en de organen die bevoegd zijn inzake zelfredzaamheidsverzekering.

In zoverre de bepalingen van deze titel geen afwijkingen bevatten, hebben die instellingen en organen ten aanzien van de zelfredzaamheidsverzekering dezelfde bevoegdheden als ten aanzien van de uitkeringsverzekering.

Art. 117ter

Bij de Dienst voor uitkeringen wordt een Overeenkomstencommissie voor de zelfredzaamheidsverzekering opgericht die ermee belast wordt de nadere regels voor de verstrekkingen van zelfredzaamheidsverzekering te bepalen, zoals die in deze wet zijn gedefinieerd.

De Koning bepaalt de samenstelling en de regels voor de werking van die commissie.

HOOFDSTUK II

Definities

Art. 117quater

In de zin van deze titel dient te worden verstaan onder :

1º zelfredzaamheidsverstrekkingen : alle bij deze titel bepaalde verstrekkingen;

2º hulp- en verzorgingsdiensten : de door de gewesten erkende diensten voor thuishulp en -zorg;

3º instellingen voor hulp- en verzorging : de rusthuizen, rust- en verzorgingstehuizen, de dagcentra voor bejaarden, en de psychogeriatrische inrichtingen. De Koning kan bepalen welke soorten instellingen onder dit begrip vallen;

4º afhankelijke persoon : persoon voor wie de zelfredzaamheidsverstrekkingen zijn aangevraagd of aan wie ze zijn toegekend;

5º cel voor sociale oriëntering : de cel die bij de verzekeringsinstelling is opgericht en die belast is met het onderzoek van het dossier voor de aanvraag van het recht op zelfredzaamheidsverstrekkingen.

HOOFDSTUK III

Doel van de zelfredzaamheidsverzekering

Art. 117quinquies

De zelfredzaamheidsverzekering heeft tot doel :

1º de zorg voor de hulp aan en de verzorging van de thuiswonende afhankelijke bejaarde door middel van :

­ verstrekkingen in natura door hulp- en verzorgingsdiensten ten belope van de helft van het bedrag van de zelfredzaamheidstegemoetkoming;

­ verstrekkingen in contanten ten belope van de helft van het bedrag van de zelfredzaamheidstegemoetkoming.

2º de zorg voor de hulp aan en de verzorging van de afhankelijke bejaarde in een instelling voor hulp en verzorging door middel van rechtstreeks aan de bejaarde toegekende verstrekkingen in contanten.

HOOFDSTUK IV

Personen die voor een zelfredzaamheidsverzekering in aanmerking komen

Art. 117sexies

Al wie ten minste 65 jaar oud is, maakt, als zijn gezondheidstoestand dat verantwoordt, aanspraak op een zelfredzaamheidstegemoetkoming die bestaat uit de in artikel 117quinquies opgenomen verstrekkingen.

HOOFDSTUK V

Omschrijving van het begrip afhankelijkheid

Art. 117septies

§ 1. Het bedrag van de zelfredzaamheidstegemoetkoming hangt af van de zelfredzaamheidsgraad.

De zelfredzaamheidsgraad wordt bepaald op grond van de volgende parameters :

a) het vermogen zich te verplaatsen;

b) het vermogen voedsel te bereiden en tot zich te nemen;

c) het vermogen in de eigen lichaamsverzorging te voorzien en zich te kleden;

d) het vermogen de eigen woning schoon te houden en huishoudelijke taken te verrichten;

e) het vermogen zonder toezicht te leven, zich van gevaren bewust te zijn, alsook gevaarlijke situaties te voorkomen;

f) het vermogen te communiceren en sociale contacten te hebben.

§ 2. Voor elk van de in het vorige lid vermelde factoren wordt een aantal punten toegekend dat de zelfredzaamheidsgraad van de afhankelijke persoon aangeeft en waarbij de volgende schaal wordt gehanteerd :

a) geen moeilijkheden, geen bijzondere inspanningen, geen bijzondere hulpmiddelen : 0 punten;

b) beperkte moeilijkheden, beperkte bijkomende inspanningen of beperkt gebruik van bijzondere hulpmiddelen : 1 punt;

c) zware moeilijkheden, zware bijkomende inspanningen of zware behoefte aan het gebruik van bijzondere hulpmiddelen : 2 punten;

d) hulp van een derde, opname in een aangepaste instelling of een volledige aanpassing van de leefomgeving onontbeerlijk : 3 punten.

De maatregelen worden vastgesteld op grond van de handleiding tot bepaling van de zelfredzaamheidsgraad, die als bijlage gaat bij het ministerieel besluit van 30 juli 1987 tot vaststelling van de categorieën en van de handleiding voor de evaluatie van de graad van zelfredzaamheid met het oog op het onderzoek naar het recht op de integratietegemoetkoming.

§ 3. De zelfredzaamheidstegemoetkoming varieert naar gelang van de zelfredzaamheidsgraad, zoals die in de voorgaande leden is vastgesteld. De categorieën worden bepaald als volgt :

a) tot de categorie I behoort de afhankelijke persoon van wie de zelfredzaamheidsgraad op 7 of 8 punten wordt vastgesteld;

b) tot de categorie II behoort de afhankelijke persoon van wie de zelfredzaamheidsgraad op 9 tot 11 punten wordt vastgesteld;

c) tot de categorie III behoort de afhankelijke persoon van wie de zelfredzaamheidsgraad op 12 tot 14 punten wordt vastgesteld;

d) tot de categorie IV behoort de afhankelijke persoon van wie de zelfredzaamheidsgraad op 15 tot 17 punten wordt vastgesteld;

e) tot de categorie V behoort de afhankelijke persoon van wie de zelfredzaamheidsgraad op ten minste 18 punten is vastgesteld.

De tegemoetkoming kan niet worden toegekend aan wie als afhankelijke persoon een zelfredzaamheidsgraad van minder dan 9 punten behaalt, of aan personen die niet langer dan zes maanden door een verminderde zelfredzaamheid worden getroffen.

HOOFDSTUK VI

Behandeling van de aanvragen

Art. 117octies

De afhankelijke persoon, diens voorlopige bewindvoerder, een familielid, dan wel het hoofd van de instelling voor hulp en verzorging waar de afhankelijke persoon verblijft, dient de aanvraag bij ter post aangetekende brief in bij het ziekenfonds waarbij de begunstigde is aangesloten of ingeschreven. De poststempel geldt als bewijs voor de datum waarop de aanvraag werd ingediend.

De aanvraag wordt ingediend met behulp van een formulier dat door het Beheerscomité werd opgesteld op voorstel van de Overeenkomstencommissie voor de zelfredzaamheidsverzekering.

Dat verzoek moet vergezeld zijn van een medisch getuigschrift dat werd opgesteld door de behandelende arts en waaruit moet blijken dat de begunstigde voldoet aan de criteria als bedoeld bij artikel 117septies en aldus ten minste aanspraak maakt om te worden opgenomen in de bij datzelfde artikel bedoelde categorie I.

Art. 117novies

Bij de verzekeringsinstelling wordt een cel voor sociale oriëntering opgericht, die de door de afhankelijke persoon ingediende aanvraag behandelt.

Die cel gaat na of de afhankelijke persoon aan de administratieve voorwaarden voldoet om de zelfredzaamheidstegemoetkoming te kunnen genieten.

Zo de afhankelijke persoon niet aan die voorwaarden voldoet, wordt hem een beslissing betekend binnen 15 dagen na de indiening van de aanvraag.

De cel wint alle nuttige informatie in, teneinde na te gaan of de voorwaarden voor de toekenning van de afhankelijkheidsverstrekkingen al dan niet werden vervuld, en teneinde een planning te kunnen opmaken inzake de zorg voor de afhankelijke persoon.

De persoon die om een zelfredzaamheidsverzekering verzoekt, alsook de afhankelijke persoon zelf, moeten door de cel voor sociale oriëntering worden gehoord.

De cel voor sociale oriëntering stelt met de afhankelijke persoon en/of met de personen uit diens omgeving een plan op met het oog op de zorg voor de afhankelijke persoon.

De cel stelt een verslag op dat de ingewonnen informatie bevat, alsook de planning inzake de zorg voor de afhankelijke persoon dat ze binnen één maand na de indiening van de aanvraag, samen met de beslissing inzake de administratieve voorwaarden, aan de adviserende arts bezorgt.

Art. 117decies

Op grond van het aanvraagdossier en van het verslag van de cel voor sociale oriëntering, bepaalt de adviserende arts, met toepassing van de in artikel 117septies opgenomen voorschriften, of de afhankelijke persoon al dan niet recht heeft op een zelfredzaamheidstegemoetkoming en, zonodig, tot welke categorie de betrokkene behoort.

Hij kan daartoe de afhankelijke persoon onderwerpen aan een medisch onderzoek dat hij zelf uitvoert of dat hij laat uitvoeren door een door hem aangewezen arts; tevens kan hij de adviserende arts verzoeken hem alle medische informatie te verstrekken die hij nodig acht.

Binnen twee maanden na indiening van de aanvraag neemt de adviserende arts een beslissing, die aan de aanvrager wordt betekend.

De aldus betekende beslissing moet de volgende gegevens bevatten :

1º de principiële beslissing inzake de toekenning van een zelfredzaamheidstegemoetkoming;

2º het aantal met toepassing van artikel 117septies toegekende punten;

3º de categorie waartoe de afhankelijke persoon overeenkomstig artikel 117septies behoort;

4º de verstrekkingen waarop de afhankelijke persoon recht heeft;

5º het eventuele aandeel van die verstrekkingen dat in contanten wordt toegekend.

Een afschrift van de beslissing wordt gezonden aan :

1º de verzekeringsinstelling waarbij de rechthebbende aangesloten of waar hij is ingeschreven;

2º de betrokken hulp- en verzorgingsdienst zo de rechthebbende thuis verblijft;

3º de instelling voor hulp en verzorging waarin de rechthebbende is opgenomen;

4º de afhankelijke persoon indien iemand anders de aanvraag heeft ingediend.

HOOFDSTUK VII

Zelfredzaamheidsverstrekkingen

Art. 117undecies

De zelfredzaamheidstegemoetkoming kan bestaan uit :

1º de uitbetaling van een bepaald bedrag in contanten;

2º de toekenning van dienstencheques die het recht openen op verstrekkingen door de hulp- en verzorgingsdiensten.

Op grond van de in artikel 117septies omschreven categorieën, stelt de Koning het in de punten 1º en 2º omschreven totaalbedrag van de zelfredzaamheidstegemoetkoming vast. Hij bepaalt tevens de wijze van uitbetaling en de tarieven die door de hulp- en verzorgingsdiensten moeten worden toegepast.

Art. 117duodecies

Verblijft de afhankelijke persoon elders dan in een instelling voor hulp en verzorging, dan wordt de zelfredzaamheidstegemoetkoming voor de helft van het totaalbedrag ervan toegekend in de vorm van dienstencheques en voor de andere helft in de vorm van een tegemoetkoming in contanten.

Art. 117ter decies

Is de afhankelijke persoon opgenomen in een instelling voor hulp en verzorging, dan heeft hij, al naar gelang de afhankelijkheidscategorie waartoe hij behoort, recht op een zelfredzaamheidsverstrekking die hem in contanten zal worden uitbetaald.

HOOFDSTUK VIII

Herziening

Art. 117quater decies

De cel voor sociale oriëntering die bij de verzekeringsinstelling werd opgericht, voert automatisch een tweejaarlijkse evaluatie van de toestand van de afhankelijke persoon uit. Eventueel zendt ze de adviserende arts een advies over omtrent de wijzigingen die zich in de toestand van de afhankelijke persoon hebben voorgedaan.

De afhankelijke persoon, zijn familieleden, personen die met de hulp en de verzorging thuis belast zijn of de personeelsleden van de instellingen voor hulpverzorging kunnen zich tot de cel voor sociale oriëntering wenden zo zich tussen twee automatisch uitgevoerde evaluaties in, wijzigingen inzake de zelfredzaamheidsgraad voordoen.

HOOFDSTUK IX

Algemene bepaling

Art. 117quinquies decies

Voorzover deze titel niet afwijkt van de bepalingen van de titels I tot IV, VI tot X en XII met betrekking tot de verzekering inzake de uitkeringen, zijn die bepalingen van toepassing op de zelfredzaamheidsverzekering.

De zelfredzaamheidsverzekering wordt gefinancierd met zelfredzaamheidsbijdragen waarvan de grondslag gevormd wordt door de beroepsinkomsten en de vervangingsinkomens.

Art. 5

Artikel 2 van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten, wordt aangevuld als volgt :

« Zij dienen tevens hun recht te doen gelden op de zelfredzaamheidstegemoetkomingen waarop zij aanspraak kunnen maken. De tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden mag niet worden gecumuleerd met een zelfredzaamheidstegemoetkoming. »

Art. 6

Artikel 38 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, laatst gewijzigd bij de wet van 10 augustus 2001, wordt aangevuld als volgt :

« 16º de in artikel 117undecies van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen bedoelde zelfredzaamheidstegemoetkomingen. »

Art. 7

Artikel 1410, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek, laatst gewijzigd bij de wet van 22 maart 2001, wordt aangevuld als volgt :

« 10º de in artikel 117undecies van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen bedoelde zelfredzaamheidstegemoetkomingen. »

Art. 8

In afwijking van artikel 5 van deze wet, wordt de vereiste minimumleeftijd voor de toekenning van een zelfredzaamheidstegemoetkoming gebracht op :

­ 85 jaar voor de personen die tussen 1 januari 2002 en 31 december 2004 die leeftijd bereiken;

­ 75 jaar voor de personen die tussen 1 januari 2005 en 31 december 2007 die leeftijd bereiken;

­ 65 jaar voor de personen die op 1 januari 2008 die leeftijd bereiken.

Art. 9

De zelfredzaamheidsverzekering is ook van toepassing op de zelfstandigen en op de leden van religieuze ordes.

De Koning wordt ermee belast de verordenende maatregelen te nemen die nodig zijn om die toepassing te waarborgen.

Art. 10

Deze wet treedt in werking op 1 januari 2004.

23 juni 2003.

René THISSEN.
Christian BROTCORNE
Clotilde NYSSENS.
Luc PAQUE.

(1) Marianne Leenaerts, « L'assurance dépendance, réponse partielle au défi démographique, présentation des systèmes en vigueur en Belgique et en France et traitement de la question par l'Union européenne », scriptie onder leiding van professor J. Van Drooghenbroek, département de santé publique de l'UCL, academiejaar 1996-1997.