3-104/1

3-104/1

Belgische Senaat

BUITENGEWONE ZITTING 2003

22 JULI 2003


Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 2 van de wet van 29 maart 1976 betreffende de gezinsbijslag voor zelfstandigen

(Ingediend door de heer René Thissen c.s.)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 18 oktober 1999 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 2-113/1 ­ 1999/2000).

Aangezien vanaf het tweede kind de kinderbijslagen reeds volledig zijn gelijkgeschakeld, moet het eerste kind van de zelfstandige nog op voet van gelijkheid met het eerste kind van de andere sociale groepen worden gebracht, zulks met het oog op de erkenning van het « recht van het kind ».

De gezinsbijslagen hebben sinds de instelling ervan aan het einde van de negentiende eeuw immers een lange ontwikkeling doorgemaakt. Oorspronkelijk waren ze bedoeld als een door de werkgevers toegekende aanvulling op het loon van de werknemers met gezinslast; thans worden ze evenwel steeds meer beschouwd als een sociaal-educatief tegoed dat ieder kind ten aanzien van de samenleving kan doen gelden, ongeacht het sociaal-professioneel statuut van zijn ouders.

Deze opvatting, die we hebben verdedigd tijdens het colloquium over de kinderbijslag van 1 maart 1991 in het Parlement en waarrond toen een zekere consensus was ontstaan, is gegrond op de gelijkheidsgedachte zoals die wordt aanbevolen door het Verdrag inzake de rechten van het kind, aangenomen door de Verenigde Naties op 20 november 1989 en door België ondertekend op 21 januari 1990.

Die opvatting impliceert dat een aantal hervormingen nodig zijn, waaronder de harmonisering van de verschillende stelsels inzake gezinsbijslag.

Dit wetsvoorstel past in die zienswijze, aangezien het ertoe strekt het bedrag van de uitkering voor het eerste kind van een zelfstandige in overeenstemming te brengen met het bedrag dat aan de werknemers en aan de ambtenaren in overheidsdienst wordt toegekend.

Het voorstel is een aanvulling op artikel 2 van de wet van 29 maart 1976 betreffende de gezinsbijslag voor zelfstandigen. Het strekt ertoe de Koning te belasten met de verwezenlijking van de volledige gelijkschakeling van de kinderbijslagen; wanneer dat proces is voltooid, moet het stelsel van de kinderbijslagen voor zelfstandigen gelijkgeschakeld zijn met dat van de werknemers.

De volledige gelijkschakeling moet één maand na de inwerkingtreding van deze wet een feit zijn.

René THISSEN.
Luc PAQUE.
Clotilde NYSSENS.
Christian BROTCORNE

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Artikel 2 van de wet van 29 maart 1976 betreffende de gezinsbijslag voor zelfstandigen, gewijzigd bij de wetten van 17 maart 1993 en 6 april 1995, wordt aangevuld met de volgende leden :

« De Koning stelt de nodige reglementaire bepalingen vast om het stelsel van de kinderbijslag voor zelfstandigen aan te passen aan het stelsel van de kinderbijslag voor werknemers.

Hij bepaalt de regels voor de verwezenlijking van die gelijkschakeling.

De aanpassing van de bedragen van de kinderbijslagen zal van kracht worden in de maand die volgt op de inwerkingtreding van deze wet. »

23 juni 2003.

René THISSEN.
Luc PAQUE.
Clotilde NYSSENS.
Christian BROTCORNE