2-1325/4

2-1325/4

Belgische Senaat

ZITTING 2002-2003

10 DECEMBER 2002


Wetsontwerp houdende de voorwaarden waaronder de Commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden een hulp kan toekennen


Evocatieprocedure


AMENDEMENTEN


Nr. 11 VAN MEVROUW de T' SERCLAES EN DE HEER MALMENDIER

De tekst van het wetsontwerp vervangen als volgt :«

HOOFDSTUK I

Algemene bepaling

Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

HOOFDSTUK II

Bepalingen houdende de voorwaarden waaronder de Commissie voor financiële hulp aan slachthoffers van opzettelijke gewelddaden een hulp kan toekennen

Artikel 2

Artikel 31 van de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen, gewijzigd bij de wet van 23 juli 1991 en bij de wet van 18 februari 1997, wordt vervangen als volgt :

« Art. 31. ­ De Commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden, hierna « de commissie » genoemd, kan een financiële hulp toekennen aan :

1º personen die ernstige lichamelijke of psychische schade ondervinden als rechtstreeks gevolg van een opzettelijke gewelddaad;

2º nabestaanden van of personen die in duurzaam gezinsverband samenleefden met een persoon die overleden is als rechtstreeks gevolg van een opzettelijke gewelddaad;

3º ouders of personen die voorzien in het onderhoud van een minderjarig slachtoffer dat als gevolg van een opzettelijke gewelddaad een langdurige medische of therapeutische behandeling behoeft;

4º verwanten tot en met de tweede graad van of verwanten die in duurzaam gezinsverband samenleefden met een slachtoffer dat sinds meer dan een jaar vermist is, indien deze vermissing naar alle waarschijnlijkheid te wijten is aan een opzettelijke gewelddaad. »

Artikel 3

In dezelfde wet wordt een artikel 31bis (nieuw) ingevoegd, luidende :

« Art. 31bis. ­ De financiële hulp als bedoeld in artikel 31 wordt toegekend onder de volgende voorwaarden :

1º De gewelddaad is in België gepleegd.

Hiermee wordt een in het buitenland gepleegde opzettelijke gewelddaad, waarvan een in artikel 42, § 2, van de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen, bedoeld persoon in bevolen dienst het slachtoffer is, gelijkgesteld.

2º Het slachtoffer bezit op het moment van de gewelddaad de Belgische nationaliteit, is gerechtigd het Rijk binnen te komen, er te verblijven of er zich te vestigen, of heeft naderhand van de Dienst Vreemdelingenzaken een verblijfsvergunning van onbepaalde duur verkregen in het kader van een onderzoek wegens mensenhandel.

3º Er is een definitieve rechterlijke beslissing over de strafvordering genomen en de verzoeker heeft schadevergoeding nagestreefd door middel van een burgerlijke partijstelling, een rechtstreekse dagvaarding of een vordering voor een burgerlijke rechtbank.

Indien het strafdossier geseponeerd is wegens het onbekend blijven van de dader, kan de commissie oordelen dat het voldoende is dat de verzoeker klacht heeft ingediend of de hoedanigheid van benadeelde persoon heeft aangenomen. De hulp kan ook worden aangevraagd indien er meer dan een jaar verstreken is sinds de datum van de burgerlijke partijstelling en de dader onbekend blijft.

4º Het verzoek is binnen drie jaar ingediend. De termijn loopt, naargelang het geval, vanaf de eerste beslissing tot seponering, de beslissing van het onderzoeksgerecht, de dag waarop definitief uitspraak is gedaan over de strafvordering of de dag, indien deze van latere datum is, waarop uitspraak is gedaan over de burgerlijke belangen.

5º De schade kan niet afdoende worden hersteld door de dader of de burgerlijk aansprakelijke partij, op grond van een stelsel van sociale zekerheid of een private verzekering, noch op enige andere manier. »

Artikel 4

Artikel 32 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 18 februari 1997 en bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000, wordt vervangen als volgt :

« Art. 32. ­ § 1. Voor de toekenning van een hulp aan de personen als bedoeld in artikel 31, 1º, steunt de commissie uitsluitend op de volgende bestanddelen van de geleden schade :

1º de morele schade, rekening houdend met de tijdelijke of blijvende invaliditeit;

2º de medische kosten en de ziekenhuiskosten, met inbegrip van de prothesekosten;

3º een verlies of vermindering aan inkomsten ten gevolge van de tijdelijke of blijvende arbeidsongeschiktheid;

4º de esthetische schade;

5º de procedurekosten;

6º de materiële kosten;

7º de schade die voortvloeit uit het verlies van een of meer schooljaren.

§ 2. Voor de toekenning van een hulp aan de personen als bedoeld in artikel 31, 2º, steunt de commissie uitsluitend op de volgende bestanddelen van de geleden schade :

1º de morele schade;

2º de medische kosten en de ziekenhuiskosten;

3º het verlies aan levensonderhoud voor personen die op het ogenblik van de gewelddaad ten laste waren van het slachtoffer;

4º de begrafeniskosten;

5º de procedurekosten;

6º de schade die voortvloeit uit het verlies van een of meer schooljaren.

§ 3. Voor de toekenning van een hulp aan de personen als bedoeld in artikel 31, 3º en 4º, steunt de commissie uitsluitend op de volgende bestanddelen van de geleden schade :

1º de morele schade;

2º de medische kosten en de ziekenhuiskosten;

3º de procedurekosten.

§ 4. De hulp voor het nadeel omschreven in § 1, 5º en 6º, in § 2, 4º en 5º, en in § 3, 3º, wordt toegekend overeenkomstig de voorwaarden en de maximumbedragen bepaald bij koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. »

Artikel 5

Artikel 33 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 18 februari 1997 en bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000, wordt vervangen als volgt :

« Art. 33. ­ § 1. Het bedrag van de hulp wordt naar billijkheid bepaald.

De commissie kan onder meer rekening houden met :

­ het gedrag van de verzoeker indien deze rechtstreeks of onrechtstreeks heeft bijgedragen tot het ontstaan van de schade of de toename ervan;

­ de relatie tussen de verzoeker en de dader.

§ 2. De hulp wordt per schadegeval en per verzoeker toegekend voor schade boven 500 euro en is beperkt tot een bedrag van 62 000 euro. »

Artikel 6

In dezelfde wet wordt een artikel 33bis (nieuw) ingevoegd, luidende :

« Art. 33bis. ­ De hulp kan ook worden toegekend wanneer geen definitieve rechterlijke beslissing over de burgerlijke belangen is genomen. In dat geval raamt de commissie zelf het nadeel dat ze in aanmerking neemt. Deze raming bindt de hoven en rechtbanken niet. »

Artikel 7

Artikel 36 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 18 februari 1997 en bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000, wordt vervangen als volgt :

« Art. 36. ­ Onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 31 tot 33, § 1, kan de commissie een noodhulp toekennen wanneer elke vertraging bij de toekenning van de hulp de verzoeker een ernstig nadeel kan berokkenen, gelet op zijn financiële situatie.

De noodhulp wordt per schadegeval en per verzoeker toegekend voor schade boven 500 euro en is beperkt tot een bedrag van 7 500 euro.

Het verzoek tot toekenning van een noodhulp kan worden ingediend zodra de verzoeker klacht heeft ingediend of zich burgerlijke partij heeft gesteld. »

Artikel 8

Artikel 37 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 18 februari 1997, wordt vervangen als volgt :

« Art. 37. ­ De commissie kan een aanvullende hulp toekennen wanneer na de toekenning van de hulp, het nadeel kennelijk is toegenomen, onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 31 tot 33, § 1.

De aanvullende hulp wordt per schadegeval en per verzoeker toegekend voor schade boven 500 euro en is beperkt tot een bedrag van 62 000 euro verminderd met de reeds toegekende hulp en de eventuele noodhulp.

Het verzoek tot toekenning van een aanvullende hulp wordt, op straffe van verval, binnen tien jaar te rekenen van de dag waarop de hulp uitbetaald is, ingediend. »

Artikel 9

In dezelfde wet wordt een artikel 37bis (nieuw) ingevoegd, luidende :

« Art. 37bis. ­ De bedragen vermeld in de artikelen 33, 36 en 37 kunnen bij koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad worden verhoogd. »

HOOFDSTUK III

Uitbetaling, subrogatie en terugvordering

Artikel 10

Artikel 38 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 18 februari 1997, wordt vervangen als volgt :

« Art. 38. ­ De door de commissie toegekende hulp wordt door de minister van Justitie rechtstreeks uitbetaald aan de verzoeker, rekening houdend met de beschikbare middelen van het Bijzonder Fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden bedoeld in artikel 29, § 1. »

Artikel 11

Artikel 39 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

« Art. 39. ­ § 1. De Staat treedt van rechtswege in de rechten van het slachtoffer voor het bedrag van de toegekende hulp tegen de dader of de burgerlijk aansprakelijke partij.

§ 2. De Staat kan de volledige of gedeeltelijke terugbetaling van de toegekende hulp vorderen wanneer het slachtoffer na de uitbetaling ervan in enige hoedanigheid schadeloosstelling verkrijgt.

Vooraleer een vordering tot terugbetaling wordt ingeleid, verstrekt de commissie aan de minister van Financiën een met redenen omkleed advies.

§ 3. De Staat kan volledige of gedeeltelijke terugbetaling vorderen wanneer de hulp geheel of gedeeltelijk is toegekend op grond van valse of onvolledige verklaringen van de verzoeker.

Het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende de verklaring te doen in verband met de subsidies, vergoedingen en toelagen van elke aard, die geheel of gedeeltelijk ten laste van de Staat zijn, is van toepassing. »

HOOFDSTUK IV

Wijzigingsbepalingen

Artikel 12

In dezelfde wet worden opgeheven :

­ artikel 35, gewijzigd bij de wet van 18 februari 1997;

­ artikel 40, gewijzigd bij de wet van 8 juni 1998.

HOOFDSTUK V

Overgangsbepalingen

Artikel 13

Met uitzondering van de drempel bedoeld in artikelen 5, 7 en 8, is deze wet ook van toepassing op de verzoeken die hangende zijn bij de commissie op het moment van zijn inwerkingtreding.

HOOFDSTUK VI

Inwerkingtreding

Artikel 14

Deze wet treedt in werking op een door de Koning te bepalen datum.

Verantwoording

Zie verantwoording bij amendement nr. 4.

Nathalie de T' SERCLAES.
Jean-Pierre MALMENDIER.

Nr. 12 VAN DE HEER MALMENDIER

(Subamendement op het amendement op het geheel nr. 11)

Art. 7

Aan het voorgestelde artikel 36 een vierde lid toevoegen, luidende :

« Wanneer het gaat om de kosten bedoeld in artikel 32, § 1, 2º, is de dringendheid altijd verondersteld. Artikel 33, § 1, is niet van toepassing wanneer de commissie zich uitspreekt over het verzoek tot tenlasteneming van deze kosten. Het reële bedrag van de kosten wordt door de commissie in aanmerking genomen, zonder toepassing van de beperking die bepaald wordt in het tweede lid. »

Verantwoording

Zie verantwoording van amendement nr. 2.

Nr. 13 VAN DE HEER MALMENDIER

(Subamendement op het amendement op het geheel nr. 11)

Art. 11

Aan het voorgestelde artikel 39 een § 4 toevoegen, luidende :

« § 4. De Staat kan tevens de volledige of gedeeltelijke terugbetaling vorderen van de noodhulp bedoeld in artikel 36, vierde lid, indien een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing de volledige of gedeeltelijke verantwoordelijkheid bij het slachtoffer legt. »

Verantwoording

Zie verantwoording van het amendement op het geheel nr. 3.

Jean-Paul MALMENDIER.

Nr. 14 VAN DE HEER MONFILS

(Subamendement op het amendement op het geheel nr. 11)

Art. 7

In het tweede lid van het voorgestelde artikel 36, de woorden « 7 500 euro » vervangen door de woorden « 15 000 euro ».

Verantwoording

Zie verantwoording van amendement nr. 1.

Philippe MONFILS.

Nr. 15 VAN MEVROUW de T' SERCLAES

(Subamendement op het amendement op het geheel nr. 11)

Art. 7

In het eerste lid van het voorgestelde artikel 36, de woorden « onder voorbehoud » vervangen door het woord « onverminderd ».

Verantwoording

Technisch amendement.

Nr. 16 VAN MEVROUW de T' SERCLAES

(Subamendement op het amendement op het geheel nr. 11)

Art. 8

In het eerste lid van het voorgestelde artikel 37, de woorden « onder voorbehoud van » vervangen door het woord « onverminderd ».

Verantwoording

Technisch amendement.

Nr. 17 VAN MEVROUW de T' SERCLAES

(Subamendement op het amendement op het geheel nr. 11)

Art. 14

In het voorgestelde artikel 14, de woorden « deze wet » vervangen door de woorden « De artikelen 1 tot 13 van deze wet ».

Verantwoording

Artikel 14 moet buiten de werkingssfeer vallen van de bepaling over de inwerkingtreding van deze wet.

Nathalie de T' SERCLAES.

Nr. 18 VAN DE HEER MAHOUX

Art. 15

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 15. ­ Deze wet treedt in werking de dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. »

Nr. 19 VAN DE HEER MAHOUX

(Subamendement op het amendement op het geheel nr. 11)

Art. 14

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 19. ­ Deze wet treedt in werking drie maanden na haar bekendmaking in het Belgisch Staatblad. »

Philippe MAHOUX.

Nr. 20 VAN MEVROUW de T' SERCLAES

(Subamendement op het amendement op het geheel nr. 11)

Art. 4

In § 1 van het voorgestelde artikel 32 een 2ºbis invoegen, luidende :

« 2ºbis de tijdelijke of blijvende invaliditeit; »

Verantwoording

De wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere maatregelen bepaalde dat onder andere hulp kon worden gevraagd voor :

1º een tijdelijke en/of blijvende invaliditeit;

5º een verlies of vermindering van inkomsten.

Onderhavig ontwerp bevat in zijn artikel 32, § 1, 3º, « een verlies of vermindering aan inkomsten ten gevolge van de tijdelijke of blijvende arbeidsongeschiktheid ».

De indiener van het amendement meent dat het begrip « invaliditeit » behouden moet blijven. Het dekt niet dezelfde schade als het begrip « ongeschiktheid », dat een economische connotatie heeft.

Nathalie de T' SERCLAES.