2-256/8 | 2-256/8 |
22 JANUARI 2002
Opschrift
In het opschrift het woord « jeugdadvocaten » vervangen door de woorden « advocaten voor minderjarigen ».
Verantwoording
Het opschrift « wetsvoorstel tot instelling van advocaten voor minderjarigen » is te verkiezen boven het nieuwe opschrift dat is voorgesteld door de Senaatscommissie voor de Justitie, namelijk « wetsvoorstel tot instelling van jeugdadvocaten ».
Het woord « minderjarige » is een juridisch concept terwijl « jeugd » een sociologisch begrip is. Het begrip « jeugd » heeft betrekking op een veel ruimere categorie van personen dan het begrip « minderjarigen » en kan ook meerderjarigen betreffen (in het decreet inzake hulpverlening aan de jeugd van de Franse Gemeenschap zijn « jongeren » personen die minder dan 20 jaar oud zijn en hulpverlening hebben gevraagd).
Aangezien de wet vooral betrekking heeft op gerechtelijke en paragerechtelijke activiteiten, lijkt het concept « minderjarige » geschikter : het heeft betrekking op de bevolkingscategorie die de wet, vanwege haar leeftijd, niet bekwaam acht om haar rechten uit te oefenen. Het begrip « jeugd » houdt niet die veronderstelde staat van zwakheid in. Het zijn precies de rechtsonbekwaamheid van de minderjarige, zijn veronderstelde zwakheid en gebrek aan ervaring die dit wetsvoorstel en de bijzondere bescherming die het biedt, rechtvaardigen.
Art. 2
In het eerste lid van de voorgestelde § 1 van dit artikel de woorden « wordt ... bijgestaan door een jeugdadvocaat » vervangen door de woorden « heeft ... recht op bijstand van een advocaat ».
Verantwoording
Dit amendement verduidelijkt dat het gaat om een recht van de minderjarige. De erkenning en de toepassing van dat recht vormen tenslotte het doel van dit voorstel.
Art. 2
Dit artikel wijzigen als volgt :
A. In het eerste lid van § 1 het woord « jeugdadvocaat » vervangen door het woord « advocaat ».
B. Eveneens in het eerste lid van § 1 de woorden « behalve wanneer hij, gelet op de aard van het geschil, een andere advocaat kiest. » doen vervallen.
C. In § 1 na het eerste lid, een nieuw lid invoegen, luidende :
« De minderjarige kan te allen tijde zijn advocaat vrij kiezen. ».
Verantwoording
De punten A, B en C dienen samen gelezen te worden.
De vrije keuze van de advocaat is een principe dat te maken heeft met de rechten van de verdediging. Dit principe mag op geen enkele wijze beknot worden. Er moet een onderscheid gemaakt worden wat betreft het recht op bijstand, waarvoor de minderjarige welke advocaat ook kan kiezen. Aangezien dit recht de minderjarige toekomt, horen anderen geen kritiek te uiten op de keuze van de minderjarige, tenzij er een beslissing moet vallen wegens een belangenconflict. Wanneer de minderjarige een advocaat heeft gekozen dient zijn keuze gerespecteerd te worden, waarbij men wel dient na te gaan of die advocaat onafhankelijk staat ten opzichte van de andere partijen in de zaak en ten opzichte van derden. Indien de minderjarige daarentegen geen advocaat heeft gekozen, moet de stafhouder een gespecialiseerde advocaat (advocaat voor minderjarigen) toewijzen (amendement nr. 63).
(Subsidiair amendement op amendement nr. 61)
Art. 2
In het eerste lid van § 1 de woorden « gelet op de aard van het geschil » doen vervallen.
Verantwoording
Dit amendement strekt ertoe de vrije keuze van een advocaat te eerbiedigen en er tegelijker tijd ook voor te zorgen dat het bijstaan van de minderjarige door een gespecialiseerde advocaat (advocaat voor minderjarigen) voorrang heeft.
Het is mogelijk dat de minderjarige een advocaat kiest die geen advocaat voor minderjarigen is om een reden die niets te maken heeft met de aard van het geschil. Waarom zou de wet hem dienaangaande beperkingen opleggen ? Hoe wil de wet nagaan of de keuze van de minderjarige wel degelijk rekening houdt met de aard van het geschil ? Indien de keuze daarmee geen verband houdt, zegt de wet dat die keuze kritisch bekeken moet worden. Hoe ? Is dit wel realistisch ?
Art. 2
In het tweede lid van § 1, de woorden « wordt er hem ambtshalve een toegewezen » vervangen door de woorden « wordt hem ambtshalve een advocaat voor minderjarigen toegewezen ».
Verantwoording
Dit amendement hangt samen met de eventuele aanneming van amendement nr. 61, dat uitgaat van het principe dat de minderjarige zijn advocaat vrij kan kiezen (eerste lid van § 1). Indien hij geen advocaat heeft, wordt hem ambtshalve een advocaat voor minderjarigen toegewezen (tweede lid van § 1).
Deze precisering is nodig als amendement nr. 61 wordt aangenomen.
Art. 2
Voor het laatste lid van de voorgestelde §, een nieuw lid invoegen luidende :
« In dat geval zorgen de minderjarige, zijn ouders of de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen, het openbaar ministerie, de rechter of de administratieve overheid ervoor dat die aanstelling onverwijld wordt gevraagd. »
Verantwoording
Zoals in § 2, moet verduidelijkt worden wie de aanstelling van een advocaat voor minderjarigen vraagt wanneer de minderjarige geen advocaat heeft. Het openbaar ministerie en de rechter zijn de meest aangewezen personen om de stafhouder of het bureau voor juridische bijstand de ambtshalve toewijzing te vragen van een advocaat wanneer de minderjarige er geen heeft. Men mag echter de procedures niet vergeten waarbij het parket of een magistraat niet optreden (bijvoorbeeld schoolrecht, buitenlandse minderjarigen, ...). Hoe dan ook belet niets een minderjarige, zijn ouders, een bestuurlijke instantie of zelfs iedere belanghebbende een dergelijk verzoek in te dienen.
Dit verzoek moet zonder vormvereisten kunnen geschieden, zoals dat nu het geval is.
Art. 2
Voor het laatste lid van de voorgestelde §, een nieuw lid invoegen, luidende :
« De vordering wordt geschorst tot de minderjarige door een advocaat wordt bijgestaan. »
Verantwoording
Dit amendement wil duidelijk stellen dat de vordering geschorst moet worden tot de minderjarige daadwerkelijk bijgestaan wordt door een advocaat, anders dreigt de bescherming die men wil inbouwen, haar doel te missen.
Art. 2
De aanhef van het eerste lid van de voorgestelde § 2 doen luiden als volgt : « In geval van een tussenkomst of een verhoor ».
Verantwoording
Paragraaf 2 betreft de gevallen waarin de minderjarige geen partij is in de procedure. Uiteindelijk gaat het om de gevallen van tussenkomst en verhoor in elke gerechtelijke of administratieve procedure die hem betreft of aanbelangt.
Dit amendement wil deze gevallen duidelijkheidshalve opsommen. De term « verhoor » omvat zowel het verhoor dat door de rechter ambtshalve bevolen is, het verhoor dat door een ouder of een derde gevraagd is, als het verhoor dat door een minderjarige gevraagd is.
Art. 2
In het eerste lid van de voorgestelde § 2 de woorden « kan ... bijgestaan worden » vervangen door de woorden « wordt ... bijgestaan ».
Verantwoording
Aangezien men de gevallen bedoeld in § 2, namelijk de tussenkomst en het verhoor, expliciet vermeldt, lijkt het essentieel ook te bepalen dat de minderjarige het recht heeft zich te laten bijstaan door een advocaat.
(Subsidiair amendement op amendement nr. 67)
Art. 2
In de voorgestelde § 2 de woorden « kan ... worden bijgestaan door » vervangen door de woorden « heeft ... recht op bijstand van ».
Verantwoording
Dit amendement brengt het parallellisme tot stand met § 1 indien amendement nr. 60 aangenomen wordt. Het legt de nadruk op het recht op bijstand van een advocaat.
Art. 2
In het eerste lid van de voorgestelde § 2 de woorden « op zijn eenvoudig schriftelijk verzoek » doen vervallen.
Verantwoording
Het vormvereiste is overbodig ingeval de minderjarige partij is in het geding (§ 1). Dit amendement moet samen gelezen worden met amendement nr. 73.
Art. 2
In het eerste lid van de voorgestelde § 2 de woorden « een jeugdadvocaat » vervangen door de woorden « een advocaat voor minderjarigen ».
Verantwoording
Zie amendement nr. 59.
Art. 2
Dit artikel wijzigen als volgt :
A. In de voorgestelde § 2, eerste lid, de woorden « een jeugdadvocaat die hem ambtshalve wordt toegewezen door de stafhouder van de balie of door het bureau voor juridische bijstand overeenkomstig artikel 508/21 van het Gerechtelijk Wetboek » vervangen door de woorden « een advocaat ».
B. Na het eerste lid van de voorgestelde § 2 een nieuw lid invoegen, luidende :
« De minderjarige kan te allen tijde zijn advocaat vrij kiezen. »
C. In de voorgestelde § 2, voor het laatste lid, een nieuw lid invoegen, luidende :
« Wanneer hij geen advocaat heeft, wordt hem ambtshalve een advocaat voor minderjarigen toegewezen door de stafhouder van de balie of door het bureau voor juridische bijstand, overeenkomstig artikel 508/21 van het Gerechtelijk Wetboek. »
Verantwoording
De punten A, B en C moeten samen worden gelezen.
Dit amendement zorgt voor de eenvormigheid ten opzichte van § 1 en waarborgt de vrije keuze van de advocaat door de minderjarige, zoals dat ook het geval is in de hypothese bedoeld in § 1, waar de minderjarige partij is in het geding. Als de minderjarige geen advocaat heeft gekozen, wordt hem ambtshalve een advocaat toegewezen die gespecialiseerd is in het jeugdrecht (een advocaat voor minderjarigen) (zie amendement nr. 61).
(Subsidiair amendement op amendement nr. 71)
Art. 2
Dit artikel wijzigen als volgt :
A. In het eerste lid van de voorgestelde § 2, de woorden « die hem ambtshalve wordt toegewezen door de stafhouder van de balie of door het bureau voor juridische bijstand overeenkomstig artikel 508/21 van het Gerechtelijk Wetboek » vervangen door de woorden « behalve wanneer hij een andere advocaat kiest ».
B. Na het eerste lid van de voorgestelde § 2, een nieuw lid invoegen, luidende :
« Wanneer hij geen advocaat heeft, wordt er hem ambtshalve een toegewezen door de stafhouder van de balie of door het bureau voor juridische bijstand overeenkomstig artikel 508/21 van het Gerechtelijk Wetboek. »
Verantwoording
Dit amendement zorgt voor de eenvormigheid ten opzichte van § 1, met uitzondering van de beperking die de huidige § 1 invoert aangaande de keuze van de minderjarige (overeenkomstig § 1 kan de minderjarige alleen voor een andere dan een advocaat voor minderjarigen kiezen als de aard van het geschil hem daartoe dwingt). Dit amendement moet samen worden gelezen met amendement nr. 74, dat deze beperking opheft.
Art. 2
De voorgestelde paragraaf 2 vervangen als volgt :
« In dat geval zorgen de minderjarige, zijn ouders of de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen, het openbaar ministerie, de rechter of de administratieve overheid ervoor dat die aanstelling onverwijld wordt gevraagd. »
Verantwoording
Dit amendement brengt het parallellisme tot stand met § 1 als geamendeerd door amendement nr. 64. Het bepaalt wie de aanstelling van een advocaat voor minderjarigen kan vragen wanneer de minderjarige geen advocaat heeft. Het openbaar ministerie en de rechter zijn de meest aangewezen personen om de stafhouder of het bureau voor juridische bijstand de ambtshalve toewijzing te vragen van een advocaat wanneer de minderjarige er geen heeft. Men mag echter de procedures niet vergeten waarbij het parket of een magistraat niet optreden (bijvoorbeeld schoolrecht, buitenlandse minderjarigen ...). In dat geval is het de bestuurlijke instantie die het verzoek kan formuleren. In elk geval belet niets dat ook de minderjarige een dergelijk verzoek indient. Deze aanvraag moet zonder vormvereisten kunnen geschieden, zoals dat nu het geval is. Thans hoeft ze niet schriftelijk te geschieden : ze kan ook mondeling. De huidige informele praktijk heeft geen enkel noemenswaardig probleem opgeleverd dat zou kunnen rechtvaardigen dat de minderjarige zijn verzoek schriftelijk moet formuleren. Overigens is het zo dat sommige minderjarigen niet eens kunnen schrijven. Daarom moet het vereiste van § 2, eerste lid (het verplicht schriftelijk verzoek), vervallen. Dit amendement moet samen gelezen worden met amendement nr. 69 (afschaffing van het verplicht schriftelijk verzoek) en amendement nr. 75 (de minderjarige ziet uitdrukkelijk af van bijstand).
Art. 2
In het tweede lid van de voorgestelde § 2, de woorden « gelet op de aard van het geschil » doen vervallen.
Verantwoording
Dit amendement strekt ertoe de vrije keuze van een advocaat te eerbiedigen en er tegelijker tijd ook voor te zorgen dat het bijstaan van de minderjarige door een gespecialiseerde advocaat (advocaat voor minderjarigen voorrang heeft).
Het is mogelijk dat de minderjarige een advocaat kiest die geen advocaat voor minderjarigen is om een reden die niets te maken heeft met de aard van het geschil. Waarom zou de wet hem dienaangaande beperkingen opleggen ? Hoe wil de wet nagaan of de keuze van de minderjarige wel degelijk rekening houdt met de aard van het geschil ? Indien de keuze daarmee geen verband houdt, zegt de wet dat die keuze kritisch bekeken moet worden. Hoe ? Is dit wel realistisch ? (cf. amendement nr. 62).
Art. 2
In het tweede lid van de voorgestelde § 2, de woorden « behalve als blijkt dat de minderjarige hiervan uitdrukkelijk heeft afgezien » doen vervallen en de voorgestelde § 2 aanvullen met het volgende lid :
« De minderjarige kan uitdrukkelijk afzien van de bijstand van een advocaat. De advocaat van de minderjarige controleert de weigering te worden bijgestaan door een raadsman en zendt deze door naar de bevoegde overheid. »
Verantwoording
Of men nu kiest voor de verplichte bijstand van een advocaat of voor de mogelijkheid om zich door een advocaat te laten bijstaan, wat telt is dat de minderjarige op een duidelijke manier kan afzien van die bijstand. Dat is het doel van het laatste lid van § 1 van artikel 2. Door te bepalen dat de minderjarige uitdrukkelijk van de bijstand moet afzien en dat zijn weigering gecontroleerd moet worden door een advocaat en doorgezonden moet worden naar de bevoegde overheid, waarborgt het laatste lid duidelijkheid.
Dit amendement strekt ertoe ervoor te zorgen dat de procedure gelijk loopt met die in het laatste lid van § 1.
(Subsidiair amendement op de amendementen nrs. 66 tot 75)
Art. 2
De voorgestelde § 2 vervangen als volgt :
« De bepalingen van § 1 zijn van toepassing ingeval een minderjarige tussenkomt of gehoord wordt in elke gerechtelijke of administratieve procedure die hem betreft of aanbelangt. »
Verantwoording
De principes in § 1 wanneer een minderjarige partij in het geding is, dienen ook te gelden in de gevallen waarin een minderjarige gehoord wordt of tussenkomt. Dit amendement strekt ertoe te waarborgen dat de procedures gelijklopen.
Art. 2
De voorgestelde § 3 vervangen als volgt :
« § 3. De minderjarige kan zich burgerlijke partij stellen indien hij het slachtoffer is van een misdrijf gepleegd door zijn ouders of door de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen of door een derde als zijn ouders of de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen, in gebreke blijven voor de rechten van het kind op te komen.
Indien de rechter die kennisneemt van deze burgerlijkepartijstelling na het horen van de minderjarige, oordeelt dat deze geen klare kijk heeft op de kwestie waarop de vordering slaat, kan hij aan de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg verzoeken een ad hoc-voogd aan te stellen. De zaak wordt verdaagd in afwachting van deze aanstelling. De ad hoc-voogd kan een beroep doen op een advocaat die niet de raadsman van de minderjarige mag zijn.
Stelt de minderjarige zich geen burgerlijke partij wegens zijn leeftijd of wegens enige andere reden, dan kan elke belanghebbende of de procureur des Konings de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg verzoeken een ad hoc-voogd aan te stellen, die in plaats van de wettelijke vertegenwoordigers moet beslissen of met de mening van het kind al dan niet rekening moet worden gehouden. »
Verantwoording
De voorgestelde § 3 is reeds een belangrijke vooruitgang ten opzichte van de oorspronkelijke tekst, aangezien hij de advocaat van de minderjarige niet aanstelt tot ad hoc-voogd. Die oplossing zou geen samenhang vertonen met en haaks staan op § 4, die bepaalt dat de advocaat van de minderjarige de vertolker is van diens mening. Is de advocaat de vertolker van de mening van de minderjarige, dan kan hij immers niet terzelfder tijd de wettelijke vertegenwoordigers vervangen bij het beoordelen van het belang van het kind. Hij zou snel geprangd zitten tussen « wat het kind wil » en « wat zou moeten worden gedaan in het belang van het kind ». Dat laatste beantwoordt niet steeds aan de wensen van de minderjarige. Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen de ad hoc-voogd en de raadsman van de minderjarige : de ad hoc-voogd oefent de rechten uit die verbonden zijn aan het ouderlijk gezag in het belang van het kind, terwijl de advocaat, raadsman van de minderjarige, tot taak heeft de mening van de minderjarige te vertolken (cf. § 4).
Alvorens een beroep te doen op een ad hoc-voogd is het evenwel raadzaam te blijven voorzien in de mogelijkheid van een burgerlijkepartijstelling door de minderjarige indien hij over voldoende onderscheidingsvermogen beschikt.
Dit amendement stelt dus een regeling voor vergelijkbaar met die waarin artikel 37 (nieuw) van het decreet van de Franse Gemeenschap van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd voorziet.
Met deze regeling kan elk kind zich burgerlijke partij stellen. Oordeelt de rechter dat het kind niet over het vereiste onderscheidingsvermogen beschikt, dan kan hij aan de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg vragen een ad hoc-voogd aan te stellen.
De rechter kan het gebrek aan onderscheidingsvermogen pas vaststellen na het kind gehoord te hebben. De rechter die kennis neemt van de burgerlijkepartijstelling moet dat nagaan. Het kan dus de onderzoeksrechter zijn, een onderzoeksgerecht of de feitenrechter. De vordering wordt opgeschort zolang de ad hoc-voogd niet is aangesteld. De ad hoc-voogd kan een beroep doen op de hulp van een advocaat. Die laatste mag evenwel niet de raadsman van de minderjarige zijn. Is dat wel zo, dan duikt opnieuw het probleem op dat men precies wilde voorkomen.
Stelt de minderjarige zich geen burgerlijke partij ofwel wegens zijn leeftijd of wegens gebrek aan onderscheidingsvermogen ofwel omdat hij daartoe vrijwillig heeft beslist, dan moet niettemin elke belanghebbende en indien nodig de procureur des Konings de mogelijkheid hebben aan de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te vragen een ad hoc-voogd aan te stellen. Deze laatste moet in de plaats van de wettelijke vertegenwoordigers beslissen of met de mening van het kind al dan niet rekening moet worden gehouden.
(Subsidiair amendement op amendement nr. 77)
Art. 2
In de voorgestelde § 3, de woorden « De rechter kan », vervangen door de woorden « Op verzoek van de rechter bij wie de zaak aanhangig is, of op eenzijdig verzoek van het openbaar ministerie, de minderjarige of diens advocaat of elke belanghebbende kan de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg ».
Verantwoording
Dit amendement regelt niet de burgerlijkepartijstelling door de minderjarige zelf. Het voorziet alleen in de procedure die gevolgd moet worden wanneer een ad hoc-voogd wordt aangesteld die gemachtigd is zich burgerlijke partij te stellen voor de minderjarige : de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg stelt de ad hoc-voogd aan op verzoek van de geadieerde rechter of op eenzijdig verzoek van het openbaar ministerie, de minderjarige zelf of diens advocaat, of enige andere belanghebbende.
Art. 2
Paragraaf 4 aanvullen met een nieuw lid, luidende :
« De advocaat die een minderjarige bijstaat of vertegenwoordigt, mag geen andere partij in het geding bijstaan of vertegenwoordigen.
Verantwoording
Dit artikel biedt een bijkomende concrete waarborg met betrekking tot de onafhankelijkheid van de advocaat van de minderjarige. Die mag overeenkomstig het huidig artikel 54bis van de wet van 8 april 1965 niet terzelfder tijd de ouders of een andere partij in het geding verdedigen.
Art. 2
In dit artikel het woord « jeugdadvocaat » telkens vervangen door de woorden « advocaat voor minderjarigen ».
Verantwoording
Zie amendement nr. 59.
Art. 2
Dit artikel aanvullen met een § 5, luidende :
« § 5. In alle gedingen waarin de meerderjarige wordt bijgestaan door een advocaat, ziet de stafhouder of het bureau voor juridische bijstand erop toe, indien er tegenstrijdige belangen zijn, dat de betrokkene verdedigd wordt door een andere advocaat dan degene op wie zijn vader en moeder, voogd of personen die hem onder hun bewaring hebben of die bekleed zijn met de vorderingsrecht, een beroep gedaan zouden hebben. »
Verantwoording
Er moet worden toegezien op de onafhankelijkheid van de ambtshalve aangestelde advocaat tegenover andere partijen in het geding of tegenover derden. Het beginsel van de onafhankelijkheid van de advocaat is opgenomen in § 4. Dit amendement is de concrete invulling van dit principe : men moet bijvoorbeeld voorkomen dat de raadsman van de minderjarige een advocaat is die betaald wordt door de ouders of door één van de ouders van de minderjarige. De hier opgelegde verplichting neemt de derde paragraaf van artikel 54bis, van de wet van 8 april 1965 over (amendement vroeger ingediend onder nr. 48).
Art. 2bis
Een artikel 2bis (nieuw) invoegen, luidende :
« Artikel 2bis
De minderjarigen hebben recht op volledige en aangepaste informatie over de rechten die hun in de artikelen 1 en 2 worden toegekend.
De Koning bepaalt de concrete maatregelen om die informatie ter kennis te brengen van de minderjarigen.
De kosten verbonden aan het verstrekken van die informatie, komen ten laste van de Staat ».
Verantwoording
Het vorderingsrecht, het recht op tussenkomst en het recht om gehoord te worden impliceren een initiatief van de minderjarige. Er rijst aldus zowel een probleem in verband met de rechtstoegang als in verband met de toegang tot de rechtsbedeling.
De verplichte bijstand door een advocaat biedt alleen een oplossing voor het probleem van de toegang tot de rechtsbedeling.
Men moet echter eerst oplossingen vinden voor het probleem van de rechtstoegang. Dat betekent onder meer dat de minderjarigen moeten worden geïnformeerd over hun vorderingsrecht, hun recht om tussen te komen of hun recht om gehoord te worden in de verschillende procedures. Zij moeten ook geïnformeerd worden over hun recht om een advocaat te raadplegen die hun concrete uitleg kan geven over hun verschillende rechten. Thans bestaat die voorlichting helemaal niet.
Dat is de conclusie van de werkgroep Formation en droit de la Jeunesse van de UCL, die onder het beschermheerschap van Meester Moureau de verschillende mogelijkheden heeft onderzocht om dit probleem het hoofd te bieden. De werkgroep wijst erop dat de school een van de bevoorrechte plaatsen blijkt te zijn om de minderjarigen in het algemeen te informeren.
De volgende concrete oplossing werd aangereikt :
Voorlichting op school;
De aanwijzing in elke school van een contactpersoon die als dusdanig aan de leerlingen wordt voorgesteld; die persoon heeft een aangepaste opleiding genoten om te kunnen antwoorden op de vragen die minderjarigen in verband met Justitie hebben in hun leefsituatie. Die persoon zou onder meer een bevoorrecht contact moeten hebben met de balie-autoriteiten, zodat hij snel de aanwijzing van een advocaat kan verkrijgen.
Art. 3
In het eerste lid en in het voorgestelde 1º het woord « jeugdadvocaat » vervangen door de woorden « advocaat voor minderjarigen » en het woord « jongeren » vervangen door het woord « minderjarigen ».
Verantwoording
Zie amendement nr. 59.
Art. 3
Het eerste lid van dit artikel vervangen als volgt :
« Om als advocaat voor minderjarigen te kunnen optreden moet de advocaat het bewijs leveren van een voorafgaande opleiding inzake :
1º het recht inzake jeugdbescherming en jeugdhulpverlening;
2º de procedures in andere rechtsgebieden die op minderjarigen betrekking kunnen hebben;
3º het internationaal recht dat van toepassing is op minderjarigen;
4º de specifieke professionele gedragsregels voor situaties met minderjarigen;
5º de voorzieningen op het vlak van instellingen voor jeugdbescherming en jeugdhulpverlening.
Hij moet bovendien het bewijs leveren van :
1º een stage van zes maanden bij een lid van de jeugdpermanentie die het bewijs kan leveren van twee jaar dienst bij de jeugdpermanentie;
2º een permanente opleiding in de materies van de voorafgaande vorming en een kennismaking met andere vakgebieden die kinderen en jongeren tot voorwerp hebben;
3º deelname aan een door de jeugdpermanentie georganiseerd individueel of groepstoezicht.
Verantwoording
Dit amendement wil de opsomming in het eerste lid van artikel 3 vervolledigen en vereenvoudigen.
De opleiding van advocaten voor minderjarigen bestaat uit drie onderdelen :
1. Een voorafgaande opleiding (die overeenkomt met ons 1º).
2. Een permanente opleiding (in de rechtsgebieden bedoeld in 1º met inbegrip van een kennismaking met pedagogie, psychologie en sociologie bedoeld in 3º).
3. Een stage met toezicht (dat is nieuw).
De werkgroep « Formation en droit de la Jeunesse » van de UCL stelt voor de inhoud van deze onderdelen als volgt te bepalen :
Eerste onderdeel : de te verwerven kennis alvorens als advocaat voor minderjarigen te kunnen optreden.
Om als « advocaat voor minderjarigen » erkend te worden, moet de advocaat eerst een lessenpakket volgen dat zeker de volgende materies behandelt :
het recht inzake jeugdbescherming en jeugdhulpverlening;
de procedures in andere materies die op minderjarigen betrekking kunnen hebben, zoals : het gerechtelijk verhoor van minderjarigen, de rechtsvordering van minderjarigen, de maatschappelijke hulpverlening, de niet-begeleide buitenlandse minderjarigen, enz.;
het internationaal recht dat van toepassing is op minderjarigen (meer synthetische formulering dan die van het huidige 1º, die verwijst naar het Verdrag inzake de rechten van het kind en andere internationale verdragen en aanbevelingen die op jongeren betrekking hebben);
de specifieke professionele gedragsregels voor minderjarigen (bijvoorbeeld de betrekkingen met jeugdrechters, de vraag of men al dan niet de verblijfplaats van de minderjarige mag betreden voor een gesprek, de kwestie van de erelonen, enz.);
een voorstelling van de voorzieningen op het vlak van instellingen voor jeugdbescherming en jeugdhulpverlening.
Deze verschillende onderdelen van de opleiding houden rechtstreeks verband met de taak van de advocaat, die zich beroepshalve bezighoudt met recht en verdediging. Daarom moeten zij beschouwd worden als een noodzakelijke voorkennis vooraleer een advocaat als specialist in jeugdzaken kan optreden.
Tweede onderdeel : permanente opleiding
Aansluitend bij het reglement van de balie dat een permanente opleiding oplegt, moeten de advocaten voor minderjarigen zich op de hoogte blijven houden van de voornoemde materies, en er in het bijzonder de huidige stand van zaken en de evolutie van kennen.
Ook in het kader van de permanente opleiding kan de advocaat kennis nemen van de andere vakgebieden die handelen over kinderen en jongeren, en van de praktijk van andere specialisten in die sector (pedagogie, sociologie, psychologie). Permanente opleiding houdt in dat de jeugdadvocaat de algemene samenhang tussen de verschillende interventies probeert in te zien.
Dat betekent ook dat de advocaat voor minderjarigen een opleiding kan volgen inzake communicatietechnieken met kinderen.
Men kan moeilijk vragen dat alle advocaten voor minderjarigen , alvorens als dusdanig op te treden, een opleiding volgen in alle vakgebieden betreffende de jeugd. Dit soort opleiding verschilt immers sterk van de opleiding die voor de inschrijving bij de balie vereist is. Meestal zal de advocaat die niet genoten hebben tijdens zijn universitaire studie. Wel kan van de advocaat geëist worden dat hij zich geleidelijk op de hoogte stelt van wat zijn vakgebied raakt.
Derde onderdeel : stage en toezicht.
De verdediging van jongeren is iets wat vooral in de praktijk geleerd wordt. In die zin is het nuttig aan de kandidaat-advocaat voor minderjarigen een stage op te leggen bij een advocaat die reeds minstens twee jaar een erkend advocaat voor minderjarigen is. Deze stage moet onder andere de verplichting inhouden om de ervaren advocaat te vergezellen bij de zittingen en hem bij te staan voor de behandeling van dossiers onder zijn toezicht. Een dergelijke stage kan zes maanden duren.
Dergelijke stages werden reeds georganiseerd door verschillende balies. De advocaten die de stages gevolgd hebben, bleken over het algemeen tevreden met deze ervaring en de aldus opgedane kennis.
Bovendien behoren de advocaten, zoals de magistraten, tot de weinigen die in de sector van de personenbescherming en -hulpverlening geen gebruik maken van toezichttechnieken.
Het toezicht biedt nochtans goede waarborgen inzake kwaliteit van de dienstverlening, aangezien het beroepsmensen aanzet tot afstand nemen, tot het vermijden van vooroordelen, tot respect voor de persoon van hen die het voorwerp zijn van het optreden, enz.
Ter herinnering : het toezicht houdt in dat situaties die de interveniënt voorgelegd worden, met een externe persoon uit het beroep geëvalueerd worden. Het toezicht kan individueel gebeuren. Het kan echter ook plaatsvinden voor een groep beroepsmensen.
In een sector die zo complex is als de jeugdbescherming en jeugdhulpverlening, is het nodig, met betrekking tot de opleiding, dat elke jeugdpermanentie een groepstoezicht kan organiseren die gefinancierd wordt door het ministerie van Justitie.
De erkende advocaten voor minderjarigen moeten aan dit groepstoezicht deelnemen. Dat kan vervangen worden door een individueel toezicht.
Deze permanente basisopleiding wordt in de afdeling jeugd van de balie van Brussel reeds 10 jaar gegeven (basismodule : 4 uur, te verhogen tot 2 × 4 uur + continue opleiding : 20 uur). Toezicht en onderling toezicht zijn nog niet ingeburgerd bij de advocaten, maar het systeem heeft elders wel zijn nut bewezen.
Art. 3
In het tweede lid van dit artikel, de woorden « De Belgische Nationale Orde van advocaten » vervangen door de woorden « La Conférence des barreaux francophones et germanophone en de Vereniging van Vlaamse balies ».
Verantwoording
Technisch amendement. Dit stemt overeen met de nieuwe terminologie die wordt gebruikt sinds de goedkeuring van de wet tot wijziging, met betrekking tot de structuren van de balie, van titel III van het IIe deel, boek III, van het Gerechtelijk Wetboek.
Art. 3
In het tweede lid van dit artikel, de woorden « stelt vast op welke wijze dit bewijs moet geleverd worden » vervangen door de woorden « stellen in een reglement de precieze inhoud van de in het eerste lid bedoelde vorming vast, controleren de stageprestaties en accrediteren de permanente opleiding ».
Verantwoording
Het gaat om technische verduidelijkingen. Het voorgestelde tweede lid is immers niet meer duidelijk gezien de wijzigingen die in het eerste lid zijn aangebracht.
Het reglement van de Orden moet betrekking hebben op de in het vorige lid bedoelde vorming, de controle van de stageprestaties en de accreditatie van de permanente opleiding. Dit amendement moet samen worden gelezen met amendement nr. 84 (dat stageprestaties oplegt).
Art. 3
Het tweede lid van dit artikel aanvullen met een nieuw lid, luidende :
« Elke balie organiseert het toezicht op de jeugdpermanenties. De kosten van dit toezicht komen ten laste van het Rijk. »
Verantwoording
Gesteld dat amendement nr. 84 wordt aangenomen, moet worden verduidelijkt hoe het toezicht wordt georganiseerd en wie het betaalt.
Art. 4
In het eerste lid van dit artikel, het woord « jeugdadvocatenpermanentie » vervangen door de woorden « permanentie van advocaten voor minderjarigen ».
Verantwoording
Zie amendement nr. 59.
Art. 4
Na het voorgestelde eerste lid, een nieuw lid invoegen, luidende :
« Om deel uit te maken van de jeugdpermanentie van zijn balie, moet een advocaat voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 3 ».
Verantwoording
De jeugdpermanentie kan alleen bestaan uit « advocaten voor minderjarigen », met andere woorden advocaten die voldoen aan de voorwaarden van artikel 3.
Art. 5
In het eerste lid van dit artikel, het woord « jeugdadvocaat » vervangen door de woorden « advocaten voor minderjarigen ».
Verantwoording
Zie amendement nr. 59.
Art. 5
Na het voorgestelde eerste lid van dit artikel een nieuw lid invoegen, luidende :
« De Koning stelt een bijzondere nomenclatuur vast voor het optreden uit naam van minderjarigen ».
Verantwoording
Wat betreft de juridische bijstand aan minderjarigen, moet er een bijzondere nomenclatuur komen voor het optreden uit naam van jongeren.
De geldende nomenclatuur is hieraan niet aangepast. Een advocaat kan immers moeilijk alleen van de vergoedingen voor de juridische bijstand leven. Welnu, als hij gespecialiseerd is in de verdediging van minderjarigen zullen zijn klanten altijd onbemiddeld zijn, aangezien minderjarigen per definitie niet over een inkomen beschikken. Om advocaten daadwerkelijk in staat te stellen zich voltijds aan dit soort verdediging te wijden, moeten de omstandigheden daartoe geschapen worden. Tegenwoordig zijn de kosten voor de verdediging van jongeren vergelijkbaar met de kosten die een advocaat moet doen voor de verdediging van volwassenen. De advocaat voor minderjarigen moet over de nodige infrastructuur kunnen beschikken om een dergelijke dienst te verlenen. Ook met het oog op een goede kwaliteit en specialisering, moet de advocaat voor zijn dienstverlening niet louter vergoed worden, maar moet hij er ook van kunnen leven en niet, zoals nu, zich verplicht voelen de verdediging van jongeren als een bijbaan te beschouwen naast een beter betaalde specialiteit.
Clotilde NYSSENS. |
Art. 3
Dit artikel vervangen als volgt :
« Om als jeugdadvocaat te kunnen optreden moet de advocaat het bewijs leveren van :
1º een grondige kennis van de wetten en decreten inzake jeugdbescherming en jeugdhulpverlening, van het Verdrag inzake de rechten van het kind en van andere internationale verdragen en aanbevelingen die op jongeren betrekking hebben;
2º de permanente opleiding op het vlak van het jeugdrecht, en een algemene vorming op het vlak van de kinderpsychologie.
Deze opleiding wordt georganiseerd door de balie die controleert of haar leden kunnen optreden als jeugdadvocaat. »
Verantwoording
Het oude 2º vervalt aangezien het weinig realistisch is om te bepalen in hoeverre iemand bekwaam is om met kinderen te praten als de keuze die de advocaat maakt om kinderen te verdedigen toch al laat veronderstellen dat hij geïnteresseerd is in kinderen. Bovendien moet iedere advocaat, ongeacht wie zijn cliënt is, een vertrouwelijke omgang met kinderen hebben en hun belangen behartigen.
Met betrekking tot het in het amendement voorgestelde 2º benadrukt de Conférence des barreaux francophones et germanophone dat moet worden vermeden een aparte categorie van advocaten te creëren en een bijkomende opleiding in sociologie en pedagogie op te leggen.
Ten slotte meent de Conférence des barreaux francophones et germanophone dat de balie waartoe de advocaat behoort, beter in staat is te beoordelen of de advocaat beschikt over de grondige kennis en de permanente opleiding die van hem wordt verwacht.
Philippe MAHOUX. Jean-François ISTASSE. |
Art. 2
Paragraaf 3 doen vervallen.
Verantwoording
Het wetsvoorstel tot instelling van jeugdadvocaten bepaalt in artikel 2, § 3, dat een rechter een advocaat kan machtigen zich burgerlijke partij te stellen in naam van een minderjarige (als voogd ad hoc). De voogd ad hoc vertegenwoordigt de minderjarige (wanneer zijn ouders nalaten dit te doen of in geval van belangenconflict tussen de minderjarige en de ouders). Het komt dus niet logisch voor dat artikel 2, § 4, van datzelfde wetsvoorstel gewaagt van de plicht in hoofde van de voogd ad hoc om op onafhankelijke wijze de belangen van de minderjarige te verdedigen, hem juridische bijstand te verlenen en de mening van de minderjarige te vertolken. Hier (§ 4) wordt aan de minderjarige impliciet het recht toegekend om op te treden als procespartij.
De mogelijkheid voor de minderjarige om op te treden als autonome procespartij dient, voor de duidelijkheid en eenvormigheid, ingeschreven in het Gerechtelijk Wetboek, respectievelijk het Wetboek van strafvordering zodat daar een globale regeling kan worden uitgewerkt.
Martine TAELMAN. |
Art. 4
In het tweede lid de woorden « , het bedrag dat wordt toegekend voor de opleidingen » doen vervallen.
Verantwoording
De minister van Begroting heeft opgemerkt dat de Staat niet kan instaan voor de kosten van de opleiding van de jeugdadvocaten. Dit zou trouwens een precedent uitmaken waarvan de budgettaire gevolgen moeilijk te overzien zijn.
Art. 5
In het eerste lid de woorden « en de opleiding van » doen vervallen.
Verantwoording
Zie de verantwoording bij het amendement betreffende artikel 4.
De minister van Justitie,
Marc VERWILGHEN.
Nr. 96 VAN MEVROUW de BETHUNE
Art. 2
In § 1, de woorden « voorzien in » vervangen door de woorden « bepaald in ».
Verantwoording
Taalkundige verbetering in de Nederlandse tekst, « voorzien in » is immers een gallicisme.
Nr. 97 VAN MEVROUW de BETHUNE
Art. 2
In § 2, tweede lid, de woorden « de personen » vervangen door de woorden « de andere personen ».
Verantwoording
Tekstuele en juridische verbetering. Volgens de huidige tekst zouden de ouders nooit het ouderlijk gezag uitoefenen !
Sabine de BETHUNE. |
Art. 2
Paragraaf 1 van dit artikel vervangen als volgt :
« § 1. Onverminderd de juridische bijstand waarin andere wetten of decreten voorzien, wordt de minderjarige in elke stand van het gerechtelijk of administratief geding waarin hij partij is, bijgestaan door een jeugdadvocaat voor minderjarigen, behalve wanneer hij een andere advocaat kiest. »
Nathalie de T' SERCLAES. |
Art. 1
In dit artikel het getal « 78 » vervangen door het getal « 77 ».
Verantwoording
Het voorstel betreft de organisatie van de balie en de juridische bijstand, met name materies geregeld in het tweede deel van het Gerechtelijk Wetboek en aldus een bicamerale bevoegdheid in de zin van artikel 77 van de Grondwet.
Sabine de BETHUNE. |