2-12/12

2-12/12

Belgische Senaat

ZITTING 2000-2001

12 JULI 2001


Wetsvoorstel ter bestrijding van discriminatie en tot wijziging van de wet van 15 februari 1993 tot oprichting van een Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding


AMENDEMENTEN


Nr. 159 VAN DE HEER STEVERLYNCK EN MEVROUW DE SCHAMPHELAERE

(Subamendement op amendement nr. 16 van de regering)

Art. 11bis (nieuw)

A. In § 2 van dit artikel de woorden « twaalf maanden » vervangen door de woorden « drie maanden ».

B. In § 2 van dit artikel de laatste volzin vervangen als volgt :

« De klacht wordt verplicht ingediend bij een arbitragecommissie die binnen de drie maanden na de indiening ervan uitspraak doet over de gegrondheid van de klacht.

De werknemer moet de werkgever per aangetekend schrijven een dubbel laten geworden van de ingediende klacht waarna de beschermingsperiode start de derde werkdag na datum van verzending.

De arbitragecommissie wordt paritair samengesteld door vertegenwoordigers van de werknemer en de werkgever.

De Koning bepaalt bij een in Ministerraad overlegd besluit de nadere regels en procedures inzake de arbitragecommissie. »

C. In § 4 van dit artikel de woorden « zes maanden » vervangen door de woorden « drie maanden ».

D. § 5 van dit artikel aanvullen met de woorden « én de arbitragecommissie de klacht heeft gegrond verklaard ».

Verantwoording

Tussen het indienen van een klacht en de einduitspraak (in kracht van gewijsde gegane vonnis) verloopt een zeer lange tijd, soms jaren.

Gedurende die periode leven zowel werknemer als werkgever in een labiele situatie. Tevens kan de onderneming haar eventuele opgezette herstructurering en/of reorganisatie niet realiseren wat zeer nefaste gevolgen voor het voortbestaan van de onderneming kan inhouden.

De economische activiteit van de onderneming kan hierdoor in het gedrang komen met alle gevolgen én voor de werkgever én voor de werknemers.

Rechtszekerheid voor beide partijen is noodzakelijk, zodat een snelle behandeling van een klacht zich opdringt.

Om de ontslagbescherming effectief te laten lopen is het van belang dat de wetgever precies bepaalt wanneer deze bescherming van start gaat.

De voorgestelde verplichte arbitrage houdt volgende voordelen in :

­ Binnen een tijdspanne van drie maanden wordt het conflict beslecht. Voor beide partijen dus een beperkte én gekende tijdsduur.

­ De rechten en belangen van de partijen worden gevrijwaard en verzekerd.

­ Geen blokkering van de loopbaan van de werknemer én een overzichtelijke situatie voor werknemer en werkgever.

­ Snelle uitvoering van de sanctie in geval van gegrondheid van de klacht.

Jan STEVERLYNCK.
Mia DE SCHAMPHELAERE.

Nr. 160 VAN MEVROUW de T' SERCLAES

Art. 4

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 4. ­ De strafsancties wegens discriminatie gebaseerd op de gronden bedoeld in artikel 2, § 2, zijn die welke vermeld staan in artikel 1, 1º en 2º, alsook in artikel 4 van de wet van 30 juli 1981 tot de bestraffing van bepaalde door racisme en xenofobie ingegeven daden. »

Verantwoording

Aangezien de bedoeling het hoofdvereiste vormt van het misdrijf, komen alleen met een bedoeling gepleegde feiten in aanmerking voor strafsancties. Bijgevolg kunnen alleen gevallen van directe discriminatie naar de strafrechter gaan. Indien men begint feiten van niet-bedoelde discriminatie te vervolgen, zouden de burgers voortdurend rondlopen met de vraag of een daad die zij thans uitvoeren, over één week, een maand of tien jaar als misdrijf vervolgd kan worden. Het spreekt vanzelf dat een aantal van de huidige discriminatiecriteria vroeger niet bestonden en dat andersom in de toekomst als discriminatiecriterium zal gelden wat thans niet als dusdanig geldt. Het gevolg daarvan is rechtsonzekerheid.

Aangezien de strafsancties ruim ingegeven zijn door de wet van 30 juli 1981, behoort men daaruit de elementen te halen die nuttig zijn voor dit voorstel. Echter, niet alle straffen werden overgenomen; dat geldt meer bepaald voor artikel 1, 3º en 4º. Volgens die twee punten immers is ook strafbaar het louter bekendmaken van een voornemen. Dit gaat regelrecht in tegen de grondbeginselen van het strafrecht. Om een daad te kunnen vervolgen, moet zij in de eerste plaats gepleegd zijn. Vervalt dat vereiste, dan beschikt de burger over geen enkele vorm van rechtszekerheid meer. Voor het overige bestaat er in ons recht geen ander voorbeeld waar alleen de bedoeling strafbaar is. Voorts is het zo dat er over artikel 1, 3º en 4º, van de wet van 30 juli 1981 sedert 20 jaar geen jurisprudentie is ontstaan. Dat bewijst ten overvloede dat dergelijke bepalingen niet alleen overbodig maar ook onuitvoerbaar zijn.

Nr. 161 VAN MEVROUW de T' SERCLAES

Art. 4

In de voorgestelde § 1, eerste streepje, van dit artikel doen vervallen de woorden « haat of geweld ».

Verantwoording

Het voorstel handelt alleen over discriminatie. Het heeft geen zin daar de woorden « haat of geweld » in op te nemen. Volgens de bepalingen in artikel 1 komen die wel te pas in het kader van de wet van 30 juli 1981.

Nr. 162 VAN MEVROUW de T' SERCLAES

Art. 5

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Bij de behandeling van een strafzaak heeft de rechter slechts oog voor twee punten : de bedoeling en de omschrijving van de feiten. De dader moet de bedoeling gehad hebben de feiten te plegen en wanneer die bedoeling er is moeten de feiten omschreven worden. In het strafrecht bestaat er geen verzwaring van straffen op basis van drijfveren. Verzwarende omstandigheden houden altijd verband met de gevolgen van de daad, de omstandigheden waarin de feiten hebben plaatsgevonden, de bijzondere hoedanigheid van de dader.

Er gelden andere belangwekkende technische argumenten om dit artikel te doen vervallen.

Een algehele verdubbeling van de straf is vreemd aan ons strafrecht. Dat kan trouwens lachwekkende gevolgen hebben. Zo wordt volgens artikel 393 van het Strafwetboek doden met het oogmerk om te doden gestraft met levenslange dwangarbeid. Hoe valt een dergelijke straf te verdubbelen ?

Voor sommige feiten zoals verkrachting van een minderjarige (artikel 375, zesde lid, van het Strafwetboek) wordt de straf thans reeds verdubbeld. Hoe kunnen die artikelen samengaan met het bepaalde in artikel 5 ?

Daar komt nog bij dat wanneer bepaalde drijfveren (geslacht) samengaan met bepaalde misdrijven (verkrachting) de straffen onvermijdelijk worden verdubbeld.

Er rijzen trouwens tal van vragen over de verdubbeling van de straf bij verkrachting van een kleurling aangezien de verkrachter van een blanke een minder zware straf zou oplopen.

In het algemeen kan men stellen dat een verdubbeling van een straf ingegeven door drijfveren, contraproductief moet werken en dat zulks regelrecht ingaat tegen de jurisprudentie van het Arbitragehof.

Wil men nieuwe strafsancties opleggen voor misdaden en wanbedrijven die reeds in het Strafwetboek vermeld staan (verkrachting, belediging, enz.), dan behoort men die om twee redenen in het Strafwetboek zelf op te nemen en niet in bijzondere wetten :

1. Het gaat om feiten verwant aan die welke reeds in het Strafwetboek als misdrijf zijn aangemerkt.

2. De wetteksten worden onbruikbaar indien bijzondere wetten afwijken van de algemene regels van het Strafwetboek.

Nathalie de T' SERCLAES.

Nr. 163 VAN DE HEER MAHOUX

(Subamendement op amendement nr. 10 van de regering)

Art. 3quater

Dit artikel doet vervallen.

Verantwoording

Zie verantwoording bij amendement nr. 164.

Nr. 164 VAN DE HEER MAHOUX

Art. 19 (nieuw)

HOOFDSTUK V (nieuw)

Een hoofdstuk V invoegen, luidende :

« HOOFDSTUK V : Slotbepaling »

Art. 19. ­ Deze wet is van toepassing onverminderd de wetgeving ter bestrijding van specifieke vormen van discriminatie, namelijk :

­ de wet van 7 mei 1999 op de gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden, de toegang tot het arbeidsproces en de promotiekansen, de toegang tot een zelfstandig beroep en de aanvullende regelingen voor de sociale zekerheid;

­ de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme en xenofobie ingegeven daden. »

Verantwoording

Deze lezing is ruimer dan de tekst van amendement nr. 10 van de regering en maakt het mogelijk te anticiperen op eventuele andere wetten die in de toekomst van kracht kunnen worden en die bepaalde vormen van discriminatie zouden bestrijden.

Philippe MAHOUX.