2-256/3

2-256/3

Belgische Senaat

ZITTING 2000-2001

10 JANUARI 2001


Wetsvoorstel tot instelling van jeugdadvocaten voor minderjarigen


AMENDEMENTEN


Nr. 12 VAN DE DAMES TAELMAN, LINDEKENS EN LEDUC

Art. 2

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 2. ­ Onverminderd de juridische bijstand voorzien in de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming wordt de minderjarige in elke gerechtelijke of administratieve rechtspleging die hem betreft of aanbelangt en in elke stand van het geding, bijgestaan door een jeugdadvocaat behalve indien hij dit uitdrukkelijk weigert.

Wanneer hij geen jeugdadvocaat heeft, kan er hem ambtshalve een toegewezen worden door de stafhouder of zijn gemachtigde, op eenvoudig schriftelijk verzoekschrift van zijn beide ouders, van het openbaar ministerie of van de voorzitter van het gerecht.

De rechter kan de jeugdadvocaat machtigen zich burgerlijke partij te stellen in naam van de minderjarige die het slachtoffer is van een misdrijf gepleegd door zijn ouders, of door een derde indien zijn ouders in gebreke blijven voor zijn rechten op te komen.

De jeugdadvocaat wordt meteen aangesteld als voogd ad hoc met het oog op het stellen van de burgerlijke vorderingen zo daartoe grond bestaat.

De jeugdadvocaat verdedigt op onafhankelijke wijze de belangen van de minderjarige, verleent hem juridische bijstand en is de vertolker van zijn mening. »

Verantwoording

Het amendement heeft als doel er voor te zorgen dat, onverminderd de bepalingen van de jeugdbeschermingswet, elke minderjarige in een rechtspleging die hem betreft ambtshalve wordt bijgestaan door een advocaat, die een jeugdadvocaat moet zijn, behalve indien de minderjarige dit uitdrukkelijk weigert.

De jeugdadvocaat is de vertolker van de mening van de minderjarige, verleent hem juridische bijstand en verdedigt op onafhankelijke wijze zijn belangen. Dit wordt uitdrukkelijk bepaald omdat vaak blijkt dat de advocaat gemandateerd is door de ouders, familieleden of pleegouders die het niet goed voor hebben met de rechten van de minderjarige. Aldus moet vermeden worden dat de advocaat andere belangen behartigt dan deze van het meestal onmondige kind, waarmee hij soms geen contact heeft gehad.

Er wordt bepaald dat aan de minderjarige die geen advocaat heeft, een advocaat wordt toegewezen op eenvoudig schriftelijk verzoek van zijn ouders. Immers wanneer beide ouders hiertoe besluiten zullen ze ook makkelijker de vergoedingen en kosten dragen wanneer deze kosten worden teruggevorderd. Ook het openbaar ministerie (in rechtsplegingen waar zijn advies vereist is) of de voorzitter van de rechtbank kunnen de ambtshalve aanstelling van een advocaat vragen.

Het lijkt bovendien gerechtvaardigd dat de rechter de jeugdadvocaat kan machtigen zich burgerlijke partij te stellen in naam van de minderjarige, bij het in gebreke blijven van zijn ouders. De jeugdadvocaat kan meteen de rol van voogd ad hoc worden verleend, zodat hij ook in de plaats van de ouders burgerlijke vorderingen kan instellen.

Martine TAELMAN.
Kathy LINDEKENS.
Jeannine LEDUC.

Nr. 13 VAN DE DAMES TAELMAN EN LEDUC

Art. 4

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 4. ­ De vergoedingen en kosten verbonden aan de bijstand door en de opleiding van een jeugdadvocaat vallen ten laste van het Rijk.

De vergoedingen en kosten verbonden aan de bijstand kunnen door het Rijk verhaald worden op de personen die voor de minderjarige onderhoudsplichtig zijn, in verhouding met hun middelen, of op elke rechtsbijstandsverzekering die voornoemde vergoedingen en kosten ten laste zou moeten nemen.

De beslechting van een geschil betreffende de bedragen van de vergoedingen en kosten brengt geen vertraging mee in de behandeling van de andere rechtsplegingen. »

Verantwoording

Het is logisch aan de Staat de mogelijkheid te geven de gemaakte kosten terug te vorderen van de personen die voor de minderjarige onderhoudsplichtig zijn of van de rechtsbijstandsverzekering.

Het is eveneens belangrijk te bepalen dat de geschillen betreffende de bedragen van de kosten en vergoedingen de rechtsplegingen ten gronde niet vertragen.

Martine TAELMAN.
Jeannine LEDUC.

Nr. 14 VAN DE DAMES TAELMAN, LINDEKENS EN LEDUC

Art. 3

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 3. ­ Om als jeugdadvocaat te kunnen optreden moet de advocaat het bewijs leveren van :

1º een grondige kennis van de wetten en decreten inzake jeugdbescherming en jeugdhulpverlening, van het Verdrag inzake de rechten van het kind en van andere internationale verdragen en aanbevelingen die op jongeren betrekking hebben;

2º de bekwaamheid om met kinderen op hun niveau te praten, een vertrouwelijke omgang met hen te hebben en hun belangen te behartigen;

3º een permanente opleiding op het vlak van het jeugdrecht en vorming op het vlak van de ontwikkelingspsychologie, de sociologie, de pedagogie en van de rechten van kinderen.

De balie stelt vast op welke wijze dit bewijs moet geleverd worden. »

Verantwoording

De voorgestelde tekst bepaalt nader de inhoud van de vereiste opleiding van de jeugdadvocaat.

Nr. 15 VAN DE DAMES TAELMAN, LINDEKENS EN LEDUC

Art. 2bis

Een nieuw artikel 2bis invoegen, luidende :

« Art. 2bis. ­ In elk gerechtelijk arrondissement wordt door de balie een jeugdadvocatenpermanentie ingericht waarvan de werking en de financiering worden geregeld door de Koning. »

Verantwoording

Dit amendement behoeft geen verantwoording.

Martine TAELMAN.
Kathy LINDEKENS.
Jeannine LEDUC.

Nr. 16 VAN MEVROUW de BETHUNE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 12 van de dames Taelman, Lindekens en Leduc)

Art. 2

Het voorgestelde tweede lid vervangen als volgt :

« Wanneer hij geen jeugdadvocaat heeft, wordt er hem, met zijn instemming, ambtshalve een toegewezen door de stafhouder of zijn gemachtigde. »

Verantwoording

Doel van het subamendement is ervoor te waken dat elke minderjarige van de juridische bijstand van een advocaat kan genieten. Daarom is het belangrijk dat er hem ambtshalve een advocaat wordt toegewezen, wanneer hij er geen heeft en dit uitdrukkelijk wenst.

Dit moet echter met instemming van de minderjarige gebeuren, teneinde hem enerzijds het recht te verzekeren om dit te weigeren (cf. eerste lid van amendement nr. 12), maar anderzijds ook de mogelijkheid te geven om zelf zijn jeugdadvocaat te kiezen.

Vanzelfsprekend houdt deze rechtsbepaling het recht open voor beide ouders, het openbaar ministerie, de voorzitter van de rechtbank of de minderjarige zelf om een verzoek in die zin tot de stafhouder te richten.

Nr. 17 VAN MEVROUW de BETHUNE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 12 van de dames Taelman, Lindekens en Leduc)

Art. 2

In het voorgestelde eerste lid de woorden « Onverminderd de juridische bijstand voorzien in de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming » vervangen door de woorden « Onverminderd de juridische bijstand voorzien in bijzondere wetten en decreten ».

Verantwoording

Omwille van juridische coherentie, is het aangewezen niet enkel te verwijzen naar de wet van 8 april 1965. Ook de specifieke bepalingen met betrekking tot de juridische bijstand, zoals opgenomen in andere bijzondere wetten en decreten, dienen onverminderd te worden gehandhaafd.

Nr. 18 VAN MEVROUW de BETHUNE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 12 van de dames Taelman, Lindekens en Leduc)

Art. 2

Aan het voorgestelde artikel de volgende wijzigingen aanbrengen :

A) Het derde lid aanvullen als volgt :

« De jeugdadvocaat wordt meteen aangesteld als voogd ad hoc met het oog op het stellen van de burgerlijke vorderingen zo daartoe grond bestaat. »

B) Het vierde lid doen vervallen.

Verantwoording

Het is noodzakelijk dat de voorgestelde 3e en 4e alinea's samengevoegd worden.

Immers kan de jeugdadvocaat zich gezien het procesrechterlijke statuut van de minderjarige, enkel burgerlijke partij stellen in de hoedanigheid van voogd ad hoc van de minderjarige, net zoals hij dit enkel in deze hoedanigheid kan doen van burgerlijke vorderingen die niet voor de strafrechter worden gebracht. Dit dient in de tekst te worden verduidelijkt.

Sabine de BETHUNE.
Meryem KAÇAR.
Kathy LINDEKENS.
Martine TAELMAN.
Marie-Josée LALOY.

Nr. 19 VAN MEVROUW NYSSENS

(Subamendement op amendement nr. 12 van de dames Taelman, Lindekens en Leduc)

Art. 2

In het voorgestelde eerste lid de woorden « in elke gerechtelijke of administratieve rechtspleging die hem betreft of aanbelangt » vervangen door de woorden « in elke procedure waarbij hij partij is, en wanneer hij wordt opgeroepen om gehoord te worden ».

Verantwoording

Uit amendement nr. 12 zou men kunnen afleiden dat de minderjarige als partij kan optreden in elke procedure waar zijn belangen op het spel staan. Zo wordt het toepassingsgebied veel te ruim. Het risico bestaat dat de belangen van de minderjarige in het gedrang komen omdat hij moet optreden in elke procedure die hem aanbelangt. In de rechtsleer hebben een aantal auteurs interessante argumenten uitgewerkt om aan te tonen dat het kind er alle belang bij heeft uit de rechtszaal weg te blijven waar zijn ouders ruziën (Cf. V. d'Huart en P. Henry, « Auditions de mineurs et droits de la défense », JDJ, nr. 165, mei 1997, blz. 197 en volgende).

Clotilde NYSSENS.

Nr. 20 VAN MEVROUW de BETHUNE

Art. 5

Dit artikel aanvullen met volgende woorden « en uiterlijk op 1 september 2002 ».

Verantwoording

Dit amendement behoeft geen verantwoording.

Sabine de BETHUNE.

Nr. 21 VAN MEVROUW TAELMAN

(Subamendement op amendement nr. 15 van de dames Taelman, Lindekens en Leduc)

In het voorgestelde artikel de woorden « de werking en » doen vervallen en het woord « worden » vervangen door het woord « wordt ».

Verantwoording

De werking van de jeugdadvocatenpermanentie wordt ingericht en geregeld door de balie. Dit is geen bevoegdheid van de Koning.

Martine TAELMAN.

Nr. 22 VAN MEVROUW de BETHUNE EN KAÇAR

(Subamendement op amendement nr. 14 van de dames Taelman, Lindekens en Leduc)

Art. 3

In het voorgestelde tweede lid, de woorden « de balie » vervangen door de woorden « De Belgische Nationale Orde van advocaten ».

Verantwoording

Het is aangewezen dat niet elke balie afzonderlijk, maar de Nationale Orde instaat voor de regeling van de controle op de voorwaarden waaraan een jeugdadvocaat moet voldoen. Vanzelfsprekend dient de tekst te worden begrepen als de de facto bestaande opgesplitste Nationale Orde (Vereniging Vlaamse Balies en de Franstalige tegenhanger), in afwachting van de wettelijke vertaling van de splisting van de Nationale Orde. Om juridisch-technische reden is het evenwel aangewezen voorlopig de terminologie van het Gerechtelijk Wetboek aan te houden.

Sabine de BETHUNE.
Meryem KAÇAR.

Nr. 23 VAN MEVROUW NYSSENS

(Subamendement op amendement nr. 14 van de dames Taelman, Lindekens en Leduc)

Art. 3

Aan het voorgestelde artikel de volgende wijzigingen aanbrengen :

A. De aanhef vervangen als volgt :

« De advocaat die een minderjarige wenst te verdedigen of te vertegenwoordigen, moet het bewijs leveren van : »;

B. Het 3º vervangen als volgt :

« De instellingen bedoeld in artikel 488 van het Gerechtelijk Wetboek organiseren de daartoe vereiste opleiding en vorming. »

Verantwoording

A. De beroepstitel van advocaat is wettelijk beschermd. Het heeft geen zin een afzonderlijke categorie « Jeugdadvocaat » in het leven te roepen. Men moet daarentegen toezien op de bijscholing en de opleiding van de jeugdadvocaten. Dit amendement wil daarvoor zorgen.

B. Technische aanpassing.

Nr. 24 VAN MEVROUW NYSSENS

(Subamendement op amendement nr. 12 van de dames Taelman, Lindekens en Leduc)

Art. 2

Het voorgestelde laatste lid vervangen als volgt :

« De jeugdadvocaat verleent aan de minderjarige juridische bijstand en is de vertolker van zijn mening. »

Verantwoording

Uit de hoorzittingen blijkt dat de taak van de advocaat er alleen in bestaat de rechten van het kind te verdedigen en diens mening te vertolken. Doet hij dat niet en verdedigt hij wat volgens hem het belang van het kind is, dan neemt hij de plaats in van het openbaar ministerie of van de rechter. De advocaat moet in de eerste plaats de minderjarige verdedigen. Een advocaat hoeft geen al te omstandige adviezen te verstrekken over wat volgens hem het belang van de minderjarige voorstelt. Hij moet voortdurend contact houden met de actoren in de sector jeugdbescherming en de verschillende beschermers waarmee de wet een minderjarige omringt. Passief kan men zijn optreden dus helemaal niet noemen. Telkens opnieuw moet hij op een constructieve manier nagaan wat de voor zijn cliënt bedoelde oplossingen voorstellen. Daar komt nog bij dat wanneer de advocaat de mening van zijn cliënt niet vertolkt en bij het onderzoek van de toestand geen rekening houdt met de zienswijze van zijn cliënt, uiteindelijk niemand dat in zijn plaats zal doen. In een dergelijk geval staat de minderjarige er alleen voor.

Clotilde NYSSENS.