2-579/1 | 2-579/1 |
17 NOVEMBER 2000
Dit wetsvoorstel heeft tot doel een vergissing recht te zetten die de wetgever in 1999 heeft begaan bij de aanpassing van het statuut van de parlementsleden overeenkomstig het politiek akkoord dat de « assisen van de democratie » werd genoemd.
In verband met de materies van de werkgroep-Busquin (onverenigbaarheden, politiek verlof, statuut en burgerrechtelijke aansprakelijkheid en strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de plaatselijke verkozenen) en dan vooral het hoofdstuk « onverenigbaarheden en politiek verlof » bepaalt dit akkoord dat een parlementair mandaat kan worden gecumuleerd met ten hoogste één plaatselijk, bezoldigd uitvoerend ambt. Het aantal inwoners van de gemeente of van de stad is daarbij van geen belang.
Dit politieke akkoord is voor de Europese parlementsleden niet correct omgezet in de wetgeving. De Europese parlementsleden kunnen nog steeds geen uitvoerend ambt uitoefenen in steden met meer dan 50 000 inwoners.
De eerste twee leden van artikel 42 van de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europese Parlement luiden immers als volg :
« De overenigbaarheden die, krachtens de Belgische wetten, van toepassing zijn op de Belgische parlementsleden, gelden eveneens voor de leden van het Europese Parlement.
De hoedanigheid van Europees parlementslid is bovendien onverenigbaar met die van lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers of van de Senaat, van lid van de Vlaamse Raad, van de Franse Gemeenschapsraad of van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad, van lid van een Gewestraad, van lid van een Gemeenschaps- of Gewestexecutieve, van lid van een bestendige deputatie, van lid van een agglomeratiecollege en die van burgemeester, schepen of voorzitter van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van een gemeente met meer dan 50 000 inwoners. » (1)
In 1999 zijn naar aanleiding van de « assisen van de democratie » de woorden « de onverenigbaarheden » in het eerste lid vervangen door de woorden « de onverenigbaarheden en de cumulatiebeperkingen » (artikel 5 van de wet van 4 mei 1999 tot beperking van de cumulatie van het mandaat van federaal parlementslid en Europees parlementslid met andere ambten, Belgisch Staatsblad, 28 juli 1999).
Het was wel degelijk de bedoeling van de wetgever in 1999 om de Belgische Europese parlementsleden hetzelfde stelsel van onverenigbaarheden en cumulatiebeperkingen op te leggen als de andere Belgische parlementsleden. Die materie werd overigens gelijktijdig behandeld in één wetsvoorstel voor de federale en de Europese parlementsleden (Stuk Senaat, nr. 1-985/1). De algemene regel is dus dat een parlementair mandaat slechts met één uitvoerend ambt kan worden gecumuleerd.
Ondanks deze algemene beleidsintentie is voor de Europese parlementsleden enkel het stelsel van de cumulatiebeperking uitdrukkelijk behandeld in de wet van 4 mei 1999.
De wetgever heeft in 1999 echter verzuimd het tweede lid van artikel 42 te wijzigen, waardoor het bijzondere stelsel van onverenigbaarheden van 1989 voor de Europese parlementsleden onveranderd bleef. Deze wetsbepaling voorziet nog steeds in een onverenigbaarheid tussen een gemeentelijk uitvoerend ambt en het mandaat van Europees parlementslid, dat niet geldt voor de andere categorieën van parlementsleden. Bovendien wordt nog steeds een onderscheid gemaakt tussen steden met meer dan 50 000 inwoners en andere gemeenten, wat een tweede grond van discriminatie vormt die in het akkoord van de zogenaamde « assisen van de democratie » principieel was verworpen.
Het stelsel van de onverenigbaarheden geldt nu op uniforme wijze voor alle federale parlementsleden en voor de leden van de gewesten en gemeenschapsraden. In het eerste lid van artikel 42 wordt trouwens verklaard dat dit ook het geval is voor de Europese parlementsleden.
Daarom moet de abnormale situatie worden weggewerkt die het gevolg is van de bepaling aan het einde van het tweede lid, die strijdig is met het eerste lid.
Dit is een dringende zaak omdat na de verkiezingen van 8 oktober 2000, burgemeesters, schepenen en OCMW-voorzitters benoemd moeten worden.
Kortom, dit voorstel heeft tot doel een discriminatie weg te werken tussen de Europese parlementsleden enerzijds en de federale parlementsleden en die van de deelgebieden anderzijds.
Jean-François ISTASSE. Philippe MONFILS. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
In artikel 42, tweede lid, van de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europese Parlement, gewijzigd bij de wet van 4 mei 1999, worden de woorden « , van lid van een agglomeratiecollege en die van burgemeester, schepen of voorzitter van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van een gemeente met meer dan 50 000 inwoners. » vervangen door de woorden « en van lid van een agglomeratiecollege. ».
Art. 3
Deze wet treedt in werking op 1 januari 2001.
Jean-François ISTASSE. Philippe MONFILS. Jeannine LEDUC. Hugo VANDENBERGHE. Chokri MAHASSINE. |
(1) Eigen onderstreping.