2-422/4 | 2-422/4 |
11 OKTOBER 2000
Art. 5 (nieuw)
Een artikel 5 (nieuw) invoegen, luidende :
« Art. 5. De Koning stelt een commissie in, genaamd « Commissie voor gerechtelijke bemiddeling in gezinszaken », waarvan hij de samenstelling, de taken en de werkwijze bepaalt.
De commissie is samengesteld uit vertegenwoordigers van de verschillende bemiddelaars in gezinszaken uit de volgende beroepen : notarissen, psychologen, advocaten, maatschappelijk assistenten, juristen, huwelijksconsulenten en personen die bemiddelaars opleiden.
Deze commissie heeft onder andere als taak :
1º het ontwikkelen van een gemeenschappelijke en interdisciplinaire opleiding voor bemiddelaars in gezinszaken te bevorderen;
2º het opstellen van gemeenschappelijke deontologische regels voor de functie van bemiddelaar in gezinszaken te bevorderen;
3º adviezen te geven over de opleidingen die worden verstrekt door de instanties bedoeld in artikel 488 en door de Nationale Kamer van notarissen, en over de erkenning van natuurlijke personen die als bemiddelaar willen optreden in het kader van de gerechtelijke bemiddeling in gezinszaken. »
Verantwoording
Dit amendement wijzigt de naam van de commissie overeenkomstig de opmerkingen van de Raad van State.
Het verduidelijkt de multidisciplinaire samenstelling van deze commissie en haar basisbevoegdheden.
Voor het overige zij verwezen naar de verantwoording bij het oorspronkelijke amendement nr. 7.
Art. 2
In het voorgestelde artikel 734bis, de volgende wijzigingen aanbrengen :
A. De §§ 1 tot 3 vervangen als volgt :
« § 1. Onder bemiddeling in gezinszaken wordt verstaan een op samenwerking gebaseerde methode voor het oplossen van gezinsconflicten waarbij de bemiddelaar in gezinszaken de bij het conflict betrokken partijen helpt om zelf praktische, duurzame en voor elke partij aanvaardbare oplossingen te vinden met inachtneming van de behoeften van elk lid van het gezin.
§ 2. Op de wijze bepaald in § 3 kan een bemiddelaar in gezinszaken worden aangewezen wanneer de rechter kennis neemt van :
1º vorderingen die betrekking hebben op titel V, hoofdstukken V en VI en op titel VI, hoofdstuk IV, van boek I van het Burgerlijk Wetboek;
2º vorderingen die betrekking hebben op boek I, titel IX, en op boek III, titel Vbis van hetzelfde Wetboek;
3º vorderingen ingesteld overeenkomstig de afdelingen I en II van boek IV, hoofdstuk XI, van het vierde deel van dit Wetboek;
4º vorderingen ingesteld overeenkomstig afdeling III van boek IV, hoofdstuk XI, van het vierde deel van dit Wetboek;
5º vorderingen voortvloeiend uit de feitelijke samenwoning.
§ 3. De partijen kunnen aan de rechter gezamenlijk om een bemiddelaar in gezinszaken vragen. In dat geval wijst de rechter de bemiddelaar in gezinszaken aan met wie de partijen het eens zijn.
De rechter kan ook uit eigen beweging aan de partijen bemiddeling in gezinszaken voorstellen en de partijen, met hun instemming, verwijzen naar een bemiddelaar in gezinszaken van hun keuze of naar een dienst of vereniging voor bemiddeling in gezinszaken.
Een door de rechter aangewezen bemiddelaar in gezinszaken kan, vóór hij op de hoogte is gebracht van zijn aanwijzing, worden vervangen met de instemming van de partijen; die instemming moet door de partijen worden ondertekend en bij het dossier van de rechtspleging gevoegd.
§ 4. De beslissing die de partijen naar bemiddeling in gezinszaken verwijst, is een beslissing alvorens recht te doen in de zin van artikel 19, tweede lid.
Deze beslissing stelt ook de termijn vast waarbinnen de partijen met de bemiddelaar in gezinszaken contact moeten opnemen om met de bemiddeling aan te vangen.
De griffier brengt de beslissing ter kennis van de bemiddelaar in gezinszaken, die de rechter en de partijen zonder verwijl in kennis stelt van zijn aanvaarding of van zijn met redenen omklede weigering.
§ 5. Gedurende de bemiddelingsprocedure of na afloop daarvan, kan elke partij de zaak opnieuw voor de rechter brengen door een eenvoudig verzoekschrift te richten tot de griffie of door conclusies ter griffie neer te leggen. De zaak wordt vastgesteld op een terechtzitting die plaatsvindt binnen vijftien dagen na de indiening van het verzoek. »
B. Paragraaf 4 vernummeren tot § 6.
C. In § 4, eerste lid, de woorden « de in § 1, tweede lid, bedoelde terechtzitting » vervangen door de woorden « de in § 5 bedoelde terechtzitting ».
Verantwoording
Dit amendement vervangt het voorgestelde amendement nr. 1 op de volgende punten :
1. § 2 : Met betrekking tot de werkingssfeer van de gerechtelijke bemiddeling in gezinszaken, houdt het voorgestelde amendement rekening met de opmerkingen van de Raad van State betreffende de lijst van de aangelegenheden in het kader waarvan een beroep kan worden gedaan op bemiddeling in gezinszaken (Stuk Senaat, nr. 2-422/3, blz. 4). Veeleer dan de artikelen op te sommen, hebben we ervoor gekozen om te verwijzen naar de boeken, titels en hoofdstukken van het Burgerlijk Wetboek (in navolging van wat de indiener van het oorspronkelijke wetsvoorstel heeft gedaan voor de aangelegenheden bedoeld in het Gerechtelijk Wetboek) om zeker geen artikelen te vergeten. Het gaat vooral om betwistingen rond de verplichtingen die ontstaan uit het huwelijk of de afstamming (boek I, titel V, hoofdstuk V, van het Burgerlijk Wetboek), over de wederzijdse rechten en verplichtingen van echtgenoten (boek I, titel V, hoofdstuk VI, van het Burgerlijk Wetboek), over het ouderlijk gezag (boek I, titel IX, van het Burgerlijk Wetboek) en over de wettelijke samenwoning (boek III, titel Vbis, van het Burgerlijk Wetboek).
2. Het amendement voorziet ook uitdrukkelijk in de mogelijkheid om een beroep te doen op bemiddeling in gezinszaken bij echtscheiding door onderlinge toestemming (bemiddeling in gezinszaken is dus ook mogelijk bij wijziging, in de loop van de procedure, van de overeenkomsten die de partijen hebben gesloten vóór de echtscheiding door onderlinge toestemming) (afdeling 2 van boek IV, hoofdstuk XI, van het vierde deel van het Gerechtelijk Wetboek). Hetzelfde geldt voor de aangelegenheden bedoeld in boek I, titel VI, hoofdstuk IV, van het Burgerlijk Wetboek (vooral de artikelen 301 en volgende van het Burgerlijk Wetboek in verband met de uitkeringen na echtscheiding).
3. Paragraaf 3 wordt gewijzigd om de partijen meer autonomie toe te kennen bij de keuze van de bemiddelaar. Bepaalde auteurs (zie met name A. Thilly, L'institutionnalisation de la médiation familiale dans l'ordre juridique, Divorce/7, blz. 87) wijzen er immers op dat de rechtstreekse aanwijzing van de bemiddelaar door de rechter strijdig is met de autonomie bij bemiddeling in gezinszaken en bovendien de onafhankelijkheid miskent die de bemiddelaar bij de uitoefening van zijn beroep nodig heeft. Om deze nadelen op te vangen, bepaalt het voorgestelde amendement dat de rechter die bemiddeling in gezinszaken voorstelt, de partijen die daarmee instemmen, kan doorverwijzen naar een bemiddelaar van hun keuze of naar een dienst of vereniging voor bemiddeling in gezinszaken. Ook in dat laatste geval wijst de rechter immers niet rechtstreeks een persoon als bemiddelaar aan. De vereniging kan de partijen dan ook helpen om een bemiddelaar in gezinszaken te kiezen, aangezien een officiële erkenning nodig is om voor gerechtelijke bemiddeling in gezinszaken in aanmerking te komen.
4. Paragraaf 4 verduidelijkt dat de verwijzing naar bemiddeling in gezinszaken een beslissing alvorens recht te doen is, wat trouwens bevestigd wordt door de rechtsleer (F. Van de Putte en P. Van Leynseele, La médiation, JT, 1999, blz. 235; A. Thilly, o.c., blz. 91).
5. Paragraaf 5 biedt de partijen meer autonomie wat de duur van de bemiddeling in gezinszaken betreft. Vele auteurs benadrukken immers dat bemiddeling in gezinszaken tijd vergt en dat de duur ervan met name afhangt van de beoordeling van het echtpaar of het gezin en van de bemiddelaar in gezinszaken. Wij stellen voor dat de rechter niet langer een datum van verdaging vaststelt. Het zijn daarentegen de partijen zelf die gedurende de bemiddelingsprocedure (wanneer een van de partijen niet meewerkt of de bemiddeling geheel of gedeeltelijk mislukt), hetzij na afloop ervan (wanneer een zelfs gedeeltelijk akkoord is bereikt) de zaak opnieuw voor de rechter kunnen brengen door een eenvoudig verzoekschrift of door conclusies neer te leggen. De rechter stelt alleen vast binnen welke termijn de partijen met de bemiddeling moeten beginnen (geamendeerde § 4).
Voor het overige blijft de verantwoording bij het oorspronkelijke amendement nr. 1 onverkort gelden.
Art. 2
Het voorgestelde artikel 734quater vervangen als volgt :
« Artikel 734quater. Als bemiddelaar in gezinszaken kunnen slechts worden aangewezen :
advocaten die daartoe een bijzondere opleiding hebben gevolgd, verstrekt door of in samenwerking met de in artikel 488 bedoelde instanties en die door die instanties erkend zijn na een gunstig advies van de Commissie voor gerechtelijke bemiddeling in gezinszaken, bedoeld in artikel 5 van de wet van ... betreffende de bemiddeling in gezinszaken;
notarissen die daartoe een bijzondere opleiding hebben gevolgd, verstrekt door de Nationale Kamer van notarissen en die door die kamer erkend zijn na een gunstig advies van diezelfde Commissie voor gerechtelijke bemiddeling in gezinszaken;
natuurlijke personen die door de bevoegde instanties erkend zijn na een gunstig advies van dezelfde Commissie voor gerechtelijke bemiddeling in gezinszaken ».
Verantwoording
Teneinde de eenvormigheid en de kwaliteit van de opleiding die verstrekt wordt aan bemiddelaars in gezinszaken te waarborgen, wordt in het amendement voorgesteld dat enkel de advocaten en de notarissen die een opleiding hebben gevolgd die verstrekt wordt door hun beroepsorde en die door die orde erkend zijn na een gunstig advies van de Commissie voor gerechtelijke bemiddeling in gezinszaken, alsmede de natuurlijke personen die door de bevoegde instanties erkend zijn na een gunstig advies van diezelfde commissie, in aanmerking komen voor een aanwijzing als bemiddelaar in gezinszaken.
Art. 7 (nieuw)
Een artikel 7 (nieuw) invoegen, luidende:
« Art. 7. Artikel 1018, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek wordt aangevuld met een 7º, luidende :
« 7º de honoraria, emolumenten en kosten van de krachtens artikel 734bis aangewezen bemiddelaar. »
Verantwoording
In de Kamer was de vraag al gerezen of de honoraria van een bemiddelaar in gezinszaken, zonder wetswijziging, beschouwd konden worden als kosten. Ten gevolge van de opmerking van de Raad van State lijkt het verkieslijk artikel 1018 van het Gerechtelijk Wetboek in die zin aan te vullen. Dit betekent ons inziens dat die honoraria en kosten in het kader van de rechtsbijstand (art. 664 van het Gerechtelijk Wetboek) automatisch door de Staat ten laste kunnen worden genomen. Het lijkt ons dus niet noodzakelijk de artikelen van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de rechtsbijstand te wijzigen en er de gerechtelijke bemiddeling in gezinszaken in op te nemen. Aangezien die honoraria en kosten beschouwd worden als kosten van rechtspleging, zijn de algemene beginselen van de rechtsbijstand van toepassing.
Art. 2
Het voorgestelde artikel 734sexies vervangen als volgt :
« Art. 734 sexies. De documenten die worden aangemaakt en de mededelingen die worden gedaan in de loop van een procedure voor bemiddeling in gezinszaken zijn vertrouwelijk. Zij kunnen niet worden aangevoerd in een gerechtelijke, administratieve of scheidsrechterlijke procedure of in enige andere procedure voor het oplossen van conflicten en zijn niet ontvankelijk als bewijs, zelfs niet als buitengerechtelijke bekentenis. De geheimhoudingsplicht kan slechts worden opgeheven met instemming van de partijen en van de bemiddelaar in gezinszaken om onder meer de rechter in staat te stellen de bereikte akkoorden te bekrachtigen.
Bij schending van die geheimhoudingsplicht door een van de partijen doet de rechter uitspraak over de eventuele toekenning van schadevergoeding. Vertrouwelijke stukken die toch zijn meegedeeld of waarop een partij steunt in strijd met de geheimhoudingsplicht, worden ambtshalve buiten de debatten gehouden.
Onverminderd de verplichtingen die hem bij wet worden opgelegd, mag de bemiddelaar in gezinszaken de feiten waarvan hij uit hoofde van zijn ambt kennis krijgt, niet openbaar maken. Hij mag ook niet getuigen over wat hij heeft gehoord of over wat er is gebeurd of gezegd tijdens de bemiddelingsprocedure. Artikel 458 van het Strafwetboek is van toepassing op de bemiddelaar in gezinszaken.
Verantwoording
Het wetsontwerp bepaalt zonder meer dat artikel 458 van het Strafwetboek van toepassing is op de bemiddelaar.
Zowel de Raad van State als de rechtsleer achten het raadzaam de strekking van het beroepsgeheim nader te omschrijven. Bovendien is het noodzakelijk zoals door sommige auteurs wordt opgemerkt dat de informatie die bij bemiddeling in gezinszaken aan het licht komt, vertrouwelijk blijft.
Clotilde NYSSENS. |
Art. 2
In het voorgestelde artikel 734bis de volgende wijzigingen aanbrengen :
A. Paragraaf 1 vervangen als volgt :
« § 1. Onder bemiddeling in gezinszaken wordt verstaan een proces waarin een bemiddelaar in gezinszaken die geen onmiddellijk belang heeft in de geschilpunten, de discussie tussen de partijen vergemakkelijkt en hen helpt bij het oplossen van de moeilijkheden binnen het gezin en bij het sluiten van overeenkomsten, rekening houdend met de behoeften van elk lid van het gezin en met eerbied voor het recht van de partijen.
§ 2. De rechter kan, op gezamenlijk verzoek van de partijen of uit eigen beweging maar met instemming van de partijen, een bemiddelaar aanwijzen over wie onderlinge overeenstemming bestaat, wanneer hij aangezocht wordt over een geschil dat betrekking heeft op hoofdstuk VI van titel V van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. »
B. De §§ 2, 3 en 4 vernummeren tot §§ 3, 4 en 5.
Verantwoording
Volgens het advies van de Raad van State moet een definitie worden gegeven van de bemiddeling in gezinszaken en moet melding worden gemaakt van hoofdstuk VI van titel V van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek om een volledige lijst te geven van de aangelegenheden waarvoor een beroep kan worden gedaan op gezinsbemiddeling. Ook moeten de partijen instemmen met de keuze van de bemiddelaar.
Art. 2
Het voorgestelde artikel 734quater vervangen als volgt :
« Art. 734quater. Als bemiddelaar in gezinszaken kunnen slechts worden aangewezen :
advocaten die daartoe een bijzondere opleiding hebben gevolgd, verstrekt door of in samenwerking met de in artikel 488 bedoelde instanties;
notarissen die daartoe een bijzondere opleiding hebben gevolgd, verstrekt door de Nationale Kamer van notarissen;
natuurlijke personen die daartoe zijn erkend door de bevoegde instanties. Zolang de bevoegde instanties de erkenningscriteria niet bepaald hebben, kunnen echter ook als bemiddelaar worden aangewezen de natuurlijke personen van wie de magistraat bij wie het dossier aanhangig is, de bekwaamheid kent en waardeert en die hem het bewijs kunnen leveren van een passende opleiding of een specifieke ervaring. »
Verantwoording
Het ontwerp bepaalt dat alleen advocaten en notarissen die een specifieke opleiding hebben gevolgd, als bemiddelaar aangesteld kunnen worden terwijl natuurlijke personen erkend moeten worden door de bevoegde instanties. Thans bestaat er echter geen enkele erkenningsorganisatie en het oprichten van een dergelijke instantie kan veel tijd in beslag nemen. In afwachting bestaat dan ook het gevaar dat de rechter en de rechtzoekenden verstoken blijven van de mogelijkheid om een beroep te doen op personen die terzake ervaring hebben en die reeds proeve van bekwaamheid hebben kunnen leveren aangezien de rechters zich sinds jaren op informele wijze tot hen wenden.
Zonder de wettelijke hervorming af te wachten die wij hier op het getouw zetten, hebben magistraten, gebruik makend van hun bevoegdheid om zich te laten bijstaan door deskundigen, reeds het initiatief genomen en de partijen in het conflict voorgesteld een beroep te doen op bemiddeling. Met dit soort taken, die steeds vaker in een steeds grotere verscheidenheid voorkomen, worden niet alleen notarissen belast of advocaten die al dan niet aangesloten zijn bij door sommige balies georganiseerde bemiddelingscentra, maar ook bemiddelaars die geen jurist zijn, die erkend worden om hun jarenlange praktijk en hun kwaliteiten in het professioneel begeleiden van mensen.
De juridische bekwaamheid waarop notarissen en advocaten zich terecht kunnen beroepen, is in het algemeen niet essentieel voor het vervullen van een bemiddelingsopdracht. Van bemiddelaars wordt juist verwacht dat ze niet optreden als deskundige of als contactpersoon maar wel dat ze vooral aandacht hebben voor de communicatie tussen de partijen en voor een billijke behandeling van beiden. Dat is juist de doelstelling van het wetsontwerp dat de procedures over gezinszaken uit de gerechtelijke sfeer wil halen.
In het kader van dit wetsontwerp is het dan ook belangrijk dat de rechterlijke macht in alle onafhankelijkheid kan kiezen welke « deskundige » bemiddelaars de rechtzoekenden desgewenst moeten helpen in afwachting van een erkenningsprocedure. In het belang van deze laatsten moet de magistraat dan ook zo ruim mogelijk kunnen kiezen onder personen van wie hij de bekwaamheid en de professionele en menselijke kwaliteiten kent en erkent. In dat opzicht beoogt dit amendement niets anders dan een wettelijke grond te verlenen aan een rechterlijke praktijk die haar sporen reeds verdiend heeft en nog verder uitbreiding neemt.
Art. 2
Het voorgestelde artikel 734sexies vervangen als volgt :
« Art. 734sexies. Artikel 458 van het Strafwetboek is van toepassing op de bemiddelaar. De bevindingen van de bemiddelaar en de verklaringen die hij afneemt, kunnen zonder de instemming van de partijen niet ingebracht of aangevoerd worden in het vervolg van de procedure noch in het kader van een ander geding. »
Verantwoording
Zoals de Raad van State opgemerkt heeft, is de toepassing van artikel 458 van het Strafwetboek niet voldoende om de vertrouwelijkheid van de bemiddeling, die onmisbaar is voor het goede verloop van de procedure, te waarborgen. De verplichting tot het in acht nemen van de vertrouwelijkheid, die voor de bemiddelaar geldt, moet dan ook nauwkeuriger worden omschreven.
Art. 5 (nieuw)
Een nieuw artikel 5 invoegen, luidende :
« Art. 5. De Koning stelt een commissie in genaamd « Commissie voor gerechtelijke bemiddeling in gezinszaken », waarvan hij de samenstelling, de taken en de werkwijze bepaalt.
Deze commissie heeft met name als taak de ontwikkeling van een gemeenschappelijke en interdisciplinaire opleiding van alle bemiddelaars in gezinszaken te bevorderen ongeacht de plaats waar zij verstrekt wordt, de deontologische regels op te stellen voor de functie van bemiddelaar in gezinszaken, alsmede advies te verstrekken over de erkenning van natuurlijke personen die de taak van bemiddelaar in gezinszaken wensen te vervullen. »
Verantwoording
In alle organisaties is men het erover eens dat men een structuur moet oprichten die erkend en bevoegd is om de bemiddelaars in gezinszaken die afkomstig zijn uit andere beroepen dan het notariaat en de advocatuur, officieel te erkennen. Bovendien is het noodzakeliijk een identieke opleiding te verstrekken aan iedereen die het beroep van bemiddelaar in gezinszaken wil uitoefenen. Om het beroep coherent en geloofwaardig te maken in de ogen van al degenen die er een beroep op doen, moet men dan ook een commissie oprichten bestaande uit vertegenwoordigers van gezinsbemiddelaars van verschillende beroepen (notaris, psycholoog, advocaat, sociaal assistent, jurist, huwelijksconsulent en personen die de bemiddelaars opleiden).
Deze commissie heeft de volgende taken :
advies verstrekken aan de bevoegde instanties die gemachtigd zijn om een natuurlijke persoon te erkennen die als gezinsbemiddelaar wenst te werken;
de inhoud bepalen van de basisopleiding die verstrekt moet worden aan elke persoon die het beroep van gezinsbemiddelaar kiest;
de deontologische regels opstellen voor de functie van bemiddelaar.
Art. 6 (nieuw)
Een nieuw artikel 6 invoegen, luidende :
« Art. 6. Artikel 665 van het Gerechtelijk Wetboek wordt aangevuld als volgt :
« 5º voor de procedure van de gerechtelijke bemiddeling in gezinszaken. »
Verantwoording
Zoals de Raad van State opgemerkt heeft, moeten de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de rechtsbijstand aangevuld worden om er de gerechtelijke bemiddeling in gezinszaken in te voegen.
Art. 7 (nieuw)
Een nieuw artikel 7 invoegen, luidende :
« Art. 7. Artikel 671, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek wordt aangevuld als volgt :
« Rechtsbijstand dekt eveneens de kosten in het kader van de procedure van de gerechtelijke bemiddeling in gezinszaken.
Verantwoording
Zie de verantwoording bij amendement nr. 27.
Josy DUBIÉ. Paul GALAND. |