1-263

1-263

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCES DU JEUDI 22 AVRIL 1999

VERGADERINGEN VAN DONDERDAG 22 APRIL 1999

(Vervolg-Suite)

PROPOSITIONS DE MODIFICATION DU RÈGLEMENT DU SÉNAT

PROPOSITION TENDANT À MODIFIER LE RÈGLEMENT DU SÉNAT PAR L'INSERTION D'UN TITRE IVBIS CONCERNANT LES FORMES DE COLLABORATION

PROPOSITION DE MODIFICATION DU RÈGLEMENT DU SÉNAT CONCERNANT L'ORGANISATION DE DÉBATS THÉMATIQUES

Discussion

De voorzitter. ­ Ik stel de Senaat voor deze voorstellen samen te bespreken.

Je propose au Sénat de joindre la discussion de ces propositions. (Assentiment.)

Volgens het Reglement geldt de door het Bureau aangenomen tekst als basis voor de bespreking. (Zie gedrukt stuk nr. 1-1084/2 van de Senaat. Zitting 1998/1999.)

Conformément à notre Règlement, le texte adopté par le Bureau servira de base à notre discussion. (Voir document nº 1-1084/2 du Sénat. Session 1998/1999.)

De bespreking is geopend.

La discussion est ouverte.

Het woord is aan de heer Erdman, corapporteur.

De heer Erdman (SP), corapporteur. ­ Mijnheer de voorzitter, we zijn bijna aan het einde van de rit. In april 1995, bij de algemene herziening van het Reglement van de Senaat ten gevolge van de grondwettelijke hervormingen van 1993, kondigde de rapporteur reeds aan dat het nieuwe Reglement volledig, noch definitief kon zijn en dat het in het licht van de ervaring zou moeten worden aangepast.

De wijzigingen die het Bureau bij het aflopen van de eerste zittingsperiode van de nieuwe Senaat voorstelt, zijn voornamelijk het resultaat van bijzondere vergaderingen die het, iets meer dan een jaar geleden, aan de evaluatie van de nieuwe Senaat heeft gewijd. De gelegenheid werd te baat genomen om eveneens een reeks van formele en technische verbeteringen aan te brengen.

Uiteindelijk werden slechts een gering aantal wijzigingen door het Bureau aangenomen. De besprekingen hebben toegelaten een aantal vroeger gemaakte opties te bevestigen en een aantal aangelegenheden op te helderen zonder dat hierbij evenwel tot tekstwijzigingen diende te worden overgegaan. Dit is onder meer het geval inzake de voorwaarden en toepassingsvormen van de beslissing tot niet-amenderen.

Het zou niet in overeenstemming zijn met de geest van artikel 38-6 van het Reglement om hier in detail het geheel van de debatten weer te geven, noch om systematisch elk van de gewijzigde bepalingen te bespreken. Daarom beperk ik mij tot een aantal wezenlijke punten. Voor alle bijzonderheden kan worden verwezen naar het geschreven verslag, dat volgens een thematische structuur werd opgesteld, gerangschikt in 43 punten, op grond van de logische opbouw van het Reglement.

Eén van de vernieuwingen van de herziening van 1995 was het nieuwe artikel 22-2, dat aan de commissies het recht toekende om eigenmachtig bepaalde aangelegenheden aan de orde te brengen en dienaangaande een wetsvoorstel of een resolutie in te dienen. Het debat over het initiatiefrecht van de commissies heeft sterk uiteenlopende standpunten aan het licht gebracht.

Uiteindelijk heeft het Bureau gekozen voor het behoud van dit initiatiefrecht, dat toelaat dat, op symbolische wijze, consensusteksten kunnen worden voorgesteld en dat in bepaalde gevallen twisten over het vaderschap van teksten kunnen worden vermeden inzonderheid door individuele voorstellen te integreren.

Om te vermijden dat een tekst die met een meerderheid van vijf van de acht aanwezige commissieleden als een commissievoorstel wordt ingediend, preciseert het Reglement dat de commissie slechts het initiatiefrecht krijgt toegekend wanneer tien commissieleden hiermee hun instemming betuigen en mits de voorafgaande instemming van de voorzitter van de Senaat met het oog op het ondervangen van eventuele ontvankelijkheidsproblemen.

Een andere wijziging heeft betrekking op de herwaardering van de rol van de commissiebureaus. Het nieuwe artikel 23 bepaalt dat de voorstellen met betrekking tot het verloop van de commissiewerkzaamheden worden opgesteld door de voorzitter van de commissie in informeel overleg met het commissiebureau. Vanzelfsprekend beslist de commissie nog steeds autonoom.

Een technisch, maar niettemin interessant detail betreft de manier van stemmen over amendementen die ertoe strekken een artikel op te heffen. Tot nu toe wordt naargelang van de procedure die wordt gevolgd, nu eens gestemd over het artikel zelf en dan weer eens over het opheffingsamendement, hetgeen regelmatig verwarring veroorzaakt op het moment van de stemming. Het Bureau stelt voor om alle overbodige complicaties over boord te gooien door vanaf nu in alle gevallen resoluut enkel over het opheffingsamendement te stemmen en niet over het artikel.

Het verbod op het gebruik van zaktelefoons, zowel in plenaire vergadering als in commissievergadering, is niet nieuw aangezien het reeds geldt sinds oktober 1995 krachtens een beslissing van het Bureau. De ervaring leert jammer genoeg dat sommige leden het zeer moeilijk blijken te hebben om deze elementaire regel in acht te nemen. Daarom wordt voorgesteld om het verbod formeel in het Reglement op te nemen zodat bij overtreding ervan de betrokkene tot de orde kan worden geroepen.

Een van de belangrijkste voorgestelde wijzigingen betreft het probleem van de verplichte samenwerkingsprocedures; de procedures van samenwerking tussen de federale staat, de gewesten en de gemeenschappen, die in diverse materies door de wet worden opgelegd. De vraag is hoe deze procedures moeten worden uitgevoerd ten aanzien van de wetsvoorstellen die uitgaan van het parlementaire initiatief. Het gaat om een zeer belangrijke aangelegenheid omdat de niet-eerbiediging van die regels kan uitmonden in de vernietiging van de betrokken wet door het Arbitragehof. Aangezien deze materie vrij complex is, heeft het Bureau het nuttig geoordeeld om terzake het advies te vragen van de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden.

Er bieden zich twee werkwijzen aan. De eerste bestaat erin stelselmatig te werken via de tussenkomst van de federale regering alsof het zou gaan om wetsontwerpen. Voor deze optie wordt gekozen in artikel 65bis van het Reglement van de Kamer, dat vorig jaar werd aangenomen. De andere werkwijze bestaat erin rechtstreekse contacten tussen de Senaat en de deelstaatregeringen te organiseren. Deze werkwijze wordt voorgesteld, zowel door de heren Caluwé en D'Hooghe, als door de vermelde commissie. Deze tweede oplossing stemt trouwens het meest overeen met de rol van ontmoetingskamer die de Senaat vervult en geniet in het nieuwe artikel 55bis van het Reglement de voorkeur. In bepaalde gevallen zullen de gemeenschaps- en de gewestregeringen dus worden uitgenodigd om hun vertegenwoordigers naar onze commissiebesprekingen te sturen. Deze vertegenwoordigers zullen tijdens de besprekingen de gelegenheid hebben het woord te voeren.

Een ander technisch detail dat de nodige aandacht verdient betreft de vaststelling dat de evocatieprocedure onder meer inhoudt dat over artikelen die niet het voorwerp van amendementen uitmaken, niet alleen niet kan worden gestemd, maar dat ze bovendien ook niet kunnen worden besproken. De ervaring heeft geleerd dat deze laatste regel te ver gaat en derhalve moet worden opgeheven. In de toekomst zal de evocatieprocedure niet meer verhinderen dat het debat open staat voor de bespreking van alle artikelen. Vanzelfsprekend blijft de stemming beperkt tot de ingediende amendementen en het geheel van het ontwerp.

Ten slotte heeft het Bureau vrij uitvoerig gedebatteerd over de situering van de controleprocedures in het kader van de nieuwe Senaat. Eerst werd overwogen een « question time » op zijn Engels in te voeren, maar daar werd van afgezien omdat die formule overeenstemt met een vorm van dagelijkse controle die beter past bij de rol van de Kamer. Bovendien kan de Senaat de aanwezigheid van de ministers niet vorderen. Het Bureau heeft daarentegen, zij het met enige amendering, het voorstel van de heer Vandenberghe over de inrichting van themadebatten aangenomen. Het concept bestaat in het houden van een « minidebat » over een wel bepaald onderwerp. Dit debat is kort en gestructureerd en bouwt voort op basis van een voorafgaande uitwisseling van schriftelijke nota's die de standpunten van de verschillende fracties weergeven. Deze debatten kunnen, volstrekt facultatief, worden afgesloten met de indiening van moties van aanbeveling. De praktijk zal de contouren van deze nieuwe procedure, die volledig is afgestemd op de rol van politieke reflexiekamer, moeten aftekenen.

Dit nieuwe instrument, bovenop het stelsel van de mondelinge vragen en dat van de vragen om uitleg, brengt niettemin de vraag van de rationalisering van onze mondelinge controleprocedures aan de orde. Het Bureau heeft een ogenblik overwogen om de mondelinge vragen en de vragen om uitleg te vervangen door één enkele formule, te situeren tussen de beide bestaande procedures. Uiteindelijk bleek geen consensus voorhanden om de vragen om uitleg op te heffen. De problematiek blijft dus hangende en de volgende Senaat zal hieraan de nodige reflectie moeten besteden.

Verder kan erop worden gewezen dat het hoofdstuk met betrekking tot de controleprocedures ietwat is geherstructureerd. Een aantal artikelen is opgesplitst en enkele kleine wijzigingen zijn aangebracht.

Buiten één lid, dat voorbehoud maakte bij het behoud van het principe van de strikte voorlezing van de mondelinge vragen, heeft het Bureau het geheel van de voorgestelde teksten unaniem aangenomen. Het Bureau heeft zich niet uitgesproken over de vraag op welk moment de voorgestelde wijzigingen in werking zullen treden, maar gelet op de nakende ontbinding is het te verkiezen de datum van inwerkingtreding te laten overeenstemmen met die van de algehele vernieuwing van de Senaat. Bovendien kan deze aangelegenheid aangegrepen worden om de diensten te belasten met een algehele hernummering van de artikelen van het Reglement.

Ik wil mijn bijzondere dank uitspreken voor de wijze waarop de diensten de werkzaamheden hebben gevolgd. In het schriftelijk verslag staan verschillende nota's die door de diensten zijn opgesteld en die de procedures die door ons worden toegepast, of de wijze waarop bepaalde artikelen in het verleden werden geïnterpreteerd, verduidelijken. Dit getuigt van de inzet, de ijver en de ernst waarmee onze diensten deze werkzaamheden volgen en ons de gelegenheid bieden een degelijke evaluatie te maken. Ik wens ook de corapporteur te danken voor de prettige samenwerking, die het mogelijk maakte het bestaande Reglement te evalueren en te verfijnen, ook al betreft het geen revolutionaire hervorming.

M. le président. ­ La parole est à M. Bock, corapporteur.

M. Bock (PRL-FDF), corapporteur. ­ Monsieur le président, en guise d'introduction, je voudrais retourner ses propos à M. Erdman en rappelant que c'est effectivement le Bureau du Sénat qui nous a chargés, mon collègue et moi-même, de notre mission de rapporteurs. Il fallait un francophone et un néerlandophone, un représentant de la majorité et un de l'opposition.

Je voudrais dire combien le travail fut agréable et souligner la rigueur et la méthode que M. Erdman y a apportées, même si j'avais personnellement une façon différente de voir les choses, sans nécessairement en omettre.

Si dans une autre vie, comme le disait M. Mitterrand, nous pouvions « revenir avec vous », monsieur le président, je demanderais au Bureau de nous nommer encore corapporteurs. Ce ne serait pas triste !

Pour en venir à notre sujet, nous avions pensé compléter notre travail d'une réflexion sur la composition du Sénat. En effet, réunir les quinze membres de chacune des cinq commissions nécessiterait la présence de 75 sénateurs; or, nous ne sommes que 71 ! Nous ne pouvons donc pas assister à tout. Mais nous avons pensé que ces réflexions n'avaient pas leur place ici et qu'elles devaient être formulées à un autre moment et en d'autres occasions. Nous avons essayé de doter notre maison d'un outil et de lui insuffler l'esprit dans lequel nous avons travaillé.

J'ajouterai une petite remarque, plus matérielle. M. Erdman a évoqué notre réflexion sur la composition des bureaux des commissions et sur les moyens dont il faudrait les doter. On peut être plus clair : les bureaux des commissions ne disposent pas, aujourd'hui, des moyens qu'il leur faudrait. Il appartiendra à la nouvelle assemblée d'y penser et de les chercher. Il faut mieux armer les présidents des commissions et les membres des bureaux.

Monsieur le président, vous avez présidé la réunion au cours de laquelle les quelque 800 pages relevant l'ensemble des matières à traiter ont été examinées. Notre texte représente la partie pratique de la réforme que nous voudrions mener à bien pour tenter d'apporter non les réponses à ce document, mais les moyens de les chercher, d'y réfléchir, de les trouver et de les faire appliquer.

Ce que nous avons fait n'a pour objectif que de régir la vie de la maison, d'essayer de la faire vivre et de lui donner les moyens de le faire.

Dans une chambre de réflexion comme celle-ci, il faut de l'ordre et de la méthode. Il ne peut pas y avoir de travail ordonné, méthodique et profond sans un bon règlement, qui n'a rien à voir avec cette citation de Nietzsche : « Et la vie se fige où la loi se dresse. » C'est l'esprit des lois qui compte et c'est ce que nous avons essayé de réaliser.

Voilà ce que les membres de la commission ont tenté de traduire et qui se conclut en ces mots : un esprit de réforme permanente. Ni révolution, ni conservatisme, mais un esprit de réforme permanente nous oblige à nous adapter et à faire figurer dans notre Règlement ce qui est essentiel à un travail efficace et vivant. Voilà ce que souhaitait ajouter votre corapporteur. (Applaudissements.)

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Loones.

De heer Loones (VU). ­ Mijnheer de voorzitter, ik herinner mij van de vorige zittingsperiode dat de besprekingen in het Bureau inderdaad aangenaam en constructief waren en in een goede sfeer verliepen. Over de huidige periode kan ik helaas niet meepraten, omdat de kleine fracties, waaronder de onze, niet in het Bureau vertegenwoordigd zijn. We waren dus buitengesloten bij de discussies over de wijzigingen van het Reglement. We betreuren dit.

Onze bedenkingen van vier jaar geleden, op 4 april 1995, over de belangrijke hervorming van het Reglement, die de nieuwe Senaat inluidde, verschillen weinig van ons huidige standpunt. Ook toen was de heer Erdman rapporteur en hij heeft tijdens de plenaire bespreking trouwens nog enkele moeilijkheden opgelost.

We drongen er toen op aan dat de nieuwe Senaat het Reglement zou evalueren en aanpassen en dat werd zo ook afgesproken. Dit is nu het geval, maar het gebeurt rijkelijk laat, op het einde van de zittingsperiode.

We hebben toen ook kritiek geuit op de vertegenwoordiging van de kleine fracties. Als er slechts 71 leden zijn in een parlementaire assemblee die zoveel bevoegdheden heeft, dan moet elk lid zijn bekwaamheid en interesses ten volle ten dienste kunnen stellen. Er kan toch meer creativiteit aan de dag worden gelegd in verband met de vertegenwoordiging in de commissies. Waarom moet één stem in de commissie één stem zijn ? We zouden toch een gewogen vertegenwoordiging kunnen invoeren, waardoor leden van bepaalde fracties meerdere stemmen krijgen. Er moet een oplossing mogelijk zijn.

Ons derde punt van kritiek was toen dat de Senaat niet de rol opnam die ze kreeg in het Sint-Michielsakkoord. De Senaat moest volgens dat akkoord een reflectiekamer worden, maar wil blijkbaar een politieke kamer blijven. In de loop van deze eerste zittingsperiode na de goedkeuring van het Sint-Michielsakkoord hebben we geconstateerd dat deze houding helaas negatieve gevolgen heeft. Hoewel we hadden gehoopt dat, nu de regering niet meer politiek verantwoordelijk is aan deze assemblee, er een andere manier van werken zou komen, blijft het spel van meerderheid en oppositie voortduren. Dit is soms zeer frustrerend voor de oppositie.

Ook al zijn er vele verbeteringen aangebracht in de huidige regeling en zijn we het eens met de organisatie van themadebatten, toch vinden we dat dit belangrijke redenen zijn om ons bij de stemming te onthouden.

M. le président. ­ La parole est à M. Desmedt.

M. Desmedt (PRL-FDF). ­ Monsieur le président, je tiens à saluer l'excellent travail accompli par le Bureau, les services et les rapporteurs. Je me rallie bien entendu aux modifications du Règlement qui nous sont proposées. Je regrette toutefois que cette révision n'ait pas été mise à profit pour revoir le problème des motions.

En effet, la pratique des motions pures et simples est critiquée de manière récurrente par les partis siégeant dans l'opposition. Par ailleurs, ces motions n'ont plus beaucoup de signification dans la mesure où le Sénat ne peut désormais plus mettre en cause la responsabilité politique du gouvernement. Dès lors, j'aurais apprécié que le Bureau saisisse l'opportunité de se pencher sur la question. Or, je constate à la lecture du rapport qu'elle n'a pas été abordée. En fait, les services se sont bornés à rédiger une note technique, notamment quant aux modalités de dépôt de motions. Je présume que la matière n'est pas encore mûre. J'estime pourtant que l'examen d'une motion constitue une occasion pour les membres de notre assemblée de s'exprimer à propos d'un sujet déterminé, qu'il conviendrait de ne pas empêcher par le biais de motions pures et simples.

Bref, je trouve que le système actuel n'est pas satisfaisant sur le plan démocratique. J'espère donc que le Sénat examinera à nouveau ce point particulier lors d'une révision ultérieure.

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Caluwé.

De heer Caluwé (CVP). ­ Mijnheer de voorzitter, op mijn beurt dank ik de rapporteurs voor het uitstekende werk dat ze samen met het Bureau hebben geleverd.

Het verheugt mij dat het voorstel tot wijziging van het Reglement met betrekking tot de samenwerkingsvormen, dat ik samen met de heer D'Hooghe heb ingediend, integraal is overgenomen. Het gaat in feite om de uitvoering van een wettelijke verplichting die reeds sinds 1993 in de bijzondere wet was opgenomen. Deze wet bepaalt dat de bespreking van de wetsvoorstellen die onderworpen zijn aan een vorm van samenwerking met een andere entiteit, de gewesten of de gemeenschappen moet gebeuren op de wijze die in het Reglement van het betrokken parlement is vastgelegd.

Ik ben blij dat het Bureau heeft geopteerd voor onze suggestie om deze samenwerking zelf te organiseren. De Kamer van volksvertegenwoordigers laat dit aan de regering over. De werkwijze die we bepleiten is inherent aan onze rol van Senaat der gemeenschappen. Op deze manier kan ook worden gecontroleerd of de correcte procedure wel degelijk wordt gevolgd en kunnen incidenten, zoals het incident in de Kamer met betrekking tot de bedrijfsvervoerplannen, worden vermeden. In het genoemde geval is het immers niet duidelijk of de samenwerking effectief heeft plaatsgevonden en of de bevoegde gewestinstanties de brief die door de eerste minister werd verstuurd, hebben ontvangen. Wanneer we de samenwerking zelf organiseren, kunnen dergelijke incidenten worden vermeden.

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Erdman, corapporteur.

De heer Erdman (SP), corapporteur. ­ Mijnheer de voorzitter, evolutie is natuurlijk altijd te verkiezen boven revolutie.

Ik wil vooral reageren op de verklaringen van de heer Loones en van de heer Desmedt. Vanuit een verschillende invalshoek komen ze tot dezelfde bedenking. Ze vragen zich af of de Senaat binnen het bestek van zijn opdracht en over de grens tussen meerderheid en oppositie heen geen politieke signalen kan uitzenden. De evaluatie die we van onze werking hebben gemaakt, bracht terzake toch een contradictie aan het licht.

Sommigen houden nog vast aan de oude vormen en gedachten en hebben vooral oog voor de grote politieke legitimiteit die de Senaat put uit het feit dat ze is samengesteld uit, in een zeer ruim grondgebied, rechtstreeks verkozenen. Anderen zijn eerder gewonnen voor de rol van reflectiekamer en laten de overwegend politieke invalshoek los. De strijdigheid tussen beide benaderingen kon moeilijk in één zittingsperiode door de nieuwe Senaat worden opgevangen.

Vanuit theoretisch oogpunt, en vooral voor de oppositie, is het toch wat gemakkelijk te beweren dat debatten door een gewone motie eigenlijk toch maar in mineur worden afgesloten, en derhalve een pleidooi te houden voor gemotiveerde moties als krachtige politieke signalen. De heer Loones dringt dan weer aan op een meer constructieve invulling van de rol als reflectiekamer over de grenzen heen van meerderheid en oppositie.

Ik ben de mening toegedaan dat de situatie nog niet rijp is voor de goedkeuring in de Senaat van een gemotiveerde motie die veeleer dan lof en waardering, kritiek zou leveren op het regeringswerk. De regering mag daardoor dan al niet politiek worden afgestraft in de Senaat ­ de senatoren kunnen de regering het vertrouwen niet ontnemen ­ niets belet de fracties in de Kamer deze politieke stellingname in een sanctie te vertalen. Wellicht moet hierover nog eens grondig worden nagedacht.

Van bij het opstellen van het nieuwe Reglement, tot op vandaag, blijf ik de mening toegedaan dat een motie die de regering terechtwijst en die de steun krijgt van een meerderheid in deze Senaat, misschien geen direct politiek gevolg heeft, maar alleszins een politiek signaal betekent, dat niet zomaar onder de tafel kan worden geveegd of in de bibliotheek geklasseerd als een model van politieke besluitvorming waarmee een parlementaire assemblee de regering over de grenzen van de partijen heen kan gispen. Vooraleer de evolutie ons zo ver zal brengen, zal er nog wel enige tijd verlopen.

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Loones.

De heer Loones (VU). ­ Mijnheer de voorzitter, ik waardeer de heer Erdman voor zijn openheid. Sommigen vinden natuurlijk dat de situatie sneller moet evolueren dan anderen.

Hiermee wordt meteen een ander thema aangesneden; dat van de macht van het Parlement ten aanzien van de regering. Ook de meerderheidsfracties formuleren soms harde en gefundeerde kritieken op het regeringsbeleid. Deze kritieken kunnen nu niet op een formele wijze worden uitgedrukt in een assemblee als de Senaat. De regering moet niet per se vallen omdat er zich een andere politieke meerderheid aftekent rond een of ander punt. Maar mocht een formele kritiek mogelijk zijn, dan zou ook de belangstelling voor de politieke debatten in de Senaat weer toenemen. Door zwakjes en flauwtjes het werk van de Kamer over te doen, kan zulks onmogelijk worden bewerkstelligd.

De voorzitter. ­ Daar niemand meer het woord vraagt, is de bespreking gesloten.

Plus personne ne demandant la parole, la discussion est close.

De heer Verreycken stelt volgend amendement voor :

« De aanhef van artikel 67, punt 4, eerste lid, doen luiden als volgt :

« Nadat de vraagsteller gedurende twee minuten het woord heeft gekregen om zijn vraag te stellen,... »

« Rédiger le début de l'article 67, point 4, premier alinéa, de la manière suivante :

« Après avoir donné la parole à l'auteur pendant deux minutes pour poser sa question,... »

De stemming over het amendement wordt aangehouden.

Le vote sur l'amendement est réservé.

Il sera procédé ultérieurement au vote réservé ainsi qu'au vote sur l'ensemble des propositions de modification du Règlement du Sénat.

De aangehouden stemming en de stemming over het geheel van de voorstellen tot wijziging van het Reglement van de Senaat hebben later plaats.