1-223 | 1-223 |
Sénat de Belgique |
Belgische Senaat |
Annales parlementaires |
Parlementaire handelingen |
SÉANCES DU JEUDI 26 NOVEMBRE 1998 |
VERGADERINGEN VAN DONDERDAG 26 NOVEMBER 1998 |
Discussion générale
Discussion des articles
De voorzitter. We vatten de bespreking aan van het wetsvoorstel.
Nous abordons l'examen de la proposition de loi.
Volgens het Reglement geldt de door de commissie aangenomen tekst als basis voor de bespreking. (Zie document nr. 1-478/3, van de commissie voor de Justitie van de Senaat. Zitting 1998-1999.)
Conformément à notre Règlement, le texte adopté par la commission servira de base à notre discussion. (Voir document nº 1-478/3 de la commission de la Justice du Sénat. Session 1998-1999.)
De algemene bespreking is geopend.
La discussion générale est ouverte.
De heer Erdman, rapporteur, verwijst naar het verslag.
Het woord is aan de heer Caluwé.
De heer Caluwé (CVP). Mijnheer de voorzitter, allereerst dank ik de rapporteur voor zijn uitstekend schriftelijk verslag en de senaatscommissie voor de Justitie voor de vlotte wijze waarop het voorstel werd behandeld en goedgekeurd.
Op zich is het wetsvoorstel misschien niet ophefmakend, maar dit soort wetgevend werk behoort mijns inziens tot de essentie van de opdracht van onze instelling. Waarover gaat het ? Betwistingen over het al dan niet toekennen en over de hoogte van uitkeringen voor gehandicapten worden door de arbeidsrechtbank beslecht. Het gebeurt dat na de beslissing van de minister over de uitkering in de loop van de procedure voor de arbeidsrechtbank de omstandigheden die bepalend zijn voor de uitkering wijzigen. Zo kan de gezinstoestand van de gehandicapte veranderen en kan zeker zijn gezondheidstoestand evolueren.
Tot enkele jaren geleden vormde dit geen probleem. Volgens het Hof van Cassatie moest de arbeidsrechter rekening houden met de omstandigheden zoals die waren na de bestreden administratieve beslissing. Sinds het begin van de jaren 90 heeft het Hof van Cassatie op dit punt zijn rechtspraak echter gewijzigd. Dat betekent dat de gehandicapte zijn vordering voor de arbeidsrechtbank niet kan uitbreiden tot aanspraken die buiten de ministeriële beslissing vallen en in zijn vordering geen aanspraken kan maken die aan het bestuur niet zijn voorgelegd. Hierdoor wordt de gehandicapte verplicht bij elke wijziging aan inkomens-, gezins- of gezondheidstoestand, een herzieningsaanvraag bij het bestuur in te dienen.
Door deze interpretatie van de wet is de rol van de arbeidsrechtbank in geschillen over gehandicaptenuitkeringen veel beperkter dan in alle andere sociale aangelegenheden. Het Hof van Cassatie baseert zich voor dit onderscheid op een licht verschil in de bewoordingen van de betreffende wetsartikelen. Bijna steeds bepaalt het Gerechtelijk Wetboek dat de arbeidsrechtbank kennis neemt van : « geschillen betreffende de toekenning van ... », bijvoorbeeld ziekteverzekering of invaliditeitsuitkeringen. Enkel in het geval van uitkeringen voor mindervaliden staat er : « De arbeidsrechtbank neemt kennis van de beroepen tegen beslissingen van de minister ten aanzien van tegemoetkomingen van minder-validen. »
Het is vreemd dat het Hof van Cassatie met dit onderscheid, dat in 1969 in het Gerechtelijk Wetboek is ingeslopen, pas in 1992 rekening is gaan houden. Bovendien wijst niets erop dat de wetgever dit onderscheid destijds heeft gewild. Integendeel, artikel 19 van de gehandicaptenwet van 1987 luidt immers : « De geschillen over de rechten ontstaan uit deze wet behoren tot de bevoegdheid van de arbeidsgerechten. » Dit is woordelijk dezelfde bepaling die voor bijna alle andere sociale uitkeringen in het Gerechtelijk Wetboek wordt gebruikt. Het Hof van Cassatie is de afgelopen jaren echter vastberaden blijven vasthouden aan haar interpretatie uit 1992, zodat we gehandicapten deze nodeloze procedures enkel kunnen besparen door het Gerechtelijk Wetboek te wijzigen. Daarom heb ik ook dit initiatief genomen. Het kon op de eenparige instemming van de commissie voor de Justitie rekenen en ik durf dan ook te hopen dat de Senaat in zijn geheel het voorstel eveneens zal goedkeuren.
Tot slot wil ik er nog op wijzen dat de Senaat met het behandelen en goedkeuren van dergelijke wetswijzigingen beantwoordt aan één van zijn belangrijkste taken. Enkele weken geleden heeft de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden een regeringsontwerp over de evaluatie van de wetgeving goedgekeurd. Eerstdaags zal het in plenaire vergadering worden besproken. Na amendering in de commissie bepaalt het ontwerp onder meer dat het College van procureurs-generaal jaarlijks verslag zal uitbrengen aan de Senaat over de moeilijkheden waarmee men wordt geconfronteerd bij het toepassen van de wetgeving. De Senaat kan er dan voor zorgen dat deze knelpunten uit de bestaande wetgeving verdwijnen. Indien we vandaag al over zo'n verslag zouden beschikken, dan zou de materie waarover we het nu hebben er ongetwijfeld in voorkomen. Het gaat hier niet om een sensationele aangelegenheid, maar dit « opkuiswerk » zorgt er ongetwijfeld wel voor dat mensen makkelijker hun rechten kunnen doen gelden en niet verstrikt moeten blijven in nodeloze procedures. Dit is dan ook nuttig wetgevend werk. (Applaus.)
De voorzitter. Het woord is aan de heer Loones.
De heer Loones (VU). Mijnheer de voorzitter, ik feliciteer de heer Caluwé met zijn initiatief, maar ik heb toch enkele bedenkingen. We stellen geregeld vast dat anomalieën in de wet via een wetsvoorstel worden rechtgezet. Deze anomalieën zijn vaak het gevolg van de strict formalistische toepassing van de wet door bepaalde gerechtelijke instanties. Er is dus dringend behoefte aan een instrument voor wetsevaluatie. In de commissie zijn dienaangaande de besprekingen volop bezig.
Ik betreur enerzijds dat het Hof van Cassatie en de magistratuur in het algemeen, dergelijke mistoestanden niet signaleert aan de wetgever. Anderzijds hebben wij, « rechtspractici » te weinig de reflex om mankementen in de wetgeving te vertalen in een wetgevend initiatief.
M. le président. Plus personne ne demandant la parole, la discussion générale est close et nous passons à l'examen des articles.
Daar niemand meer het woord vraagt, is de algemene bespreking gesloten en vatten we de artikelsgewijze bespreking aan.
L'article premier est ainsi libellé :
Article premier. La présente loi règle une matière visée à l'article 77 de la Constitution.
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Adopté.
Aangenomen.
Art. 2. À l'article 582 du Code judiciaire, le 1º est remplacé par ce qui suit :
« 1º des constestations relatives aux droits en matière d'allocations aux handicapés. »
Art. 2. In artikel 582 van het Gerechtelijk Wetboek wordt het 1º vervangen als volgt :
« 1º van de geschillen over de rechten ten aanzien van tegemoetkomingen voor minder-validen. »
Adopté.
Aangenomen.
M. le président. Il sera procédé ultérieurement au vote sur l'ensemble de la proposition de loi.
We stemmen later over het geheel van het wetsvoorstel.