1-297/2

1-297/2

Belgische Senaat

ZITTING 1995-1996

25 MAART 1996


Wetsontwerp houdende sociale bepalingen


AMENDEMENTEN


Nr. 1 VAN DE HEREN DESTEXHE EN HAZETTE

Art. 51

In § 1 van het voorgestelde artikel 62, het tweede lid aanvullen als volgt :

« en van het effectieve schoolbezoek ».

Verantwoording

Met die maatregel kunnen het schoolverzuim en het afhaken op school, alsmede de jeugddelinquentie worden voorkomen. Hij strekt bijgevolg tot sociale preventie en begeleiding.

Nr. 2 VAN DE HEREN DESTEXHE EN HAZETTE

Art. 122bis

Een artikel 122bis invoegen, luidende :

« Art. 122bis. ­ In artikel 54, § 1, vijfde lid, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, zoals gewijzigd bij de wet van 20 december 1995 houdende sociale bepalingen, worden de woorden « gesloten met een krachtens het derde lid door de Koning erkende pensioenkas » vervangen door de woorden « bij een daartoe wettelijk gemachtigde openbare of particuliere instelling, met uitsluiting van de ziekenfondsen en de landsbonden in de zin van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen. »

Verantwoording

De voorgestelde wijziging, namelijk de goedkeuring van een artikel 122bis , strekt ertoe de discriminatie op te heffen tussen artsen, tandartsen en apothekers die aangesloten zijn bij een pensioenkas opgericht op initiatief van een of meer vertegenwoordigingsorganisaties van artsen, tandartsen of apothekers en degenen die aangesloten zijn bij enige andere instelling.

In de huidige situatie kunnen alleen eerstgenoemden de bijdragen die ze in het kader van hun sociaal statuut hebben gestort, beschouwen als sociale bijdragen, die als beroepskosten kunnen worden afgetrokken van het belastbaar inkomen.

De doelstelling van het voorgestelde amendement is derhalve een gelijke fiscale en sociale behandeling te waarborgen van alle vertegenwoordigers van het medische korps, ongeacht de instelling waarbij zij een sociale verzekering hebben gesloten.

Nr. 3 VAN DE HEREN DESTEXHE EN HAZETTE

Art. 123

A. In het voorgestelde artikel 211, § 1, het derde lid doen voorafgaan door de volgende zin :

« Enkel de beroepsorganisaties met algemeen geneeskundigen en geneesheren-specialisten zullen als representatief worden beschouwd. »

B. In hetzelfde lid de woorden « de voorwaarden » vervangen door de woorden « de andere voorwaarden ».

Verantwoording

Over het algemeen is de aan de Koning verleende delegatie inzake medische verkiezingen te ruim.

De wetgever bepaalt wat hij onder de representativiteit van de beroepsorganisaties van de artsen verstaat.

Enkel door het samengaan van huisartsen en specialisten binnen de representatieve beroepsorganisaties kan rekening worden gehouden met de gezondheidsproblemen in hun geheel. Het is immers noodzakelijk om ter zake beperkende, fragmentarische en subcorporatistische benaderingen te voorkomen die de goede werking van de R.I.Z.I.V.-organen kunnen belemmeren.

Nr. 4 VAN DE HEREN DESTEXHE EN HAZETTE

Art. 172

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

De delegatie aan de Koning om regels te bepalen die de beëindiging van de erkenning van de beoefenaars mogelijk maken, is onverantwoord.

Het is niet duidelijk waar dit artikel op aanstuurt. De memorie van toelichting is duidelijker, aangezien daarin wordt vermeld dat het de bedoeling is een leeftijdsgrens te stellen op de erkenning van de beoefenaars.

De Raad van State is van oordeel dat « de intrekking van de erkenning in die omstandigheden een inmenging in het recht van de betrokkene op de eerbiediging van het eigendomsrecht vormt ».

Dit artikel vormt een inbreuk op de gewaarborgde naleving van de fundamentele rechten van de betrokken beoefenaars.

Een dergelijke maatregel kan niet worden overwogen tenzij de precieze voorwaarden inzake de pensioenen en de valorisatie van het patiëntenbestand bij wet worden vastgelegd.

Nr. 5 VAN DE HEREN DESTEXHE EN HAZETTE

Art. 173

In het voorgestelde artikel 35undecies, punt 3 doen vervallen.

Verantwoording

De bij punt 3 bepaalde strafmaatregel waarbij de erkenning wordt opgeschort, is te streng.

Nr. 6 VAN DE HEREN DESTEXHE EN HAZETTE

Art. 174

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Het is onaanvaardbaar dat de diagnostische en therapeutische vrijheid op die manier door de uitvoerende macht wordt bedreigd.

Dit artikel legt in feite tegenstelbare medische referenties op, die « normen » worden genoemd.

Een dergelijke werkwijze druist in tegen de verklaringen van de minister van Sociale Zaken tijdens de bespreking van de artikelen met betrekking tot de wijziging van de wet op de ziekenhuizen.

Nr. 7 VAN DE HEREN DESTEXHE EN HAZETTE

Art. 180

In het voorgestelde artikel 5, paragraaf 1 doen vervallen.

Verantwoording

Aan de artsen wordt momenteel voldoende informatie verstrekt.

Er hoeft dus geen bijkomende structuur te komen voor de verspreiding van informatie over geneesmiddelen, want dat zou er alleen maar toe leiden dat meer ambtenaren in dienst worden genomen.

Nr. 8 VAN DE HEREN DESTEXHE EN HAZETTE

Art. 181

Paragraaf 2 van het voorgestelde artikel 5 aanvullen met de volgende zin :

« De Koning kan met name belangenconflicten voorkomen door keuringen in slachthuizen uit te sluiten van de opdrachten die kunnen worden toevertrouwd aan de dierenartsen met opdracht die zelf door deze wet bedoelde dieren kweken of de diergeneeskunde op dergelijke dieren beoefenen. »

Verantwoording

Dit amendement beoogt de bevoegdheid van de Koning te beperken om een aantal cumulaties van activiteiten, zoals de minister van Volksgezondheid aan de commissie voor de Volksgezondheid heeft uiteengezet, te verbieden. Sommige cumulaties van activiteiten leiden niet tot enig belangenconflict met de keuringsopdracht. Alleen het ambt van slachthuiskeurder en een kweekactiviteit of de uitoefening van een praktijk bij kliënteel waarvan de dieren mogelijk naar de slagerij gaan, zijn echt onverenigbaar. Mocht men, zoals de minister voorstelt, iedere samenwerking met het I.V.K. verbieden aan dierenartsen die door deze wet bedoelde dieren kweken of die de diergeneeskunde op dergelijke dieren beoefenen, dan zou het I.V.K. in een aantal regio's waar alleen maar dergelijke dierenartsen werkzaam zijn, heel wat moeilijkheden ondervinden om medewerkers met opdracht te vinden.

Bovendien zou de door de minister voorgestelde maatregel discriminatoir zijn, omdat dit een aantal dierenartsen van iedere samenwerking met het I.V.K. uitsluit.

Een aantal dierenartsen ten slotte hebben hun kliënteel ingeperkt om hun ambt bij het I.V.K. beter te kunnen uitoefenen. Voor die mensen zou het onrechtvaardig zijn ze uit het I.V.K. uit te sluiten en zulks zou, in een aantal gevallen, tot sociale problemen aanleiding kunnen geven.

Nr. 9 VAN DE HEREN DESTEXHE EN HAZETTE

Art. 182

Paragraaf 2 van het voorgestelde artikel 5 aanvullen met de volgende zin :

« De Koning kan met name belangenconflicten voorkomen door keuringen in slachthuizen uit te sluiten van de opdrachten die kunnen worden toevertrouwd aan de dierenartsen met opdracht die zelf de door deze wet bedoelde dieren kweken of die diergeneeskunde op dergelijke dieren beoefenen. »

Verantwoording

Zelfde verantwoording als bij het amendement op artikel 181.

Nr. 10 VAN DE HEREN DESTEXHE EN HAZETTE

Art. 185

Het eerste lid aanvullen met een punt c), luidende :

« c) de privé-ondernemingen die over een departement voor wetenschappelijk onderzoek beschikken. »

Verantwoording

Het is van het grootste belang het wetenschappelijk onderzoek in alle sectoren, dus zowel in de privé- als in de overheidssector, te stimuleren.

Dank zij onderzoek komen nieuwe, originele en concurrentiële produkten op de markt.

De aanwerving van onderzoekers door privé-ondernemingen moet worden bevorderd. Op die manier zullen die ondernemingen nieuwe produkten ontwikkelen en banen scheppen.

Nr. 11 VAN DE HEREN DESTEXHE EN HAZETTEcf1

Art. 186

In § 7, in fine , de woorden « zonder dat de overeenkomst of haar verlenging uitwerking kunnen hebben na 31 december 1999 » doen vervallen.

Verantwoording

Er moet een structurele maatregel worden genomen, want het onderzoek zal altijd een van de basiselementen van de economische en technologische ontwikkeling blijven.

Nr. 12 VAN DE HEREN DESTEXHE EN HAZETTE

Art. 190

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Die maatregel behoort structureel te zijn, omdat het onderzoek altijd een fundamenteel element zal zijn in de economische en technologische ontwikkeling.

Nr. 13 VAN DE HEREN DESTEXHE EN HAZETTE

Artikel 153 doen vervallen.

Nr. 14 VAN DE HEREN DESTEXHE EN HAZETTE

Art. 193 tot 218 (nieuw)

Een Titel IX toevoegen, met de artikelen 193 tot 218 (nieuw), luidende :

TITEL IX

De dienstencheque

HOOFDSTUK I

Definities en toepassingssfeer

Art. 193. ­ Voor de toepassing van deze wet worden verstaan onder :

1º dienstencheque : het betaalmiddel met beperkte nominale waarde waarmee een particulier basisvoorzieningen kan betalen die door een erkende natuurlijke persoon of rechtspersoon worden aangeboden om te voorzien in individuele behoeften;

2º basisvoorzieningen : de niet aan internationale mededinging onderworpen dienstverlening, aan particulieren aangeboden ten einde hun levensomstandigheden te verbeteren;

3º rechthebbenden : de natuurlijke personen die door middel van een als vergoeding ontvangen dan wel een aangekochte dienstencheque een beroep doen op basisvoorzieningen; van deze voorzieningen zijn uitgesloten alle aan hun beroep inherente activiteiten;

4º emitterende ondernemingen : de natuurlijke personen of rechtspersonen die dienstencheques uitgeven;

5º dienstverleners : de erkende natuurlijke personen of rechtspersonen die basisvoorzieningen verstrekken;

6º werknemers : de personen die arbeid verrichten in loondienst onder het gezag van een andere persoon;

7º werkgevers : de personen die de in het 6º bedoelde personen in dienst hebben.

Art. 194. ­ De dienstencheque is op naam gesteld en persoonlijk. Hij kan aan een derde worden overgedragen.

Hij kan door rechthebbenden slechts worden aangeboden en door de dienstverleners slechts worden aanvaard ter betaling van verstrekte basisvoorzieningen.

Art. 195. ­ De Koning stelt bij een in Ministerraad overlegd besluit de lijst vast van de basisvoorzieningen die voor erkenning in aanmerking komen.

HOOFDSTUK II

Voorwaarden en nadere regels inzake de uitgifte en het gebruik van dienstencheques

Adeling I

Algemeen

Art. 196. ­ De Koning bepaalt welke gegevens op de dienstencheque moeten voorkomen, alsmede het maximumbedrag ervan.

Art. 197. ­ De dienstencheques moeten worden betaald uiterlijk op het tijdstip dat ze door de emitterende onderneming worden afgegeven.

De Koning kan andere nadere regels stellen inzake de afgifte van dienstencheques.

Art. 198. ­ Bij een in Ministerraad overlegd besluit stelt de Koning de voorwaarden en nadere regels voor de voorafgaande erkenning van de emitterende ondernemingen.

Art. 199. ­ De dienstencheque is geldig vanaf de dag waarop hij wordt uitgegeven tot 31 december van het kalenderjaar dat volgt op de uitgifte ervan. Hij kan niet worden omgewisseld noch terugbetaald.

Afdeling 2

Fiscale bepalingen

Art. 200. ­ Met toepassing van artikel 52 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, is de dienstencheque aftrekbaar voor de werkgever.

Art. 201. ­ De rechthebbende kan het bedrag van de dienstencheques die hij aankoopt, aftrekken van zijn belastbaar inkomen.

De Koning bepaalt jaarlijks vóór 1 januari van het aanslagjaar het maximumbedrag waarvoor die aftrekbaarheid geldt. Dat bedrag kan variëren volgens de criteria die Hij vaststelt.

Afdeling 3

Dienstverleners

Art. 202. ­ Elke dienstverlener is verplicht zich onder een identificatienummer te laten erkennen voor hij dienstencheques mag aanvaarden als betaling van geleverde diensten.

De Koning bepaalt bij een in Ministerraad overlegd besluit de wijze waarop de dienstverleners worden erkend.

De dienstverleners moeten met een emitterende onderneming een overeenkomst hebben gesloten.

Die overeenkomst vermeldt het erkenningsnummer van de dienstverlener.

Art. 203. ­ Dienstencheques mogen door een emitterende onderneming alleen ter betaling worden aanvaard als de dienstverlener voldoet aan het bepaalde in artikel 11 van deze wet.

De dienstverleners moeten de dienstencheques aan de emitterende ondernemingen aanbieden binnen een termijn van ten hoogste 3 maanden nadat de in artikel 8 bedoelde geldigheidsduur van die cheques is verstreken.

De emitterende ondernemingen betalen de dienstencheques terug binnen 15 werkdagen nadat ze zijn aangeboden.

Afdeling 4

Door de werkgever overhandigde dienstencheques

Art. 204. ­ Een door de werkgever aan de werknemer overhandigde dienstencheque is voor deze laatste een niet belastbaar voordeel in natura. Werkgever noch werknemer zijn er sociale bijdragen op verschuldigd.

Art. 205. ­ Met toepassing van een individueel met de werknemer gesloten of onder de toepassing van een collectieve arbeidsovereenkomst vallende overeenkomst, kan de werkgever dienstencheques toekennen ter vervanging of omzetting van een gedeelte van het loon, van de premies, voordelen in natura of van enig ander voordeel of aanvulling op wat voorafgaat, waarop al dan niet sociale bijdragen zijn verschuldigd.

Art. 206. ­ In afwijking van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen tot bekrachtiging en wijziging van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van's lands concurrentievermogen, kan de werkgever aan de werknemer een loonsverhoging toestaan in de vorm van dienstencheques binnen de door deze wet gestelde grenzen.

Art. 207. ­ De werkgever mag aan zijn werknemers per werkelijke arbeidsdag niet meer dan twee dienstencheques overhandigen.

Art. 208. ­ De waarde van de door de werknemer ontvangen dienstencheques wordt op zijn individuele loonfiche vermeld.

Indien dat bedrag lager ligt dan het jaarlijks door de Koning ter uitvoering van artikel 9 vastgestelde bedrag, kan de werknemer die bij de emitterende onderneming dienstencheques heeft gekocht, belastingvrijstelling genieten ten belope van het verschil tussen het toegestane maximumbedrag en het totaalbedrag van de dienstencheques die de werkgever tijdens hetzelfde aanslagjaar heeft verstrekt.

HOOFDSTUK III

Bescherming van de dienstencheques

Art. 209. ­ Artikel 2, derde lid, van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers wordt aangevuld met een 4º, luidend als volgt :

« 4º de dienstencheques verstrekt overeenkomstig het bepaalde in de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders en in afdeling 3 van hoofdstuk II van de wet van... tot invoering van de dienstencheque, alsmede in hun uitvoeringsbesluiten. »

Art. 210. ­ In dezelfde wet wordt een artikel 2bis ingevoegd, luidend als volgt :

« Art. 2bis. ­ De afgifte van de dienstencheques bedoeld in artikel 2, derde lid, 4º, blijft niettemin onderworpen aan het bepaalde in de artikelen 201 tot 209. »

HOOFDSTUK IV

Toezicht en strafbepalingen

Art. 211. ­ Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie, houden de door de Koning aangewezen ambtenaren toezicht op de toepassing van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan.

Dat toezicht wordt uitgeoefend overeenkomstig het bepaalde in de wet van 16 november 1972 betreffende de arbeidsinspectie.

Art. 212. ­ De Koning kan, na advies van de Nationale Arbeidsraad, voorschrijven dat de werkgevers, de emitterende ondernemingen en de dienstverleners documenten moeten bijhouden en inlichtingen verschaffen omtrent de verstrekking en het gebruik van de in deze wet bedoelde dienstcheques.

Art. 213. ­ Onverminderd de artikelen 269 en 271 tot 274 van het Strafwetboek, worden gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot een maand en met geldboete van 26 frank tot 500 frank of met een van die straffen alleen :

1º de werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers die de bepalingen van de artikelen 4, 5, 13, 14, 15, 17 en 18 en de uitvoeringsbesluiten ervan niet in acht nemen;

2º de emitterende onderneming, haar aangestelden of lasthebbers die de bepalingen van de artikelen 5, 6, 7, 8, 10 en 11 en de uitvoeringsbesluiten ervan niet in acht nemen;

3º de verstrekkers van basisvoorzieningen alsmede hun aangestelden of lasthebbers die de bepalingen van de artikelen 2, 3, 7, 10 en 11 en de uitvoeringsbesluiten ervan niet in acht nemen;

4º een ieder die het krachtens de artikelen 19 en 20 georganiseerde toezicht verhindert.

Art. 214. ­ De werkgever is burgerrechtelijk aansprakelijk voor de betaling van de geldboete waartoe zijn aangestelden of lasthebbers worden veroordeeld.

Art. 215. ­ Alle bepalingen van boek I van het Strafwetboek, uitgezonderd hoofdstuk V, maar met inbegrip van hoofdtsuk VII en artikel 85, zijn van toepassing op de misdrijven in deze wet omschreven.

HOOFDSTUK V

Bemoeiing van het Waarborgfonds

Art. 216. ­ In de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering, wordt artikel 2 aangevuld als volgt :

« h) aan de natuurlijke personen of rechtspersonen die dienstverlener zijn in de zin van de wet van ... tot invoering van de dienstencheque. »

HOOFDSTUK VI

Slotbepalingen

Art. 217. ­ In artikel 42, 1º, van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers wordt het cijfer « 2bis » ingevoegd tussen de woorden « van de artikelen » en het cijfer « 3 ».

Art. 218. ­ Artikel 1 van de wet van 30 juni 1971 betreffende de administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op sommige sociale wetten, wordt aangevuld met een 37º, luidend als volgt :

« 37º hij die zich schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf als bedoeld in artikel 22 van de wet van ... tot invoering van de dienstencheque. »

Verantwoording

Het amendement met betrekking tot de dienstencheque dat door de Regering werd ingediend, voldoet niet. Met ons amendement stellen we dan ook voor in het wetsontwerp een bijkomende titel in te voegen teneinde de regeling van de dienstencheque veel ruimer, vollediger en nauwkeuriger te maken.

Parallel met de ontwikkeling van onze post-industriële samenleving is de noodzaak aan het licht getreden om in te spelen op nieuwe behoeften inzake dienstverlening waaraan niet kan worden voldaan omdat particulieren ze niet kunnen betalen of gewoon omdat ze vroeger gedekt werden door beroepen die vandaag niet meer bestaan.

Die behoeften zijn voortgevloeid uit een veranderderen levensstijl, uit de toegenomen vervrouwelijking van het beroepsleven, uit het almaar stijgende aantal eenoudergezinnen en uit de specifieke situatie van een vergrijzende bevolking.

Zo is een potentiële vraag ontstaan naar voorzieningen die op maat gesneden zijn van individuele behoeften. Vergeleken bij de Verenigde Staten, Japan of, in mindere mate, bij de Zuideuropese landen wordt die vraag in ons land nauwelijks beantwoord.

Dat type van voorzieningen staat bekend als basisvoorzieningen omdat ze een (niet aan internationale concurrentie blootstaande en dus) afgeschermde sector bestrijken en bovendien arbeidsintensief zijn.

Derhalve kan de verdere uitbouw van die voorzieningen een antwoord bieden op het probleem van de hoge werkloosheid in ons land.

Basisvoorzieningen spelen in op individuele behoeften, waardoor mensen comfortabeler kunnen gaan leven en een aantal met de demografische en sociologische ontwikkeling in verband staande persoonlijke of gezinsproblemen kunnen worden opgelost.

De vraag naar basisvoorzieningen, waaraan momenteel onvoldoende aandacht wordt geschonken, kan worden geïllustreerd aan de hand van een aantal voorbeelden :

­ voor gezinnen met kinderen : kinderopvang thuis, begeleiding van schoolgaande kinderen op de weg van en naar de school, schoolse en buitenschoolse bijstand, vormende activiteiten, ...

­ voor bejaarden : thuisbezorgde maaltijden, verpleging, mobiliteitsbegeleiding, ...

­ voor alle particulieren : thuiswinkelen, ziekenoppas, huishoudelijke hulp, kleine herstellingen, tuinonderhoud, ...

Deze lijst is verre van volledig : bij gebrek aan een gestructureerd aanbod konden tal van behoeften immers tot dusver nog niet duidelijk in kaart worden gebracht.

Momenteel staat de samenleving voor een deel van die behoeften in. Doordat het aanbod ontoereikend en van ongelijke kwaliteit blijft, is in hele sectoren (bijvoorbeeld huishoudelijk werk) het zwartwerk vrijwel de regel geworden.

De fiscale afhoudingen en sociale bijdragen allerhande op de lonen hebben een dergelijk hoog peil bereikt dat het beschikbare inkomen van de meeste gezinnen niet volstaat om zich met de voor hun welzijn noodzakelijke voorzieningen toe te rusten.

Hoe kan een arbeider met een netto-uurloon van niet meer dan 400 frank een beroep doen op voorzieningen die al gauw zo'n 1 000 frank per uur kosten als men de fiscale en parafiscale lasten die door de dienstverlener moeten worden gedragen, meerekent ?

Ook al zou onze economie in de toekomst een forse groei kennen, dan nog zou het behoud van zo zware sociale lasten onvermijdelijk tot structurele werkloosheid blijven leiden.

Het psychologisch aspect van de werkloosheid mag niet uit het oog worden verloren, want in onze samenleving blijft arbeid een wezenlijk element van maatschappelijk aanzien en sociale nuttigheid.

Met dit amendement wordt invulling gegeven aan het streven om echte (bezoldigde en zelfstandige) banen te scheppen door een aantal activiteiten opnieuw onder te brengen in het officiële arbeidscircuit en door de dienstverlening aan particulieren te bevorderen, aangezien die in sterke mate bijdraagt tot betere levensomstandigheden. De dienstencheque is een middel om de gezinsbesteding te heroriënteren naar banenscheppende voorzieningen. Op een door de Koning-Boudewijnstichting georganiseerd seminarie werd aangetoond dat de dienstencheque perfect beantwoordt aan het ermee nagestreefde doel, met name het scheppen van werkgelegenheid in de sector van de basisvoorzieningen.

Alain DESTEXHE.
Pierre HAZETTE.

Nr. 15 VAN DE HEER COENE

Art. 171

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Het komt de Gemeenschappen toe maatregelen te nemen in het kader van de plethore. Het optreden van de regering na 5 of 7 jaar studies is allesbehalve fair voor de studenten. Deze maatregelen zijn eigenlijk een verkapte vestigingswet.

Nr. 16 VAN DE HEER COENE

Art. 172

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

De huidige reglementering met betrekking tot de pensioenen voor de zelfstandigen dient eerst te worden aangepast. Een arts heeft immers maar een pensioenuitkering van circa 23 500 frank per maand bij een volledige activiteit. Gezien de arts slechts op een gemiddelde latere leeftijd begint te werken, is een volledige loopbaan voor de pensioenberekening praktisch onmogelijk. Het is dan ook niet verantwoord aan maximumleeftijd op te leggen alvorens de pensioenreglementering is aangepast.

Nr. 17 VAN DE HEER COENE

Art. 174

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Dit artikel laat de Koning toe normen af te kondigen met betrekking tot de functionele aspecten van de activiteit van de artsen m.a.w. krijgt de Koning de mogelijkheid om het aantal patiënten per geneesheer te bepalen.

Op die wijze wordt de vrije keuze van de patiënt beknot. De situatie kan zich immers voordoen dat een patiënt een arts wil consulteren die reeds aan zijn quotum zit. De patiënt is dan genoodzaakt een andere arts te consulteren. Rekening houdend met de vertrouwensrelatie die bestaat tussen arts en patiënt is dit artikel onaanvaardbaar.

Nr. 18 VAN DE HEER COENE

Art. 180

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Om hun werkzaamheden uit te oefenen zullen de neutrale artsenbezoekers moeten beschikken over de individuele gegevens betreffende het voorschrift die verzameld worden op het R.I.Z.I.V.

Het is onaanvaardbaar dat de voorschriften van iedere geneesheer verspreid zouden worden onder ambteranern die zich kunnen inmengen in de individuele behandelingen van de patiënten.

Nr. 19 VAN DE HEER COENE

Art. 9

De woorden « met ingang van 1 januari 1995 » vervangen door de woorden « vanaf de publikatie in het Belgisch Staatsblad ».

Verantwoording

Er is geen reden om af te wijken van het beginsel van de non-retro-activiteit van de wet, temeer gezien de belangrijke financiële implicaties voor de verzekeringsmaatschappijen en afgeleid daarvan de verzekeringsnemers.

Nr. 20 VAN DE HEER COENE

Art. 26

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Dit artikel geeft ambtenaren de bevoegdheid om sancties op te leggen wanneer een verzekeringsmaatschappij of instelling met rentedienst de termijn, aan wie een termijn werd opgelegd om zich met de wet in orde te stellen, in gebreke blijft. De sanctie gaat van niet minder dan 1 000 frank tot 3 pct. van de technische en financiële opbrengsten met een maximum van 50 miljoen frank. Gezien de omvang van de sanctie kan men nauwelijks nog spreken van een administratieve sanctie. Dergelijke geldelijke sancties moeten de bevoegdheid van de rechter blijven, waar de rechten van de verdediging ten volle spelen.

Nr. 21 VAN DE HEER COENE

Art. 123

Het voorgetelde artikel 211 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, vervangen als volgt :

« Art. 211. ­ § 1. Om als representatief te worden erkend, moeten de beroepsorganisaties van het artsenkorps voldoen aan de volgende voorwaarden :

1º de verdediging van de beroepsbelangen van ofwel de artsen-specialisten ofwel de algemeen geneeskundigen ofwel beiden tot hoofddoel hebben;

2º zich statutair richten tot de artsen van ten minste één van de gemeenschappen bedoeld in artikel 2 van de Grondwet.

§ 2. De verdeling van de mandaten tussen de beroepsorganisaties van het artsenkorps die krachtens dit artikel als representatief worden erkend, gebeurt bij wege van vrije verkiezingen.

Alle op basis van de § 1 gestelde voorwaarden erkende beroepsorganisaties kunnen hiertoe lijsten indienen.

Er zijn aparte lijsten voor artsen-specialisten en algemeen geneeskundigen.

De verkiezingen worden georganiseerd per taalgroep.

§ 3. In de bestuursorganen van het Instituut verhoudt de vertegenwoordiging per taalgroep zich tot de bevolkingscijfers.

Binnen elke taalgroep worden de mandaten paritair verdeeld tussen de verkozenen op de lijsten voor artsen-specialisten en verkozenen op de lijsten voor algemeen geneeskundigen.

§ 4. De verkiezingen vinden om de vier jaar plaats en de eerste keer uiterlijk vóór 1 december 1996. Nadere regelen met betrekking tot de organisatie van deze verkiezingen worden door de Koning bepaald.

Verantwoording

De V.L.D. vindt dat het Parlement zijn wetgevende bevoegdheid inzake de artsenverkiezingen zelf moet uitoefenen. Daarom stelt zij in haar amendement de belangrijkste voorwaarden vast.

De V.L.D. wil een zo democratisch mogelijk georganiseerde artsenverkiezing. Daarom wil zij alle artsensyndicaten, ongeacht of zij de belangen vertegenwoordigen van alleen huisartsen, van alleen specialisten of van beide groepen, laten deelnemen aan de verkiezingen. Bovendien acht zij het voldoende dat het artsensyndicaat zich statutair richt tot de artsen van ten minste één gemeenschap.

Nr. 22 VAN DE HEER COENE

Art. 153

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

De V.L.D. wil artikel 153 schrappen omdat de dienstencheque als verloning of vorm van vervangingsuitkering het onderwerp moet zijn van een grondig debat.

Bovendien is uit de bespreking in de Kamercommissie Sociale Zaken gebleken dat er ook binnen de Regering nog steeds de grootste onduidelijkheid bestaat over de richting die men met dit dossier uit wil gaan.

Tenslotte is het ten zeerste te betwijfelen of de bejaarde uiteindelijk geholpen is met deze formule. Wat met de bejaarde die kan terugvallen op mantelzorg, maar wel financiële problemen kent naar financiering van huishuur, verwarming, medische zorgen toe ?

Luc COENE.

Nr. 23 VAN DE HEER DEVOLDER

Art. 181

A. In § 2 van het voorgestelde artikel 5 de woorden « onder de voorwaarden door de Koning bepaald » doen vervallen.

B. Paragraaf 3 van het voorgestelde artikel 5 doen vervallen.

Verantwoording

Dit amendement wil het dubbele cumulverbod voor dierenartsen met bijzondere opdracht afschaffen. Deze maatregel gaat uitermate ver. Er zijn geen aanwijzingen dat dergelijk cumulverbod een wezenlijke bijdrage zal leveren in het aanpakken van de hormonenfraude. Er dient gezocht te worden naar een afgezwakte maatregel, die geen repressief, maar een preventief karakter heeft.

Het laten bijstaan van de D.M.O.s door technische helpers zal leiden tot een verhoging van de keuringstarieven, aangezien het inschakelen van technische helpers een meerkost betekent voor het I.V.K. die moet worden gerecupereerd. Aangezien het I.V.K. wordt gefinancieerd door keuringsrechten, is een verhoging ervan reëel.

Jacques DEVOLDER.

Nr. 24 VAN DE DAMES DUA EN DARDENNE

Art. 62

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Vanuit de sociale zekerheid dienen twee basisopdrachten uitgevoerd te worden namelijk de individuele uitkeringen en de collectieve dienstverlening.

Door de middelen vanuit de reserves voor de gezinsbijslagen af te schaffen wordt die basisopdracht van maatschappelijke dienstverlening van het F.C.U.D. niet meer gerealiseerd, het F.C.U.D. kan blijven bestaan met middelen die de sociale partners kunnen inbrengen naar aanleiding van akkoorden daaromtrent in het interprofessioneel akkoord.

Deze inbreng is onzeker en kan om de twee jaar veranderen; dit is met andere woorden geen structurele inbreng.

Anderzijds is voor de structurele vermindering van inkomsten geen nieuwe financiering voorzien, noch op federaal, noch op gewestniveau. Dit zal ongetwijfeld een vermindering inhouden van de diensten ten aanzien van ouders en kinderen, zieke kinderen en ouderen.

Een bijkomend gevolg is dat door deze maatregel 110 à 220 jobs zullen worden afgebouwd.

Nr. 25 VAN DE DAMES DUA EN DARDENNE

Art. 153

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

In de regeringsverklaring en in het meerjarenplan voor werkgelegenheid werd er een onderzoek aangekondigd naar een mogelijkheid van een dienstencheque als complement voor de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden.

Dit onderzoek is niet gebeurd : de parlementaire discussie heeft niet kunnen plaatsgrijpen.

Dit omzeilen en het binnensmokkelen in de sociale programmawet getuigt van weinig parlementaire democratie. Bovendien blijven alle vragen open : hoegrootheid van de cheque, voor wie, wie kan er voor presteren, onder welk sociaal statuut, ...

Nr. 26 VAN DE DAMES DUA EN DARDENNE

Art. 123

Het voorgestelde artikel 211 vervangen als volgt :

« Art. 211. ­ De eerste verkiezingen hebben plaats op uiterlijk 31 december 1996. »

Verantwoording

De verkiezingen zijn reeds lang aangekondigd. Een concrete datum werd voortdurend uitgesteld. Naar aanleiding van de twee laatste medico-mutualistische akkoorden laaide het ongenoegen in huisartsenkringen hoog op. In 1997 staan er belangrijke besprekingen op de agenda in verband met uitvoeringsmodaliteiten van het huidig Medico-Mutualistisch akkoord en de nieuwe onderhandelingen voor een volgend akkoord. De representativiteit van de vertegenwoordigers van de artsen mag hierbij geen obstakel meer vormen.

Nr. 27 VAN DE DAMES DUA EN DARDENNE

Art. 123

In het voorgestelde artikel 211, § 1, het laatste lid vervangen als volgt :

« Elke arts met een medische praktijk heeft de mogelijkheid om als kiezer aan de verkiezingen deel te nemen.

De kandidaten worden enkel door de erkende representatieve beroepsorganisaties voorgedragen. Deze organisaties kunnen ofwel specialisten ofwel huisartsen ofwel beroepsgroepen vertegenwoordigen. Deze organisaties moeten zich richten tot artsen van ten minste twee gewesten. Om erkend te worden dienen deze organisaties 10 pct. van elke beroepsgroep afzonderlijk te vertegenwoordigen, ofwel 5 pct. van beide beroepsgroepen gezamenlijk.

Er bestaan twee kiescolleges met name één voor specialisten en één voor huisartsen, die federaal ingesteld worden.

De vertegenwoordiging van specialisten en huisartsen wordt bepaald op een verhouding 50-50.

Verantwoording

Dit artikel van de sociale programmawet geeft te veel bevoegdheid aan de Koning. De regels van dit uitermate belangrijk dossier dienen in het Parlement afgesproken te worden.

Het is evident dat alle artsen aan de verkiezingen kunnen deelnemen om de democratie tenvolle te laten spelen. Vermits het gaat over een georganiseerd en structureel overleg is het noodzakelijk dat de organisaties :

1. kandidaten voordragen;

2. voldoende respresentatief zijn en dit kunnen bewijzen aan de hand van lidmaatschap van leden.

De beide beroepsgroepen zijn aanvullend in een goede gezondheidsstructuur. Elke groep heeft evenwel een eigen specifieke invalshoek op deze gezondheidszorg. Deze invalshoeken dienen evenwaardig aan bod te komen, vandaar aparte kiescolleges en een evenredige vertegenwoordiging.

De gezondheidszorg is een federaal gegeven en kadert in de solidaire principes van bescherming van personen in ons land. De verkiezingen op federaal niveau is nodig om deze solidariteit te benadrukken.

Vera DUA.
Martine DARDENNE.

Nr. 28 VAN MEVROUW DELCOURT-PÊTRE

Art. 63

In dit artikel, het 6º vervangen als volgt :

« 6º artikel 57, dat in werking treedt op 1 januari 1997, de artikelen 56 en 62, tweede lid, die in werking treden op 1 juli 1997 en artikel 62, eerste lid, dat in werking treedt op 1 januari 1998 ».

Verantwoording

De collectieve diensten voor kinderen en gezinnen zijn meer dan ooit nodig om te zorgen dat het beroepsleven kan worden gecombineerd met het gezinsleven.

Zij bieden het voordeel dat zij kwaliteitsbanen scheppen en in velerlei opricht een bijdrage leveren aan het werkgelegenheidsbeleid : zij scheppen de voorwaarden voor het combineren van arbeid en gezinsleven, voor flexibele arbeid en voor de tewerkstelling van risicogroepen.

Afgezien van leningen, giften of bijdragen van particuliere verenigingen zijn de financiële middelen die het ontstaan en de groei van deze diensten mogelijk hebben gemaakt, van drieërlei oorsprong :

1º inkomensafhankelijke financiële bijdrage van de ouders;

2º subsidieverlening door de Gemeenschappen, via O.N.E. en Kind en Gezin;

3º bijdrage van de sociale zekerheid via de R.K.W. door de oprichting, in 1971 van het Fonds voor collectieve uitrustingen en diensten.

Eind 1995 zag de toestand van het « klassieke » Fonds er zo uit voor de instellingen die zorgen voor de opvang van kinderen van 0 tot 3 jaar en voor de diensten voor hulp aan gezinnen en bejaarden.

De financiering van de « traditionele » taken van het Fonds, te weten de taken bedoeld in de k.b's van 20 mei 1974, 25 september 1974 en 17 juli 1991, wordt ten gevolge van een regeringsbeslissing voor 1996 geregeld door middel van een bedrag van 600 miljoen uit de reserves van de R.K.W. Normaal komt echter aan deze traditionele taken op 31 december 1996 een einde. Het Fonds zal dan geen geld meer hebben.

Indien er geen andere oplossing komt, zal het ontbreken van subsidies de goede werking van 543 instellingen en 217 diensten belemmeren, waardoor 23 399 banen op de tocht komen.

Aangestipt moet worden dat tal van initiatieven genomen door de openbare sector en door de verenigingen in het kader van de interprofessionele akkoorden, werden uitgevoerd door instellingen en diensten die ervaring hadden wat betreft de « klassieke » taken van het Fonds.

De instellingen en de gezinnen die van deze diensten gebruik maken om hun baan te kunnen uitoefenen en de werknemers die in deze sector werken, zijn zeer ongerust aangezien er noch voor het « klassieke » Fonds noch voor de initiatieven voortvloeiende uit de interprofessionele akkoorden na 1 januari 1997 enige waarborg voor continuïteit is.

Overwegende dat de Raad van State in zijn opmerkingen aandringt op de uitwerking van een overgangsregeling;

Overwegende dat de Ministerraad van 24 november 1995 een verdere ondersteuning van de sector in het vooruitzicht stelde maar hiervoor voorafgaand overleg met de Gemeenschappen als voorwaarde stelde;

Overwegende dat zulk overleg eerst op 6 maart 1996 plaatsvond en geen concrete resultaten opleverde;

Overwegende dat de grondwettelijke taak van de Senaat erin bestaat toe te zien op de betrekkingen tussen de federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten, inzonderheid op een geordende overdracht van taken in het kader van de grondwettelijke bevoegdheidsverdeling;

Overwegende dat structurele alternatieven gevonden moeten worden zowel op het vlak van de financiering als op het vlak van de reglementering;

Stellen wij voor om voor de inwerkingtreding van de opheffingsbepalingen betreffende het Fonds een redelijke datum te kiezen, te weten 1 juli 1997 voor de artikelen 56 en 62, tweede lid, en 1 januari 1998 voor artikel 62, eerste lid.

Om het noodzakelijke overleg tussen de federale Regering, de gemeenschapsregeringen en de sociale partners te bespoedigen stellen wij voor dat de alternatieve structurele financiering bepaald in artikel 57 uitwerking heeft met ingang van 1 januari 1997.

Andrée DELCOURT-PÊTRE.