1-236/16

1-236/16

Belgische Senaat

ZITTING 1996-1997

4 FEBRUARI 1997


Wetsvoorstel tot wijziging van de provinciewet


BIJLAGEN BIJ HET VERSLAG NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE BINNENLANDSE EN ADMINISTRATIEVE AANGELEGENHEDEN UITGEBRACHT DOOR DE HEER VERGOTE

2e DEEL


INHOUDSTAFEL


1. EERSTE FASE

A. Hoofdamendement nr. 1

Gedr. St. Senaat nr. 1-236/2

B. Subamendementen nrs. 2 tot 82

Gedr. St. Senaat nrs. 1-236/3 tot 1-236/6

2. TWEEDE FASE

A. Hoofdamendement nr. 83

Gedr. St. Senaat nr. 1-236/9

B. Subamendementen nrs. 84 tot 144

Gedr. St. Senaat nrs. 1-236/10 tot 1-236/15


1. EERSTE FASE


A. HOOFDAMENDEMENT NR. 1

VAN DE HEREN PINOIE, DARAS, DE DAMES THIJS, CORNET D'ELZIUS, DE HEER MOUTON, MEVR. LEDUC, DE HEREN HOSTEKINT EN NOTHOMB

Art. 2

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 2. ­ De provinciewet van 30 april 1836 wordt vervangen door de volgende bepalingen :

« TITEL I

Het provinciebestuur

Artikel 1. ­ Er is in iedere provincie een provincieraad, een bestendige deputatie en een gouverneur.

Artikel 1bis. ­ De provincieraad bestaat uit :

47 leden in provincies beneden 250 000 inwoners;

56 leden in provincies van 250 000 tot 500 000 inwoners;

65 leden in provincies van 500 000 tot 750 000 inwoners;

75 leden in provincies van 750 000 tot 1 000 000 inwoners;

84 leden in provincies van 1 000 000 inwoners en meer.

Het aantal leden van de provincieraad van Luik blijft evenwel op 80 vastgesteld, zolang het bevolkingscijfer van deze provincie hoger is dan 750 000 en lager dan 1 000 000 inwoners.

Art. 2. ­ De provincieraad wordt rechtstreeks gekozen door de kiescolleges. De verkiezingen geschieden per district; de grenzen van de districten zijn dezelfde als die van de kieskantons, bedoeld bij artikel 88 van het Kieswetboek. Een district kan evenwel twee of meer kieskantons omvatten.

Ieder district telt zoveel keren een raadslid als de provinciale deler in zijn bevolkingscijfer begrepen is; deze deler wordt verkregen door het bevolkingscijfer van de provincie te delen door het totaal van de toe te kennen zetels; de overblijvende zetels worden toegewezen aan de districten met het grootste nog niet vertegenwoordigde bevolkingsoverschot.

De groepering van de kieskantons en de aanwijzing van de districtshoofdplaatsen worden vastgesteld overeenkomstig de bij deze wet gevoegde tabel. De verdeling van de raadsleden over de kiesdistricten wordt om de tien jaar herzien en bij koninklijk besluit met het bevolkingscijfer in overeenstemming gebracht binnen twee jaar volgend op hetzij de volkstelling, hetzij de vaststelling van het bevolkingscijfer.

Art. 2bis. ­ Het raadslid dat wegens een handicap niet zelfstandig zijn mandaat kan vervullen, kan zich voor de uitoefening van dit mandaat laten bijstaan door een vertrouwenspersoon gekozen onder de provincieraadskiezers, die aan de verkiesbaarheidsvereisten voor het mandaat van provincieraadslid voldoen en die geen lid is van het personeel der provincie.

Bij het verlenen van de bijstand geniet de vertrouwenspersoon dezelfde middelen en is onderworpen aan dezelfde verplichtingen als het raadslid. Hij heeft geen recht op presentiegeld, doch wel op een vergoeding voor verplaatsingskosten, zoals bepaald in artikel 61. Voor de toepassing van het eerste lid bepaalt de Koning de criteria tot vaststelling van de hoedanigheid van een raadslid met een handicap.

Art. 2ter. ­ Het provincieraadslid dat verhinderd is wegens de vervulling van zijn militaire verplichtingen of van zijn burgerdienst als gewetensbezwaarde, wordt, op zijn schriftelijk verzoek gericht aan de bestendige deputatie, gedurende die periode vervangen.

Het provincieraadslid dat een ouderschapsverlof wenst te nemen, wegens de geboorte of de adoptie van een kind, wordt op zijn schriftelijk verzoek, gericht aan de voorzitter van de provincieraad, vervangen, ten vroegste vanaf de zevende week voor de vermoedelijke datum van de geboorte of van de adoptie, tot het einde van de achtste week na de dag van de geboorte of de adoptie. Op zijn schriftelijk verzoek wordt de onderbreking van de uitoefening van het mandaat na de achtste week verlengd met een duur gelijk aan die gedurende dewelke hij zijn mandaat verder heeft uitgeoefend tijdens de periode van zeven weken die de dag van de geboorte of de adoptie voorafgaan.

Het provincieraadslid dat verhinderd is wegens de vervulling van zijn militaire verplichtingen of van zijn burgerdienst als gewetensbezwaarde, of wegens ouderschapsverlof en om zijn vervanging verzoekt, wordt vervangen door de opvolger van zijn lijst die als eerste gerangschikt is overeenkomstig artikel 21, § 2, van de provinciekieswet, na onderzoek van diens geloofsbrieven door de provincieraad.

Het eerste lid is echter slechts toepasselijk vanaf de eerste vergadering van de provincieraad na die waarop het raadslid dat verhinderd is, geïnstalleerd is.

Art. 3. ­ De provincieraad kiest uit zijn midden een bestendige deputatie.

Art. 4. ­ De commissarissen van de regering bij de provincieraden voeren de titel van gouverneur van de provincie.

Zij worden benoemd en afgezet door de Koning.

De griffiers worden benoemd, geschorst en afgezet door de provincieraad. Om tot provinciegriffier te kunnen worden benoemd, moeten de kandidaten ten minste 25 jaar oud zijn. De Koning bepaalt de andere benoemingsvoorwaarden, alsmede de schorsings- en afzettingsvoorwaarden die gelden voor de griffiers.

De provinciegriffiers worden van ambtswege op pensioen gesteld en kunnen hun rechten op het pensioen doen gelden onder dezelfde voorwaarden als de ambtenaren van de rijksbesturen.

TITELS II-V. ­ Opgeheven

Art. 6-41. ­ Opgeheven

TITEL VI

De provincieraad

HOOFDSTUK I

Bepalingen betreffende de vergaderingen van de raad en de wijze waarop hij beraadslaagt en besluit

Art. 42. ­ De provincieraad vergadert in de hoofdplaats van de provincie, tenzij hij wegens een buitengewone gebeurtenis door zijn voorzitter in een andere stad van de provincie wordt bijeengeroepen.

Art. 43. ­ Opgeheven

Art. 44. ­ De provincieraad vergadert telkens als de aangelegenheden die onder zijn bevoegdheid vallen, het vereisen en ten minste eenmaal per maand, met uitzondering van de maanden juli en augustus.

De raad wordt door zijn voorzitter bijeen geroepen.

Op verzoek van een derde van de raadsleden is de voorzitter gehouden de raad op de aangeduide dag en het aangeduide uur met de voorgestelde agenda bijeen te roepen.

Art. 45-46. ­ Opgeheven

Art. 47. ­ De provincieraad mag niet beraadslagen of besluiten, indien niet meer dan de helft van het door de wet bepaalde aantal leden aanwezig is.

De raad kan echter, indien hij tweemaal bijeengeroepen is zonder dat het vereiste aantal leden is opgekomen, na een derde en laatste bijeenroeping, ongeacht het aantal aanwezige leden, op geldige wijze beraadslagen en besluiten over de onderwerpen die voor de derde maal op de agenda voorkomen.

Onverminderd de bepalingen van artikel 57 moeten de in het tweede lid bedoelde oproepingen vermelden dat zij voor de tweede of derde maal geschieden; bovendien moeten de bepalingen van de eerste twee leden van dit artikel in de derde oproeping woordelijk worden overgenomen.

Art. 48. ­ Opgeheven

Art. 49. ­ Na elke volledige vernieuwing van de provincieraad vergaderen de nieuw gekozen raadsleden van rechtswege zonder oproeping op de tweede vrijdag die volgt op de dag van de verkiezingen om 14 uur, onder voorzitterschap van het lid dat de meeste anciënniteit heeft als provincieraadslid of, bij gelijke anciënniteit, de oudste van hen, bijgestaan door de jongste twee leden als secretaris.

Indien de tweede vrijdag bedoeld in het eerste lid evenwel een feestdag is, wordt de vergadering van de nieuwe provincieraad uitgesteld tot de daaropvolgende maandag.

Na het onderzoek van de geloofsbrieven en de eedaflegging, benoemt de raad een voorzitter, één of meer ondervoorzitters en stelt hij zijn bureau samen.

De voorzitter, de ondervoorzitter of ondervoorzitters en de leden van het bureau kunnen geen lid zijn van de bestendige deputatie.

Art. 50. ­ § 1. De provincieraad bepaalt in zijn reglement, met inachtneming van deze wet, de wijze waarop hij zijn bevoegdheden uitoefent.

§ 2. De provincieraad kan in zijn midden commissies oprichten die hem van advies zullen dienen over al de aangelegenheden die tot zijn bevoegdheid behoren. De raad bepaalt in zijn reglement van orde de regelen houdende de samenstelling en de werking van deze commissies. De samenstelling ervan geschiedt volgens het principe van de evenredige vertegenwoordiging. De voorzitter van de commissie alsmede de rapporteurs kunnen geen lid zijn van de bestendige deputatie.

§ 3. De commissies kunnen steeds deskundigen en belanghebbenden horen.

§ 4. De inwoners van de provincie hebben het recht schriftelijk uitleg te vragen over de beraadslagingen en besluiten van de provincieraad of de bestendige deputatie. Met inachtneming van de bepalingen van het huishoudelijk reglement wordt een ad-hoccommissie ermee belast een mondeling antwoord te verstrekken tijdens haar vergaderingen, tenzij ze beslist dat er zal worden geantwoord op het einde van de volgende vergadering van de provincieraad.

Art. 51. ­ § 1. De vergaderingen van de provincieraad zijn openbaar.

§ 2. Behalve wat betreft de zittingen met betrekking tot de begroting, kan de provincieraad, met een tweederde meerderheid van de aanwezige leden, in het belang van de openbare orde en op grond van ernstige bezwaren tegen de openbaarheid, beslissen dat de vergadering niet openbaar is.

§ 3. De vergadering is niet openbaar wanneer het om personen gaat.

Zodra een dergelijk punt aan de orde is, beveelt de voorzitter terstond de behandeling in besloten vergadering.

§ 4. Uitgezonderd in tuchtzaken kan de besloten vergadering slechts plaatsvinden na de openbare vergadering.

§ 5. Wanneer tijdens de openbare vergadering blijkt dat de behandeling van een punt in besloten vergadering moet worden voortgezet, kan de openbare vergadering, enkel met dit doel, worden onderbroken.

Art. 51bis. ­ Elk besluit wordt bij volstrekte meerderheid van stemmen genomen.

Bij staking van stemmen is het voorstel verworpen.

Art. 52. ­ Onverminderd het vierde lid stemmen de leden van de provincieraad mondeling.

Het reglement van orde kan een regeling invoeren die gelijkwaardig is met een mondeling stemming. Als dusdanig worden beschouwd de mechanisch uitgebrachte naamstemming en de stemming bij zitten en opstaan of bij handopsteking.

Ongeacht de bepalingen van het reglement van orde wordt er mondeling gestemd telkens als een derde van de aanwezige leden hierom verzoekt.

De voordrachten van kandidaten, de benoemingen, de afzettingen of ontzettingen geschieden bij geheime stemming en eveneens bij volstrekte meerderheid van stemmen.

In geval van mondelinge stemming stemt de voorzitter het laatst.

Het voorgaande lid is niet toepasselijk bij geheime stemming.

Art. 53. ­ De provincieraad heeft het recht ieder voorstel te splitsen en te wijzigen.

Art. 55. ­ § 1. De vergadering wordt door de voorzitter geopend en gesloten.

§ 2. De notulen van de vorige vergadering liggen ter inzage overeenkomstig het huishoudelijk reglement van de raad.

De notulen worden in elk geval ten minste een uur vóór het openen van de vergadering ter tafel gelegd.

§ 3. Elk lid heeft het recht om tijdens de vergadering bezwaren tegen de redactie in te brengen.

Worden de bezwaren gegrond bevonden, dan wordt de provinciegriffier ermee belast, staande de vergadering of uiterlijk tijdens de eerstvolgende vergadering, een nieuwe redactie voor te leggen die in overeenstemming is met het besluit van de raad.

Indien geen bezwaren worden ingebracht voor het einde van de vergadering, zijn de notulen goedgekeurd en worden zij binnen de maand ondertekend door de voorzitter en de griffier en opgenomen in het register gehouden overeenkomstig artikel 119.

§ 4. Telkens wanneer de raad het gewenst acht, worden de notulen geheel of gedeeltelijk staande de vergadering opgemaakt en door de aanwezige leden ondertekend.

Art. 56. ­ Ieder lid mag in de notulen doen vermelden dat hij tegen het aangenomen besluit gestemd heeft; hij kan echter niet eisen dat de redenen van zijn stemming erin opgenomen worden.

Art. 56bis. ­ Na elke vergadering van de provincieraad wordt een beknopt verslag van de beraadslagingen en besluiten en de uitslag van de stemmingen opgesteld, dat ten hoogste binnen een termijn van zeven vrije dagen na de vergadering aan de raadsleden wordt toegezonden. Het huishoudelijk reglement bepaalt de nadere regels voor het opstellen van dit verslag.

Art. 57. ­ § 1. Behalve in spoedeisende gevallen geschiedt de bijeenroeping van de raad per brief en aan huis, ten minste zeven vrije dagen voor die van de vergadering. Die termijn wordt evenwel tot drie vrije dagen teruggebracht voor de toepassing van artikel 47, tweede lid. Zij bevat de agenda, een beknopte toelichting en desgevallend de voorstellen van beslissing.

§ 2. Voor elk agendapunt worden de dossiers of de voorhanden zijnde stukken op het provinciebestuur ter inzage gelegd van de leden van de raad vanaf het moment dat de agendapunten bekendgemaakt zijn.

§ 3. Voor elk initiatief van de bestendige deputatie of van de voorzitter van de raad op de agenda ingeschreven punt wordt een dossier samengesteld. Behalve wanneer het gaat om voordrachten van kandidaten, benoemingen in een ambt, bevorderingen of tuchtstraffen en met uitzondering van de spoedeisende gevallen, bevatten deze dossiers een ontwerp van beslissing, dat vooraf aan de leden wordt meegedeeld.

§ 4. Elk voorstel dat niet op de agenda voorkomt, wordt uiterlijk vijf vrije dagen vóór de vergadering overgemaakt aan de voorzitter via de post, waarbij de poststempel als bewijs geldt, of afgegeven tegen ontvangstbewijs; het is vergezeld van een verklarende nota of van elk document dat de raad kan voorlichten. Van deze mogelijkheid kan geen gebruik worden gemaakt door een lid van de bestendige deputatie.

§ 5. De voorzitter deelt de aanvullende agendapunten onverwijld mee aan de leden van de raad.

§ 6. Een punt dat niet op de agenda voorkomt, mag ter zitting niet in bespreking worden gebracht, behalve in dringende gevallen erkend door ten minste twee derden van de aanwezige leden; hun naam wordt in de notulen opgenomen.

Art. 57bis. ­ Plaats, dag, uur en de agenda bevattend de punten te behandelen in de openbare zitting worden openbaar bekendgemaakt door aanplakking op de zetel van het provinciehuis.

De media worden op de hoogte gesteld van de agenda van de openbare zitting. Op hun verzoek wordt deze agenda tevens meegedeeld aan alle andere belangstellenden.

Art. 58. ­ De voorzitter is belast met de handhaving van de orde in de vergadering; hij kan, na een voorafgaande waarschuwing, terstond ieder persoon uit de zaal doen verwijderen, die openlijk tekens van goedkeuring of van afkeuring geeft of op enigerlei wijze wanorde veroorzaakt.

De voorzitter kan bovendien proces-verbaal opmaken tegen de overtreder en hem verwijzen naar de politierechtbank, die hem kan veroordelen tot geldboete van een frank tot vijftien frank of tot gevangenisstraf van een dag tot drie dagen, onverminderd andere vervolgingen, indien het feit daartoe grond oplevert.

Art. 59. ­ De leden van de provincieraad mogen het woord niet nemen dan na het aan de voorzitter te hebben gevraagd en van hem te hebben gekregen.

De voorzitter roept de spreker die van het onderwerp afwijkt, tot de behandeling ervan terug.

Elke kwetsende opmerking, elke belediging, elke aantijging van kwade bedoeling wordt geacht een schending van de orde te zijn.

Indien een spreker de orde verstoort, roept de voorzitter hem bij zijn naam tot de orde, nadat hem gelegenheid tot verantwoording is gegeven. In de notulen wordt daarvan slechts melding gemaakt, indien de raad het uitdrukkelijk beveelt.

Art. 60. ­ Voor de verkiezingen en de voordrachten van kandidaten wordt de voorzitter bijgestaan door de vier jongste provincieraadsleden, die de taak van stemopnemer vervullen.

De voorzitter moet een naamafroeping en vervolgens, voor de leden die niet tegenwoordig waren, een tweede naamafroeping verrichten. Als deze laatste geëindigd is, vraagt de voorzitter aan de vergadering of er onder de tegenwoordige leden nog zijn die niet gestemd hebben; zij die zich onmiddellijk aanmelden, mogen stemmen. Als die verrichtingen geëindigd zijn, wordt de stemming gesloten verklaard.

Vóór de stemopneming worden de stembiljetten geteld. Zijn er meer of minder dan er stemmers zijn, dan wordt dat in de notulen vermeld. Wanneer uit de stemopneming blijkt, dat dit verschil de door een kandidaat behaalde meerderheid twijfelachtig maakt, doet de voorzitter herstemmen over de twee kandidaten die de meeste stemmen hebben verkregen.

Bij de stemopneming neemt een van de stemopnemers achtereenvolgens ieder stembiljet, vouwt het open en overhandigt het aan de voorzitter, die het luidop afleest en het aan een andere stemopnemer doorgeeft. De uitslag van iedere stemming wordt onmiddellijk afgekondigd.

De ongeldige stembiljetten komen niet in aanmerking voor het vaststellen van de meerderheid.

Stembiljetten waarop meer dan een naam voorkomt, zijn geldig, maar alleen de eerste naam komt in aanmerking.

Als er geen kandidaat de volstrekte meerderheid van de stemmen heeft verkregen bij de eerste stemming, wordt herstemd over de twee kandidaten die de meeste stemmen hebben verkregen. Bij gelijk stemmental is de oudste kandidaat verkozen.

Na de stemopneming worden de stembiljetten waarover geen betwisting is ontstaan, ten overstaan van de vergadering vernietigd.

Art. 61. ­ De provincieraadsleden ontvangen geen wedde. Zij trekken een presentiegeld als zij deelnemen aan de vergaderingen van de provincieraad en aan de vergaderingen van de commissies en van de afdelingen.

Het presentiegeld wordt bekomen door het hoogste bedrag van de weddeschaal van opsteller bij het Rijk, verhoogd of verlaagd volgens de voor die schaal geldende regels van indexkoppeling, te delen door 180.

Zij die hun woonplaats hebben op ten minste vijf kilometer van de plaats van de vergadering, ontvangen bovendien een vergoeding wegens verplaatsingskosten gelijk aan de prijs van de reis van hun woonplaats naar de zetel van de provincieraad op de lijnen van de openbare vervoerdiensten. Als zij van hun eigen rijtuig gebruik maken, wordt die vergoeding berekend volgens het tarief door de Koning vastgesteld op het stuk van de reiskosten toegekend aan het personeel van de ministeries; in geen geval mag het belastbaar vermogen van het voertuig dat voor de uitkering van de vergoeding wordt aangenomen hoger liggen dan dat vastgesteld voor de ambtenaren van rang 13.

Het presentiegeld en de vergoeding voor verplaatsingskosten worden bepaald volgens de dagen aanwezigheid zoals deze is vastgesteld in de te dien einde gehouden registers. Aan ieder raadslid mag per dag slechts één presentiegeld en één vergoeding voor verplaatsingskosten worden toegekend.

Het bedrag van de vergoeding voor verplaatsingskosten wordt door de provincieraad vastgesteld. Dit bedrag, evenals het bedrag van het presentiegeld, valt ten laste van de provincie.

Art. 62. ­ De leden van de provincieraad stemmen zonder ruggespraak te houden met degenen die hen hebben gekozen; zij vertegenwoordigen de provincie en niet enkel het district dat hen heeft gekozen.

Art. 63. ­ Het is elk raadslid verboden :

1º tegenwoordig te zijn bij een beraadslaging of besluit over zaken waarbij hij een rechtstreeks belang heeft, hetzij persoonlijk, hetzij als gelastigde, voor of na zijn verkiezing, of waarbij zijn bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad een persoonlijk en rechtstreeks belang hebben;

2º rechtstreeks of onrechtstreeks deel te nemen aan enige dienst, heffing van rechten, levering of aanbesteding ten behoeve van de provincie;

3º als advocaat, notaris of zaakwaarnemer werkzaam te zijn in rechtsgedingen, tegen de provincie ingesteld; het is hem verboden in dezelfde hoedanigheid ten behoeve van de provincie te pleiten, raad te geven of op te treden in enige betwiste zaak;

4º aanwezig te zijn bij het onderzoek van de rekeningen der vennootschappen of verenigingen waarvan het lid is;

5º op te treden als raadsman van een personeelslid in tuchtzaken;

6º op te treden als afgevaardigde of technicus van een vakbond in een onderhandelings- of overlegcomité van de provincie.

De bovenstaande bepalingen zijn mede van toepassing op de griffier.

HOOFDSTUK II

Bevoegdheden van de provincieraad

Art. 64. ­ De provincieraad draagt, met inachtneming van artikel 151 van de Grondwet en van de wetgeving op de rechterlijke organisatie, kandidaten voor met het oog op de benoeming van raadsheren in de hoven van beroep, van voorzitters en ondervoorzitters van de rechtbanken van eerste aanleg.

Art. 65. ­ De raad regelt alles wat van provinciaal belang is; hij beraadslaagt en besluit over elk ander onderwerp dat tot de bevoegdheid van de provincie behoort of dat hem door de hogere overheid wordt voorgelegd.

Hij benoemt, schorst en ontslaat alle personeelsleden van het provinciaal bestuur, behalve die waarvan hij de benoeming, de schorsing en het ontslag aan de deputatie opdraagt.

Art. 65bis. ­ § 1. Geen akte, geen stuk betreffende het bestuur van de provincie mag aan het onderzoek van de leden van de raad worden onttrokken, ook niet indien die akte of dat stuk betrekking heeft op een aan de gouverneur of de bestendige deputatie toegewezen opdracht.

Een register van inkomende en uitgaande stukken wordt bijgehouden. Het register ligt ter inzage van de provincieraadsleden.

Aan de provincieraadsleden wordt een kopie van de akten en stukken afgeleverd wanneer zij daarom verzoeken.

De provincieraadsleden ontvangen een afschrift van de agenda's van de vergaderingen van de bestendige deputatie in de week die volgt op die vergaderingen.

§ 2. De provincieraadsleden mogen alle inrichtingen en diensten bezoeken die de provincie opricht en beheert.

Het reglement, bedoeld in artikel 50, bepaalt de modaliteiten waaronder en de tijdstippen waarop het inzage- en bezoekrecht kunnen worden uitgeoefend, alsmede onder welke voorwaarden een kopie van de akten of stukken kan worden bekomen. Voor het bekomen van een kopie van de akten of stukken kan een vergoeding aangerekend worden, die overeenstemt met de kostprijs, zonder dat de personeelskosten op enigerlei wijze in rekening mogen worden gebracht.

§ 3. De leden van de provincieraad hebben het recht aan de bestendige deputatie of aan de gouverneur over de aangelegenheden die het bestuur van de provincie betreffen, vragen te stellen.

Behoudens uitzonderingen die de wet bepaalt en zonder op enige wijze afbreuk te doen aan de aan de gouverneur of de bestendige deputatie toegekende bevoegdheden, hebben de leden van de provincieraad het recht om geïnformeerd te worden door de gouverneur of door de bestendige deputatie over de wijze waarop ze hun bevoegdheden uitoefenen.

De wijze waarop het vraagrecht wordt uitgeoefend, wordt bepaald in het reglement, bedoeld in artikel 50. In elk geval moet op de schriftelijke vragen binnen de tien werkdagen een schriftelijk antwoord worden gegeven en moet op de mondelinge vragen, tijdens de raadszitting geformuleerd, worden geantwoord tijdens de eerstvolgende zitting.

Art. 66. ­ § 1. De Koning bepaalt de begrotings-, de financiële en de boekhoudkundige voorschriften van de provincies volgens de principes van de dubbele boekhouding, evenals deze betreffende de nadere regels voor de uitoefening van de taken van rekenplichtigen.

§ 2. Ieder jaar stelt de raad de rekeningen van de provincie over het vorige dienstjaar vast. De jaarrekeningen omvatten de begrotingsrekening, de resultatenrekening en de balans.

Ieder jaar stemt de raad de begroting van de uitgaven voor het volgende dienstjaar en de middelen om daarin te voorzien en dit ten laatste op 31 oktober.

De algemene beleidsnota, bedoeld in artikel 115, tweede lid, wordt vóór de stemming uitvoerig besproken.

Alle ontvangsten en uitgaven van de provincie moeten op de begroting en in de rekeningen gebracht worden.

§ 3. De provincieraad bespreekt jaarlijks het bovengemeentelijk en intergemeentelijk gevoerde beleid naar aanleiding van de bespreking van de begrotingen en rekeningen van de verschillende intercommunales en alle verenigingen met rechtspersoonlijkheid waarin de provincie participeert, die verschillende gemeenten van de provincie groeperen. Deze bespreking vindt plaats tussen het indienen van de voorstellen van begroting en rekeningen bij de organen van de intercommunales en hun goedkeuring door dezelfde organen.

Art. 67. ­ Overschrijving van een uitgave van de ene afdeling naar de andere of van het ene artikel van de begroting naar het andere mag alleen geschieden op grond van een besluit van de provincieraad.

Art. 68. ­ De rekeningen, kort samengevat volgens de aard van ontvangsten en uitgaven, worden binnen de maand volgend op die tijdens welke zij werden afgesloten, in het « Bestuursmemoriaal » opgenomen en in het archief van beide Kamers neergelegd. Hetzelfde moet geschieden met de begrotingen binnen een maand na hun goedkeuring.

De rekeningen liggen op de griffie van de provincie voor eenieder ter inzage gedurende een maand te rekenen van de dag waarop zij zijn vastgesteld.

Die neerlegging wordt ter algemene kennis gebracht door middel van het « Bestuursmemoriaal » en van een blad uit de provincie.

Art. 69. ­ De provincieraad is verplicht elk jaar op de begroting van uitgaven te brengen alle uitgaven die door de wetten aan de provincie zijn opgelegd en inzonderheid de volgende :

1º de wedden van de griffier en van de leden van de bestendige deputatie, hun rust- en overlevingspensioenen en, in voorkomend geval, de bijdragen waarmee zij kunnen worden gedekt, alsook hun reiskostenvergoedingen;

2º de huurgelden en de kosten, behalve die voor geringe herstellingen betreffende de lokalen van hoven van assisen, arbeidshoven, rechtbanken van eerste aanleg en rechtbanken van koophandel in de provincies waar die rechtscolleges gevestigd zijn, wanneer de Staat zelf geen eigenaar of huurder van die lokalen is;

3º de kredieten nodig om de financiële last te dekken verbonden aan de betrekking van brigade-commissaris, bedoeld in artikel 206 van de nieuwe gemeentewet;

4º opgeheven

5º opgeheven

6º het onderhoud van de wegen, de waterwerken en de werken van drooglegging die volgens de wet ten laste van de provincie komen;

7º opgeheven

8º de kosten van de lijsten van gezworenen;

9º de uitgaven betreffende de kathedrale kerken, de bisschopshuizen en de bisschoppelijke seminaries overeenkomstig de decreten van 18 germinal jaar X en 30 december 1809;

10º de huur, de belastingen, het onderhoud van de gebouwen van de provincie of in gebruik bij de provincie;

11º het onderhoud en de vernieuwing van het meubilair van de provincie;

12º de helft van de kosten van de tienjaarlijkse tabellen van de burgerlijke stand;

13º de vaststaande en opeisbare schulden van de provincie, alsmede de schulden die zij moet voldoen ten gevolge van tegen haar uitgesproken rechterlijke veroordelingen;

14º de pensioenen van de gewezen bedienden van de provincie en, in voorkomend geval, de bijdragen waaruit zij kunnen worden bestreden, overeenkomstig het door de raad aangenomen reglement;

15º opgeheven

16º de drukkosten van de begroting en van de samengevatte rekeningen van ontvangsten en uitgaven der provincie;

17º de kosten van de raadsvergaderingen en de aan de raadsleden toegekende presentiegelden en vergoedingen, alsmede de vergoeding toegekend aan de vertrouwenspersonen waarvan sprake in artikel 2bis;

18º de hulpgelden, aan de gemeenten te verlenen voor de grove herstellingen aan de gemeentegebouwen;

19º opgeheven

20º de gelden bestemd voor toevallige of onvoorziene uitgaven de provincie.

21º opgeheven

Art. 70. ­ Ten laste van de Staat komen inzonderheid :

1º De wedde en de reiskosten van de gouverneur; de kosten van de reizen die de gouverneur maakt in opdracht van de provincie zijn evenwel ten laste van de provincie;

2º opgeheven

3º De wedden en de kantoorkosten van de rijkspersoneelsleden van het provinciaal gouvernement;

4º De huur en het onderhoud van het provinciehuis, het onderhoud en de vernieuwing van het meubilair;

5º De wedden van de arrondissementscommissarissen;

6º De kosten betreffende de geneeskundige commissies;

7º opgeheven

8º De helft van de kosten van de tienjaarlijkse tabellen van de burgerlijke stand.

Art. 71. ­ De provincieraad bepaalt het bedrag der wedden en pensioenen van de door de provincie bezoldigde bedienden.

Art. 72. ­ De raad beslist over het oprichten en het verbeteren van inrichtingen van provinciaal belang.

Art. 73. ­ De Raad verleent machtiging tot het aangaan van leningen, tot het verkrijgen, vervreemden en ruilen van goederen van de provincie en tot het treffen van dadingen aangaande die goederen.

Hij kan de voorwaarden tot het aangaan van leningen regelen of de bestendige deputatie hiermede belasten.

Art. 74. ­ De Raad verleent machtiging tot het voeren van rechtsgedingen als eiser of als verweerder betreffende de goederen van de provincie, onverminderd de bepalingen van artikel 106.

De gedingen worden gevoerd overeenkomstig artikel 128.

Art. 75. ­ De Raad beslist over het aanleggen van openbare werken die geheel of ten dele op kosten van de provincie moeten worden uitgevoerd, wegen en vaarten uitgezonderd.

Art. 76. ­ Over de uitvoering van werken van onderhoud of van herstelling waarbij verscheidene provincies betrokken zijn, spreekt elke provincieraad zich uit : in geval van onenigheid beslist de Koning.

Art. 77. ­ De raad verleent zijn goedkeuring aan de ontwerpen, plans en bestekken van de werken waarvoor hij gelden toestaat, tenzij hij ze ter goedkeuring naar de bestendige deputatie verwijst.

Art. 78. ­ De wegen die thans behoren tot de grote wegen, worden door de Koning ingedeeld bij de rijkswegen of bij de provinciewegen, de bestendige deputatie gehoord.

Die indeling heeft tot gevolg toekenning om niet van de eigendom van de bedoelde wegen. Zij mag in geen enkele provincie een vermeerdering meebrengen van het getal of de lengte van de thans bij de provinciewegen ingedeelde wegen.

De Koning doet de indeling, hetzij ineens, hetzij in verscheidene keren.

Art. 79. ­ De provincieraad beslist over de uitvoering van de werken waarbij verscheidene gemeenten van de provincie tegelijk betrokken zijn, en over het aandeel van elke gemeente in de kosten, na hun advies te hebben ingewonnen en behoudens hun beroep bij de Koning binnen een termijn van veertig dagen, te rekenen van de dag waarop hun van het besluit is kennis gegeven.

Art. 80. ­ Opgeheven

Art. 81. ­ De raad oefent bovendien de bevoegdheden uit die hij aanvaardt uit te oefenen op verzoek van een of meer gemeenten van zijn grondgebied.

Art. 82. ­ Opgeheven

Art. 83. ­ De raad geeft zijn advies over de veranderingen die worden voorgesteld betreffende de grenzen van de provincie, van de arrondissementen, kiesdistricten, kantons en gemeenten, en betreffende de aanwijzing van de hoofdplaatsen.

Art. 84. ­ De raad kan een of meer van zijn leden opdracht geven om ter plaatse de inlichtingen in te winnen die hij binnen de kring van zijn bevoegdheid nodig heeft.

Hij kan zich met de gestelde overheden en met de openbare ambtenaren in verbinding stellen om die inlichtingen te verkrijgen.

Indien ondergeschikte bestuursoverheden, niet-tegenstaande twee achtereenvolgende, uit de briefwisseling blijkende waarschuwingen, verzuimen de gevraagde inlichtingen te verstrekken, kan de raad aan een of meer van zijn leden opdracht geven om op de persoonlijke kosten van die overheden de inlichtingen ter plaatse in te winnen.

Art. 85. ­ De raad kan provinciale reglementen van inwendig bestuur en politieverordeningen maken.

Die reglementen en verordeningen mogen geen betrekking hebben op onderwerpen die reeds zijn geregeld door wetten of door verordeningen van algemeen bestuur.

Zij zijn van rechtswege opgeheven, indien in het vervolg dezelfde onderwerpen door wetten of door verordeningen van algemeen bestuur worden geregeld.

De raad kan op de niet-nakoming ervan straffen stellen van ten hoogste acht dagen gevangenis en tweehonderd frank geldboete.

De reglementen en verordeningen worden bekendgemaakt in de vorm bepaald bij de artikelen 117 en 118.

HOOFDSTUK III

Goedkeuring en optreden van de Koning
of van de Wetgevende macht inzake handelingen
van de provincieraad

Art. 86-90. ­ Opgeheven

Art. 91. ­ Een provincieraad mag zich niet in verbinding stellen met de raad van een andere provincie betreffende zaken die buiten zijn bevoegdheid liggen.

Art. 92-95. ­ Opgeheven

TITEL VII

De Bestendige Deputatie van de provincieraad

HOOFDSTUK I

Aantal leden, onverenigbaarheden
en ambtsduur

Art. 96. ­ § 1. De bestendige deputatie van de provincieraad bestaat uit zes leden.

Ten minste één lid wordt in ieder gerechtelijk arrondissement genomen uit de raadsleden die in het gebied gekozen zijn of aldaar hun woonplaats hebben.

In afwijking van het tweede lid, wordt ten minste één lid van de bestendige deputatie van de provincieraad van de provincie Vlaams-Brabant in het arrondissement Halle-Vilvoorde genomen uit de raadsleden die in het gebied gekozen zijn of aldaar hun woonplaats hebben.

§ 2. De bestendig afgevaardigden worden door de raad uit zijn midden verkozen. De verkozenen voor de raad kunnen daartoe kandidaten voordragen. Hiervoor dient per mandaat een gedagtekende akte van voordracht te worden neergelegd in handen van de voorzitter van de raad, uiterlijk drie dagen vóór de vergadering waar de verkiezing van één of meer bestendig afgevaardigden op de dagorde van de raad staat. Om ontvankelijk te zijn, moeten de akten van voordracht ondertekend zijn ten minste door een meerderheid van hen die op dezelfde lijst werden verkozen als de voorgedragen kandidaat. Ingeval de lijst waarop de kandidaat voorkomt slechts twee verkozenen telt, volstaat, voor de naleving van wat voorafgaat, de handtekening van één onder hen. Behoudens in geval van overlijden, of afstand van het mandaat van provincieraadslid door een voorgedragen kandidaat, kan niemand meer dan één akte van voordracht ondertekenen voor hetzelfde mandaat. Wanneer de schriftelijk voorgedragen kandidaturen niet volstaan om de bestendig deputatie volledig samen te stellen, kunnen ter zitting kandidaten mondeling worden voorgedragen.

De verkiezing geschiedt bij geheime stemming en bij volstrekte meerderheid, door zoveel afzonderlijke stemming als er bestendig afgevaardigden te kiezen zijn. De rang van de afgevaardigden wordt bepaald door de volgorde van de stemmingen.

Wanneer voor een te begeven mandaat slechts één kandidaat werd voorgedragen, geschiedt de stemming in één ronde; in elk ander geval en indien na twee stemmingen geen kandidaat de meerderheid heeft verkregen, geschiedt de herstemming over de twee kandidaten die de meeste stemmen hebben behaald; staken de stemmen bij de herstemming, dan is de oudste in jaren verkozen. De verkiezing van de bestendig afgevaardigden heeft plaats in de installatievergadering die volgt op de vernieuwing van de raad. In elk geval moet de verkiezing geschieden binnen drie maanden na het openvallen van de plaats.

§ 3. De leden van de bestendige deputatie leggen de eed af in handen van de voorzitter van de provincieraad, staande de vergadering.

§ 4. De leden van de bestendige deputatie die aftreden bij een algehele hernieuwing en de ontslagnemende leden blijven in functie totdat de geloofsbrieven van hun opvolgers zijn onderzocht en hun installatie heeft plaatsgehad.

Art. 97. ­ Opgeheven

Art. 98. ­ Advocaten die lid zijn van de bestendige deputatie, mogen niet als raadsman optreden in zaken die aan de uitspraak van de bestendige deputatie onderworpen zijn of waarvoor zij machtiging heeft gegeven om in rechte op te treden.

Zij mogen niet mede beraadslagen en besluiten over zaken waaromtrent zij geraadpleegd werden vóór hun verkiezing tot lid van de bestendige deputatie.

Art. 99. ­ Een lid van de bestendige deputatie dat door de regering benoemd wordt tot een bezoldigde bediening en deze aanneemt, houdt onmiddellijk op in die hoedanigheid zitting te hebben en kan eerst weer zijn ambt bekleden krachtens een nieuwe verkiezing.

Art. 100. ­ De leden van de bestendige deputatie worden gekozen voor een termijn van zes jaar.

Art. 100bis. ­ De bestendige deputatie is verantwoordelijk tegenover de raad.

Art. 101. ­ Een lid van de bestendige deputatie dat zonder haar toestemming een maand onafgebroken uit de vergadering afwezig blijft, wordt geacht ontslag te nemen.

Dit ontslag treedt pas in na aanvaarding door de provincieraad.

Art. 101bis. ­ Het provincieraadslid dat tot lid van de bestendige deputatie wordt verkozen, houdt onmiddellijk op zitting te hebben en wordt vervangen door de eerst in aanmerking komende opvolger van de lijst waarop hij verkozen is. Hij treedt weer in functie na ontslag als lid van de bestendige deputatie.

Art. 102. ­ In geval van vervanging heeft de nieuw gekozen afgevaardigde zitting totdat de ambtstermijn van zijn voorganger is verstreken.

HOOFDSTUK II

Algemene bepalingen betreffende
de Bestendige Deputatie van de Provincieraad

Art. 103. ­ Opgeheven

Art. 104. ­ § 1. De bestendige deputatie wordt voorgezeten door de gouverneur; in geval van verhindering wijst de bestendige deputatie één van haar leden aan om het voorzitterschap waar te nemen. De gouverneur is niet stemgerechtigd, tenzij de bestendige deputatie een rechtsprekende taak uitoefent.

§ 2. De bestendige deputatie legt haar reglement van orde en inwendige dienst ter goedkeuring aan de provincieraad voor.

§ 3. Met het oog op de voorbereiding van haar beraadslagingen en besluiten verdeelt de bestendige deputatie onder haar leden de aangelegenheden die tot haar bevoegdheid behoren. Zij stelt de raad in kennis van die verdeling.

§ 4. De bestendige deputatie kan beraadslagen en besluiten wanneer de meerderheid van haar leden aanwezig is. Indien voor enige zaak het vereist aantal leden om te beraadslagen en te besluiten niet tegenwoordig is, kunnen de aanwezige leden zich één of twee provincieraadsleden toevoegen om dat aantal bereiken.

§ 5. Elk besluit wordt genomen bij volstrekte meerderheid van de aanwezige leden. Bij staking van stemmen wordt het voorstel verworpen. Wanneer de bestendige deputatie echter een rechtsprekende taak uitoefent, is de stem van de gouverneur beslissend bij staking van stemmen.

§ 6. Van de beraadslagingen en besluiten worden notulen opgemaakt. Zij vermelden de naam van de leden die de vergadering hebben bijgewoond.

§ 7. Wanneer het de geldigverklaring van verkiezingen betreft, geschieden zowel de uiteenzetting van de zaak door een lid van de bestendige deputatie als de uitspraak van de beslissingen in openbare vergadering.

De beslissing is met redenen omkleed.

Elke beslissing van de bestendige deputatie moet de naam van de verslaggever en van de aanwezige leden vermelden.

De vormen in de drie vorige leden voorgeschreven, moeten worden in acht genomen op straffe van nietigheid.

Art. 104bis. ­ In alle gevallen waarin de bestendige deputatie een rechtsprekende taak uitoefent :

1º geschiedt de behandeling schriftelijk, behoudens de bevoegdheid van de bestendige deputatie om partijen op te roepen en te horen;

2º voert de bestendige deputatie rechtstreeks briefwisseling met de aan haar rechtsmacht onderworpen overheden en besturen; zij is gerechtigd omtrent de zaken waarover zij zich uit te spreken heeft, door die overheden en besturen alle bescheiden en inlichtingen te doen overleggen;

3º geschiedt de behandeling op tegenspraak; partijen en advocaten zijn gerechtigd ter griffie van de provincie inzage te nemen van het dossier en een memorie in te dienen;

4º beveelt de bestendige deputatie, indien er aanleiding is tot getuigenverhoor, dat dit wordt afgenomen hetzij op haar terechtzitting, hetzij door diegene van haar leden die zij daartoe aanstelt, zulks overeenkomstig artikel 25, tweede tot vijfde lid, van de op 12 januari 1973 gecoördineerde wetten op de Raad van State;

5º is de terechtzitting openbaar, tenzij zulks gevaar mocht opleveren voor de orde of de zeden; in dat geval wordt dit door de bestendige deputatie bij gemotiveerde beslissing verklaard;

6º wordt ter terechtzitting door een lid van de bestendige deputatie een uiteenzetting van de zaak gegeven, waarna partijen en hun advocaten hun mondelinge opmerkingen naar voren kunnen brengen;

7º wordt iedere tussen- of eindbeslissing met redenen omkleed en wordt ze uitgesproken in openbare terechtzitting; die beslissing vermeldt de naam van de verslaggever en van de aanwezige leden.

Behoudens in de gevallen bepaald in de Titels V en VI van de gemeentekieswet en in de artikelen 18, 21 en 22 van de wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, bepaalt de Koning de termijnen voor het instellen van beroep bij de bestendige deputatie. Die termijnen belopen ten minste zestig dagen.

De Koning regelt de procedure.

Art. 105. ­ § 1. De leden van de bestendige deputatie genieten een wedde, waarvan de provincieraad het bedrag vaststelt.

§ 2. De wedde van de leden van de bestendige deputatie dekt alle lasten die aan de uitoefening van hun ambt verbonden zijn.

De leden van de bestendige deputatie die buiten de provinciehoofdplaats verblijven, worden evenwel voor hun reiskosten vergoed overeenkomstig de door de provincieraad getroffen regeling.

§ 3. De gegeven leden van de bestendige deputatie en hun rechtverkrijgenden ontvangen een pensioen, waarvan de provincieraad de voorwaarden en de wijze van de toekenning vaststelt.

§ 4. Opgeheven

Art. 106. ­ De bestendige deputatie geeft advies over alle zaken die haar te dien einde krachtens de wet of door de regering worden onderworpen.

Zij beslist over alle zaken die tot het dagelijks bestuur der provincie behoren en over de uitvoering van de wetten waarvoor haar medewerking vereist is of die haar te dien einde door de Regering worden toegezonden; zij beslist eveneens over de zaken die de gouverneur haar verzoekt te behandelen.

De bestendige deputatie draagt zorg voor het voorafgaande onderzoek van alle zaken die aan de raad of aan haarzelf worden onderworpen.

Zij voert haar eigen en de door de raad genomen beslissingen uit; zij kan één van haar leden daarmee belasten. Zij kan eveneens één of meer van haar leden belasten met het onderzoek van een zaak.

Zij kan als verweerder in rechte optreden bij elke tegen de provincie ingestelde rechtsvordering; zij kan rechtsvorderingen betreffende roerende goederen en bezitsvorderingen instellen, alsmede alle handelingen verrichten tot bewaring van recht; zij benoemt de raadslieden van de provincie en de gemachtigden die haar voor de rechtbanken zullen vertegenwoordigen.

De rechtsgedingen van de provincie als eiser of als verweerder worden gevoerd namens de bestendige deputatie, ten verzoeke van haar voorzitter.

Voor het onderzoek van de zaken kan de bestendige deputatie de medewerking vorderen van de ambtenaren van de bureaus van de provincie.

Art. 107. ­ De bestendige deputatie heeft geen andere macht dan die welke deze wet er uitdrukkelijk aan toekent.

De raad kan, voor een termijn die een jaar niet te boven gaat, aan de bestendige deputatie de door hem aangewezen bevoegdheden delegeren, met uitzondering van die welke door de Grondwet en artikel 81 van deze wet voor de raad zelf worden gereserveerd.

Art. 108. ­ De leden van de bestendige deputatie mogen rechtstreeks noch onrechtstreeks deelnemen aan enige dienst, heffing van rechten, levering of aanbesteding van openbare werken voor rekening van de provincie, van de Staat of van een gemeente in de provincie.

Art. 109. ­ De bestendige deputatie kan een of meer van haar leden met een opdracht belasten, wanneer het belang van de dienst het vordert.

Art. 110. ­ Na twee achtereenvolgende, uit de briefwisseling blijkende waarschuwingen, kan de bestendige deputatie een of meer commissarissen gelasten zich ter plaatse te begeven, op de persoonlijke kosten van de ondergeschikte bestuursoverheden die verzuimd hebben aan de waarschuwingen gevolg te geven, ten einde de gevraagde inlichtingen of opmerkingen te verzamelen of de door de raad of de bestendige deputatie voorgeschreven maatregelen ten uitvoer te brengen.

Art. 111. ­ De bestendige deputatie wijst, zo dikwijls zij het geraden acht en ten minste eens in het jaar, een of meer van haar leden aan om de staat van ontvangsten en uitgave der provincie na te zien.

Art. 112. ­ Over de gelden van de provincie kan alleen beschikt worden door middel van bevelschriften tot betaling, verleend door de bestendige deputatie.

De bevelschriften worden ondertekend door de voorzitter en de griffier.

De mandaten worden rechtstreeks aan het Rekenhof gezonden, dat er vóór zijn betaling zijn visum op plaatst.

Wanneer het Hof oordeelt zijn visum niet te kunnen verstrekken, worden de redenen van zijn weigering door de raad onderzocht tijdens zijn eerstvolgende vergadering. Indien de raad beslist dat de betaling zal worden verricht, is het Rekenhof gehouden zijn visum te verstrekken. De beslissing van de raad moet met redenen omkleed zijn.

In afwijking van de voorgaande bepalingen is het geoorloofd :

a) alle personeelsuitgaven, ongeacht het bedrag ervan, alsmede de werkingsuitgaven die niet boven 2 000 000 frank uitgaan, te betalen uit kredieten geopend overeenkomstig artikel 15, eerste lid, 1º, van de wet van 29 oktober 1846 betreffende de organisatie van het Rekenhof;

b) alle van hand tot hand betaalbare bezoldigingen, ongeacht het bedrag ervan, alsmede de uitgaven voor werken, leveringen en vervoer van ten hoogste 20 000 frank, te betalen uit geldvoorschotten verleend overeenkomstig artikel 15, eerste lid, 2º, van dezelfde wet. Die voorschotten mogen niet meer dan 1 500 000 frank per rekenplichtige bedragen. Die grens mag evenwel worden overschreden tot beloop van het bedrag dat nodig is om de betaling van de bezoldigingen van hand tot hand te waarborgen.

De vorenvermelde maximumbedragen kunnen door de Koning worden gewijzigd volgens de evolutie van het indexcijfer der consumptieprijzen.

De verantwoordingsstukken betreffende de uitgaven, te betalen door middel van een kredietopening of een geldvoorschot, worden, vóór de betaling, voorzien van de goedkeuring van de bestendige deputatie of van de overheid of de ambtenaar daartoe door dit college gemachtigd.

Het Rekenhof beslist over de regelmatigheid en het bedrag van de ter uitvoering van provinciale reglementen verleende pensioenen, vooraleer zij door de bestendige deputatie definitief worden toegekend.

Geen bevelschrift kan worden uitbetaald dan binnen de grenzen van de kredieten die op de begroting van de provincie uitgetrokken zijn.

Het algemeen reglement betreffende de controle op de vastlegging van de uitgaven der provincies wordt door de Koning vastgesteld.

Art. 113. ­ De algemene ontvangsten en uitgaven van de provincies worden gedaan door bemiddeling van een door de Bankcommissie erkende financiële instelling.

Enkel de naamloze vennootschap « Gemeentekrediet van België » is gemachtigd het bedrag van de opeisbaar geworden schulden, door een provincie tegenover haar aangegaan, ambtshalve in mindering te brengen van het tegoed van de verschillende rekeningen die zij ten behoeve van die provincie heeft geopend.

Wanneer andere provinciale uitgaven dan die welke ambtshalve worden verrekend, betaald worden door bemiddeling van de naamloze vennootschap « Gemeentekrediet van België », geldt de kennisgeving van debitering, die voorkomt op de strook van de betalingsopdracht door de provincie aan de evengenoemde vennootschap afgegeven, als kwitantie. Deze kennisgeving wordt door de naamloze vennootschap « Gemeentekrediet van België » gedagtekend door middel van een stempel.

Vóór het einde van iedere maand zorgt de minister van Financiën voor het overmaken van gelden die de ambtenaren van financiën gedurende de vorige maand hebben geïnd voor rekening van de provincie.

De toelagen en andere bijdragen van de Staat worden door de bevoegde besturen overgemaakt zodra zij toegekend zijn.

Het reglement op de belegging van de provinciale gelden wordt vastgesteld door de Koning.

Art. 114bis. ­ De door de Koning aangewezen provinciale inrichtingen en diensten van industriële of commerciële aard worden georganiseerd als provinciebedrijven en buiten de algemene provinciediensten om beheerd.

Art. 114ter. ­ De provinciebedrijven worden beheerd volgens industriële en commerciële methoden.

Het boekjaar van de provinciebedrijven valt samen met het kalenderjaar.

De rekening van de provinciebedrijven omvat de balans, de exploitatierekening en de winst- en verliesrekening, op 31 december van ieder jaar afgesloten.

De nettowinsten van de provinciebedrijven worden jaarlijks in de provinciekas gestort.

De overige regels, eigen aan het financieel beheer van de provinciebedrijven, worden vastgesteld door de Koning.

Art. 114quater. ­ De ontvangsten en uitgaven van de provinciebedrijven kunnen door een bijzonder rekenplichtige gedaan worden.

Deze rekenplichtige wordt, wat de zekerheidstelling en de rekening en verantwoording aan het Rekenhof betreft, gelijkgesteld met de bijzondere ontvangers bedoeld in artikel 131bis.

Art. 115. ­ Ieder jaar tijdens een vergadering die in de maand oktober wordt gehouden geeft de bestendige deputatie aan de raad een overzicht van de toestand van de provincie wat haar bestuur betreft; dit overzicht wordt opgenomen in het « Bestuursmemoriaal. »

Deze beleidsnota bevat minstens de beleidsprioriteiten en -doelstellingen, de begrotingsmiddelen en de termijn waarin deze prioriteiten en doelstellingen moeten gerealiseerd worden.

Zij legt aan de raad de rekeningen van de ontvangsten en uitgaven van het voorlaatste dienstjaar voor, samen met het ontwerp van de begroting van uitgaven en middelen voor het volgende dienstjaar.

Zij onderwerpt aan de raad alle andere voorstellen die zij nuttig acht.

Art. 116. ­ Artikel 89 is opgeheven in Vlaams en Waals gewest.

Art. 117. ­ De reglementen en de verordeningen van de provincieraad of van de bestendige deputatie worden in hun naam bekendgemaakt, door hun voorzitter ondertekend en door de provinciegriffier medeondertekend.

Art. 118. ­ De reglementen en verordeningen, door de voorzitter ondertekend en door de provinciegriffier medeondertekend en zo nodig voorzien van de goedkeuring van de Koning, worden gezonden aan de overheid wie de zaak aangaat.

Zij worden verbindend de achtste dag na die van de opneming in het « Bestuursmemoriaal », tenzij het reglement of de verordening een kortere termijn bepaalt.

Behalve de opneming in het « Bestuursmemoriaal », kan de provincieraad of de bestendige deputatie een bijzondere wijze van bekendmaking voorschrijven.

TITEL VIII

De gouverneur

HOOFDSTUK I

Algemene bepalingen betreffende de gouverneur

Art. 119. ­ § 1. De gouverneur is de commissaris van de federale Regering in de provincie.

De gouverneurs worden benoemd en afgezet door de Koning.

§ 2. De gouverneurs verblijven in de hoofdplaats van de provincie of op iedere andere plaats van de provincie die de Koning aanwijst na advies van de provincieraad.

§ 3. De Koning benoemt de rijksambtenaren van niveau 1 van het provinciaal Gouvernement op voordracht van de gouverneur, die hierbij rekening houdt met het statuut van het rijkspersoneel. De rijksambtenaren van de niveaus 2, 3 en 4 worden benoemd door de gouverneur.

De Koning regelt de overheveling van het personeel van het provinciaal Gouvernement naar het personeel van de provincie benoemd overeenkomstig artikel 65, tweede lid, van de provinciewet.

Art. 120. ­ Wanneer bestuursoverheden of ambtenaren die aan het provinciebestuur ondergeschikt zijn, verzuimen hem de adviezen en inlichtingen te verstrekken die hij ter vervulling van zijn ambt heeft gevraagd, kan hij, na hun een nieuwe termijn te hebben gesteld, op hun persoonlijke kosten een bijzondere commissaris zenden om de gevraagde voorlichting te verkrijgen.

Art. 121. ­ De gouverneur zorgt voor de handhaving van de rust en de orde in de provincie, voor de veiligheid van de personen en van de eigendommen.

Te dien einde beschikt hij over de rijkswacht met inachtneming van de desbetreffende wetten.

Art. 122. ­ In geval van woelige samenscholingen, van oproer of van gewelddadig verzet tegen de uitvoering van de wetten of van de wettelijke verordeningen, heeft de gouverneur het recht om de gewapende macht op te vorderen. Hij geeft hiervan terstond kennis aan de ministers van Binnenlandse Zaken en van Landsverdediging; de bevelvoerende officier is gehouden aan de schriftelijke vordering van de gouverneur te voldoen.

Art. 123. ­ Het is de gouverneur verboden rechtstreeks of onrechtstreeks deel te nemen aan enige levering, aanbesteding of aanneming in de provincie gedaan of te doen voor rekening van de Staat of van een openbaar bestuur.

Art. 124. ­ De gouverneur doet ten minste eens in het jaar de verificatie van de provinciale kas; hij kan de verificatie van de openbare kassen doen zo dikwijls hij het nodig oordeelt.

HOOFDSTUK II

Betrekkingen van de gouverneur
met de provincieraad en de bestendige deputatie

Art. 125. ­ Opgeheven.

Art. 126. ­ De gouverneur draagt zorg voor het onderzoek van alle zaken, andere dan die bedoeld bij artikel 106.

Art. 127. ­ De gouverneur of degene die hem in zijn ambt vervangt, heeft het recht de beraadslagingen van de provincieraad bij te wonen; hij kan zich door commissarissen laten bijstaan; hij krijgt het woord wanneer hij het vraagt; hij kan de raad verzoeken zodanige zaken te behandelen als hij passend vindt en de raad is gehouden erover te beslissen.

De raad kan zijn aanwezigheid vorderen.

Art. 128. ­ De gouverneur is belast in de provincie met de tenuitvoerlegging van de wetten, van de decreten en van de besluiten van algemeen bestuur, alsmede van de besluiten van de executieven van de gemeenschappen en de gewesten, tenzij de wet, het decreet, de Koning of de executieven er anders over beschikken.

Hij oefent een administratieve en financiële controle uit op de provincie, de gemeenten van de provincie en de intercommunale verenigingen die optreden op een gebied dat zich geheel of ten dele op het grondgebied van de provincie uitstrekt. Ten minste eenmaal per jaar maakt hij over zijn controleactiviteiten een verslag op, dat hij ter kennis brengt van de gewestraad; hij stelt de provincieraad en de gemeenteraden in kennis van de uittreksels van dat verslag die op die instellingen van toepassing zijn.

Hij is de vertegenwoordiger van de Staat in de provincie. Als dusdanig zit hij een interministeriële commissie voor die gelast is de coördinatie en het overleg te bevorderen tussen de besturen en de openbare inrichtingen en instellingen van de Staat die in de provincie gevestigd zijn en ervoor bevoegd zijn, met uitsluiting van de diensten die afhangen van de departementen van Justitie en van Landsverdediging. De Koning regelt de samenstelling en de werkwijze van die commissie.

Op verzoek van de executieve van een gemeenschap of een gewest wordt de werking van de interministeriële commissie uitgebreid tot de diensten van die executieve in de provincie.

De modaliteiten van deze uitbreiding worden bepaald bij in ministerraad overlegd koninklijk besluit, na advies van de betrokken gewest- en gemeenschapsexecutieven.

HOOFDSTUK III

Het college van provinciegouverneurs

Art. 129. ­ Het college van provinciegouverneurs bestaat uit de gouverneurs van elke provincie. In de gevallen bedoeld in het tweede lid van artikel 83 van de nieuwe gemeentewet en in het laatste lid van artikel 22 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, hebben de gouverneurs van de provincies Henegouwen en Limburg geen zitting in het college.

Het college verleent advies over de voorstellen van beslissing uitgaande van de gouverneur van de provincie Limburg of Henegouwen, voor de bij wet bepaalde aangelegenheden.

De vraag om advies aan het college schort de termijnen op binnen welke de toezichthoudende overheid haar beslissing moet nemen, tot op de dag waarop het advies van het college op het provinciaal gouvernement is ingekomen.

Het college brengt advies uit bij meerderheid van stemmen. In geval van staking van stemmen wordt het advies als negatief beschouwd.

De Koning bepaalt bij een in Ministerraad overlegd besluit de nadere regels voor de werking van het college, inzonderheid om er de taalpariteit te verzekeren.

HOOFDSTUK IV

Bijzondere bepalingen

Art. 129bis. ­ In de provincie Vlaams-Brabant is er benevens de commissaris van de federale regering, gouverneur van de provincie, bedoeld in de artikel 1, een commissaris van de federale regering, adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant.

Hij moet blijk geven van een grondige kennis van de Nederlandse taal en van de Franse taal.

Hij wordt door de Koning benoemd en ontslagen.

Hij verblijft in de hoofdplaats van de provincie of op iedere andere plaats van de provincie die de Koning aanwijst na advies van de provincieraad.

Hij wordt bijgestaan door rijkspersoneel dat door de federale regering ter beschikking wordt gesteld.

De bepalingen betreffende de vervanging van de vice-gouverneur vermeld in artikel 5, § 2, zijn op dezelfde wijze van toepassing op de vervanging van de adjunct van de gouverneur.

Voor het overige is zijn statuut gelijk aan dat van de commissarissen van de federale regering, provinciegouverneurs.

TITEL IX

De provinciegriffier

Art. 130. ­ § 1. De griffiers worden benoemd, geschorst en afgezet door de provincieraad. Om tot de provinciegriffier te kunnen worden benoemd, moeten de kandidaten ten minste 25 jaar oud zijn. De Koning bepaalt de andere benoemingsvoorwaarden, alsmede de schorsings- en afzettingsvoorwaarden die gelden voor de griffiers.

§ 2. De provinciegriffiers worden van ambtswege op pensioen gesteld en kunnen hun rechten op het pensioen doen gelden onder dezelfde voorwaarden als de ambtenaren van de rijksbesturen.

§ 3. De provinciegriffier woont de vergaderingen bij van de provincieraad en van de bestendige deputatie; hij is in het bijzonder belast met het opmaken van de notulen en het overschrijven van de beraadslagingen en besluiten; daartoe houdt hij afzonderlijke registers voor de raad en voor de deputatie, zonder enig wit vlak of enige tussenregel; die registers worden door de voorzitter per blad genummerd en geparafeerd.

§ 4. De reglementen van orde en inwendige dienst bepalen welke beraadslagingen en besluiten moeten worden overgeschreven.

§ 5. De aldus overgeschreven akten, evenals de minuten van alle beraadslagingen en besluiten, worden binnen de maand getekend door de griffier, hetzij samen met de voorzitter van de raad of van de bestendige deputatie naargelang het om een vergadering van de raad dan wel van de bestendige deputatie gaat, hetzij samen met alle leden van de bestendige deputatie die eraan hebben deelgenomen, overeenkomstig hetgeen door het reglement bepaald is.

Art. 130bis. ­ De afschriften worden niet afgegeven dan ondertekend door de griffier en voorzien van het provinciezegel, waarvan hij de bewaarder is.

De griffier is belast met de bewaring van het archief; hij is gehouden aan de leden van de provincieraad en van de bestendige deputatie ter plaatse inzage te geven van alle stukken die hem worden gevraagd, en zo nodig afschriften daarvan uit te reiken.

Hij zendt aan ieder provincieraadslid een exemplaar van al hetgeen in naam van de provincieraad en van de bestendige deputatie gedrukt wordt.

Hij is gehouden aan elke belanghebbende ter plaatse inzage te geven van de akten van de raad of van de bestendige deputatie en van de in het archief berustende stukken.

De provinciegriffier staat aan het hoofd van het gehele personeel, zowel rijks- als provinciepersoneel, dat bij het provinciebestuur is tewerkgesteld.

Hij leidt de werkzaamheden van de diensten, overeenkomstig de richtlijnen van de gouverneur voor het rijkspersoneel en van de bestendige deputatie voor het provinciepersoneel.

De Koning stelt de wedde van de provinciegriffier vast. Hij bepaalt de vergoedingen en toelagen die de griffier geniet zoals de andere rijksambtenaren.

De provinciegriffier is gehouden in de provincie te verblijven.

Art. 130ter. ­ Bij verhindering of afwezigheid van de provinciegriffier wordt hij vervangen door een of meerdere ambtenaren van het provinciebestuur, voorgedragen door de gouverneur en aangenomen door de bestendige deputatie.

TITEL X

De provincieontvanger

Art. 131. ­ § 1. In elke provincie wordt een betrekking van provincieontvanger ingesteld.

§ 2. Deze is belast met :

a) de boekhouding van de provincie en het opmaken van de jaarrekening;

b) de betaling van de uitgaven;

c) het beheer van de op naam van de provincie geopende rekeningen en de bediening van algemene kasmiddelen van de provincie;

d) de belegging van de thesauriemiddelen;

e) de controle en de centralisatie van de vastleggingen;

f) de controle van de bijzondere ontvangers;

g) de inning en de dwanginvordering van de provinciale belastingen zoals bepaald in artikel 297 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen;

h) het verlenen van financieel advies bij het opmaken van de begroting en het financieel meerjarenplan.

§ 3. De provincieontvanger wordt benoemd door de provincieraad na een vergelijkend examen dat door de provincie uitgeschreven wordt en dat toegankelijk is voor kandidaten die houder zijn van een diploma dat in aanmerking komt voor toelating tot het niveau 1 bij de rijksbesturen en voor de leden van het provinciepersoneel die bij werving of bij bevordering in graad tot het niveau 1 behoren.

De vastbenoemde rekenplichtige van de provincie die voldoet aan de in het vorige lid gestelde deelnemingsvoorwaarden wordt van rechtswege benoemd tot provincieontvanger.

§ 4. De provincieraad bepaalt de voor zijn beheer te stellen zekerheid.

§ 5. Hij geeft ieder jaar rekening en verantwoording van zijn beheer.

§ 6. De diensten die de provincieontvanger, vóór zijn benoeming in die hoedanigheid, heeft vervult bij de rijks-, gewest-, gemeenschaps-, provincie- en gemeentebesturen, komen integraal in aanmerking bij berekening van zijn wedde en van zijn rust- of overlevingspensioen ten bezware van provincie.

Bij afwezigheid van de provincieontvanger wijst de bestendige deputatie een waarnemend ontvanger aan, die voor elke vervanging een waarnemingsvergoeding geniet, naar rata van één driehonderste van de gemiddelde jaarwedde aan het ambt verbonden, per dag prestatie.

Art. 131bis. ­ Wanneer de provincieraad bijzondere ontvangers aanstelt voor het innen van bepaalde ontvangsten, bepaalt hij de door hen te stellen zekerheid; hun ontvangsten worden op gezette tijden gestort op de algemene rekening van de provincie zoals voorzien in artikel 113.

De ambtenaren aangesteld voor de bewaking, de bewaring of het gebruik van waren of materieel aan de provincie toebehorend, zijn verantwoordelijk voor die waren of dat materieel, en worden, wat de zekerheidstelling en de rekening en verantwoording aan het Rekenhof betreft, gelijkgesteld met de bijzondere ontvangers of met de rekenplichtigen der geldmiddelen.

Van het meubilair der provincie wordt een inventaris opgemaakt. Daaronder zijn begrepen de machines, de apparaten en het materieel die niet zijn toevertrouwd aan de bewaking van de in het tweede lid bedoelde rekenplichtigen.

De inventarissen van het meubilair, opgemaakt voor iedere instelling of dienst, worden om het jaar en bij elke wisseling van verantwoordelijke ambtenaar vergeleken.

TITEL XI

De arrondissementscommissarissen

Art. 132. ­ Met uitzondering van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad is er, voor één of meer arrondissementen, een commissaris van de federale Regering, die de titel voert van arrondissementscommissaris.

Art. 133. ­ De arrondissementscommissarissen zijn, in hun arrondissement of arrondissementen] onder leiding van de gouverneur, inzonderheid belast met de zorg voor de handhaving van de wetten en van de verordeningen van algemeen bestuur.

Onder dezelfde leiding moeten zij in het bijzonder toezicht houden op de dienst van de plattelandspolitie. Te dien einde beschikken zij over de brigadechefs binnen de grenzen van de territoriale bevoegdheid van deze agenten.

Art. 134. ­ Opgeheven

Art. 135. ­ Ten minste eens in het jaar nemen zij inzage van de registers van de burgerlijke stand en van de bevolkingsregisters] in de gemeenten.

Art. 136. ­ Zij doen aan de gouverneur onmiddellijk verslag van elke buitengewone gebeurtenis die zich voordoet in hun arrondissement of arrondissementen of in verband met de hun toevertrouwde aangelegenheden.

Art. 137 en 138. ­ Opgeheven

Art. 139. ­ De bepalingen van de artikelen 128 en 129 zijn mede van toepassing op de arrondissementscommissarissen.

Art. 139bis. ­ De gouverneur kan de uitoefening van bepaalde bevoegdheden of opdrachten die hem bij wet of verordening van algemeen bestuur zijn toegekend, voor het gehele grondgebied van de provincie of voor een gedeelte daarvan, opdragen aan één of meer arrondissementscommissarissen.

TITEL XII

Bepaling gemeen aan de gouverneur,
de griffier en de arrondissementscommissarissen

Art. 140. ­ § 1. Provinciegouverneur, provinciegriffier of arrondissementscommissaris kunnen niet zijn :

1º de titularissen van een ambt in de rechterlijke orde;

2º de bedienaren van de erediensten;

3º de ingenieurs en conducteurs van bruggen en wegen en de ingenieurs en conducteurs van het mijnwezen;

4º de met een onderwijsambt belaste personen die door de Staat, de provincie of de gemeente bezoldigd worden met uitzondering van de gewone en buitengewone hoogleraren en de docenten aan de Rijksuniversiteiten;

5º de burgemeesters, de schepenen, de gemeenteraadsleden, de gemeentesecretarissen en -ontvangers en de ontvangers van de commissies van openbare onderstand;

6º de advocaten en de notarissen.

§ 2. Het ambt van provinciegouverneur, van provinciegriffier en van arrondissementscommissaris is onverenigbaar met enig ander ambt dat rechtstreeks onder het gezag staat van de gouverneur, van de provincieraad of van de bestendige deputatie.

§ 3. Er mag geen echtverbintenis en geen bloed- of aanverwantschap tot en met de vierde graad bestaan tussen de provinciegouverneur, de provinciegriffier en de arrondissementscommissarissen, noch tussen een van de twee eerst genoemden en een lid van de bestendige deputatie.

Aanverwantschap tot stand gekomen tijdens de duur van het ambt, maakt hieraan geen einde. Dit geldt niet voor het geval van huwelijk.

TITEL XIII

De provinciebedrijven

Pro memorie

TITEL XIV

Bijzondere en overgangsbepalingen
in verband met Brabant

Art. 140bis. ­ § 1. In het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad is er een commissaris van de federale regering, die de titel voert van gouverneur. Hij verblijft te Brussel of op iedere andere plaats van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad die de Koning aanwijst. Zijn statuut is gelijk aan dat van de commissarissen van de federale regering, provinciegouverneurs. Hij oefent binnen zijn ambtsgebied de bevoegdheden uit bepaald in de artikelen 124, 128 en 129.

§ 2. In het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad is er benevens de commissaris van de federale regering, gouverneur, bedoeld in lid 1, een commissaris van de federale regering, vice-gouverneur.

Hij moet blijk geven van een grondige kennis van de Nederlandse taal en van de Franse taal.

Hij wordt door de Koning benoemd en ontslagen.

Hij verblijft te Brussel of op iedere andere plaats van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad die de Koning aanwijst.

Hij moet het ambt van de gouverneur uitoefenen tijdens diens afwezigheid of wanneer het ambt vacant is.

De Koning wijst de persoon aan die het ambt van vice-gouverneur moet vervullen tijdens diens afwezigheid of wanneer het ambt vacant is. Indien de afwezigheid echter niet langer dan vijftien dagen duurt, wijst de vice-gouverneur zijn plaatsvervanger zelf aan.

De vervanger van de vice-gouverneur moet voldoen aan de in het tweede lid gestelde voorwaarden.

Voor het overige is zijn rechtstoestand gelijk aan die van de commissaris van de federale regering, gouverneur.

De gouverneur en de vice-gouverneur worden bijgestaan door rijkspersoneel dat door de federale regering ter beschikking wordt gesteld. Zij hebben de leiding over dit personeel.

Art. 140ter. ­ § 1. In afwijking van artikel 66, stelt de Senaat de rekeningen van de provincie Brabant vast voor het jaar 1994 en eventueel voor de voorgaande jaren. Die rekeningen worden de Senaat voorgelegd samen met de opmerkingen van het Rekenhof.

§ 2. De in de artikelen 4, derde lid, 105, § 3, en 113bis, vierde lid, bedoelde lasten worden vanaf 1 januari 1995 overgenomen door respectievelijk de provincie Vlaams-Brabant, de provincie Waals-Brabant en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, naargelang van het geval, afhankelijk van de gemeente waar de betrokkene verbleef op het tijdstip van zijn verkiezing of verbleef op 1 januari van het laatste jaar in de loop waarvan hij onder de provincie Brabant ressorteerde.

Art. 140ter. ­ Opgeheven

Art. 140quater. ­ De zaken die tot de rechtsprekende taak van de bestendige deputatie van de provincieraad van Brabant behoren en bij deze deputatie aanhangig zijn op 1 januari 1995 voor wat die provincie betreft, worden verwezen :

­ naar de bestendige deputatie van de provincieraad van Waals-Brabant, wanneer het voorwerp van de vordering zich in het administratief arrondissement Nijvel bevindt;

­ naar de bestendige deputatie van de provincieraad van Vlaams-Brabant, wanneer het voorwerp van de vordering zich in het administratief arrondissement Leuven of Halle-Vilvoorde bevindt;

­ naar het college bedoeld in artikel 83quinquies van de wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, wanneer het voorwerp van de vordering zich in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad bevindt.

Indien het voorwerp van de vordering niet in één van de voormelde administratieve arrondissementen gesitueerd kan worden, bepaalt de verblijfplaats van de eiser welk orgaan, één van die bestendige deputaties of het college, bevoegd is om kennis te nemen van de vordering.

Art. 140quinquies. ­ De zaken die op 1 januari 1995 bij de provinciale overheden van de provincie Brabant aanhangig zijn en die niet tot de in artikel 140quater bedoelde rechtsprekende taak behoren, worden, voor wat die provincie betreft, verwezen :

­ naar de provinciale overheden van de provincie Waals-Brabant, wanneer het voorwerp van de zaak zich in het administratief arrondissement Nijvel bevindt;

­ naar de provinciale overheden van de provincie Vlaams-Brabant, wanneer het voorwerp van de zaak zich in het administratief arrondissement Leuven of Halle-Vilvoorde bevindt;

­ naar de aldaar bevoegde overheden, wanneer het voorwerp van de zaak zich in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad bevindt.

Art. 140sexies. ­ Opgeheven

Art. 140septies. ­ Opgeheven

Art. 140octies. ­ Opgeheven

Art. 140novies. ­ De reglementen en verordeningen die op 31 december 1994 in de provincie Brabant van kracht zijn, blijven in de provincies Vlaams-Brabant en Waals-Brabant en in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad van kracht tot ze door de bevoegde overheden gewijzigd of opgeheven worden.

De belastingen, taksen en opdeciemen ten behoeve van de provincie Brabant die bestaan op 31 december 1994, worden tijdens het jaar 1995 geïnd volgens de reglementen die de grondslag en de inning ervan vaststellen onder voorbehoud van wijziging of opheffing ervan door de bevoegde overheden.

Art. 141. ­ De Koning wordt ermee belast het geheel van de wetgeving in overeenstemming te brengen met de wijzigingen aangebracht aan de provinciewet, en dit mits naleving van de wet van 13 juni 1961 betreffende de coördinatie en de codificatie van de wetten.

Overgangsbepalingen

Art. 142. ­ De artikelen 86 tot en met 91, tweede lid, 92 tot en met 95, 116, 125 van de wet van 30 april 1836 blijven van kracht totdat ze door of krachtens de Grondwet worden opgeheven.

Art. 143. ­ Totdat de door de Koning bepaalde voorschriften, voorzien in artikel 66 van de huidige wet, in werking treden, blijft artikel 66, laatste lid, van de provinciewet van 30 april 1836 van kracht.

Art. 144. ­ De Koning bepaalt wanneer de bepalingen van de Titel X in werking treden.

Deze inwerkingtreding dient te geschieden op de eerste januari van het burgerlijk jaar dat hij aanduidt.

Op dat zelfde tijdstip houden de artikelen 113bis en 114 van de provinciewet van 30 april 1836 op uitwerking te hebben.

Tenzij de rekenplichtige bedoeld in voornoemd artikel 113bis van de provinciewet van 30 april 1836 de nieuwe ontvanger wordt, dienen de rekeningen op dat ogenblik te worden afgesloten en goedgekeurd en dient in voorkomend geval ontlasting te worden verleend aan deze rekenplichtige.

Art. 145. ­ De Koning bepaalt wanneer de bepalingen van Titel XIII in werking treden. Deze inwerkingtreding dient te geschieden op de eerste januari van het burgerlijk jaar dat hij aanduidt.

Op datzelfde tijdstip houden de artikelen 114bis, 114ter en 114quater op uitwerking te hebben, behalve voor wat betreft het opstellen van de rekening betreffende de financiële en boekhoudkundige verrichtingen, die tot op dat ogenblik plaatsgrepen, en de goedkeuring van deze rekeningen.


B. SUBAMENDEMENTEN NRS. 2 TOT 82 (Gerangschikt volgens artikel)

Algemeen

Nr. 21 VAN MEVROUW CORNET D'ELZIUS EN DE HEER FORET

In het wetsvoorstel tot wijziging van de provinciewet de woorden « bestendige deputatie » telkens vervangen door de woorden « provinciale deputatie » en de woorden « bestendige afgevaardigden » telkens vervangen door de woorden « provinciaal gedeputeerden ».

Artikel 1bis

Nr. 22 VAN MEVROUW CORNET D'ELZIUS EN DE HEER FORET

A. In het eerste lid van dit artikel de getallen 47, 56, 65, 75 en 84 respectievelijk vervangen door de getallen 30, 36, 41, 48 en 54.

B. In het tweede lid het getal 80 vervangen door het getal 51.

Nr. 23 VAN MEVROUW CORNET D'ELZIUS EN DE HEER FORET

(Subsidiair amendement op het subamendement nr. 22)

A. In het eerste lid van dit artikel de getallen 47, 56, 65, 75 en 84 respectievelijk vervangen door de getallen 39, 47, 54, 62 en 70.

B. In het tweede lid het getal 80 vervangen door het getal 66.

Art. 4

Nr. 29 VAN DE HEER PINOIE EN MEVROUW VAN DER WILDT

Dit artikel doen vervallen.

Nr. 30 VAN DE HEER PINOIE EN MEVROUW VAN DER WILDT

A. Het eerste lid van dit artikel vervangen als volgt :

« De provincieraad vergadert telkens als de aangelegenheden die onder zijn bevoegdheid vallen het vereisen en ten minste tien keer per jaar, de vergaderingen gewijd aan de begrotingsbesprekingen buiten beschouwing gelaten. »

B. Dit artikel aanvullen met een nieuw lid, luidende :

« De voorzitter is tevens gehouden de raad bijeen te roepen op verzoek van de bestendige deputatie op de aangeduide dag en het aangeduide uur met de voorgestelde datum. »

Nr. 44 VAN MEVROUW THIJS C.S.

Dit artikel aanvullen met een vierde lid, luidende :

« De voorzitter is tevens gebonden de raad bijeen te roepen op verzoek van de Bestendige Deputatie op de aangeduide dag en het aangeduide uur met de voorgestelde agenda. »

Art. 47

Nr. 62 VAN DE HEREN D'HOOGHE EN CALUWÉ

A. In artikel 47, eerste alinea, de woorden « De provincieraad mag niet beraadslagen of besluiten ... » vervangen door de woorden « De provincieraad mag niet besluiten ... ».

B. In artikel 47, tweede alinea, de woorden « ..., op geldige wijze beraadslagen en besluiten ... » vervangen door de woorden « ..., op geldige wijze besluiten ... ».

Art. 50

Nr. 2 VAN DE HEREN MOUTON EN HAPPART

Paragraaf 4 van dit artikel vervangen als volgt :

« § 4. De inwoners van de provincie hebben het recht schriftelijk uitleg te vragen over de beraadslagingen en de besluiten van de provincieraad of de bestendige deputatie met inachtneming van de bepalingen van het reglement van orde. »

Nr. 45 VAN MEVROUW THIJS C.S.

In § 2 van dit artikel de woorden « De provincieraad kan in zijn midden commissies oprichten... » vervangen door de woorden « De provincieraad richt in zijn midden commissies op... ».

Art. 52

Nr. 3 VAN DE HEREN MOUTON EN HAPPART

In het tweede lid, tweede volzin, van dit artikel, het woord « mechanisch » vervangen door het woord « elektronisch ».

Nr. 26 VAN DE HEER DARAS

De eerste drie leden van dit artikel vervangen als volgt :

« Onverminderd het vierde lid stemmen de leden van de provincieraad mondeling of bij zitten en opstaan.

De stemming geschiedt evenwel altijd mondeling en bij naamafroeping over elk besluit in zijn geheel. Dat is ook zo telkens als een derde van de aanwezige leden daarom verzoekt.

Het reglement van orde kan een regeling invoeren die gelijkwaardig is aan een mondelinge stemming of een stemming bij zitten en opstaan. De mechanisch uitgebrachte stemming wordt geacht gelijk te staan met de mondelinge stemming bij naamafroeping. De stemming bij handopsteking wordt geacht gelijk te staan met de stemming bij zitten en opstaan. »

Nr. 31 VAN DE HEER PINOIE EN MEVROUW VAN DER WILDT

De eerste drie leden van dit artikel vervangen als volgt :

« Onverminderd het vierde lid stemmen de leden van de provincieraad mondeling of bij zitten en opstaan.

Het reglement van orde kan een regeling invoeren die gelijkwaardig is met een mondelinge stemming. Als dusdanig worden beschouwd de mechanisch uitgebrachte naamstemmingen.

Ongeacht de bepalingen van het reglement van orde wordt er mondeling gestemd over elk besluit en telkens als een derde van de aanwezige leden hierom verzoekt. »

Art. 55

Nr. 59 VAN DE REGERING

Dit artikel vervangen als volgt :

« De vergadering wordt door de voorzitter geopend en gesloten.

Tenzij het reglement van orde anders bepaalt, wordt bij het openen van elke vergadering voorlezing gedaan van de notulen van de vorige vergadering.

In elk geval worden de notulen ten minste zeven vrije dagen vóór de dag van de vergadering ter inzage van de leden van de raad gelegd. In spoedeisende gevallen worden de notulen samen met de agenda ter inzage gelegd.

Elk lid heeft het recht om tijdens de vergadering bezwaren tegen de redactie in te brengen.

Worden de bezwaren gegrond bevonden, dan wordt de griffier ermee belast, staande de vergadering of uiterlijk in de eerstvolgende vergadering, een nieuwe redactie voor te leggen die in overeenstemming is met het besluit van de raad.

Indien geen bezwaren worden ingebracht voor het einde van de vergadering, zijn de notulen goedgekeurd en zij worden overgeschreven zoals in artikel 119 bepaald is.

Telkens wanneer de raad het gewenst acht, worden de notulen geheel of gedeeltelijk staande de vergadering opgemaakt en door de aanwezige leden ondertekend. »

Art. 56bis

Nr. 46 VAN MEVROUW THIJS C.S.

Dit artikel doen luiden als volgt :

« Na elke vergadering van de provincieraad wordt een beknopt verslag van de beraadslagingen en besluiten opgesteld, met inbegrip van de uitslag van de stemmingen. Bij naamstemmingen wordt de stemverhouding van de raadsleden vermeld. Dit beknopt verslag wordt uiterlijk na zeven vrije dagen na de vergadering aan de raadsleden toegezonden. »

Art. 57

Nr. 4 VAN DE HEREN MOUTON EN HAPPART

In § 2 van dit artikel de woorden « op het provinciebestuur » vervangen door de woorden « op de griffie van de provincie ».

Nr. 60 VAN DE HEER PINOIE EN MEVROUW VAN DER WILDT

Dit artikel vervangen als volgt :

« § 1. Behalve in spoedeisende gevallen geschiedt de oproeping schriftelijk en aan huis, ten minste zeven vrije dagen voor de dag van de vergadering; zij vermeldt de agenda en de voorstellen van beslissing.

Deze termijn wordt evenwel tot drie vrije dagen teruggebracht voor de toepassing van artikel 47, derde lid.

De agendapunten dienen voldoende duidelijk omschreven te zijn.

§ 2. Voor elk agendapunt worden alle stukken die erop betrekking hebben ter plaatse ter inzage gelegd van de leden van de provincieraad vanaf het verzenden van de agenda.

§ 3. Een punt dat niet op de agenda voorkomt, mag niet in bespreking worden gebracht, behalve in spoedeisende gevallen wanneer het geringste uitstel gevaar zou kunnen opleveren.

Tot spoedbehandeling kan niet worden besloten dan door ten minste twee derden van de aanwezige leden; de namen van die leden worden in de notulen vermeld.

§ 4. Elk voorstel dat niet op de agenda voorkomt, moet uiterlijk vijf vrije dagen voor de vergadering overhandigd worden aan de voorzitter van de bestendige deputatie; het moet vergezeld zijn van een verklarende nota of van elk document dat de raad kan voorlichten. De voorzitter deelt de aanvullende agendapunten overwijld mee aan de leden van de raden.

§ 5. Van de mogelijkheid vermeld in het vorig lid, kan geen gebruik worden gemaakt door een lid van de bestendige deputatie. »

Art. 57bis

Nr. 5 VAN DE HEREN MOUTON EN HAPPART

A. In het eerste lid van dit artikel de woorden « op de zetel van het provinciehuis » vervangen door de woorden « op de plaats waar de provincieraad zitting houdt ».

B. Het tweede lid van dit artikel vervangen als volgt :

« Op hun verzoek wordt de agenda tevens meegedeeld aan alle personen die deze wens schriftelijk te kennen geven bij de griffie van de provincie. »

Nr. 61 VAN DE HEER PINOIE EN MEVROUW VAN DER WILDT

Dit artikel vervangen als volgt :

« Plaats, dag, tijdstip en agenda van de vergaderingen van de provincieraad worden ter kennis gebracht van het publiek door aanplakking aan het provinciehuis, binnen dezelfde termijnen als die vermeld in de artikel 57 met betrekking tot de bijeenroeping van de provincieraad.

De pers en de belangstellende inwoners van de provincie worden op hun verzoek en binnen een nog lopende termijn, op de hoogte gesteld van de agenda van de provincieraad, eventueel tegen betaling van een vergoeding die niet meer mag bedragen dan de kostprijs. Die nog lopende termijn geldt niet voor de punten die aan de agenda worden toegevoegd na het verzenden van de oproeping overeenkomstig artikel 57, § 1, tweede lid.

Het reglement van orde kan nog andere wijzen van bekendmaking voorschrijven. »

Art. 58

Nr. 38 VAN MEVROUW LEDUC EN DE HEER VERGOTE

Het tweede lid van dit artikel vervangen als volgt :

« De voorzitter kan bovendien proces-verbaal opmaken tegen de overtreder en hem verwijzen naar de politierechtbank, die hem kan veroordelen tot een geldboete van één frank tot twintig frank, onverminderd andere gerechtelijke vervolgingen, indien daartoe grond bestaat. »

Art. 60

Nr. 47 VAN MEVROUW THIJS C.S.

Dit artikel doen vervallen en vervangen door artikel 52bis (nieuw), luidende :

« Indien bij benoeming of de voordracht van kandidaten de vereiste meerderheid niet wordt verkregen bij een eerste stemming, heeft de herstemming plaats over de kandidaten die de meeste stemmen hebben behaald.

Te dien einde maakt de voorzitter een lijst op met tweemaal zoveel namen als er benoemingen of voordrachten moeten geschieden.

De stemmen kunnen alleen uitgebracht worden op de kandidaten die op deze lijst voorkomen.

De benoeming of de voordracht geschiedt bij meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen heeft de oudste kandidaat de voorkeur. »

Art. 63

Nr. 6 VAN DE HEREN MOUTON EN HAPPART

Het 4º van dit artikel doen vervallen.

Nr. 39 VAN MEVROUW LEDUC EN DE HEER VERGOTE

Dit artikel aanvullen als volgt :

« Het is elk raadslid verboden rechtstreeks of onrechtstreeks deel te nemen aan enige dienst, heffing van rechten, levering of aanbesteding ten behoeve van de provincie.

Het is hem verboden als advocaat, notaris of zaakwaarnemer ten behoeve van de provincie te pleiten, raad te geven of op te treden in enige zaak. Hij kan echter werkzaam zijn in rechtsgedingen die tegen de provincie zijn ingesteld. »

Nr. 48 VAN MEVROUW THIJS C.S.

Het laatste lid van dit artikel vervangen als volgt :

« De bovenstaande bepalingen zijn mede van toepassing op de griffier en op de leden van de bestendige deputatie. »

Art. 65

Nr. 49 VAN MEVROUW THIJS C.S.

Het tweede lid van dit artikel vervangen als volgt :

« Hij benoemt alle personeelsleden van het provinciebestuur wier benoeming niet bij de wet wordt geregeld. Hij kan die bevoegdheden aan de bestendige deputatie opdragen, behalve voor :

­ de benoemingen bij wijze van aanwerving in vast verband voor functies waaraan een weddeschaal A5 of A10 verbonden is;

­ de benoeming bij wijze van aanwerving in vast verband in de functies directeur, inspecteur en hoofdinspecteur in het provinciaal onderwijs.

Hij is bevoegd voor het opleggen van tuchtstraffen aan alle personeelsleden door hem benoemd.

Hij kan zijn bevoegdheden ter zake aan de bestendige deputatie opdragen behalve voor de tuchtstraffen vanaf tuchtschorsing ten aanzien van de ambten waarvan het benoemingsrecht bij toepassing van dit artikel niet kan worden gedelegeerd aan de bestendige deputatie. »

Nr. 63 VAN DE HEER NOTHOMB

Het eerste lid van dit artikel vervangen als volgt :

« De raad regelt alles wat van provinciaal belang is; hij beraadslaagt en besluit over elk ander onderwerp dat tot de bevoegdheid van de provincie behoort of dat hem door hetzij de hogere overheid, hetzij een of meer gemeenten wordt voorgelegd. »

Art. 65bis

Nr. 7 VAN DE HEREN MOUTON EN HAPPART

Paragrafen 1 en 2 van dit artikel vervangen als volgt :

« § 1. Geen akte, geen stuk betreffende het bestuur van de provincie mag aan het onderzoek van de leden van de raad worden onttrokken. Hetzelfde geldt voor de akten die betrekking hebben op een aan de gouverneur of de bestendige deputatie toegewezen opdracht.

Nr. 24 VAN MEVROUW CORNET D'ELZIUS EN DE HEER FORET

In § 3 van dit artikel :

A) het eerste lid doen vervallen;

B) het derde lid vervangen als volgt :

« Om de leden van de provincieraad de kans te bieden mondelinge vragen over actuele onderwerpen te stellen, wordt aan het begin van iedere vergadering van de raad één uur uitgetrokken.

Voorts hebben de leden van de raad ook het recht schriftelijke vragen te stellen waarop geantwoord moet worden binnen een termijn van twintig werkdagen. Die vragen en antwoorden moeten verschijnen in een daartoe uitgegeven bulletin.

Het reglement bedoeld in artikel 50 bepaalt de nadere regels voor de toepassing van dit artikel. »

Nr. 32 VAN DE HEER PINOIE EN MEVROUW VAN DER WILDT

Aan paragraaf 3 van dit artikel een vierde lid toevoegen luidend :

« Het vraagrecht kan geen betrekking hebben op dossiers van administratief toezicht ten aanzien van gemeenten en openbare centra voor maatschappelijk welzijn. »

Art. 66

Nr. 8 VAN DE HEREN MOUTON EN HAPPART

A. In het derde lid van § 2 van de Franse tekst de woorden « article 115bis » vervangen door de woorden « article 115 ».

B. Paragraaf 3 van dit artikel vervangen als volgt :

§ 3. De provincieraad bespreekt jaarlijks, naar aanleiding van de bespreking van de begrotingen en de rekeningen, het beleid van de verschillende intercommunales of verenigingen waarin de provincie participeert en die zij mede bestuurt.

Nr. 66 VAN DE HEER NOTHOMB

In § 3, eerste volzin, van dit artikel de woorden « verschillende gemeenten » vervangen door de woorden « een meerderheid van de gemeenten ».

Nr. 67 VAN DE HEER DARAS

(Subamendement op het subamendement nr. 8, B, van de heer Mouton)

In de tekst voorgesteld voor § 3 de woorden « waarin de provincie participeert » vervangen door de woorden « waarin de provincie rechtstreeks of zijdelings participeert ».

Art. 75 en 77

Nr. 50 VAN MEVROUW THIJS C.S.

De artikelen 75 en 77 doen vervallen en vervangen door een nieuw artikel 75, luidende :

« De provincieraad kiest de wijze waarop de opdrachten voor aanneming van werken, leveringen of diensten worden gegund en stelt de voorwaarden vast.

Hij kan de bevoegdheden voor de opdrachten die betrekking hebben op het dagelijks beheer van de provincie overdragen aan de bestendige deputatie, binnen de perken van de daartoe op de gewone begroting ingeschreven kredieten.

In spoedeisende gevallen die voortvloeien uit niet te voorziene omstandigheden, kan de bestendige deputatie, op eigen initiatief, de in het eerste lid bedoelde bevoegdheden van de raad uitoefenen. Zijn besluit wordt medegedeeld aan de provincieraad die er op zijn eerstvolgende vergadering akte van neemt.

De bestendige deputatie stelt de procedure in en gunt de opdracht. Het kan aan de overeenkomst iedere wijziging aanbrengen die het bij de uitvoering nodig acht, in zover hieruit geen bijkomende uitgaven van meer dan 10 pct. voortvloeien. »

Art. 78

Nr. 51 VAN MEVROUW THIJS C.S.

Dit artikel doen luiden als volgt :

« De wegen die thans behoren tot de grote wegen, worden door de Koning ingedeeld bij de gewestwegen of de provinciewegen, nadat de bestendige deputatie gehoord wordt.

Die indeling heeft tot gevolg toekenning om niet van de eigendom van de bedoelde wegen.

De Koning doet de indeling, hetzij ineens, hetzij in verscheidene keren. »

Art. 81

Nr. 9 VAN DE HEREN MOUTON EN HAPPART

Dit artikel doen vervallen.

Art. 96

Nr. 10 VAN DE HEREN MOUTON EN HAPPART

In § 3 en § 4 van dit artikel de woorden « De leden van de bestendige deputatie » vervangen door de woorden « De bestendig afgevaardigden ».

Nr. 33 VAN DE HEER PINOIE EN MEVROUW VAN DER WILDT

Het derde lid van § 2 van dit artikel vervangen als volgt :

« Wanneer voor een te begeven mandaat slechts één kandidaat werd voorgedragen, geschiedt de stemming in één ronde; in elk ander geval en indien na twee stemmingen geen kandidaat de meerderheid heeft verkregen, geschiedt de herstemming over de twee kandidaten die de meeste stemmen hebben behaald; staken de stemmen bij de herstemming, dan is het lid dat de meeste anciënniteit heeft als lid van de bestendige deputatie verkozen. »

Nr. 52 VAN MEVROUW THIJS C.S.

In § 2 van dit artikel de derde zin van het eerste lid vervangen als volgt : « Hiervoor dient per mandaat een gedagtekende akte van voordracht te worden neergelegd in handen van de voorzitter van de raad of bij verkiezing van de bestendig afgevaardigden op de installatievergadering in handen van de gouverneur, uiterlijk drie dagen vóór de vergadering waar de verkiezing van één of meer bestendig afgevaardigden op de dagorde van de raad staat. »

Art. 100bis

Nr. 11 VAN DE HEREN MOUTON EN HAPPART

Dit artikel doen vervallen.

Nr. 25 VAN MEVROUW CORNET D'ELZIUS EN DE HEER FORET

Aan dit artikel twee nieuwe leden toevoegen, luidende :

« De provinciale deputatie wordt afgezet als de provincieraad bij volstrekte meerderheid van zijn leden een motie van wantrouwen aanneemt, waarin hij tegelijkertijd zes leden aanwijst die een nieuwe deputatie samenstellen.

Over de constructieve motie van wantrouwen kan pas worden gestemd na een termijn van achtenveertig uren na de indiening van de motie. Daartoe stelt de provincieraad vast dat de constructieve motie van wantrouwen is ingediend en roept hij de provincieraad bijeen op de eerste werkdag volgend op het verstrijken van de termijn van 48 uren. »

Nr. 27 VAN DE HEER DARAS

Dit artikel aanvullen met de volgende leden :

« Zij kan slechts worden afgezet wanneer de raad bij volstrekte meerderheid van zijn leden een motie van wantrouwen aanneemt waarin de zes leden van een nieuwe bestendige deputatie worden voorgedragen.

Over die motie kan eerst gestemd worden na het verstrijken van een termijn van 48 uren na de indiening ervan.

Aanneming van de motie leidt tot het ontslag van de omstreden bestendige deputatie, alsmede tot de installatie van de leden van de nieuwe bestendige deputatie. »

Art. 101

Nr. 12 VAN DE HEREN MOUTON EN HAPPART

Het tweede lid van dit artikel vervangen als volgt :

« Dit ontslag gaat pas in na goedkeuring ervan door de provincieraad. »

Nr. 53 VAN MEVROUW THIJS C.S.

In het tweede lid van dit artikel het woord « aanvaarding » vervangen door het woord « akteneming ».

Art. 101bis

Nr. 13 VAN DE HEREN MOUTON EN HAPPART

Dit artikel doen vervallen.

Nr. 64 VAN DE HEER NOTHOMB

Dit artikel doen vervallen.

Art. 104

Nr. 54 VAN MEVROUW THIJS C.S.

Paragraaf 4 van dit artikel aanvullen als volgt :

« De bestendige deputatie wijst de rapporteur aan die het dossier inleidt en die de voorstellen formuleert. »

Nr. 14 VAN DE HEREN MOUTON EN HAPPART

In § 1 van de Franse tekst het woord « nomme » vervangen door het woord « désigne ».

Nr. 28 VAN DE HEER DARAS

Paragraaf 1 van dit artikel vervangen als volgt :

« § 1. Elke bestendige deputatie wijst uit haar midden een voorzitter aan. Is er geen consensus, dan wordt de voorzitter bij geheime stemming en bij volstrekte meerderheid van de leden van de bestendige deputatie verkozen.

De gouverneur is lid van de bestendige deputatie maar is niet stemgerechtigd tenzij voor de toepassing van het voorgaande lid en tenzij de bestendige deputatie een rechtsprekende taak uitoefent. »

Art. 106

Nr. 15 VAN DE HEREN MOUTON EN HAPPART

In het zesde lid van dit artikel de woorden « ten verzoeke van haar voorzitter » doen vervallen.

Nr. 69 VAN MEVROUW MILQUET

Het zesde lid van dit artikel vervangen als volgt :

« De rechtsgedingen van de provincie als eiser of als verweerder waartoe door de bestendige deputatie is besloten, worden in haar naam gevoerd door haar voorzitter. »

Nr. 70 VAN MEVROUW LEDUC EN DE HEER VERGOTE

Het zevende lid van dit artikel vervangen als volgt :

« Voor het voorafgaandelijk onderzoek van de zaken kan de bestendige deputatie de medewerking vragen van de gewestelijke en federale ambtenaren die op de provincie werkzaam zijn. »

Nr. 75 VAN DE HEER VERGOTE EN MEVROUW LEDUC

Het zevende lid van dit artikel vervangen als volgt :

« Voor het voorafgaand onderzoek kan de bestendige deputatie de medewerking vorderen van de provinciale ambtenaren.

Voor de uitoefening van de bevoegdheden die door de Gemeenschappen en Gewesten aan de bestendige deputatie zijn toevertrouwd, kan het voorafgaand onderzoek toevertrouwd worden aan het gemeenschaps- en gewestpersoneel dat op de provincie is tewerkgesteld evenals aan het provinciepersoneel. »

Nr. 76 VAN DE HEREN MOUTON EN HAPPART

Het zevende lid van dit artikel vervangen als volgt :

« Voor het voorafgaand onderzoek van de zaken kan de bestendige deputatie de medewerking vragen van het personeel dat door de federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten ter beschikking is gesteld van de provincie. »

Art. 108

Nr. 16 VAN DE HEREN MOUTON EN HAPPART

Dit artikel vervangen als volgt :

« De onverenigbaarheden waarin artikel 63 voorziet, zijn van overeenkomstige toepassing op de leden van de bestendige deputatie. »

Nr. 77 VAN DE HEREN MOUTON EN HAPPART

De provinciewet van 30 april 1836 wordt vervangen als volgt :

« Enig artikel. ­ 1º Het provinciale beleidsniveau en het paraprovinciale bestuurlijk middenveld worden ontmanteld. In de plaats komen er gemeentelijke samenwerkingsverbanden die de streekontwikkeling tot doel hebben waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke streekeigenheden en het streekkarakter.

Op te richten stads- of streekgewestraden vervullen de rol van een regionaal bestuursniveau.

2º Vlaamse gemeenten kunnen niet federeren met Waalse gemeenten en omgekeerd.

3º De Duitstalige gemeenten worden verwijderd van de provincie Luik, waarbij de provinciale bevoegdheden aan de Duitse Gemeenschap toekomen. »

Art. 112

Nr. 17 VAN DE HEREN MOUTON EN HAPPART

A. In het tweede lid van dit artikel tussen de woorden « door de voorzitter » en de woorden « en de griffier » invoegen de woorden « van de bestendige deputatie ».

B. In het vijfde lid, b) , van dit artikel, het getal « 20 000 » vervangen door het getal « 100 000 ».

Art. 113quater

Nr. 34 VAN DE HEER PINOIE EN MEVROUW VAN DER WILDT

Dit artikel aanvullen met een vierde, vijfde en zesde lid, luidende :

« Er wordt een eindafrekening gemaakt wanneer de provincieontvanger zijn ambt neerlegt. De bestendige deputatie legt de eindafrekening van de provincieontvanger, in voorkomend geval samen met diens opmerkingen of, zo hij overleden is, die van zijn rechtverkrijgenden, voor aan de provincieraad die de eindafrekening afsluit en de provincieontvanger kwijting verleent of een tekort vaststelt.

De beslissing waarbij de eindrekening wordt afgesloten, wordt door de bestendige deputatie bij een ter post aangetekende brief ter kennis gebracht van de provincieontvanger of, zo hij overleden is, aan zijn rechtverkrijgenden; in voorkomend geval wordt daarbij een verzoek gevoegd om het tekort te vereffenen.

De beslissing van de provincieraad waarbij de eindrekening wordt afgesloten en aan de provincieontvanger kwijting wordt verleend, brengt van rechtswege de teruggave van de zekerheid mee. »

Art. 114

Nr. 40 VAN MEVROUW LEDUC EN DE HEER VERGOTE

In het eerste lid van dit artikel de woorden « het Gemeentekrediet van België » vervangen door de woorden « een door de Commissie van het Bank- en Financiewezen erkende financiële instelling ».

Art. 114bis

Nr. 72 VAN DE HEER PINOIE

Dit artikel vervangen als volgt :

« De provinciale inrichtingen en diensten kunnen worden georganiseerd als provinciebedrijven en buiten de algemene diensten van de provincie om beheerd. »

Art. 114ter

Nr. 41 VAN MEVROUW LEDUC EN DE HEER VERGOTE

Dit artikel aanvullen met een lid, luidende :

« Aan de provincieraad wordt jaarlijks verslag gedaan over de activiteiten van de provinciebedrijven. Het activiteitenverslag en de rekeningen worden door de provincieraad goedgekeurd.

In geval van niet-goedkeuring zijn de provincieraadsleden die de provincie vertegenwoordigen in de organen van die bedrijven gehouden ontslag te nemen uit die functie. »

Art. 114quinquies (nieuw)

Nr. 42 VAN MEVROUW LEDUC EN DE HEER VERGOTE

Een artikel 114quinquies (nieuw) invoegen, luidende :

« Art. 114quinquies. ­ De provincies kunnen toetreden tot instellingen en verenigingen die rechtspersoonlijkheid bezitten voor zover de werking ervan betrekking heeft op aangelegenheden die van provinciaal belang zijn.

De regels aangaande de oprichting, de werking, het beheer en de controle worden door de provincieraad vastgesteld.

Aan de provincieraad wordt jaarlijks verslag gedaan over de activiteiten en worden de rekeningen voorgelegd.

Het activiteitenverslag en de rekening worden door de provincieraad goedgekeurd.

In geval van niet-goedkeuring zijn de provincieraadsleden die de provincie vertegenwoordigen in de organen van de verenigingen en instellingen gehouden ontslag te nemen uit die functie. »

Art. 115

Nr. 35 VAN DE HEER PINOIE EN MEVROUW VAN DER WILDT

Het tweede lid van dit artikel vervangen als volgt :

« Aan het ontwerp van begroting van uitgaven en middelen wordt een algemene beleidsnota gehecht. Deze beleidsnota bevat minstens de beleidsprioriteiten en -doelstellingen, de begrotingsmiddelen en de termijn waarin deze prioriteiten en doelstellingen moeten gerealiseerd worden.

Het ontwerp van begroting en de bijhorende algemene beleidsnota worden aan ieder lid van de provincieraad besteld ten minste zeven vrije dagen vóór de dag van de vergadering waarop deze zullen worden besproken. »

Art. 116

Nr. 73 VAN MEVROUW CORNET D'ELZIUS EN DE HEER FORET

Dit artikel vervangen als volgt :

« De artikelen 63 en 91 zijn toepasselijk op de bestendige deputatie. »

Art. 117

Nr. 74 VAN MEVROUW CORNET D'ELZIUS EN DE HEER FORET

Dit artikel aanvullen als volgt :

« Die reglementen en verordeningen worden in het Bestuursmemoriaal van de provincie bekendgemaakt in de volgende vorm : « De provincieraad (of de bestendige deputatie van de provincieraad) van de provincie... (besluit of beveelt).

(Daarna volgt het reglement of de verordening.) »

Art. 118

Nr. 55 VAN MEVROUW THIJS C.S.

Dit artikel aanvullen als volgt :

« De briefwisseling van de provincie wordt ondertekend door de voorzitter van de bestendige deputatie en medeondertekend door de provinciegriffier.

De voorzitter kan de ondertekening van bepaalde stukken schriftelijk opdragen aan één of meer leden van de bestendige deputatie. Die opdracht kan te allen tijde door de voorzitter worden herroepen.

De bestendig afgevaardigde aan wie de opdracht is gegeven, moet boven zijn handtekening, naam en functie melding maken van die opdracht.

De bestendige deputatie kan de provinciegriffier machtigen de medeondertekening van bepaalde stukken op te dragen aan één of meerdere ambtenaren van de provincie.

Deze opdracht geschiedt schriftelijk; de provincieraad wordt daarvan op de hoogte gebracht tijdens zijn eerstvolgende vergadering.

De ambtenaar aan wie de opdracht is gegeven, moet boven zijn handtekening, zijn naam en zijn functie melding maken van die opdracht, op alle stukken die hij ondertekent. »

Art. 118bis (nieuw)

Nr. 56 VAN MEVROUW THIJS C.S.

Een artikel 118bis (nieuw) invoegen, luidende :

« Art. 118bis. ­ De bestendige deputatie is verantwoordelijk voor de zorg voor het archief van het provinciebestuur. Het beheer ervan wordt toevertrouwd aan de provinciale archivaris. De provinciegriffier houdt toezicht over het beheer. »

Art. 124

Nr. 18 VAN DE HEREN MOUTON EN HAPPART

Supprimer cet article.

Art. 128

Nr. 19 VAN DE HEREN MOUTON EN HAPPART

Het tweede lid van dit artikel doen vervallen.

Art. 130

Nr. 36 VAN DE HEER PINOIE EN MEVROUW VAN DER WILDT

Paragraaf 1 van dit artikel aanvullen als volgt :

« De provinciegriffiers leggen de eed af in handen van de voorzitter van de provincieraad. »

Art. 130bis

Nr. 57 VAN MEVROUW THIJS C.S.

Het zevende lid van dit artikel vervangen als volgt :

« De wedde van de provinciegriffier wordt vastgesteld door de provincieraad in de schaal verbonden aan het ambt van gemeentesecretarissen van gemeenten ingedeeld in de hoogste klasse. De bepalingen betreffende de bezoldigingsregeling en de voorwaarden tot toekenning en vergoedingen aan het personeel van de ministeries zijn van toepassing op de provinciegriffier. »

Nr. 68 VAN DE HEER MOUTON

Het zevende lid van dit artikel vervangen als volgt :

« De provincieraad stelt de wedde van de provinciegriffier vast binnen de minimum- en maximumgrenzen van de weddeschaal verbonden aan het ambt van gemeentesecretaris in de gemeenten die overeenkomstig artikel 28 van de gemeentewet in de hoogste klasse zijn ingedeeld of, wanneer het belang van de administratieve structuur en de provinciale activiteiten zulks wettigt, binnen de minimum- en maximumgrenzen van de weddeschaal van de hoogste ambtenaar in het bestuur van het gewest waarvan de provincie deel uitmaakt. De provincieraad bepaalt de vergoedingen en toelagen die de griffier geniet zoals de andere provincieambtenaren. »

Art. 130ter

Nr. 58 VAN MEVROUW THIJS C.S.

Dit artikel vervangen als volgt :

« Bij verhindering of afwezigheid van de provinciegriffier wordt hij vervangen door een ambtenaar van het provinciebestuur, voorgedragen en aangenomen door de bestendige deputatie. »

Nr. 20 VAN DE HEREN MOUTON EN HAPPART

Dit artikel vervangen als volgt :

« Bij verhindering of afwezigheid van de provinciegriffier wordt hij vervangen door een provincieambtenaar aangewezen door de bestendige deputatie. »

Nr. 37 VAN DE HEER PINOIE EN MEVROUW VAN DER WILDT

Dit artikel vervangen als volgt :

« Bij verhindering of afwezigheid van de provinciegriffier wordt hij vervangen door een ambtenaar van het provinciebestuur, door hem voorgedragen en aangenomen door de bestendige deputatie. »

Art. 131

Nr. 71 VAN DE HEER PINOIE

Dit artikel vervangen als volgt :

« § 1. In elke provincie wordt een betrekking van provincieontvanger ingesteld.

§ 2. De provincieontvanger wordt benoemd door de provincieraad. Deze benoeming geschiedt binnen zes maanden na het openvallen van de betrekking.

§ 3. Vooraleer in funktie te treden, legt de provincieontvanger de eed, bedoeld in artikel 103, af, tijdens een openbare zitting van de provincieraad, in de handen van de voorzitter van de bestendige deputatie.

§ 4. De vastbenoemde rekenplichtige van de provincie wordt van rechtswege benoemd tot provincieontvanger.

§ 5. De provincieontvanger staat onder toezicht van de bestendige deputatie. »

Nr. 78 VAN MEVR. LEDUC EN DE HEER VERGOTE OP HET SUBAMENDEMENT Nr. 71 VAN DE HEER PINOIE (GEDR. ST. 1-236/4)

Paragraaf 4 van dit subamendement vervangen als volgt :

« § 4. De provincieontvanger wordt benoemd door de provincieraad na een vergelijkend examen dat door de provincie uitgeschreven wordt en dat toegankelijk is voor kandidaten die houder zijn van een diploma dat in aanmerking komt voor de toelating tot niveau 1 bij de rijksbesturen en voor de leden van het provinciepersoneel die bij werving of bij bevordering in graad tot niveau 1 behoren.

De vastbenoemde rekenplichtige van de provincie die voldoet aan de in het vorig lid gestelde deelnemingsvoorwaarden, wordt van rechtswege benoemd tot provincieontvanger. »

Art. 131octies

Nr. 79 VAN MEVR. LEDUC EN DE HEER VERGOTE OP HET SUBAMENDEMENT Nr. 71 VAN DE HEER PINOIE (GEDR. ST. 1-236/4)

In dit subamendement de woorden « 35 001 tot 50 000 » vervangen door de woorden « 80 001 tot 150 000 ».

Art. 146

Nr. 80 VAN DE HEER CALUWÉ OP HET SUBAMENDEMENT Nr. 43 VAN MEVROUW CORNET D'ELZIUS EN DE HEER DESMEDT (GEDR. ST. 1-236/3)

Na het eerste lid van het artikel een nieuw lid invoegen, luidende :

« Het initiatief dat uitgaat van de provincieraad moet worden goedgekeurd door twee derde van de leden van de provincieraad. »

Nr. 81 VAN DE HEER MOUTON OP HET SUBAMENDEMENT Nr. 43 VAN MEVROUW CORNET D'ELZIUS EN DE HEER DESMEDT (GEDR. ST. SENAAT 1-263/3)

Het tweede lid van dit artikel aanvullen met de woorden « in elk administratief arrondissement van de provincie ».

Art. 151

Nr. 82 VAN DE HEER CALUWÉ OP HET SUBAMENDEMENT Nr. 43 VAN MEVROUW CORNET D'ELZIUS EN DE HEER DESMEDT (GEDR. ST. 1-236/3)

Dit artikel doen voorafgaan door een eerste lid, luidende :

« Onder provinciaal belang zoals bedoeld in artikel 146, worden bedoeld de aangelegenheden geregeld door de artikelen 65, 69, 71, 72, 73, 75, 76, 77, 79 en 85 van deze wet.

Titel XIV

Nr. 43 VAN MEVROUW CORNET D'ELZIUS EN DE HEER DESMEDT

Na titel XIII een titel XIV (nieuw) invoegen onder het opschrift « De provinciale volksraadpleging », bestaande uit de volgende artikelen :

« Artikel 146

De provincieraad kan, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van de provincieraadskiezers, beslissen de kiezers van de provincie te raadplegen over de aangelegenheden van provinciaal belang.

Het initiatief dat uitgaat van de provincieraadskiezers, moet gesteund worden door ten minste 10 pct. van de provincieraadskiezers.

Artikel 147

Elk verzoek tot het houden van een raadpleging op initiatief van de provincieraadskiezers moet bij aangetekende brief worden gericht aan de bestendige deputatie.

Bij het verzoek worden een gemotiveerde nota gevoegd en de stukken die de provincieraad kunnen voorlichten.

Artikel 148

Het verzoek is alleen dan ontvankelijk als het wordt ingediend door middel van een formulier afgegeven door de provincie en als het, buiten de naam van de provincie en de tekst van artikel 196 van het Strafwetboek, de volgende vermeldingen bevat :

1º de vraag of vragen waarop de voorgenomen raadpleging betrekking heeft;

2º de naam, voornamen, geboortedatum en woonplaats van eenieder die het verzoekschrift heeft ondertekend.

Artikel 149

Onmiddellijk na ontvangst van het verzoek onderzoekt de bestendige deputatie of het verzoek gesteund is door een voldoende aantal geldige handtekeningen.

Naar aanleiding van dat onderzoek schrapt de bestendige deputatie :

1º de dubbele handtekeningen;

2º de handtekeningen van de personen die niet de hoedanigheid van provincieraadskiezer hebben;

3º de handtekeningen van de personen ten aanzien van wie de verschafte gegevens ontoereikend zijn om toetsing van hun identiteit mogelijk te maken.

De controle wordt beëindigd wanneer het aantal geldige handtekeningen is bereikt.

Artikel 150

Aan de volksraadpleging kunnen alleen deelnemen de burgers van de provincie die voldoen aan de voorwaarden opgenoemd in artikel 1, § 1, van de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provincieraadsverkiezingen.

De deelname is niet verplicht. Iedere deelnemer heeft recht op één stem.

De stemming is geheim.

De raadpleging kan enkel op een zondag plaatsvinden. De deelnemers worden tot de stemming toegelaten van 8 tot 13 uur. Degenen die zich vóór 13 uur in het stemlokaal bevinden, worden nog tot de stemming toegelaten.

Tot het opnemen van de stemmen wordt slechts overgegaan indien ten minste 40 pct. van de provincieraadskiezers aan de raadpleging hebben deelgenomen.

Artikel 151

Persoonlijke aangelegenheden en aangelegenheden betreffende de rekeningen, de begrotingen, de provinciebelastingen en retributies kunnen niet het onderwerp van een raadpleging zijn.

Geen raadpleging kan worden georganiseerd in een periode van zestien maanden vóór de gewone vergadering van de kiezers voor de vernieuwing van de provincieraden. Bovendien kan geen raadpleging worden georganiseerd in een periode van veertig dagen vóór de rechtstreekse verkiezing van de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers, de Senaat, de Raden en het Europees Parlement.

De kiezers kunnen slechts eenmaal om de zes maanden worden geraadpleegd, met een maximum van zes raadplegingen per zittingsperiode. Gedurende het tijdvak tussen twee vernieuwingen van de provincieraad kan slechts één volksraadpleging over hetzelfde onderwerp worden gehouden.

Artikel 152

Een verzoek tot het houden van een raadpleging wordt op de agenda van de eerstvolgende vergadering van de bestendige deputatie en van de provincieraad ingeschreven.

Tot de inschrijving wordt overgegaan nadat de controle, bedoeld in artikel 149, werd afgesloten.

Het college is verplicht tot inschrijving op de agenda van de provincieraad over te gaan, tenzij de provincieraad klaarblijkelijk in generlei opzicht bevoegd is om over het verzoek te beslissen.

Indien hieromtrent twijfel bestaat, beslist de provincieraad.

Artikel 153

Elke beslissing over het houden van een volksraadpleging wordt uitdrukkelijk gemotiveerd.

Het voorgaande lid is tevens van toepassing op elke beslissing die rechtstreeks betrekking heeft op een aangelegenheid die het onderwerp is geweest van een raadpleging.

Artikel 154

Ten minste één maand vóór de dag van de raadpleging stelt het provinciebestuur aan de inwoners een brochure ter beschikking waarin het onderwerp van de raadpleging op een objectieve manier wordt uiteengezet. Deze brochure bevat bovendien de gemotiveerde nota, bedoeld in artikel 147, tweede lid, alsmede de vraag of vragen waarover de inwoners zullen worden geraadpleegd.

Artikel 155

De vragen dienen op zulkdanige manier geformuleerd te zijn dat met ja of neen kan worden geantwoord.

Artikel 156

De Koning bepaalt bij een in Ministerraad overlegd besluit de nadere procedureregels voor het houden van een provinciale volksraadpleging, naar analogie van de procedure bedoeld in de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provincieraadsverkiezingen voor de verkiezing van de provincieraadsleden.

Artikel 157

De Koning bepaalt de wijze waarop de uitslag van de raadpleging aan de bevolking bekendgemaakt wordt.

Titel XIV

Nr. 65 VAN DE HEER NOTHOMB

Na titel XIII een titel XIV (nieuw) toevoegen onder het opschrift « De provinciale volksraadpleging », bestaande uit de volgende artikelen :

« Art. 146. ­ De provincieraad kan besluiten volksraadplegingen te houden over onderwerpen van provinciaal belang.

Deze raadpleging moet worden gehouden wanneer twee derde van de leden van de provincieraad dat wensen.

Art. 147. ­ Aan de volksraadpleging kunnen alleen deelnemen de burgers van de provincie die voldoen aan de voorwaarden opgenoemd in artikel 1, § 1, van de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provincieraadsverkiezingen.

De deelname is niet verplicht. Iedere deelnemer heeft recht op één stem.

De stemming is geheim.

De raadpleging kan enkel op een zondag plaatsvinden. De deelnemers worden tot de stemming toegelaten van 8 tot 13 uur. Degenen die zich vóór 13 uur in het stemlokaal bevinden, worden nog tot de stemming toegelaten.

Tot het opnemen van de stemmen wordt slechts overgegaan indien ten minste 50 pct. van de provincieraadskiezers aan de raadpleging hebben deelgenomen.

Art. 148. ­ Persoonlijke aangelegenheden en aangelegenheden betreffende de rekeningen kunnen niet het onderwerp van een raadpleging zijn.

Geen raadpleging kan worden georganiseerd in een periode van zestien maanden vóór de gewone vergadering van de kiezers voor de vernieuwing van de provincieraden. Bovendien kan geen raadpleging worden georganiseerd in een periode van veertig dagen vóór de rechtstreekse verkiezing van de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers, de Senaat, de Raden en het Europees Parlement.

De kiezers kunnen slechts eenmaal om de zes maanden worden geraadpleegd. Gedurende het tijdvak tussen twee vernieuwingen van de provincieraad kan slechts één volksraadpleging over hetzelfde onderwerp worden gehouden.

Art. 149. ­ Een verzoek tot het houden van een raadpleging wordt op de agenda van de eerstvolgende vergadering van de provincieraad ingeschreven.

De permanente deputatie is verplicht tot inschrijving op de agenda van de provincieraad over te gaan.

Art. 150. ­ Elke beslissing over het houden van een volksraadpleging wordt uitdrukkelijk gemotiveerd.

Het voorgaande lid is tevens van toepassing op elke beslissing die rechtstreeks betrekking heeft op een aangelegenheid die het onderwerp is geweest van een raadpleging.

Art. 151. ­ Ten minste één maand vóór de dag van de raadpleging stelt het provinciebestuur aan de inwoners een brochure ter beschikking waarin het onderwerp van de raadpleging op een objectieve manier wordt uiteengezet. Deze brochure bevat bovendien de vraag of vragen waarover de inwoners zullen worden geraadpleegd.

Art. 152. ­ De vragen moeten op zulkdanige manier geformuleerd zijn dat met ja of neen kan worden geantwoord.

Art. 153. ­ De Koning bepaalt bij een in Ministerraad overlegd besluit de nadere procedureregels voor het houden van een provinciale volksraadpleging, naar analogie van de procedure bedoeld in de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provincieraadsverkiezingen voor de verkiezing van de provincieraadsleden.

Art. 154. ­ De Koning bepaalt de wijze waarop de uitslag van de raadpleging aan de bevolking bekendgemaakt wordt. »


2. TWEEDE FASE


A. HOOFDAMENDEMENT NR. 83

VAN DE HEREN PINOIE, DARAS, DE DAMES THIJS, CORNET D'ELZIUS, DE HEER MOUTON, MEVR. LEDUC, DE HEREN HOSTEKINT EN NOTHOMB

Het wetsvoorstel vervangen als volgt :

Artikel 1

« Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In artikel 1 van de provinciewet van 30 april 1836 worden de woorden « en een commissaris van de regering » vervangen door de woorden « , een bestendige deputatie en een gouverneur ».

Art. 3

In artikel 4 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 3 april 1973 en 28 december 1994, worden het eerste en het tweede lid respectievelijk vervangen door de volgende bepalingen :

« De gouverneur is de commissaris van de federale Regering in de provincie.

De gouverneurs worden benoemd en afgezet door de Koning ».

Art. 4

In artikel 44 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 6 januari 1984, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1º het eerste lid wordt aangevuld met de woorden « en ten minste eenmaal per maand »;

2º tussen het eerste en het tweede lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende :

« Deze verplichting is niet van toepassing op de maanden juli en augustus. »;

3º aan het slot wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende :

« De voorzitter is tevens gehouden de raad op verzoek van de bestendige deputatie bijeen te roepen op de aangeduide dag en het aangeduide uur met de voorgestelde agenda. »

Art. 5

Artikel 47 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 27 mei 1975, wordt aangevuld met de volgende leden :

« De raad kan echter, indien hij tweemaal bijeengeroepen is zonder dat het vereiste aantal leden is opgekomen, na een derde en laatste bijeenroeping, ongeacht het aantal aanwezige leden, een beslissing nemen over de onderwerpen die voor de derde maal op de agenda voorkomen.

De in het tweede lid bedoelde oproepingen moeten vermelden dat zij voor de tweede of derde maal geschieden; bovendien moeten de bepalingen van de eerste twee leden van dit artikel in de derde oproeping woordelijk worden overgenomen. »

Art. 6

In artikel 49 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 6 januari 1984 en 11 juli 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º in het eerste lid worden de woorden « onder voorzitterschap van het oudste lid in jaren, bijgestaan door de jongste twee leden als secretaris, » vervangen door de woorden « onder voorzitterschap van het lid dat de meeste anciënniteit bezit als provincieraadslid of, bij gelijke anciënniteit, de oudste van hen, bijgestaan door de jongste twee leden als secretaris, »;

2º tussen het eerste en het tweede lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende :

« Indien de tweede vrijdag bedoeld in het eerste lid evenwel een feestdag is, wordt de vergadering van de nieuwe provincieraad uitgesteld tot de daaropvolgende maandag. »

Art. 7

Artikel 50 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 6 januari 1984, wordt aangevuld met de volgende leden :

« De provincieraad kan in zijn midden commissies oprichten die hem van advies zullen dienen over al de aangelegenheden die tot zijn bevoegdheid behoren. De raad bepaalt in zijn reglement van orde de regelen houdende de samenstelling en de werking van deze commissies. De samenstelling ervan geschiedt volgens het principe van de evenredige vertegenwoordiging.

De commissies kunnen steeds deskundigen en belanghebbenden horen. »

Art. 8

Artikel 51 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :

« Art. 51. ­ § 1. De vergaderingen van de provincieraad zijn openbaar.

§ 2. Behalve wat betreft de vergaderingen met betrekking tot de begroting, kan de provincieraad, in het belang van de openbare orde en op grond van ernstige bezwaren tegen de openbaarheid, met een tweederde meerderheid van de aanwezige leden, beslissen dat de vergadering niet openbaar is.

§ 3. De vergadering is niet openbaar wanneer het om personen gaat.

Zodra een dergelijk punt aan de orde is, beveelt de voorzitter terstond de behandeling in besloten vergadering.

§ 4. Uitgezonderd in tuchtzaken kan de besloten vergadering eerst plaatsvinden na de openbare vergadering.

§ 5. Wanneer tijdens de openbare vergadering blijkt dat de behandeling van een punt in besloten vergadering moet worden voortgezet, kan de openbare vergadering, enkel met dit doel, worden onderbroken. »

Art. 9

Artikel 52 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :

« Art. 52. ­ Onverminderd het vierde lid stemmen de leden van de provincieraad mondeling of bij zitten en opstaan.

De stemming geschiedt evenwel altijd mondeling en bij naamafroeping over elk besluit in zijn geheel. Dat is ook zo telkens als een derde van de aanwezige leden daarom verzoekt.

Het reglement van orde kan een regeling invoeren die gelijkwaardig is aan een mondelinge stemming of een stemming bij zitten en opstaan. De elektronisch uitgebrachte stemming wordt geacht gelijk te staan met de mondelinge stemming bij naamafroeping. De stemming bij handopsteking wordt geacht gelijk te staan met de stemming bij zitten en opstaan.

Alleen de voordrachten van kandidaten, de benoemingen tot ambten, de terbeschikkingstellingen, de preventieve schorsingen in het belang van de dienst en de tuchtstraffen geschieden bij geheime stemming en bij volstrekte meerderheid van stemmen.

In geval van mondelinge stemming stemt de voorzitter het laatst. »

Art. 10

Artikel 55 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 30 december 1887 en 27 mei 1975, wordt vervangen door de volgende bepaling :

« Art. 55. ­ De vergadering wordt door de voorzitter geopend en gesloten.

Tenzij het reglement van orde anders bepaalt, wordt bij het openen van elke vergadering voorlezing gedaan van de notulen van de vorige vergadering.

In elk geval worden de notulen ten minste zeven vrije dagen vóór de dag van de vergadering ter inzage van de leden van de raad gelegd. In spoedeisende gevallen worden de notulen samen met de agenda ter inzage gelegd.

Elk lid heeft het recht om tijdens de vergadering bezwaren tegen de redactie in te brengen.

Worden de bezwaren gegrond bevonden, dan wordt de griffier ermee belast, staande de vergadering of uiterlijk op de eerstvolgende vergadering, een nieuwe redactie voor te leggen die in overeenstemming is met het besluit van de raad.

Indien geen bezwaren worden ingebracht vóór het einde van de vergadering, zijn de notulen goedgekeurd en worden zij overgeschreven zoals in artikel 119, eerste lid, bepaald is.

Telkens als de raad het gewenst acht, worden de notulen geheel of gedeeltelijk staande de vergadering opgemaakt en door de aanwezige leden ondertekend. »

Art. 11

Artikel 57 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 6 januari 1984, wordt vervangen door de volgende bepaling:

« Art. 57. ­ § 1. De oproeping geschiedt schriftelijk en aan huis en, behalve in spoedeisende gevallen, ten minste zeven vrije dagen vóór de dag van de vergadering; zij vermeldt de agenda en de voorstellen van beslissing.

Deze termijn wordt evenwel tot drie vrije dagen teruggebracht voor de toepassing van artikel 47, derde lid.

De agendapunten moeten voldoende duidelijk omschreven zijn.

§ 2. Voor elk agendapunt worden alle stukken die erop betrekking hebben, op de griffie van de provincie ter inzage gelegd van de leden van de provincieraad vanaf het verzenden van de agenda.

§ 3. Een punt dat niet op de agenda voorkomt, mag niet in bespreking worden gebracht, behalve in spoedeisende gevallen wanneer het geringste uitstel ernstige en moeilijk te herstellen schade zou kunnen berokkenen.

Tot spoedbehandeling kan niet worden besloten dan door ten minste twee derden van de aanwezige leden; de namen van die leden worden in de notulen vermeld.

In spoedeisende gevallen kan de termijn van oproeping bedoeld in § 1, eerste lid, teruggebracht worden, zonder evenwel korter te zijn dan één vrije dag vóór de dag van de vergadering.

§ 4. Elk voorstel dat niet op de agenda voorkomt, moet uiterlijk vijf vrije dagen vóór de vergadering overhandigd worden aan de voorzitter van de raad; het moet vergezeld zijn van een verklarende nota of van elk document dat de raad kan voorlichten. De voorzitter deelt de aanvullende agendapunten onverwijld mee aan de leden van de raad.

Van de mogelijkheid vermeld in het vorige lid, kan geen gebruik worden gemaakt door een lid van de bestendige deputatie. De bestendige deputatie beschikt echter wel over deze mogelijkheid. »

Art. 12

In dezelfde wet wordt een artikel 57bis ingevoegd, luidende :

« Art. 57bis. ­ Plaats, dag, tijdstip en agenda van de vergadering van de provincieraad worden ter kennis gebracht van het publiek door aanplakking op de plaats waar de provincieraad zitting houdt, binnen dezelfde termijnen als die vermeld in artikel 57 met betrekking tot de bijeenroeping van de provincieraad.

De pers en de belangstellende inwoners van de provincie worden op hun verzoek en ten minste twee vrije dagen vóór de dag van de vergadering, op de hoogte gesteld van de agenda van de provincieraad, eventueel tegen betaling van een vergoeding die niet meer mag bedragen dan de kostprijs. Deze termijn geldt niet voor de punten die aan de agenda worden toegevoegd na het verzenden van de oproeping overeenkomstig artikel 57, § 4.

Het reglement van orde kan nog andere wijzen van bekendmaking voorschrijven. »

Art. 13

Artikel 58 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :

« Art. 58. ­ De voorzitter is belast met de handhaving van de orde in de vergadering; hij kan, na een voorafgaande waarschuwing, terstond ieder persoon uit de zaal doen verwijderen die openlijk tekens van goedkeuring of van afkeuring geeft of op enigerlei wijze wanorde veroorzaakt.

De voorzitter kan bovendien proces-verbaal opmaken tegen de overtreder en hem verwijzen naar de politierechtbank, die hem kan veroordelen tot een geldboete van een frank tot twintig frank, onverminderd andere gerechtelijke vervolgingen, indien daartoe grond bestaat. »

Art. 14

In artikel 61 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 6 januari 1984, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º tussen het eerste en het tweede lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende :

« Het presentiegeld wordt verkregen door het hoogste bedrag van de weddeschaal van de bestuursassistenten bij het Rijk, verhoogd of verlaagd volgens de voor die schaal geldende regels van indexkoppeling, te delen door 180. »;

2º in de Franse tekst van het tweede en het derde lid worden de woorden « indemnité de frais de route » vervangen door de woorden « indemnité de frais de déplacement »;

3º het vierde lid wordt vervangen door de volgende bepaling:

« Het bedrag van de vergoeding voor verplaatsingskosten wordt door de provincieraad vastgesteld. Dit bedrag, alsook het bedrag van het presentiegeld, zijn ten laste van de provincie. »

Art. 15

Artikel 63 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 30 december 1887, wordt vervangen door de volgende bepaling :

« Art. 63. ­ Het is elk raadslid verboden :

1º tegenwoordig te zijn bij een beraadslaging of besluit over zaken waarbij hij een rechtstreeks belang heeft, hetzij persoonlijk, hetzij als gelastigde, voor of na zijn verkiezing, of waarbij zijn bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad een persoonlijk en rechtstreeks belang hebben;

2º rechtstreeks of onrechtstreeks deel te nemen aan enige dienst, heffing van rechten, levering of aanbesteding ten behoeve van de provincie;

3º als advocaat, notaris of zaakwaarnemer werkzaam te zijn in rechtsgedingen, tegen de provincie ingesteld; het is hem verboden in dezelfde hoedanigheid ten behoeve van de provincie te pleiten, raad te geven of op te treden in enige betwiste zaak;

4º op te treden als raadsman van een personeelslid in tuchtzaken;

5º op te treden als afgevaardigde of deskundige van een vakbond in een onderhandelings- of overlegcomité van de provincie.

De bovenstaande bepalingen zijn mede van toepassing op de griffier en op de leden van de bestendige deputatie, alsook op de vertrouwenspersoon bedoeld in artikel 63bis. »

Art. 16

In dezelfde wet wordt een artikel 63bis ingevoegd, luidende :

« Art. 63bis. ­ Het raadslid dat wegens een handicap niet zelfstandig zijn mandaat kan vervullen, kan zich voor de uitoefening van dat mandaat laten bijstaan door een vertrouwenspersoon gekozen uit de provincieraadskiezers die aan de verkiesbaarheidsvereisten voor het mandaat van provincieraadslid voldoen, en die geen lid is van het personeel van de provincie, noch van de vennootschappen of verenigingen waarvan de provincie lid is of waarin zij vertegenwoordigd is.

Voor de toepassing van het eerste lid bepaalt de Koning de criteria tot vaststelling van de hoedanigheid van een raadslid met een handicap.

Bij het verlenen van de bijstand geniet de vertrouwenspersoon dezelfde middelen en is onderworpen aan dezelfde verplichtingen als het raadslid. Hij heeft geen recht op presentiegeld, doch wel op een vergoeding voor verplaatsingskosten, zoals bepaald in artikel 61. »

Art. 17

In dezelfde wet wordt een artikel 63ter ingevoegd, luidende :

« Art. 63ter. ­ Het provincieraadslid dat verhinderd is wegens de vervulling van zijn actieve militaire diensttijd of van zijn burgerdienst als gewetensbezwaarde, wordt, op zijn schriftelijk verzoek gericht aan de bestendige deputatie, gedurende die periode vervangen.

Het provincieraadslid dat ouderschapsverlof wenst te nemen wegens de geboorte of de adoptie van een kind, wordt, op zijn schriftelijk verzoek gericht aan de voorzitter van de provincieraad, vervangen, ten vroegste vanaf de zevende week vóór de vermoedelijke datum van de geboorte of van de adoptie, tot het einde van de achtste week na de dag van de geboorte of de adoptie. Op zijn schriftelijk verzoek wordt de onderbreking van de uitoefening van het mandaat na de achtste week verlengd met een periode gelijk aan die gedurende welke het lid zijn mandaat verder heeft uitgeoefend tijdens de periode van zeven weken die de dag van de geboorte of de adoptie voorafgaan.

Het provincieraadslid dat verhinderd is wegens de vervulling van zijn actieve militaire diensttijd of van zijn burgerdienst als gewetensbezwaarde, of wegens ouderschapsverlof en om zijn vervanging verzoekt, wordt vervangen door de opvolger van zijn lijst die als eerste gerangschikt is overeenkomstig artikel 21, § 2, van de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provincieraadsverkiezingen, na onderzoek van diens geloofsbrieven door de provincieraad.

Het eerste en het tweede lid zijn echter slechts toepasselijk vanaf de eerste vergadering van de provincieraad na die waarop het raadslid dat verhinderd is, geïnstalleerd is. »

Art. 18

Artikel 65 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 30 december 1887 en 6 juli 1987, wordt vervangen door de volgende bepaling :

« Art. 65. ­ De raad regelt alles wat van provinciaal belang is; hij beraadslaagt en besluit over elk ander onderwerp dat hem door de hogere overheid wordt voorgelegd.

Hij benoemt, schorst en ontslaat alle personeelsleden van het provinciaal bestuur, behalve die waarvan hij de benoeming, de schorsing en het ontslag aan de bestendige deputatie opdraagt. »

Art. 19

In dezelfde wet wordt een artikel 65bis ingevoegd, luidende :

« Art. 65bis. ­ § 1. Behalve in het geval waarin ze betrekking hebben op een bevoegdheid van uitsluitend algemeen belang uitgaande van de gouverneur of van de bestendige deputatie, mag geen akte, geen stuk betreffende het bestuur van de provincie aan het onderzoek van de leden van de raad worden onttrokken, ook niet indien die akte of dat stuk betrekking heeft op een aan de gouverneur of de bestendige deputatie toegewezen opdracht.

Een register van inkomende en uitgaande stukken wordt bijgehouden in de diensten en instellingen van de provincie.

Aan de provincieraadsleden wordt een afschrift van de akten en stukken afgegeven wanneer zij daarom verzoeken bij de griffier van de provincie.

De provincieraadsleden ontvangen op hun verzoek een afschrift van de notulen van de vergaderingen van de bestendige deputatie binnen vijftien dagen na die vergaderingen, behalve in het geval waarin ze betrekking hebben op een bevoegdheid van uitsluitend algemeen belang uitgaande van de gouverneur of van de bestendige deputatie.

§ 2. De provincieraadsleden mogen alle inrichtingen en diensten bezoeken die de provincie opricht en beheert.

Het in artikel 50 bedoelde reglement bepaalt op welke wijze en op welk tijdstip het inzage- en bezoekrecht kunnen worden uitgeoefend, alsmede onder welke voorwaarden een afschrift van de akten of stukken kan worden verkregen. Voor het verkrijgen van een afschrift van de akten of stukken kan een vergoeding aangerekend worden die overeenstemt met de kostprijs, zonder dat de personeelskosten op enigerlei wijze in rekening mogen worden gebracht.

§ 3. De provincieraadsleden hebben het recht vragen te stellen aan de bestendige deputatie of aan de gouverneur over de aangelegenheden die het bestuur van de provincie betreffen.

Behalve voor zover zij betrekking hebben op taken van uitsluitend algemeen belang uitgaande van de gouverneur of van de bestendige deputatie, hebben de provincieraadsleden het recht door de gouverneur en door de bestendige deputatie geïnformeerd te worden over de manier waarop deze hun bevoegdheden uitoefenen.

Om de leden van de provincieraad de kans te bieden mondelinge vragen over actuele onderwerpen te stellen, wordt aan het begin van iedere vergadering van de raad één uur uitgetrokken.

Voorts hebben de leden van de raad ook het recht schriftelijke vragen te stellen waarop geantwoord moet worden binnen een termijn van twintig werkdagen. Die vragen en antwoorden moeten verschijnen in een daartoe uitgegeven bulletin.

Het in artikel 50 bedoelde reglement bepaalt de nadere regels voor de toepassing van dit artikel.

Het vraagrecht kan geen betrekking hebben op dossiers van administratief toezicht ten aanzien van gemeenten en openbare centra voor maatschappelijk welzijn. »

Art. 20

Artikel 66 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 11 juli 1952, 28 juni 1963, 6 januari 1984 en 15 maart 1991, wordt vervangen als volgt :

« Art. 66. ­ § 1. De Koning bepaalt de begrotings-, de financiële en de boekhoudkundige voorschriften van de provincies volgens de principes van de dubbele boekhouding, alsook de nadere regels voor de uitoefening van de taken van hun rekenplichtigen.

§ 2. Ieder jaar stelt de raad de rekeningen van de provincie over het vorige dienstjaar vast. De jaarrekeningen omvatten de begrotingsrekening, de resultatenrekening en de balans.

Ieder jaar stemt de raad de begroting van de uitgaven voor het volgende dienstjaar en de middelen om daarin te voorzien en dit ten laatste op 31 oktober.

De algemene beleidsnota, bedoeld in artikel 115, tweede lid, wordt vóór de stemming uitvoerig besproken.

Alle ontvangsten en uitgaven van de provincie moeten op de begroting en in de rekeningen gebracht worden.

§ 3. De provincieraad bespreekt jaarlijks, naar aanleiding van de bespreking van de begrotingen en de rekeningen, het beleid van de verschillende intercommunales of verenigingen waarin de provincie participeert en die zij mede bestuurt. »

Art. 21

Artikel 69, 17º, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 27 mei 1975, wordt vervangen als volgt :

« 17º de kosten van de raadsvergaderingen en de aan de raadsleden toegekende presentiegelden en vergoedingen, alsmede de vergoeding toegekend aan de vertrouwenspersonen bedoeld in artikel 63bis; »

Art. 22

In artikel 74 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 27 mei 1975, wordt de tweede zin geschrapt.

Art. 23

Artikel 75 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 9 augustus 1948, wordt vervangen als volgt:

« Art. 75. ­ De provincieraad kiest de wijze waarop de opdrachten voor aanneming van werken, leveringen of diensten worden gegund en stelt de voorwaarden vast.

Hij kan de bevoegdheden voor de opdrachten die betrekking hebben op het dagelijks bestuur van de provincie overdragen aan de bestendige deputatie, binnen de perken van de daartoe op de gewone begroting uitgetrokken kredieten.

In spoedeisende gevallen die voortvloeien uit niet te voorziene omstandigheden, kan de bestendige deputatie, op eigen initiatief, de in het eerste lid bedoelde bevoegdheden van de raad uitoefenen. Haar besluit wordt medegedeeld aan de provincieraad, die er op zijn eerstvolgende vergadering akte van neemt.

De bestendige deputatie stelt de procedure in en gunt de opdracht. Zij kan in de overeenkomst iedere wijziging aanbrengen die zij bij de uitvoering nodig acht, voor zover hieruit geen bijkomende uitgaven van meer dan 10 pct. voortvloeien. »

Art. 24

In artikel 96 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 16 juli 1993, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º in het eerste lid worden de woorden « in elke provincie » geschrapt;

2º het eerste, tweede en derde lid vormen paragraaf 1;

3º artikel 96 wordt aangevuld met de paragrafen 2, 3 en 4, luidende :

« § 2. De leden van de bestendige deputatie worden door de raad uit zijn midden verkozen. De verkozenen voor de raad kunnen daartoe kandidaten voordragen. Hiervoor moet per mandaat een gedagtekende akte van voordracht worden neergelegd in handen van de voorzitter van de raad of, bij verkiezing van de leden van de bestendige deputatie op de installatievergadering, in handen van de gouverneur, uiterlijk drie dagen vóór de vergadering waar de verkiezing van een of meer leden van de bestendige deputatie op de agenda van de raad staat. Om ontvankelijk te zijn, moeten de akten van voordracht ondertekend zijn ten minste door een meerderheid van hen die op dezelfde lijst zijn verkozen als de voorgedragen kandidaat. Ingeval de lijst waarop de kandidaat voorkomt slechts twee verkozenen telt, volstaat voor de naleving van wat voorafgaat de handtekening van een onder hen. Behoudens in geval van overlijden van een voorgedragen kandidaat of afstand van het mandaat van provincieraadslid door een voorgedragen kandidaat, kan niemand meer dan één akte van voordracht ondertekenen voor hetzelfde mandaat. Wanneer de schriftelijk voorgedragen kandidaturen niet volstaan om de bestendige deputatie volledig samen te stellen, kunnen ter zitting kandidaten mondeling worden voorgedragen.

De verkiezing geschiedt bij geheime stemming en bij volstrekte meerderheid, door zoveel afzonderlijke stemmingen als er leden van de bestendige deputatie te kiezen zijn. De rang van de leden van de bestendige deputatie wordt bepaald door de volgorde van de stemmingen.

Wanneer voor een te begeven mandaat slechts één kandidaat is voorgedragen, geschiedt de stemming in één ronde; in elk ander geval en indien na twee stemmingen geen kandidaat de meerderheid heeft verkregen, geschiedt de herstemming over de twee kandidaten die de meeste stemmen hebben behaald; staken de stemmen bij de herstemming, dan is het lid dat de meeste anciënniteit heeft als lid van de bestendige deputatie verkozen.

§ 3. De leden van de bestendige deputatie leggen de eed af in handen van de voorzitter van de provincieraad, staande de vergadering.

§ 4. De leden van de bestendige deputatie die aftreden bij een algehele hernieuwing en de ontslagnemende leden blijven in functie totdat de geloofsbrieven van hun opvolgers zijn onderzocht en hun installatie heeft plaatsgehad. »

Art. 25

In dezelfde wet wordt een artikel 100bis ingevoegd, luidende :

« Art. 100bis. ­ De bestendige deputatie is verantwoordelijk tegenover de raad.

De bestendige deputatie wordt afgezet als de provincieraad bij volstrekte meerderheid van zijn leden een motie van wantrouwen aanneemt, waarin hij tegelijkertijd zes leden aanwijst die een nieuwe deputatie samenstellen.

Over de constructieve motie van wantrouwen kan pas worden gestemd na een termijn van achtenveertig uren na de indiening van de motie. Daartoe stelt de provincieraad vast dat de constructieve motie van wantrouwen is ingediend en roept hij de provincieraad bijeen op de eerste werkdag volgend op het verstrijken van de termijn van achtenveertig uren.

Aanneming van de motie leidt tot het ontslag van de omstreden bestendige deputatie, alsmede tot de installatie van de leden van de nieuwe bestendige deputatie. »

Art. 26

Artikel 101 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

« Art. 101. ­ Een lid van de bestendige deputatie dat zonder toestemming van de deputatie een maand onafgebroken uit de vergadering afwezig blijft, wordt geacht ontslag te nemen.

Dat ontslag gaat pas in na goedkeuring ervan door de provincieraad. »

Art. 27

In dezelfde wet wordt een artikel 101bis ingevoegd, luidende :

« Art. 101bis. ­ Het provincieraadslid dat tot lid van de bestendige deputatie wordt verkozen, houdt onmiddellijk op zitting te hebben en wordt vervangen door de eerst in aanmerking komende opvolger van de lijst waarop hij verkozen is. Hij treedt weer in functie na ontslag als lid van de bestendige deputatie. »

Art. 28

In artikel 102 van dezelfde wet worden de woorden « tenzij het lid vroeger ophoudt deel uit te maken van de provincieraad » geschrapt.

Art. 29

In artikel 104 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 6 juli 1987 en 16 juli 1993, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º het eerste lid wordt vervangen door de volgende bepaling:

« De bestendige deputatie wordt voorgezeten door de gouverneur; in geval van verhindering wijst de bestendige deputatie een van haar leden aan om het voorzitterschap waar te nemen. De gouverneur is niet stemgerechtigd, tenzij de bestendige deputatie een rechtsprekende taak uitoefent. »;

2º tussen het vijfde en zesde lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende :

« De bestendige deputatie wijst de rapporteur aan die het dossier inleidt en de voorstellen formuleert. »;

3º het vijfde lid wordt vervangen als volgt :

« Elk besluit wordt genomen bij volstrekte meerderheid van de aanwezige leden. Wanneer de bestendige deputatie een rechtsprekende taak uitoefent, is de stem van de gouverneur beslissend bij staking van stemmen. »

Art. 30

In artikel 106 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 27 mei 1975, 6 januari 1984 en 6 juli 1987, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º de laatste zin van het vijfde lid wordt vervangen als volgt :

« De rechtsgedingen van de provincie als eiser of als verweerder waartoe door de bestendige deputatie is besloten, worden in haar naam gevoerd door haar voorzitter. »;

2º het zesde lid wordt vervangen als volgt :

« Voor het voorafgaand onderzoek van de zaken kan de bestendige deputatie de medewerking vragen van het personeel van de federale Staat, de gemeenschappen en de gewesten, dat gedetacheerd is uit zijn oorspronkelijk bestuur en onder het gezag van de provinciegouverneur geplaatst is. »

Art. 31

In artikel 108 van dezelfde wet worden tussen de woorden « van de Staat » en « of van een gemeente in de provincie » de woorden « van de gemeenschappen en de gewesten » ingevoegd. »

Art. 32

In artikel 112 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 28 december 1883, 18 mei 1951, 26 februari 1958, 28 juni 1963, 10 juli 1979 en 6 januari 1984, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º in de Franse tekst van het eerste lid wordt na het woord « députation » het woord « permanente » ingevoegd;

2º in het tweede lid worden tussen de woorden « de voorzitter » en « en de griffier » de woorden « van de bestendige deputatie » ingevoegd;

3º in het vierde lid worden de cijfers « 100 000 » en « 20 000 », die respectievelijk voorkomen in de punten a) en b), vervangen door de cijfers « 2 000 000 » en « 100 000 »;

4º in het laatste lid worden de woorden « en de comptabiliteit » geschrapt.

Art. 33

In artikel 113 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 11 juli 1952, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º Het eerste en tweede lid worden vervangen als volgt :

« De algemene ontvangsten en uitgaven van de provincies worden gedaan door bemiddeling van een door de Commissie van het Bank- en Financiewezen erkende financiële instelling in het kader van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen.

Enkel de financiële instelling die door de provincie is gekozen uit die instellingen die erkend zijn overeenkomstig het eerste lid, is gemachtigd het bedrag van de opeisbaar geworden schulden, door een provincie tegenover haar aangegaan, ambtshalve in mindering te brengen van het tegoed van de verschillende rekeningen die zij ten behoeve van die provincie heeft geopend. »

2º in het derde lid worden de woorden « de Naamloze Vennootschap 'Gemeentekrediet van België' in de eerste en de tweede zin vervangen door de woorden « de financiële instelling bedoeld in het tweede lid » en het woord « vennootschap » dat voorkomt in de eerste zin wordt vervangen door het woord « instelling ».

Art. 34

Na artikel 113 van dezelfde wet wordt een titel VIIbis ingevoegd, met als opschrift « Provincieontvanger », bestaande uit de artikelen 113bis tot 114.

Art. 35

Artikel 113bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 11 juli 1952, wordt vervangen door de volgende bepaling :

« Art. 113bis. ­ § 1. In elke provincie wordt een betrekking van provincieontvanger ingesteld.

§ 2. De provincieontvanger wordt benoemd door de provincieraad. Hij wordt benoemd na een vergelijkend examen dat door de provincie uitgeschreven wordt en dat toegankelijk is voor kandidaten die houder zijn van een diploma dat in aanmerking komt voor toelating tot niveau 1 bij de rijksbesturen en voor de leden van het provinciepersoneel die bij werving of bij bevordering in graad tot niveau 1 behoren. Deze benoeming geschiedt binnen zes maanden na het openvallen van de betrekking.

In afwijking van het vorige lid kan de vastbenoemde rekenplichtige van de provincie benoemd worden tot provincieontvanger.

§ 3. De provincieontvangers leggen de eed af in de handen van de voorzitter van de provincieraad.

§ 4. De provincieontvanger staat onder toezicht van de bestendige deputatie. »

Art. 36

In dezelfde wet wordt een artikel 113ter ingevoegd, luidende :

« Art. 113ter. ­ § 1. In geval van gewettigde afwezigheid kan de provincieontvanger, onder zijn eigen verantwoordelijkheid, binnen drie dagen in zijn vervanging voorzien en te dien einde, voor een periode van maximum dertig dagen, een door de bestendige deputatie erkende plaatsvervanger aanstellen. Die maatregel kan voor een zelfde afwezigheid tweemaal worden verlengd.

§ 2. In alle andere gevallen kan de provincieraad een waarnemende provincieontvanger aanwijzen. De provincieraad is daartoe verplicht wanneer de afwezigheid een termijn van drie maanden overschrijdt.

§ 3. De waarnemende provincieontvanger moet voldoen aan de voorwaarden vereist voor het uitoefenen van het ambt van plaatselijke ontvanger. Hij oefent alle bevoegdheden uit van de provincieontvanger.

§ 4. Bij zijn ambtsaanvaarding en zijn ambtsneerlegging wordt een eindrekening opgemaakt en worden de kas en de boeken overgedragen, onder toezicht van de bestendige deputatie. »

Art. 37

In dezelfde wet wordt een artikel 113quater ingevoegd, luidende :

« Art. 113quater. ­ De provincieontvanger is verplicht, tot waarborg van zijn beheer, een zekerheid in geld, in effecten of in de vorm van een of meer hypotheken te stellen.

De Koning bepaalt het minimum- en het maximumbedrag van de zekerheid.

De provincieraad stelt, binnen de grenzen aangegeven in het tweede lid, en ten laatste op de vergadering tijdens welke de provincieontvanger de eed aflegt, het bedrag vast van de zekerheid welke deze moet stellen, alsmede de termijn waarover hij daartoe beschikt.

De zekerheid wordt bij de Deposito- en Consignatiekas gedeponeerd; de intrest die zij opbrengt, komt aan de ontvanger toe. »

Art. 38

In dezelfde wet wordt een artikel 113quinquies ingevoegd, luidende :

« Art. 113quinquies. ­ Wanneer de door de provincieraad bepaalde zekerheid wegens het toenemen van de jaarlijkse ontvangsten of om enige andere reden ontoereikend wordt geacht, moet de provincieontvanger binnen een beperkte tijd een aanvullende zekerheid verschaffen, ten aanzien waarvan dezelfde regels gelden als voor de eerste zekerheid. »

Art. 39

In dezelfde wet wordt een artikel 113sexies ingevoegd, luidende :

« Art. 113sexies. ­ De provincieontvanger die zijn zekerheid of zijn aanvullende zekerheid niet binnen de voorgeschreven termijn verschaft en dit verzuim niet voldoende verantwoordt, wordt geacht ontslag te nemen en wordt vervangen.

Alle kosten betreffende de vestiging der zekerheid vallen ten laste van de provincieontvanger. »

Art. 40

In dezelfde wet wordt een artikel 113septies ingevoegd, luidende :

« Art. 113septies. ­ Is er een tekort in de provinciekas, dan heeft de provincie een voorrecht op de zekerheid van de provincieontvanger, wanneer de zekerheid in geld gesteld is. »

Art. 41

In dezelfde wet wordt een artikel 113octies ingevoegd, luidende :

« Art. 113octies. ­ De provincieontvanger is belast met :

a) de boekhouding van de provincie en het opmaken van de jaarrekeningen;

b) de betaling van de uitgaven;

c) het beheer van de op naam van de provincie geopende rekeningen en de bedieningen van de algemene kasmiddelen van de provincie;

d) de belegging van de thesauriemiddelen;

e) de controle en de centralisatie van de vastleggingen;

f) de controle van de bijzondere ontvangers;

g) de inning en de dwanginvordering van de provinciale taksen zoals bepaald in artikel 396 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen;

h) het verlenen van financieel advies bij het opmaken van de begroting en het financieel meerjarenplan.

Hij doet ieder jaar, op de datum bij het algemeen reglement op de provinciecomptabiliteit bepaald, aan het Rekenhof rekening en verantwoording van zijn beheer.

De diensten die de provincieontvanger, vóór zijn benoeming in die hoedanigheid, heeft vervuld bij de rijks-, gewest-, provincie- en gemeentebesturen, komen integraal in aanmerking bij de berekening van zijn wedde en van zijn rust- of overlevingspensioen ten bezware van de provincie. »

Art. 42

In dezelfde wet wordt een artikel 113novies ingevoegd, luidende :

« Art. 113novies. ­ De wedde van de provincieontvanger wordt vastgesteld door de provincieraad overeenkomstig de weddeschaal die geldt voor gemeentesecretarissen van gemeenten van 80 001 tot 150 000 inwoners, zoals bepaald in artikel 28 van de nieuwe gemeentewet. »

Art. 43

In dezelfde wet wordt een artikel 113decies ingevoegd, luidende :

« Art. 113decies. ­ Het is de provincieontvanger verboden handel te drijven, zelfs door een tussenpersoon.

Het is hem tevens verboden enig ander beroep uit te oefenen en enige winstgevende bezigheid te verrichten, zelfs door een tussenpersoon.

Tenzij het tegendeel is bewezen, wordt de echtgenoot geacht zijn beroep uit te oefenen als tussenpersoon. »

Art. 44

In dezelfde wet wordt een artikel 113undecies ingevoegd, luidende :

« Art. 113undecies. ­ Er wordt een eindafrekening gemaakt wanneer de provincieontvanger zijn ambt neerlegt. De bestendige deputatie legt de eindafrekening van de provincieontvanger, in voorkomend geval samen met diens opmerkingen of, zo hij overleden is, die van zijn rechtverkrijgenden, voor aan de provincieraad die de eindafrekening afsluit en de provincieontvanger kwijting verleent of een tekort vaststelt.

De beslissing waarbij de eindrekening wordt afgesloten, wordt door de bestendige deputatie bij een ter post aangetekende brief ter kennis gebracht van de provincieontvanger of, zo hij overleden is, aan zijn rechtverkrijgenden; in voorkomend geval wordt daarbij een verzoek gevoegd om het tekort te vereffenen.

De beslissing van de provincieraad waarbij de eindrekening wordt afgesloten en aan de provincieontvanger kwijting wordt verleend, brengt van rechtswege de teruggave van de zekerheid mee. »

Art. 45

In artikel 114 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 11 juli 1952, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º in het eerste lid worden de woorden « op de algemene postrekening van de provincie of op haar rekening bij het 'Gemeentekrediet van België'« vervangen door « op de algemene rekening van de provincie, overeenkomstig artikel 113 »;

2º in het vierde lid wordt de zin « de inventarissen en processen-verbaal van vergelijking worden binnen een maand nadat zij zijn opgemaakt, in afschrift aan het Rekenhof gezonden » geschrapt.

Art. 46

Na artikel 114 van dezelfde wet wordt een titel VIIter ingevoegd, met als opschrift « De provinciebedrijven en de autonome provinciebedrijven », bestaande uit de artikelen 114bis tot 114terdecies.

Titel VIIter bedoeld in het eerste lid wordt onderverdeeld in een hoofdstuk I, met als opschrift « Provinciebedrijven », dat de artikelen 114bis, 114ter, en 114quater bevat, en een hoofdstuk II, met als opschrift « Autonome provinciebedrijven », dat de artikelen 114quinquies, 114sexies, 114septies, 114octies, 114novies, 114decies, 114undecies, 114duodecies en 114 terdecies bevat.

Art. 47

Artikel 114bis van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit nr. 24 van 26 juli 1939, wordt vervangen door de volgende bepaling :

« Art. 114bis. ­ De provinciale inrichtingen en diensten kunnen worden georganiseerd als provinciebedrijven en buiten de algemene diensten van de provincie om beheerd. »

Art. 48

In dezelfde wet wordt een artikel 114quinquies ingevoegd, luidende :

« Art. 114quinquies. ­ De provincieraad kan de inrichtingen en diensten van industriële of commerciële aard organiseren als autonome provinciebedrijven met rechtspersoonlijkheid.

De Koning bepaalt de activiteiten van commerciële of industriële aard waarvoor de provincieraad een autonoom provinciebedrijf met rechtspersoonlijkheid kan oprichten. »

Art. 49

In dezelfde wet wordt een artikel 114sexies ingevoegd, luidende :

« Art. 114sexies. ­ § 1. De autonome provinciebedrijven worden beheerd door een raad van bestuur en een directiecomité.

§ 2. De raad van bestuur is gemachtigd alle nuttige of noodzakelijke handelingen te verrichten om de doelstellingen van het autonome provinciebedrijf te verwezenlijken.

De raad van bestuur controleert het bestuur van het directiecomité. Het directiecomité brengt regelmatig verslag uit bij de raad van bestuur.

De provincieraad wijst de leden van de raad van bestuur van het autonome provinciebedrijf aan. De meerderheid van de raad van bestuur bestaat uit leden van de provincieraad. De raad van bestuur is samengesteld uit ten hoogste één vijfde van het aantal provincieraadsleden. Elke fractie is er in vertegenwoordigd.

De raad van bestuur kiest uit zijn leden een voorzitter.

Bij staking van stemmen in de raad van bestuur is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

§ 3. Het directiecomité is belast met het dagelijks bestuur, met de vertegenwoordiging met betrekking tot dat bestuur en met de uitvoering van de beslissingen van de raad van bestuur. Het is samengesteld uit een afgevaardigd bestuurder en vier bestuursdirecteurs aangesteld door de raad van bestuur.

Het directiecomité wordt voorgezeten door de afgevaardigd bestuurder. Bij staking van stemmen in het directiecomité is zijn stem doorslaggevend. »

Art. 50

In dezelfde wet wordt een artikel 114septies ingevoegd, luidende :

« Art. 114septies. ­ Het toezicht op de financiële toestand en op de jaarrekeningen van de autonome provinciebedrijven wordt opgedragen aan een college van drie commissarissen, die door de provincieraad worden gekozen buiten de raad van bestuur van het provinciebedrijf en onder wie ten minste één lid is van het Instituut voor Bedrijfsrevisoren.

Met uitzondering van deze laatste zijn de leden van het college van commissarissen allen lid van de provincieraad. »

Art. 51

In dezelfde wet wordt een artikel 114octies ingevoegd, luidende :

« Art. 114octies. ­ De provincieraadsleden waarvan het mandaat een einde neemt, worden geacht van rechtswege ontslagnemend te zijn in het autonome provinciebedrijf.

Alle mandaten in de verschillende organen van de autonome provinciebedrijven worden beëindigd op de eerste vergadering van de raad van bestuur die volgt op de installatie van de provincieraad. »

Art. 52

In dezelfde wet wordt een artikel 114novies ingevoegd, luidende :

« Art. 114novies. ­ § 1. De autonome provinciebedrijven beslissen vrij, binnen de grenzen van hun doel, over de verwerving, de aanwending en de vervreemding van hun lichamelijke en onlichamelijke goederen, over de vestiging of de opheffing van de zakelijke rechten op die goederen, alsook over de uitvoering van dergelijke beslissingen en over hun financiering.

§ 2. Zij kunnen rechtstreeks of onrechtstreeks participeren in publiek- of privaatrechtelijke ondernemingen, verenigingen en instellingen, hierna genoemd de filialen, waarvan het maatschappelijk doel overeenstemt met hun doel.

Ongeacht de grootte van de inbreng van de verschillende partijen in het maatschappelijk kapitaal, moet het autonome provinciebedrijf over de meerderheid van stemmen beschikken en het voorzitterschap waarnemen in de organen van de filialen.

De leden van de provincieraad die als bestuurder of commissaris zitting hebben in de organen van een autonoom provinciebedrijf, mogen geen enkel bezoldigd mandaat van bestuurder of commissaris vervullen, noch enige bezoldigde activiteit uitoefenen in een filiaal van dat bedrijf. »

Art. 53

In dezelfde wet wordt een artikel 114decies ingevoegd, luidende :

« Art. 114decies. ­ § 1. De raad van bestuur stelt jaarlijks een ondernemingsplan op dat de doelstellingen en de strategie van het autonoom provinciebedrijf op middellange termijn vastlegt, evenals een activiteitenverslag. Het ondernemingsplan en het activiteitenverslag worden meegedeeld aan de provincieraad.

§ 2. De provincieraad kan te allen tijde aan de raad van bestuur verslag vragen over de activiteiten van het autonoom provinciebedrijf of over sommige ervan. »

Art. 54

In dezelfde wet wordt een artikel 114undecies ingevoegd, luidende :

« Art. 114undecies. ­ De artikelen 53 tot 67 van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen zijn van toepassing op de autonome provinciebedrijven, tenzij deze wet er uitdrukkelijk van afwijkt. »

Art. 55

In dezelfde wet wordt een artikel 114duodecies ingevoegd, luidende :

« Art. 114duodecies. ­ De wet van 17 juli 1975 met betrekking tot de boekhouding en de jaarrekeningen van de ondernemingen is van toepassing op de autonome provinciebedrijven. »

Art. 56

In dezelfde wet wordt een artikel 114terdecies ingevoegd, luidende :

« Art. 114terdecies. ­ De provincies kunnen toetreden tot instellingen en verenigingen die rechtspersoonlijkheid bezitten, voor zover de werking ervan betrekking heeft op aangelegenheden die van provinciaal belang zijn.

De regels aangaande de oprichting, de werking, het beheer en de controle worden door de provincieraad vastgesteld.

Aan de provincieraad wordt jaarlijks verslag uitgebracht over de activiteiten en worden de rekeningen voorgelegd.

Het activiteitenverslag en de rekeningen worden door de provincieraad goedgekeurd.

In geval van niet-goedkeuring zijn de provincieraadsleden die in de organen van die verenigingen en instellingen de provincie vertegenwoordigen, gehouden ontslag te nemen uit die functie. »

Art. 57

Na artikel 114terdecies van dezelfde wet wordt een titel VIIquater ingevoegd, met als opschrift « De begroting en de rekeningen, de reglementen en de verordeningen van de raad of de bestendige deputatie en het archief van de provincie », bestaande uit de artikelen 115 tot 118bis.

Art. 58

In artikel 115 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 11 juli 1952 en 6 januari 1984, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º tussen het eerste en het tweede lid worden de volgende leden ingevoegd :

« Aan het ontwerp van begroting van uitgaven en middelen wordt een algemene beleidsnota gehecht. Deze beleidsnota bevat minstens de beleidsprioriteiten en -doelstellingen, de begrotingsmiddelen en de termijn waarbinnen deze prioriteiten en doelstellingen gerealiseerd moeten worden.

Het ontwerp van begroting en de bijhorende algemene beleidsnota worden aan ieder lid van de provincieraad besteld ten minste zeven vrije dagen vóór de dag van de vergadering waarop deze zullen worden besproken. »;

2º in het tweede lid, eerste zin, worden de woorden « Zij legt aan de raad ... voor » vervangen door de woorden « De bestendige deputatie legt aan de raad ... voor ».

Art. 59

Artikel 116 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 6 januari 1984, wordt vervangen door de volgende bepaling :

« Art. 116. ­ Artikel 91 is toepasselijk op de bestendige deputatie. »

Art. 60

In artikel 118 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 27 mei 1975, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º het eerste, tweede en derde lid vormen paragraaf 1;

2º een nieuwe paragraaf 2 wordt ingevoegd, luidende :

« § 2. De briefwisseling van de provincie wordt ondertekend door de voorzitter van de bestendige deputatie en medeondertekend door de provinciegriffier.

De voorzitter kan de ondertekening van bepaalde stukken schriftelijk opdragen aan een of meer leden van de bestendige deputatie. Die opdracht kan te allen tijde door de voorzitter worden herroepen.

Het lid van de bestendige deputatie aan wie de opdracht is gegeven, moet boven zijn handtekening, naam en functie melding maken van die opdracht.

De bestendige deputatie kan de provinciegriffier machtigen de medeondertekening van bepaalde stukken op te dragen aan een of meer ambtenaren van de provincie.

Deze opdracht geschiedt schriftelijk; de provincieraad wordt daarvan op de hoogte gebracht tijdens zijn eerstvolgende vergadering.

De ambtenaar aan wie de opdracht is gegeven, moet boven zijn handtekening, naam en functie melding maken van die opdracht, op alle stukken die hij ondertekent. »

Art. 61

In dezelfde wet wordt een artikel 118bis ingevoegd, luidende :

« Art. 118bis. ­ De bestendige deputatie is verantwoordelijk voor de organisatie van het archief van het provinciebestuur. »

Art. 62

Artikel 119, derde lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 27 mei 1870, wordt vervangen door de volgende bepaling :

« De aldus overgeschreven akten, evenals de minuten van alle beraadslagingen en besluiten, worden binnen een maand getekend door de griffier, hetzij samen met de voorzitter van de raad of van de bestendige deputatie naargelang het om een vergadering van de raad dan wel van de bestendige deputatie gaat, hetzij samen met alle leden van de bestendige deputatie die eraan hebben deelgenomen, overeenkomstig hetgeen door het reglement bepaald is. »

Art. 63

In artikel 120 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 27 mei 1870, 27 mei 1975, 6 juli 1987 en 11 juli 1994, wordt het zevende lid vervangen door de volgende bepaling :

« De provincieraad stelt de wedde van de provinciegriffier vast binnen de minimum- en maximumgrenzen van de weddeschaal verbonden aan het ambt van gemeentesecretaris in de gemeenten die overeenkomstig artikel 28 van de gemeentewet in de hoogste klasse zijn ingedeeld. De provincieraad bepaalt de vergoedingen en toelagen die de griffier geniet zoals de andere provincieambtenaren. »

Art. 64

Artikel 121 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 27 mei 1870, wordt vervangen door de volgende bepaling :

« Art. 121. ­ Bij verhindering of afwezigheid van de provinciegriffier wordt hij vervangen door een ambtenaar van het provinciebestuur, aangewezen door de bestendige deputatie. »

Art. 65

Na artikel 140 van dezelfde wet wordt een titel Xbis ingevoegd, met als opschrift « De provinciale volksraadpleging », bestaande uit de artikelen 140-1 tot 140-12.

Art. 66

In dezelfde wet wordt een artikel 140-1 ingevoegd, luidende :

« Art. 140-1. ­ De provincieraad kan, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van de provincieraadskiezers, beslissen de kiezers van de provincie te raadplegen over de aangelegenheden van provinciaal belang.

Het initiatief dat uitgaat van de provincieraadskiezers, moet gesteund worden door ten minste 10 pct. van de provincieraadskiezers van elk administratief arrondissement. »

Art. 67

In dezelfde wet wordt een artikel 140-2 ingevoegd, luidende :

« Art. 140-2. ­ Elke verzoek tot het houden van een raadpleging op initiatief van de provincieraadskiezers moet bij aangetekende brief worden gericht aan de bestendige deputatie.

Bij het verzoek worden een gemotiveerde nota gevoegd en de stukken die de provincieraad kunnen voorlichten. »

Art. 68

In dezelfde wet wordt een artikel 140-3 ingevoegd, luidende :

« Art. 140-3. ­ Het verzoek is alleen dan ontvankelijk als het wordt ingediend door middel van een formulier afgegeven door de provincie en als het, buiten de naam van de provincie en de tekst van artikel 196 van het Strafwetboek, de volgende vermeldingen bevat :

1º de vraag of vragen waarop de voorgenomen raadpleging betrekking heeft;

2º de naam, voornamen, geboortedatum en woonplaats van eenieder die het verzoekschrift heeft ondertekend. »

Art. 69

In dezelfde wet wordt een artikel 140-4 ingevoegd, luidende :

« Art. 140-4. ­ Onmiddellijk na ontvangst van het verzoek onderzoekt de bestendige deputatie of het verzoek gesteund is door een voldoende aantal geldige handtekeningen.

Naar aanleiding van dat onderzoek schrapt de bestendige deputatie :

1º de dubbele handtekeningen;

2º de handtekeningen van de personen die niet de hoedanigheid van provincieraadskiezer hebben;

3º de handtekeningen van de personen ten aanzien van wie de verschafte gegevens ontoereikend zijn om de toetsing van hun identiteit mogelijk te maken.

De controle wordt beëindigd wanneer het aantal geldige handtekeningen is bereikt. »

Art. 70

In dezelfde wet wordt een artikel 140-5 ingevoegd, luidende :

« Art. 140-5. ­ Aan de volksraadpleging kunnen alleen deelnemen de burgers van de provincie die voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 1, § 1, van de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provincieraadsverkiezingen.

De deelname is niet verplicht. Iedere deelnemer heeft recht op één stem.

De stemming is geheim.

De raadpleging kan enkel op een zondag plaatsvinden. De deelnemers worden tot de stemming toegelaten van 8 tot 13 uur. Degenen die zich vóór 13 uur in het stemlokaal bevinden, worden nog tot de stemming toegelaten.

Tot het opnemen van de stemmen wordt slechts overgegaan indien ten minste 40 pct. van de provincieraadskiezers aan de raadpleging hebben deelgenomen. »

Art. 71

In dezelfde wet wordt een artikel 140-6 ingevoegd, luidende :

« Art. 140-6. ­ Onder provinciaal belang, zoals bedoeld in artikel 140-1, wordt bedoeld de aangelegenheden geregeld door de artikelen 65, 72, 75, 76 en 85 van deze wet.

Persoonlijke aangelegenheden en aangelegenheden betreffende de rekeningen, de begrotingen, de provinciebelastingen en -retributies kunnen niet het onderwerp van een raadpleging zijn.

Geen raadpleging kan worden georganiseerd in een periode van zestien maanden vóór de gewone vergadering van de kiezers voor de vernieuwing van de provincieraden. Bovendien kan geen raadpleging worden georganiseerd in een periode van veertig dagen vóór de rechtstreekse verkiezing van de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers, de Senaat, de Raden en het Europees Parlement.

De kiezers kunnen slechts eenmaal om de zes maanden worden geraadpleegd, met een maximum van zes raadplegingen per zittingsperiode. Gedurende het tijdvak tussen twee vernieuwingen van de provincieraad kan slechts één volksraadpleging over hetzelfde onderwerp worden gehouden. »

Art. 72

In dezelfde wet wordt een artikel 140-7 ingevoegd, luidende :

« Art. 140-7. ­ Een verzoek tot het houden van een raadpleging wordt op de agenda van de eerstvolgende vergadering van de bestendige deputatie en van de provincieraad ingeschreven.

Tot de inschrijving wordt overgegaan nadat de controle, bedoeld in artikel 140-4, is afgesloten.

De bestendige deputatie is verplicht tot inschrijving op de agenda van de provincieraad over te gaan, tenzij de provincieraad klaarblijkelijk in generlei opzicht bevoegd is om over het onderzoek te beslissen.

Indien hieromtrent twijfel bestaat, beslist de provincieraad. »

Art. 73

In dezelfde wet wordt een artikel 140-8 ingevoegd, luidende :

« Art. 140-8. ­ Elke beslissing over het houden van een volksraadpleging wordt uitdrukkelijk gemotiveerd.

Het voorgaande lid is tevens van toepassing op elke beslissing die rechtstreeks betrekking heeft op een aangelegenheid die het onderwerp is geweest van een raadpleging. »

Art. 74

In dezelfde wet wordt een artikel 140-9 ingevoegd, luidende :

« Art. 140-9. ­ Ten minste één maand vóór de dag van de raadpleging stelt het provinciebestuur aan de inwoners een brochure ter beschikking waarin het onderwerp van de raadpleging op een objectieve manier wordt uiteengezet. Deze brochure bevat bovendien de gemotiveerde nota, bedoeld in artikel 140-2, tweede lid, alsmede de vraag of vragen waarover de inwoners zullen worden geraadpleegd. »

Art. 75

In dezelfde wet wordt een artikel 140-10 ingevoegd, luidende :

« Art. 140-10. ­ De vragen moeten op zulkdanige manier geformuleerd zijn dat met ja of neen kan worden geantwoord. »

Art. 76

In dezelfde wet wordt een artikel 140-11 ingevoegd, luidende :

« Art. 140-11. ­ De Koning bepaalt bij een in Ministerraad overlegd besluit de nadere procedureregels voor het houden van een provinciale volksraadpleging, naar analogie van de procedure bedoeld in de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provincieraadsverkiezingen voor de verkiezing van de provincieraadsleden. »

Art. 77

In dezelfde wet wordt een artikel 140-12 ingevoegd, luidende :

« Art. 140-12. ­ De Koning bepaalt de wijze waarop de uitslag van de raadpleging aan de bevolking bekendgemaakt wordt. »

Art. 78

In dezelfde wet worden opgeheven :

1º artikel 77, gewijzigd bij de wet van 27 mei 1975;

2º artikel 140sexies, ingevoegd bij de wet van 16 juli 1993;

3º de artikelen 140septies en 140octies, ingevoegd bij de wet van 11 juli 1994.

Art. 79

Artikel 143 van dezelfde wet, opgeheven door de wet van 27 mei 1975, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing:

« Art. 143. ­ Artikel 66, vierde lid, van de provinciewet van 30 april 1836 blijft van kracht tot de datum van inwerkingtreding van de nieuwe begrotings-, financiële en boekhoudkundige voorschriften van de provincies, die de Koning overeenkomstig artikel 66 van deze wet moet vaststellen. »

Art. 80

Artikel 144 van dezelfde wet, opgeheven door de wet van 27 mei 1975, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing:

« Art. 144. ­ De artikelen 113bis, eerste, tweede, derde en vijfde lid, en 114 van de provinciewet van 30 april 1836 blijven van kracht tot de door de Koning vastgestelde datum van inwerkingtreding van de bepalingen van titel VIIbis van dezelfde wet. De inwerkingtreding moet geschieden op de eerste januari van het kalenderjaar dat Hij aanduidt.

Artikel 113bis, vierde lid, blijft van kracht voor de rekenplichtigen die na de inwerkingtreding van titel VIIbis van deze wet met pensioen gaan.

Wanneer de bepalingen van de voormelde titel VIIbis in werking treden, moeten de eindrekeningen van de provinciale rekenplichtigen afgesloten en goedgekeurd worden en, in voorkomend geval, moet hun kwijting worden verleend, behalve voor degene die provinciaal ontvanger wordt. »

Art. 81

Artikel 145 van dezelfde wet, opgeheven door de wet van 27 mei 1975, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing:

« Art. 145. ­ De artikelen 114bis, 114ter en 114quater van de provinciewet van 30 april 1836 houden op van kracht te zijn op de datum van inwerkingtreding van de bepalingen van titel VIIter van dezelfde wet, behalve wat betreft het opmaken van de rekeningen betreffende de financiële en boekhoudkundige verrichtingen die tot op dat tijdstip gedaan worden, en de goedkeuring van die rekeningen. »

Art. 82

In artikel 1 van de wet van 1 juli 1860 tot wijziging van de provinciewet en de gemeentewet wat betreft de eedaflegging, worden de woorden « de vertrouwenspersonen bedoeld in artikel 63bis van de provinciewet van 30 april 1836 » ingevoegd na de woorden « De provincieraadsleden ».

Art. 83

In artikel 2, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden « en de vertrouwenspersonen bedoeld in artikel 63bis van de provinciewet van 30 april 1836 » ingevoegd na de woorden « De provincieraadsleden ».


B. SUBAMENDEMENTEN NRS. 84 TOT 144 (Gerangschikt volgens artikel)

Titel

Nr. 84 VAN MEVR. CORNET D'ELZIUS

Het opschrift van het wetsvoorstel aanvullen als volgt : « en van de wet van 1 juli 1860 tot wijziging van de provinciewet en de gemeentewet wat betreft de eedaflegging ».

Art. 3

Nr. 85 VAN DE HEER PINOIE EN MEVR. THIJS

Dit artikel vervangen als volgt :

« In artikel 4 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 3 april 1973, 6 juli 1987 en 28 december 1994, worden het eerste tot het derde lid vervangen als volgt :

« De gouverneur is de commissaris van de Regering in de provincie.

De gouverneurs worden benoemd en afgezet door de Koning.

De griffiers worden benoemd, geschorst en afgezet door de provincieraad. Om tot provinciegriffier te kunnen worden benoemd, moeten de kandidaten ten minste 25 jaar oud zijn. De Koning bepaalt de andere benoemingsvoorwaarden, alsmede de schorsings- en afzettingsvoorwaarden die gelden voor de griffiers.

De griffiers leggen de eed af in handen van de voorzitter van de provincieraad. »

Art. 5

Nr. 86 VAN DE HEER PINOIE C.S.

Dit artikel wordt vervangen als volgt :

« Artikel 5. ­ Artikel 47 van de provinciewet, gewijzigd bij de wet van 27 mei 1975, wordt vervangen als volgt :

« De raad kan geen besluit nemen indien niet de meerderheid van de leden aanwezig is.

De raad kan echter, indien hij tweemaal bijeengeroepen is zonder dat het vereiste aantal leden is opgekomen, na een derde en laatste oproeping, ongeacht het aantal aanwezige leden, een beslissing nemen over de onderwerpen die voor de derde maal op de agenda voorkomen.

De tweede en de derde oproeping moeten geschieden overeenkomstig de voorschriften van artikel 57, en er moet vermeld worden of de oproeping voor de tweede of de derde maal geschiedt; bovendien moeten de bepalingen van de twee vorige leden in de derde oproeping woordelijk worden overgenomen. »

Art. 7

Nr. 89 VAN MEVR. CORNET D'ELZIUS

Aan de tekst voorgesteld ter aanvulling van artikel 50 een nieuw lid toevoegen, luidende :

« De inwoners van de provincie hebben het recht schriftelijk uitleg te vragen over de beraadslagingen en de besluiten van de provincieraad of de bestendige deputatie. Met inachtneming van de bepalingen van het reglement van orde antwoordt een commissie ad hoc daarop tijdens haar vergaderingen, tenzij die commissie beslist dat daarop eerst zal worden geantwoord aan het slot van de volgende vergadering van de provincieraad. »

Nr. 90 VAN MEVR. CORNET D'ELZIUS

(Subsidiair amendement op amendement nr. 89)

Aan de tekst voorgesteld ter aanvulling van artikel 50 een nieuw lid toevoegen, luidende :

« De inwoners van de provincie hebben het recht schriftelijk uitleg te vragen over de beraadslagingen en de besluiten van de provincieraad of de bestendige deputatie, met inachtneming van de bepalingen van het reglement van orde. »

Art. 10bis (nieuw)

Nr. 91 VAN MEVR. CORNET D'ELZIUS C.S.

Een artikel 10bis invoegen, luidende :

« Art. 10bis. ­ In dezelfde wet wordt een artikel 56bis ingevoegd, luidende :

« Art. 56bis. ­ Uiterlijk zeven vrije dagen na de vergadering van de provincieraad wordt een beknopt verslag van de beraadslagingen en besluiten opgesteld, met inbegrip van de uitslag van de stemmingen, en aan de raadsleden toegezonden.

Bij naamstemmingen wordt de stemhouding van de onderscheiden raadsleden vermeld.

Het reglement van orde bepaalt de nadere regels voor het opstellen van dit verslag. »

Art. 11

Nr. 95 VAN DE HEER PINOIE C.S.

Het voorgestelde artikel 57 wijzigen als volgt :

1º In § 1 de volgende wijzigingen aanbrengen :

a) In het eerste lid het eerste zinsdeel vervangen als volgt :

« De oproeping geschiedt schriftelijk en aan huis, ten minste zeven vrije dagen vóór de dag van de vergadering; »

b) Tussen het tweede en het derde lid het volgende lid invoegen :

« In spoedeisende gevallen kan de in het eerste lid bedoelde termijn van oproeping worden ingekort, zonder evenwel korter te zijn dan een vrije dag vóór de dag van de vergadering. »

2º Paragraaf 2 aanvullen met het volgende lid :

« Het reglement van orde bedoeld in artikel 50, § 1, kan voorschrijven dat de griffier of de door hem aangewezen ambtenaren, aan de raadsleden die erom verzoeken technische inlichtingen verstrekken over in het dossier voorkomende stukken; in dat geval worden in het reglement van orde tevens de regels bepaald voor het verstrekken van die technische inlichtingen. »

3º In § 3 de volgende wijzigingen aanbrengen :

a) In het eerste lid de woorden « en moeilijk te herstellen » doen vervallen;

b) Het derde lid doen vervallen.

Art. 12

Nr. 96 VAN DE HEER PINOIE C.S.

In het tweede lid van het voorgestelde artikel 57bis de woorden « deze termijn geldt niet voor » vervangen door de woorden « deze termijn is niet van toepassing op ».

Nr. 97 VAN DE HEER PINOIE C.S.

In het tweede lid van het voorgestelde artikel 57bis de woorden « tenminste twee vrije dagen voor de dag van de vergadering » vervangen door de woorden « binnen een nog lopende termijn ».

Art. 13

Nr. 98 VAN DE HEER PINOIE C.S.

In het tweede lid van het voorgestelde artikel 58 de woorden « gerechtelijke vervolgingen, indien daartoe grond bestaat » vervangen door de woorden « vervolgingen, indien het feit daartoe grond oplevert ».

Art. 15

Nr. 99 VAN MEVR. CORNET D'ELZIUS

Het 4º van het voorgestelde artikel 63 aanvullen met de woorden « of in geval van schorsing bij ordemaatregel ».

Art. 16

Nr. 100 VAN DE HEER PINOIE C.S.

Het voorgestelde artikel 63bis wijzigen als volgt :

1º In het eerste lid van de Franse tekst, de woorden « se trouve dans l'impossibilité de remplir son mandat de manière autonome, peut se faire assister dans l'exercice de celui-ci » vervangen door de woorden « ne peut exercer seul son mandat peut, pour l'accomplissement de ce mandat, se faire assister »;

2 In het derde lid de eerste volzin vervangen als volgt :

« Bij het verlenen van de bijstand krijgt de vertrouwenspersoon dezelfde middelen ter beschikking en heeft hij dezelfde verplichtingen als het raadslid. »

Art. 18

Nr. 92 VAN MEVR. CORNET D'ELZIUS

In het eerste lid van het voorgestelde artikel 65 tussen het woord « onderwerp » en het woord « dat » invoegen de woorden « dat gedeeltelijk tot de bevoegdheid van de provincie behoort of ».

Nr. 131 VAN DE HEER NOTHOMB

In het eerste lid van het voorgestelde artikel 65 tussen de woorden « de hogere overheid » en de woorden « wordt voorgelegd » invoegen de woorden « of door een of meer gemeenten ».

Art. 19

Nr. 106 VAN DE HEER PINOIE EN MEVR. VAN DER WILDT

Het voorgestelde artikel 65bis vervangen door de volgende bepalingen :

« Art. 65bis. ­ § 1. Geen akte, geen stuk betreffende het bestuur van de provincie mag aan het onderzoek van de leden van de raad worden onttrokken, ook niet indien die akte of dat stuk betrekking heeft op een aan de gouverneur of de bestendige deputatie toegewezen opdracht.

Een register van inkomende en uitgaande stukken wordt bijgehouden in de diensten en instellingen van de provincie.

Aan de provincieraadsleden wordt een afschrift van de akten en stukken afgegeven wanneer zij daarom verzoeken bij de griffier van de provincie.

De provincieraadsleden ontvangen op hun verzoek een afschrift van de notulen van de vergaderingen van de bestendige deputatie binnen 15 dagen na die vergaderingen.

§ 2. De provincieraadsleden mogen alle inrichtingen en diensten bezoeken die de provincie opricht en beheert.

Het in artikel 50 bedoelde reglement bepaalt op welke wijze en op welk tijdstip het inzage- en bezoekrecht kunnen worden uitgeoefend, alsmede onder welke voorwaarden een afschrift van de akten of stukken kan worden verkregen. Voor het verkrijgen van een afschrift van de akten of stukken kan een vergoeding aangerekend worden die overeenstemt met de kostprijs, zonder dat de personeelskosten op enigerlei wijze in rekening mogen worden gebracht.

§ 3. De leden van de provincieraad hebben het recht vragen te stellen aan de bestendige deputatie of aan de gouverneur over de aangelegenheden die het bestuur van de provincie betreffen.

Behoudens uitzonderingen die de wet bepaalt en zonder op enige wijze afbreuk te doen aan de aan de gouverneur of de bestendige deputatie toegekende bevoegdheden, hebben de leden van de provincieraad het recht om geïnformeerd te worden door de gouverneur of door de bestendige deputatie over de wijze waarop ze hun bevoegdheden uitoefenen.

Om de leden van de provincieraad de kans te bieden mondelinge vragen over actuele onderwerpen te stellen, wordt aan het begin van iedere vergadering van de raad één uur uitgetrokken.

Voorts hebben de leden van de raad ook het recht schriftelijke vragen te stellen waarop geantwoord moet worden binnen een termijn van twintig werkdagen. Die vragen en antwoorden moeten verschijnen in een daartoe uitgegeven bulletin.

Het in artikel 50 bedoelde reglement bepaalt de nadere regels voor de toepassing van dit artikel.

Het vraagrecht kan geen betrekking hebben op dossiers van administratief toezicht ten aanzien van gemeenten en openbare centra voor maatschappelijk welzijn. »

Nr. 135 VAN MEVR. THIJS

In het voorgestelde artikel 65bis de volgende wijzigingen aanbrengen :

1º Het eerste lid van de eerste paragraaf vervangen door de volgende bepaling :

« Geen akte, geen stuk betreffende het bestuur van de provincie mag aan het onderzoek van de leden van de raad worden ontrokken, ook niet indien die akte of dat stuk betrekking heeft op een aan de gouverneur of de bestendige deputatie toegewezen opdracht. »

2º In het laatste lid van dezelfde paragraaf de zinsnede doen vervallen vanaf « behalve in het geval ».

3º Het tweede lid van paragraaf 3 vervangen door de volgende bepaling :

« Behoudens uitzonderingen die de wet bepaalt en zonder op enige wijze afbreuk te doen aan de aan de gouverneur of de bestendige deputatie toegekende bevoegdheden, hebben de leden van de provincieraad het recht om geïnformeerd te worden door de gouverneur of door de bestendige deputatie over de wijze waarop ze hun bevoegdheden uitoefenen. »

Art. 20

Nr. 107 VAN DE HEER PINOIE EN MEVR. VAN DER WILDT

Artikel 20 vervangen door de volgende bepalingen :

« Art. 20. ­ Artikel 66 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 11 juli 1952, 20 juni 1963, 6 januari 1984 en 15 maart 1991, wordt vervangen door de volgende bepaling :

« Artikel 66. ­ § 1. De Koning bepaalt de begrotings-, de financiële en de boekhoudkundige voorschriften van de provincies volgens de principes van de dubbele boekhouding, alsook de nadere regels voor de uitoefening van de taken van de provinciale ontvanger en van de ontvangers en rekenplichtigen, bedoeld in artikel 114.

§ 2. Ieder jaar legt de bestendige deputatie tijdens een vergadering die wordt gehouden in de maand oktober, aan de provincieraad het ontwerp voor van begroting voor het volgende dienstjaar, alsook de rekeningen voor het vorige jaar. De bestendige deputatie legt aan de raad eveneens een algemene beleidsnota voor waarin de situatie van de provincie betreffende haar administratie wordt uiteengezet. Deze nota wordt bekendgemaakt in het « Bestuursmemoriaal ». De bestendige deputatie legt aan de Raad eveneens alle andere voorstellen voor die zijn nuttig acht.

§ 3. Naar aanleiding van de bespreking van de begrotingen en de rekeningen, bespreekt de provincieraad op grondige wijze de in § 2 bedoelde nota. Hij bespreekt eveneens het beleid van de verschillende intercommunales of verenigingen waaraan de provincie deelneemt en in het beheer waarvan zij vertegenwoordigd is.

§ 4. Ieder jaar stelt de provincieraad de rekeningen van de provincie over het vorige jaar vast. De jaarrekeningen omvatten de begrotingsrekening, de resultatenrekening en de balans;

Bovendien stemt hij ieder jaar de begroting van de uitgaven voor het volgende dienstjaar en de middelen om daarin te voorzien en dit ten laatste op 31 oktober.

Alle ontvangsten en uitgaven van de provincie moeten op de begroting en in de rekeningen gebracht worden. »

Nr. 143 VAN DE HEER PINOIE C.S.

Paragraaf 2 van het voorgestelde artikel 66 vervangen als volgt :

« § 2. Ieder jaar legt de bestendige deputatie, tijdens een vergadering die wordt gehouden in de maand oktober, aan de provincieraad het ontwerp voor van begroting voor het volgende dienstjaar, de rekeningen over het vorige dienstjaar alsook een algemene beleidsnota.

Deze beleidsnota bevat minstens de beleidsprioriteiten en -doelstellingen, de begrotingsmiddelen en de termijn waarbinnen deze prioriteiten en doelstellingen gerealiseerd moeten worden.

Het ontwerp van begroting en de bijbehorende algemene beleidsnota worden aan ieder lid van de provincieraad bezorgd ten minste zeven vrije dagen vóór de dag van de vergadering waarop deze zullen worden besproken.

Deze nota wordt bekendgemaakt in het « Bestuursmemoriaal ». De bestendige deputatie legt aan de raad eveneens alle andere voorstellen voor die zij nuttig acht. »

Art. 20bis (nieuw)

Nr. 134 VAN DE HEER NOTHOMB

Een artikel 20bis (nieuw) invoegen, luidende :

« Art. 20bis. ­ Artikel 69, 9º, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 27 mei 1975, wordt vervangen als volgt :

« 9º de uitgaven betreffende de kathedrale kerken, de bisschopshuizen en de bisschoppelijke seminaries overeenkomstig de decreten van 18 germinal jaar XI en 30 december 1809. »

Art. 22

Nr. 93 VAN MEVR. CORNET D'ELZIUS

In dit artikel de woorden « de tweede zin » vervangen door de woorden « het tweede lid ».

Art. 23

Nr. 108 VAN DE HEER PINOIE EN MEVR. VAN DER WILDT

Dit artikel wijzigen als volgt :

« Art. 23. ­ Artikel 75, derde lid, van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepalingen :

« In gevallen van dringende spoed die voortvloeien uit niet te voorziene omstandigheden, kan de bestendige deputatie, op eigen initiatief, de in het eerste lid bedoelde bevoegdheden van de raad uitoefenen.

Haar besluit wordt medegedeeld aan de provincieraad, die er tijdens zijn volgende zitting akte van neemt. »

Art. 23bis (nieuw)

Nr. 109 VAN DE HEER PINOIE EN MEVR. VAN DER WILDT

Een artikel 23bis (nieuw) invoegen, luidende :

« Art. 23bis. ­ In artikel 78, tweede lid, van dezelfde wet de tweede zin doen vervallen. »

Art. 24

Nr. 110 VAN DE HEER PINOIE EN MEVR. VAN DER WILDT

De tekst van § 2 voorgesteld in het 3º van dit artikel vervangen als volgt :

« § 2. De leden van de bestendige deputatie worden door de raad uit zijn midden verkozen.

In geval van vernieuwing van de provincieraad kunnen de verkozenen voor de raad kandidaten voordragen met het oog op deze verkiezing. Hiervoor moet per mandaat een gedagtekende akte van voordracht worden neergelegd in handen van de gouverneur, uiterlijk drie dagen vóór de zitting van de aanstelling van de raad.

Om ontvankelijk te zijn, moeten de akten van voordracht ondertekend zijn ten minste door een meerderheid van hen die op dezelfde lijst zijn verkozen als de voorgedragen kandidaat. Ingeval de lijst waarop de kandidaat voorkomt slechts twee verkozenen telt, volstaat, voor de naleving van wat voorafgaat, de handtekening van één onder hen. Behoudens in geval van overlijden of afstand van het mandaat van provincieraadslid door een voorgedragen kandidaat, kan niemand meer dan één akte van voordracht ondertekenen voor hetzelfde mandaat.

Wanneer geen enkele voordracht van kandidaten geschied is overeenkomstig het hierboven vermelde lid of wanneer de schriftelijk voorgedragen kandidaturen niet volstaan om de bestendige deputatie volledig samen te stellen, kunnen ter zitting kandidaten mondeling worden voorgedragen, met uitsluiting van de schriftelijk voorgedragen kandidaten en die niet verkozen zijn.

De verkiezing geschiedt bij geheime stemming en bij volstrekte meerderheid, door zoveel afzonderlijke stemmingen als er bestendig afgevaardigden te kiezen zijn. De rang van de afgevaardigden wordt bepaald door de volgorde van de stemmingen.

Wanneer voor een te begeven mandaat slechts één kandidaat is voorgedragen, geschiedt de stemming in één ronde; in elk ander geval en indien na twee stemmingen geen kandidaat de meerderheid heeft verkregen, geschiedt de herstemming over de twee kandidaten die de meeste stemmen hebben behaald; staken de stemmen bij de herstemming, dan is het lid dat de meeste anciënniteit heeft als lid van de bestendige deputatie verkozen. »

Nr. 136 VAN MEVR. THIJS

Het eerste lid van § 2 voorgesteld in het 3º van dit artikel, aanvullen met de volgende bepaling :

« Ook in dit geval moeten de kandidaten voorgedragen worden door een meerderheid van de verkozenen van hun lijst.

Ingeval voor de vergadering voldoende kandidaten zijn voorgedragen en de stemming niet het vereiste aantal mandaten oplevert, dient voor de niet opgenomen mandaten de hele procedure te worden overgedaan. »

Art. 24bis (nieuw)

Nr. 101 VAN MEVROUW CORNET D'ELZIUS EN DE HEER FORET

Een artikel 24bis (nieuw) invoegen, luidende :

« In dezelfde wet wordt een artikel 96bis ingevoegd, luidende :

« Art. 96bis. ­ De voorzitter, de ondervoorzitter(s) en de leden van het bureau van de provincieraad kunnen geen lid zijn van de bestendige deputatie. »

Art. 25

Nr. 87 VAN DE HEER MOUTON C.S.

Dit artikel doen vervallen.

Art. 27

Nr. 88 VAN DE HEER MOUTON C.S.

Dit artikel doen vervallen.

Nr. 132 VAN DE HEER NOTHOMB

Dit artikel doen vervallen.

Art. 29

Nr. 111 VAN DE HEER PINOIE EN MEVR. VAN DER WILDT

In het 2º van dit artikel de woorden « wijst de rapporteur aan » vervangen door de woorden « kan de rapporteur aanwijzen ».

Nr. 133 VAN DE HEER NOTHOMB

In de voorgestelde wijzigingen van artikel 104, eerste lid, de tweede volzin vervangen als volgt : « De voorzitter is stemgerechtigd ».

Art. 30

Nr. 112 VAN DE HEER PINOIE EN MEVR. VAN DER WILDT

Het 2º van dit artikel doen vervallen.

Nr. 137 VAN MEVR. THIJS

Dit artikel wijzigen als volgt :

1º Een nieuw 1º invoegen, luidende :

« Het derde lid wordt vervangen als volgt :

« De bestendige deputatie draagt zorg voor het voorafgaand onderzoek van alle zaken die aan de raad of aan haarzelf worden onderworpen. »

2º Het 1º en 2º vernummeren tot 2º en 3º.

Art. 30bis (nieuw)

Nr. 113 VAN DE HEER PINOIE EN MEVR. VAN DER WILDT

Een artikel 30bis (nieuw) invoegen, luidende :

« Artikel 107 van dezelfde wet opgeheven door artikel 6 van de wet van 6 januari 1984, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing :

« De bestendige deputatie is verantwoordelijk voor de organisatie van het archief van de provinciebestuur. »

Nr. 140 VAN DE HEER PINOIE C.S.

Het tweede lid van het voorgestelde artikel 30bis (nieuw) vervangen door de volgende bepaling :

« De bestendige deputatie is verantwoordelijk voor de instandhouding, de organisatie en het beheer van het archief van het provinciebestuur. »

Art. 32

Nr. 114 VAN DE HEER PINOIE EN MEVR. VAN DER WILDT

Het 2º, het 3º en het 4º van dit artikel vervangen als volgt :

« 2º Het tweede lid wordt vervangen als volgt :

« De bevelschriften worden ondertekend door de gouverneur en door de griffier; »

3º Het derde, vijfde en zevende lid vervallen;

4º In het negende lid, dat het vijfde wordt, vervallen de woorden « en de comptabiliteit. »

Art. 35

Nr. 115 VAN DE HEER PINOIE EN MEVR. VAN DER WILDT

In het voorgestelde artikel 113bis van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º In § 2, tweede lid, het woord « kan » vervangen door « wordt » en de woorden « benoemd worden » door « benoemd ».

2º Paragraaf 3 vervangen door de volgende bepaling :

« § 3. Vooraleer in functie te treden, legt de provinciale ontvanger de eed af tijdens een openbare vergadering van de provincieraad, in handen van de voorzitter.

Daarvan wordt proces-verbaal opgemaakt.

De ontvanger die zonder wettige reden de eed niet aflegt, na daartoe bij een ter post aangetekend schrijven uitgenodigd te zijn voor de eerstvolgende vergadering van de provincieraad, wordt geacht te verzaken aan zijn benoeming. »

3º Paragraaf 4 wordt aangevuld met een tweede lid, luidende :

« Elk jaar legt hij bij het Rekenhof op de datum, vastgesteld door de reglementering betreffende de boekhouding van de provincies, rekenschap af van zijn beheer ».

Nr. 144 VAN MEVROUW LEDUC C.S.

In het voorgestelde artikel 113bis, § 2, een derde lid invoegen, luidende :

« Indien dit niet gebeurt, wordt de vastbenoemde rekenplichtige door de provincieraad van rechtswege benoemd tot adjunct-provincieontvanger met behoud van zijn wedde en de daaraan verbonden voordelen. »

Art. 38

Nr. 116 VAN DE HEER PINOIE EN MEVR. VAN DER WILDT

In het voorgestelde artikel 113quinquies , een tweede lid toevoegen, luidende :

« De bestendige deputatie zorgt dat de zekerheid werkelijk gesteld wordt en te bekwamer tijd vernieuwd wordt. »

Art. 41

Nr. 117 VAN DE HEER PINOIE EN MEVR. VAN DER WILDT

Het laatste lid van het voorgestelde artikel 113octies schrappen.

Art. 42

Nr. 118 VAN DE HEER PINOIE EN MEVR. VAN DER WILDT

Het voorgestelde artikel 113novies aanvullen met een tweede lid, luidende :

« De diensten die de provincieontvanger, vóór zijn benoeming in die hoedanigheid, heeft vervuld bij de rijks-, gewest-, provincie- en gemeentebesturen, komen integraal in aanmerking bij de berekening van zijn wedde en van zijn rust- of overlevingspensioen ten bezware van de provincie. »

Art. 43

Nr. 119 VAN DE HEER PINOIE EN MEVR. VAN DER WILDT

Het voorgestelde artikel 113decies aanvullen met een vierde lid, luidende :

« De provincieraad legt een tuchtstraf op aan de provincieontvanger die de verbodsbepalingen bedoeld in het eerste en het tweede lid overtreedt. »

Art. 44

Nr. 120 VAN DE HEER PINOIE EN MEVR. VAN DER WILDT

In het voorgestelde artikel 113undecies de volgende wijzigingen aanbrengen :

1º In het eerste lid de woorden « aan de provincieraad die de eindafrekening afsluit en de provincieontvanger kwijting verleent of een tekort vaststelt » vervangen door de woorden « aan het Rekenhof dat de eindafrekening definitief afsluit volgens de modaliteiten die voorgeschreven worden in artikel 10 tot 13 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof. »;

2º Het tweede en het derde lid doen vervallen.

Art. 49

Nr. 121 VAN DE HEER PINOIE EN MEVR. VAN DER WILDT

Het derde lid van § 2 van het voorgestelde artikel 114sexies, vervangen als volgt :

« De provincieraad wijst de leden van de raad van bestuur van het autonome provinciebedrijf aan. Deze bestaat uit een aantal leden dat niet groter mag zijn dan een vijfde van het aantal provincieraadsleden. De meerderheid van de raad van bestuur bestaat uit leden van de provincieraad. Elke fractie is erin vertegenwoordigd. »

Art. 56

Nr. 122 VAN DE HEER PINOIE EN MEVR. VAN DER WILDT

Het artikel doen vervallen.

Nr. 141 VAN DE HEER NOTHOMB C.S.

In het eerste lid van het voorgestelde artikel 114 terdecies de woorden « De provincies kunnen toetreden tot instellingen en verenigingen die » vervangen door de woorden « De provincies kunnen bij besluit van de provincieraad deelnemen aan of zich laten vertegenwoordigen in instellingen en verenigingen die ».

Nr. 142 VAN DE HEER MOUTON C.S.

In het vijfde lid van het voorgestelde artikel 114terdecies de woorden « zijn de provincieraadsleden die in de organen van die verenigingen en instellingen de provincie vertegenwoordigen, gehouden ontslag te nemen uit die functie » vervangen door de woorden « zijn de vertegenwoordigers van de provincie in de organen van die verenigingen en instellingen gehouden ontslag te nemen uit hun functie ».

Art. 57

Nr. 123 VAN DE HEER PINOIE EN MEVR. VAN DER WILDT

Het voorgestelde artikel vervangen als volgt :

« Na artikel 114duodecies van dezelfde wet wordt een titel VIIquater ingevoegd, met als opschrift « Reglementen en verordeningen van de provincieraad of van de bestendige deputatie », die de artikelen 116 tot 118 bevat. »

Art. 58

Nr. 124 VAN DE HEER PINOIE EN MEVR. VAN DER WILDT

Het voorgestelde artikel vervangen als volgt :

« Artikel 115 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 11 juli 1952 en 6 januari 1984, wordt opgeheven. »

Art. 60

Nr. 125 VAN DE HEER PINOIE EN MEVR. VAN DER WILDT

In het eerste lid, van § 2 van het voorgestelde artikel 118 de woorden « voorzitter van de bestendige deputatie » vervangen door het woord « gouverneur ».

Art. 61

Nr. 126 VAN DE HEER PINOIE EN MEVR. VAN DER WILDT

Het artikel doen vervallen.

Nr. 138 VAN MEVR. THIJS

Het voorgestelde artikel 118bis aanvullen met de volgende tekst :

« Het beheer ervan wordt toevertrouwd aan de provinciearchivaris. De provinciegriffier houdt toezicht over het beheer. »

Art. 64bis (nieuw)

Nr. 102 VAN MEVROUW CORNET D'ELZIUS EN DE HEER FORET

Een artikel 64bis (nieuw) invoegen, luidende :

« In artikel 140 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 27 mei 1975, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º In § 1, 4º, worden tussen de woorden « de Staat » en de woorden « de provincie » ingevoegd de woorden « de Gemeenschappen »;

2º In § 1, 5º, worden de woorden « de commissies van openbare onderstand » vervangen door de woorden « de openbare centra voor maatschappelijk welzijn ».

Titel Xbis (art. 65 tot en met 77)

Nr. 139 VAN MEVR. THIJS

De voorgestelde titel Xbis (art. 140-1 tot en met 140-12) doen vervallen.

Art. 66

Nr. 94 VAN MEVR. CORNET D'ELZIUS

In het tweede lid van het voorgestelde artikel 140-1 de woorden « van elk administratief arrondissement » doen vervallen.

Art. 70

Nr. 103 VAN MEVROUW CORNET D'ELZIUS EN DE HEER FORET

Het laatste lid van het voorgestelde artikel 140-5 doen vervallen.

Art. 71

Nr. 104 VAN MEVROUW CORNET D'ELZIUS EN DE HEER FORET

In het eerste lid van het voorgestelde artikel 140-6 tussen de cijfers « 72 » en « 75 » invoegen het cijfer « 73 ».

Art. 77

Nr. 105 VAN MEVROUW CORNET D'ELZIUS EN DE HEER FORET

De tekst van het voorgestelde artikel 140-12 laten voorafgaan door een nieuw eerste lid, luidende :

« Het bekendmaken van of het verwijzen naar de uitslag van een volksraadpleging is alleen dan toegestaan wanneer het opkomstpercentage uitdrukkelijk wordt vermeld. »

Art. 79

Nr. 127 VAN DE HEER PINOIE EN MEVR. VAN DER WILDT

Het in dit artikel voorgestelde artikel van de provinciewet vernummeren tot artikel 141.

Art. 80

Nr. 128 VAN DE HEER PINOIE EN MEVR. VAN DER WILDT

Het in dit artikel voorgestelde artikel van de provinciewet vernummeren tot artikel 142.

Art. 81

Nr. 129 VAN DE HEER PINOIE EN MEVR. VAN DER WILDT

Het in dit artikel voorgestelde artikel van de provinciewet vernummeren tot artikel 143.

Art. 84 (nieuw)

Nr. 130 VAN DE HEER PINOIE ET MEVR. VAN DER WILDT

Een artikel 84 (nieuw) invoegen, luidende :

« Art. 84. ­ De Koning kan de bestaande wetgevende bepalingen wijzigen om ze in overeenstemming te brengen met de provinciewet.

Hij kan de provinciewet wijzigen om deze in overeenstemming te brengen met de wetgevende bepalingen die haar impliciet zouden wijzigen. »