Baron Paul de Favereau wordt op 15 januari 1856 geboren als telg van een vooraanstaand adellijk geslacht uit het dorpje Bende-Jenneret, in de Luxemburgse Ardennen. De familie is intens vergroeid met het dorp. Van 1830 tot de jaren 1970 levert ze generaties lang onafgebroken de burgemeester.
De carrière van Paul de Favereau verloopt zoals toen verwacht werd van de jongemannen van stand. Hij studeert rechten en zoekt vervolgens zijn weg in de Belgische politiek. Zijn eerste ervaringen doet hij op als provincieraadslid in Luxemburg. In 1884 wordt hij verkozen als lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers. Vanaf 1900 zetelt hij in de Senaat.
De Favereau is ook actief als bestuurder van verschillende bedrijven. Vanuit die functie interesseert hij zich in het bijzonder voor de uitbreiding van de handel en de industrie Zijn kennis ter zake en zijn sérieux vallen ook Koning Leopold II op. Paul de Favereau wordt Minister van Buitenlandse zaken. Meer dan 10 jaar, van 1896 tot 1907, bekleedt hij deze functie. Hij reist de wereld rond in dienst van het jonge België. Een groot deel van zijn tijd gaat naar Afrika, maar zijn voornaamste werkterrein is China, waar hij de Belgische ondernemingen ondersteunt bij de bouw van de spoorweg Peking-Hankou.
Na zijn buitenlandcarrière concentreert de Favereau zich op de Senaat. De tactvolle edelman is er graag gezien. In 1911 wordt hij Voorzitter van zijn geliefde Hoge Assemblee. Ook deze functie is hem in goede, maar ook in de op til zijnde slechte tijden, op het lijf geschreven.
In een andere "Sporen uit het verleden", Eugène Goblet d'Alviella, senator en minister... kan je lezen over de Duitse inval en de Belgische regering die in allerijl vertrekt naar het Franse badplaatsje Sainte-Adresse. Voor de parlementsleden wacht een andere taak. Regeringsleider de Broqueville is duidelijk. Ze moeten chaos in eigen land proberen te vermijden en in hun eigen regio de kalmte helpen te bewaren door middel van hun invloed en het vertrouwen dat ze genieten.
Paul de Favereau vertrekt naar zijn geboortedorp Bende-Jenneret, de onzekerheid tegemoet. Vanaf dan werd de communicatie extreem moeilijk. Hoe zou hij zijn dorp aantreffen? Was hij er in veiligheid? Wist hij wat er gebeurde in de rest van de wereld?
In een brief van Arthur Campioni, griffier van de Senaat, gedateerd op 7 augustus 1914, lezen we dat de telegrafielijnen zijn doorgeknipt en dat er op dat moment enkel per brief kan gecommuniceerd worden. De griffier is duidelijk bekommerd om het lot van zijn Voorzitter en schrijft: "U bevindt zich waarschijnlijk te midden van de invasie. Mogen u en uw naasten met de hulp van God deze beproeving veilig en wel doorstaan!"
De Favereau schrijft tijdens de oorlog een uitgebreide correspondentie bij elkaar, waaruit zijn betrokkenheid blijkt met zijn dorp, zijn Senaat en zijn land.
In Bende, net zoals overal in België, ontstaat er al snel een tekort aan bijna alles. Paul de Favereau engageert zich, net zoals zoveel notabelen overal te lande, in de lokale afdeling van het Nationale Hulp- en Voedingscomité (NVHC). Zijn buitenlandse contacten blijken nu belangrijk voor de bevoorrading van het dorp. Al in december 1914 bezoekt de ex-diplomaat Brand Whitlock, ambassadeur van de Verenigde Staten. Hij is één van de drie buitenlandse sleutelfiguren die ervoor zorgden dat de Belgische bevolking niet verhongerde. Lees hier meer over in een andere "Sporen uit het verleden": Diplomaten lenigen hongersnood in bezet België
De Favereau doet meer dan enkel de voedselbevoorrading organiseren. Wanneer de Duitse bezetter Belgische burgers en soldaten krijgsgevangen neemt en hen naar kampen in Duitsland voert, komt de lokale bevolking zijn 'Minister' vinden. Gabriël Delvaux uit Bende-Jenneret is één van de gedeporteerden. Uit zijn brieven blijkt hoe belangrijk de morele steun vanuit het thuisfront is: "... In gedachten ben ik steeds bij u, neem ik deel aan de vergaderingen van jongelui in de 'Cercle' en deel ik uw vaderlandslievende angsten, uw ontberingen, uw moeilijkheden, uw hoop. Ik leef op herinnering en hoop..."
De onderwerpen in de brieven zijn uit het leven gegrepen. Gabriël Delvaux verwoordt zijn zorgen over de toekomst van zijn levensgezellin en hun kindje in een intieme passage: "Denkt u dat ik op geldig en zonder problemen in het huwelijk zou kunnen treden indien ik enkele dagen verlof verkrijg om in België door te brengen? Ik zou mij waarschijnlijk elders kunnen wenden, maar ik verkies, mijnheer de Minister, om mij eerst tot u te richten, daar ik in u vertrouwen heb, u mijn gemoedstoestand en mijn beweegredenen beter kent en u jegens mij steeds getuigt van een menslievende belangstelling. Ik verzoek u bijgevolg nederig of u mij kunt zeggen of u iets onwettigs of bezwaarlijks in mijn voornemen ziet."
Als geen ander zijn de parlementsleden die in België blijven getuigen van de immense impact van de deportaties naar Duitsland. Ze kennen de ontreddering van de weggerukte gedeporteerden, maar ook het verdriet en de angst van de achtergebleven familieleden. Een aantal parlementsleden, waaronder Paul de Favereau, klagen deze wantoestanden aan en schrijven meerdere protestbrieven aan de Duitse bezetter. (Nb. De brieven van de Belgische parlementsleden worden al in 1919 gebundeld en gedrukt, opdat dit stukje geschiedenis nooit meer vergeten zou worden. Hierover meer in een latere Sporen.)
Vanuit zijn internationale ervaring en achtergrond denkt Paul de Favereau ook in volle oorlogstijd na over een vredevolle toekomst voor ons land. Zijn ideeën verwoordt hij in juni 1916 in een nota die hij stuurt aan de regering in Sainte-Adresse. Deze treffende passage blijft verbazend actueel: "De gebeurtenissen die wij heden beleven, zullen, naar ik hoop, een gunstige invloed op het wapengekletter hebben. Zij tonen aan dat het sterkste en best voorbereide leger niet in alle gevallen het best ontworpen plan kan verwezenlijken en geen onbetwistbare suprematie betekent. Men zal die moeten zoeken in een ander en vreedzaam domein ten bate van de mensheid."
Op 11 november 1918 zwijgen eindelijk de wapens. Nu breekt voor ons land een chaotische, maar tevens hoopvolle periode aan. Tal van politieke en maatschappelijke hervormingen kondigen zich aan. De senatoren, waaronder ook voorzitter Paul de Favereau, worden gevraagd om aanwezig te zijn op 22 november 1918 voor de zitting van de Verenigde Kamers, een scharniermoment in de Belgische geschiedenis. De Favereau blijft nog tot aan zijn dood voorzitter van de Senaat.
Op 26 september 1922, op amper 66-jarige leeftijd, overlijdt Paul baron de Favereau. Van zodra dit nieuws bekend is, hangen de Kamer, de Senaat en de Ministeries hun vlaggen halfstok als teken van rouw.
De begrafenis vindt plaats in het geliefde thuisdorp. Uit onze archiefstukken weten we dat veel parlementsleden de begrafenis bijwonen en dat er speciaal voor hen een trein wordt gereserveerd vanuit Brussel naar Hamoir.
Zowel de Kamer als de Senaat brengen hulde aan de overledene tijdens de zitting van 18 oktober 1922.
De Senaat heeft alles in het werk gesteld om aan alle wettelijke voorschriften inzake de auteursrechten te voldoen. Rechthebbenden die de Senaat ondanks alle inspanningen niet heeft kunnen opsporen, worden verzocht zich kenbaar te maken.