5-2212/4 | 5-2212/4 |
12 NOVEMBER 2013
I. INLEIDING
Dit wetsvoorstel, dat onder de verplicht bicamerale procedure valt, werd oorspronkelijk ingediend in de Kamer van volksvertegenwoordigers als een ontwerp van de regering op 4 juni 2013 (stuk Kamer, nr. 53-2858/1).
Het werd op ... juli 2013 in de Kamer van volksvertegenwoordigers aangenomen met 90 tegen 98 stemmen en 12 onthoudingen. Het werd dezelfde dag naar de Senaat overgezonden.
Overeenkomstig artikel 27.1, tweede lid, van het Reglement van de Senaat, is de commissie begonnen met de bespreking van het wetsontwerp vóór de eindstemming in de Kamer van volksvertegenwoordigers. De commissie heeft het wetsontwerp besproken tijdens haar vergaderingen van 10, 16 en 18 juli, 30 september, 8 en 23 oktober en 12 november 2013, in aanwezigheid van de minister van Justitie.
II. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE MINISTER VAN JUSTITIE
Een kwarteeuw geleden, na de bloedige reeks van achtentwintig moorden door de zogenaamde bende van Nijvel, kwam een parlementaire onderzoekscommissie naar deze gebeurtenissen onder meer tot de volgende conclusies :
« Bij de instanties die belast zijn met de bestrijding van de criminaliteit heeft de commissie geconstateerd dat er nalatigheden waren en een gebrek aan samenhang en coördinatie. »
« Een andere reden voor het falen van de onderzoeken ligt in de manier waarop de communicatie verloopt binnen de magistratuur en binnen de politiediensten. Dit is onder meer te wijten aan de structuur van de korpsen en aan de strakke indeling van het land in arrondissementen. »
Einde citaat. De politiehervorming is inmiddels doorgevoerd, vandaag kan uw parlement beginnen aan de beloofde hervorming van de rechterlijke orde. Na een kwarteeuw bestuderen, debatteren, en adviseren is het tijd voor beslissingen. Deze hervorming is een van de hoofdambities van deze regering. Ze is in alle opzichten een mijlpaal in de Belgische institutionele geschiedenis, de eerste grote hervorming van onze rechterlijke orde sinds 1830.
Het voorliggende wetsontwerp is het eerste van twee teksten die de gerechtelijke hervorming gestalte moeten geven. Een tweede, over het beheer, zal binnenkort van de Raad van State terugkomen en kan hopelijk nog voor het reces worden ingediend.
De sterkte van de Europese samenleving bestaat erin een rechtstaat te zijn, waar de toegang tot de rechtszekerheid en tot een hoogwaardige justitie aan iedereen gewaarborgd is. Als justitie echter aan twijfel onderhevig is dan raakt dat onze samenlevingin haar diepste pijler, het rechtvaardigheidsgevoel.
Onze burgers stellen terecht hoge eisen aan de rechterlijke macht. Zij kijken, zeker in tijden van onzekerheid, naar haar als de bewaker van onze gemeenschappelijke waarden. Zij kijken naar haar als de waarborg voor meer veiligheid, in een samenleving die aan steeds meer geweld en onzekerheid onderhevig lijkt. Zij verwachten van de rechterlijke macht dat zij meedraaitin een steeds complexer wordende samenleving.
Het korps van magistraten en de wereld van justitie in ons land tellen talloze mensen met veel deskundigheid, bevlogenheid, waardigheid, en engagement. Desondanks daalt het vertrouwen van de bevolking in de justitie sedert vele jaren.
De burgers van ons land wensen niet anders dan dat de magistratuur perfect zou functioneren, dat het imago van justitie en het geloof in het recht onwankelbaar zoudenzijn. Daarom is een hervorming noodzakelijk.
Die hervorming heeft volgende doelstellingen :
1. Beter bestuur en grotere efficiëntie :
Zoals al een kwarteeuw geleden in dit Parlement werd vastgesteld, zijn de taken en middelen van zetel en openbaar ministerie versnipperd over teveel rechtbanken en teveel rechtsgebieden. Middelen en personeelsbestand worden bovendien centraal aangestuurd vanuit Brussel, vergen vaak wettelijke bepalingen of Koninklijke besluiten. De organisatorische structuur en het dagelijks materieel beheer in de afzonderlijke rechtsgebieden is daarom vaak problematisch. Dat moet dus beter en efficiënter.
2. Het wegwerken van de achterstand en het sneller recht spreken :
Lange termijnen bij procedures en processen, en de onzekerheid daarover, zorgen voor onvrede bij de rechtshorigen en het publiek, en voor economische schade. Ze doen velen aarzelen of afzien van rechtsprocedures, en verstoren dus het algemeen rechtsgevoel. Ze vloeien voort uit te zware procedures, het misbruik ervan om de normale rechtsgang te belemmeren en het gebrek aan organisatorisch management van rechtszaken. Grotere efficiëntie en kortere procedures zullen ertoe leiden dat de burger een betere toegang zal hebben tot het rechtssysteem. Daarnaast zal uiteraard ook een herziening van het strafrecht — maar dat is waarschijnlijk een zaak voor de volgende legislatuur — tot sneller recht spreken moeten bijdragen.
3. Kwaliteitsvolle rechtspraak, betere dienstverlening en een voldoende nabijheid tot de burger :
De burger heeft tevens recht op een kwaliteitsvolle rechtspraak.
Deskundigheid op deelgebieden van het recht is steeds meer een noodzaak voor een goede efficiënte behandeling van zaken. Deskundigheid vereist een voldoende aanbod van zaken om ervaring op te kunnen bouwen en te onderhouden en een voldoende groot kader om specialisatie te kunnen doorvoeren.
Om deze doelstellingen te bereiken, is uit de discussies van de voorbije decennia een vrij grote consensusgegroeid rond de te hanteren methodes :
1. Schaalvergroting
In grote lijnen is de territoriale structuur van de rechtbanken nog altijd dezelfde als bij het ontstaan van België in 1830, in de filosofie dat de hoofdplaats van overal binnen één dag te paard bereikbaar moest zijn (35 à 50 km). Er is dus ruimschoots ruimte voor een schaalvergroting. Die schaalvergroting biedt de kans om middelen en beleidsbevoegdheden over te hevelen vanuit het centrale niveau (decentralisatie) en moet mee een einde maken aan de versnippering vanmensen en middelen.
Vele rechtbanken zijn beperkt in omvang. Sommige rechtbanken zijn zelfs extreem beperkt. De helft van alle arbeids- en handelsrechtbanken telt minder dan vijf magistraten. Dat maakt hen kwetsbaar in hun organisatie waarbij het wegvallen van één of twee magistraten een enorme impact heeft op de afwerking van de rechtszaken en de dienstverlening aan de rechtszoekende. Bovendien is het onmogelijk om in kleine rechtbanken voor elke materie voldoende specialisatie te creëren omdat zowel het kader als het zaakaanbod van bepaaldemateries te klein is.
2. Mobiliteit en specialisatie
Via de creatie van grotere gerechtelijke arrondissementen en de uitbouw van de bestaande mogelijkheden van horizontale mobiliteit, kunnen magistraten engerechtspersoneel beter ingezet worden op basis vanwerklast en specialisatie. Op die manier kan personeelvan een plaats met relatief weinig activiteit tijdelijk eldersingezet worden waar grote noden zijn.
Bovendien maakt de schaalvergroting in bepaalde zeer technische domeinen zowel bij de zetel als bij het openbaar ministerie een verdere ontwikkeling naar gespecialiseerde competentiecentra mogelijk. Die mobiliteit zal worden uitgebouwd in functie van een beter beheer van de human resources, zonder daarom de plaatselijke dienstverlening aan hetpubliek aan te tasten.
3. Grotere autonomie van het beheer enmanagement
Hoewel de korpschef-magistraat die aan het hoofd staat van een rechtscollege of een parket, in principe sinds 1998 zou moeten functioneren als een manager van zijn organisatie, is dat beginsel grotendeels dode letter gebleven. Inzake personeelsbeheer, infrastructuur, materieel, is de korpschef nog steeds sterk afhankelijk van het centraal bestuur. Ook de financiële autonomie van de korpschefs tegenover het centraal bestuur in Brussel is uitermate beperkt, de facto tot de dagelijksekleine kosten en kantoorbenodigdheden.
Het gevolg is dat de rechtbank geen grip heeft op de middelen die nodig zijn om het resultaat te behalen waarvoor ze verantwoordelijk is. De rechtbank kan zich daardoor onvoldoende aanpassen aan de wijzigende noden van de samenleving. Op termijn moeten de rechtbanken kunnen beschikken over meer beheersautonomie en eigen middelen via de techniek van debeheerscontracten.
4. Administratieve vereenvoudiging en ICT
De grotere autonomie van de rechtsgebieden en het gebruik van moderne beheerstechnieken binnen het kader van heldere organisatiestructuren moet er ook toe leiden vele langdurige procedures en processen in duurtijd in te krimpen en efficiënter te maken, wat ook kostenbesparend zal werken. Het op punt stellen van een adequate ICT-infrastructuur speelt daar eencruciale rol in.
5. Organisatiecultuur
Net als andere federale organisaties de afgelopen decennia kunnen de schaalvergroting en de grotere autonomie bij Justitie de aanzet worden van een volwaardigeorganisatiecultuur waarbij het succes van deorganisatie als geheel belangrijker wordt dan het imagovan individuele actoren en mee op hen afstraalt.
Dit alles vormt een ingrijpende hervorming van de rechterlijke organisatie die noodzakelijkerwijze in verschillende onderdelen zal moeten gebeuren.
Een eerste onderdeel in deze hervorming is de hertekening van de rechtbanken in grotere arrondissementen. De mobiliteit van de magistratuur en gerechtspersoneel moet het tweede onderdeel vormen. Zij worden samen in dit wetsontwerp geregeld.
In een derde onderdeel, dat in een wetsontwerp is uitgewerkt dat zal binnenkort van de Raad van State terugkomen, zullen we dan de hervorming van de beheersstructuur doorvoeren, en de geleidelijke toekenning van de autonomie in het beheer van de personele, materiële en budgettaire middelen van de rechtbank, met als sluitstuk de invoering van beheersovereenkomsten.
Elke fase is een noodzakelijke stap voor de volgende fase. Vooraleer men een grotere autonomie in beheer en management kan toekennen aan de rechtbanken is een schaalvergroting van de rechtbanken vereist. De schaalvergroting van de arrondissementen is de fundering waarop het autonoom beheer kan worden gebouwd. De verantwoordelijken van de rechtbank (korpschef of beheerscollege) moeten immers de nodige beleidsruimte hebben om hun rechtbank of parket te organiseren. Daarvoor moeten de rechtbanken een voldoende omvang hebben in materiële en personele middelen.
Ook een verbeterde mobiliteit van magistraten en personeel moeten mogelijk maken dat de leidinggevenden van de rechtbank een adequaat human resources beleid zullen kunnen voeren.
— Nieuwe arrondissementen
Dit wetsontwerp heeft als doel de rechterlijke organisatie te hertekenen. De rechtbanken van eerste aanleg en de politierechtbanken worden voortaan ingedeeld in twaalf arrondissementen. De vredegerechten blijven georganiseerd in de kantons. De arbeidsrechtbanken en rechtbanken koophandel worden georganiseerd perressort van het hof van beroep.
De zetel van de rechtbank is gelegen in de provinciehoofdstad en de andere bestaande locaties worden een afdeling, maar er wordt een garantie ingebouwd om de territoriale bevoegdheden te kunnen blijven uitoefenen. Afdelingsvoorzitters staan de voorzitter bij in het beheer van die afdelingen. De afdelingen en hun bevoegdheden worden vastgesteld door de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit op voorstelvan de voorzitter en na advies van andere actoren.
De magistraten worden benoemd in een rechtbank of een parket, dus op het niveau van de arrondissementen voor de rechtbank van eerste aanleg en op het niveau van het rechtsgebied voor arbeid en koophandel. Het gerechtspersoneel van niveau A &B wordt benoemd in het arrondissement. De personeelsledenvan niveau C & D worden benoemd in een afdeling.
Voor het arrondissement Brussel wordt de regeling van het BHV-akkoord behouden, met behoud van de rechtbanken (NL/FR) in het arrondissement Brussel. De voorzitters van de twee rechtbanken van eerste aanleg (NL/FR) behouden hun huidige bevoegdheidover de vrederechters en politierechters.
Het arrondissement Eupen krijgt een eigen structuur met één voorzitter, één kader, één hoofdgriffier voor alle rechtbanken. De rechters en het gerechtspersoneel worden tegelijk in de rechtbanken van eerste aanleg en van koophandel en de arbeidsrechtbankbenoemd.
— Mobiliteit
Dit ontwerp van wet heeft ook tot doel de regels inzake mobiliteit te versterken in het kader van de hervorming van het gerechtelijk landschap, via gelijktijdige benoemingen in de rechtscolleges van dezelfde soort in de arrondissementen of rechtsgebieden van het hof van beroep of in de rechtbank van koophandel, de arbeidsrechtbank of het auditoraat van hetrechtsgebied en via de opdrachten.
Er zijn specifieke bepalingen goedgekeurd voor de arrondissementen van Brussel en Eupen.
Behalve voor de toegevoegde vrederechtersen de toegevoegde rechters bij de politierechtbank zorgt het ontwerp er bovendien voor dat de toegevoegde magistraten worden opgenomen in depersoneelsformaties.
In De Kamer, werd een algemene hoorrecht voor magistraten ingevoerd om rekening te kunnen houden met onder andere familiale omstandigheden.
— Zaakverdelingsreglement
Indien de rechtbank op termijn werkingsmiddelen in eigen beheer krijgt, is het van belang dat de rechtbank ook haar eigen primaire proces, met name de rechtspraak, kan organiseren
Voorliggend ontwerp introduceert daarom het koninklijk besluit houdende het zaakverdelingsreglement
De Koning zal de afdelingen en de plaatsen waar deze zitting en een griffie houden, kunnen bepalen op voorstel van de rechtbanken, alsmede op welk grondgebied deze afdelingen hun rechtsmacht uitoefenen en hoe hun zaken over deze afdelingen zijn verdeeld.
Het zaakverdelingsreglement waarin dit alles zal worden vastgelegd, wordt uitgevaardigd bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit.
Het is een ommekeer van de huidige toestand waarbij de Koning de territoriale bevoegdheid van elke afdeling vastlegt zonder inspraak van de rechtbank. Dit ontwerp geeft de rechtbank dan ook meer inspraak
De rechtbank zal haar zaken kunnen verdelen naar territoriale bevoegdheid zoals dat vandaag al gebeurt door de Koning. Evenwel, omwille van specialisatie, de specificiteit van de zaken, realiteit op het terrein, of efficiëntie kan het beter zijn om zaken te concentreren in één afdeling. De rechtbank kan daarom expliciet voorstellen dat een afdeling bepaalde zaken voor het hele arrondissement behartigt.
De filosofie is dat de basisdienstverlening in alle afdelingen moet aangeboden worden, maar dat de rechtbanken bepaalde, vaak gespecialiseerde, zaken in één afdeling moet kunnen concentreren. Jeugdrecht en familierecht in burgerlijk recht, sociale zekerheidsrecht maken bijvoorbeeld deel uit van de basisdienstverlening. Er is overigens een jeugdrechtbank, burgerlijke rechtbank en strafrechtbank in elke afdeling, waardoor jeugdzaken, burgerlijke zaken of strafzaken nooit in hun geheel kunnen weggetrokken worden uit een afdeling.
De gespecialiseerde zaken die men kan concentreren in één afdeling zullen in het gerechtelijk Wetboek worden opgelijst
— Bijzonder reglement
Het zaakverdelingsreglement onderscheidt zich van het bijzondere reglement van de rechtbank. Het bestaande bijzondere reglement van de rechtbank wordteen instrument van interne organisatie dat de dagelijksewerking van de rechtbank regelt zoals de aanduidingvan de kamers in de afdelingen, dagen en uren vanzittingen en inleidingen, enz.
Dit moet een flexibel reglement worden dat niet langer door de Koning maar door de korpschef wordt opgemaakt en soepel kan worden aangepast aan de werking van de rechtbank. Omwille van de openbaarheid moet het in een bericht worden bekendgemaaktbijvoorbeeld op de website van de rechtbank.
De minister gaat ten slotte even in op twee aandachtspunten die de Raad van State had gesteld.
— Rechten van de magistraat
Het eerste betreft de rechten van de magistraat tegenover de beslissing van zijn korpschef om hem of haar over te plaatsen.
De huidige wetgeving liet al toe om magistraten tussen de afdelingen van de zelfde rechtbank te verplaatsen zonder hun instemming, bijvoorbeeld tussen Oostende en Brugge voor de rechtbank van koophandel. Ook magistraten die vandaag benoemd werden in meerdere arrondissementen via artikel 100 van het Gerechtelijk Wetboek konden reeds zonder hun instemming aangewezen worden om hun ambt uit te oefenen in een ander arrondissement.
Verschillende beschermingen zijn al in dit wetsontwerp voorzien :
In de Kamer is er aanvaard dat de magistraat of het personeelslid van wie mobiliteit wordt verwacht, moet gehoord worden door de autoriteit die de beslissing neemt in de gevallen dat de betrokkene zijn instemming niet moet geven.
Elke beslissing tot mobiliteit moet omstandig gemotiveerd zijn, in die zin dat de motivering ook moet antwoorden op elementen die door de magistraat zijn aangehaald op het moment dat hij gehoord is.
Bovendien beantwoordt de wet tot wijziging van de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de tucht, die op 4 Juli 2013 in de Senaat werd aangenomen, aan het arrest van het Grondwettelijk Hof dat de wetgever oplegt een beroep te organiseren tegen als ordemaatregel verhulde tuchtmaatregelen.
De wet voorziet dat de magistraat die een als ordemaatregel verhulde tuchtmaatregel betwist die ten aanzien van hem is genomen door een korpschef, een beroep kan instellen tegen deze beslissing bij de tuchtrechtbank binnen dertig dagen na de kennisgeving van deze beslissing door de korpschef. Dit beroep werkt niet schorsend.
Een dergelijke bepaling biedt een bescherming tegen hetgeen door sommigen als een vorm van willekeur van de korpschef kan worden aangevoeld.
De problematiek van een beroepsmogelijkheid tegen eventuele willekeur van de korpschef zal opnieuw ter sprake komen bij de bespreking van het wetsontwerp beheer. Zo is afgesproken in de Kamer.
Andere pisten zullen dus geanalyseerd zijn met het wetsontwerp beheer omtrent eventuele additionele beroepsmogelijkheden tegen eventuele willekeur van de korpschef. Zo liggen volgende pistes op tafel, die echter door de meerderheid moeten worden gedragen alvorens in te schrijven :
— de creatie van een bemiddelaar. In de rechtbank wordt eerst intern een verzoeningsprocedure voorzien via de aanstelling van een bemiddelaar;
— de beslissing niet laten nemen door de korpschef, maar door het directiecomité (om de almacht van de korpschef te temperen);
— de mogelijkheid van een beroep bij de tuchtrechtbank uitbreiden naar gevallen van « machtsafwending » en « machtsmisbruik »;
— de mogelijkheid van een beroep bij de Raad van State.
— Henegouwen
Het tweede aandachtspunt van de Raad van State betreft de kwestie van de twee zetels en de twee procureurs des Konings in het arrondissement Henegouwen. De Raad aanvaardde de afwijking van het gelijkheidsbeginsel inzake bijvoorbeeld de creatie, vanwege de communautaire structuur van ons land, van een apart arrondissement Eupen, met amper 75 000 inwoners, daar waar het arrondissement Antwerpen 1,6 miljoen inwoners telt. De Raad vroeg om ook de afwijking die aan Henegouwen wordt toegekend beter te motiveren. We hebben dat gedaan.
In de hervormingsvoorstellen voor Henegouwen is in grote lijnen dezelfde logica gevolgd als in de rest van België. Het aantal arrondissementen is er met meer dan de helft teruggebracht, om er maar één te houden waarvan de grenzen samenvallen met de administratieve provincie, zoals in acht van de huidige tien Belgische provincies. Er zal dus ook maar één korpschef zijn voor de rechtbank van eerste aanleg
Toch zijn er minstens drie motieven — waarvan één van communautaire oorsprong — die de aparte situatie — en dus de aparte structuur — van Henegouwen verklaren :
1. Henegouwen is de enige provincie waar de hoofdplaats — ook de gerechtelijke hoofdplaats — niet de grootste stad is. Dat is omdat Mons in 1830 nog groter was dan Charleroi, daar waar laatstgenoemde stad nu tweemaal zoveel inwoners telt (204 000) als Mons (94 000). Charleroi is vandaag zelfs de grootste stad van Wallonië, met zijn eigen specifiek-grootstedelijke problemen;
2. die gewijzigde verhouding had men in 1970 kunnen rechttrekken. Er moest toen een nieuw hof van beroep komen in Antwerpen, om Brussel te ontlasten. Vanwege het communautair evenwicht besloot men er ook één in Wallonië bij te maken, overigens toen in algemene consensus. Het eerste idee was dat in Henegouwen en Namen samen te doen, waardoor Charleroi de ideale locatie was voor het nieuwe Hof. Maar er kwam Luiks verzet tegen, omdat het Hof daar al Limburg was kwijtgespeeld aan Antwerpen en men met enkel Luxemburg kleiner zou zijn dan het Hof in Charleroi. Zo is Henegouwen de enige provincie geworden waar het territorium van het hof van beroep samenvalt met dat van de provincie. En men behield uiteindelijk Mons als locatie voor het hof van beroep, waarbij het argument dat er, zoals bij de andere hoven, ook een universiteit was, sterk de doorslag gaf;
3. ook bij deze hervorming werd de optie overwogen om Henegouwen anders te organiseren dan als provincie. Dan zou er een gerechtelijk arrondissement zijn gecreëerd rond het westen van Henegouwen, met Mons als zetel, en rond het oosten van Henegouwen, samen met Waals-Brabant, met Charleroi als hoofdzetel. Doordat artikel 156 van de Grondwet, dat de rechtsgebieden van de Hoven van Beroep vastlegt, niet voor herziening vatbaar was verklaard, was dit echter niet mogelijk
U moet zich dus eigenlijk het verhaal voorstellen alsof Turnhout in 1830 groter was geweest dan Antwerpen, alsof men dan — hoewel Antwerpen inmiddels groter was — daar toch het hof van beroep zou geïnstalleerd hebben in 1970, omdat dit dichterbij was voor de Limburgers, en dat men dan nu daar het nieuwe arrondissement zou rond gebouwd hebben, waardoor Antwerpen, de grootste stad van Vlaanderen met haar eigen specifiek-grootstedelijke problemen, geen eigen procureur zou hebben. De vergelijking gaat niet helemaal op maar het verheldert de toch wel aparte situatie waarin Henegouwen zich bevindt.
We hebben dus naar praktische oplossingen gezocht, zonder de communautaire apothekerschaal boven te halen. De creatie van twee procureurs onder één procureur-generaal binnen hetzelfde gerechtelijk arrondissement Henegouwen, lost een aantal van de kwesties op. De mogelijkheid om de structuur van de provincie te doorbreken na een herziening van artikel 156 blijft bestaan. De potentiële problematiek van de grootste stad van Wallonië, met haar eigen specifieke problemen, die geen eigen procureur zou hebben, werd ondervangen.
En er werd vermeden dat, door het samenvallen van gerechtelijk arrondissement en ressort van het hof van beroep een structuur zou ontstaan waarbij één procureur-generaal het gezag zou uitoefenen over slechts één procureur des Konings. De Raad van State stelt in verband met dit laatste dat er geen hogere rechtsnorm bestaat die bepaalt of waaruit voortvloeit dat een procureur-generaal steeds meerdere procureurs des Konings onder zich zou moeten hebben. Dat zal wel, maar in de organisatieleer gaat men ervan uit dat bij hiërarchie — die er tussen beide wel degelijk is, zoals ook de Raad erkent — een boomstructuur de meest aangewezen is. Gecombineerd met de andere elementen die tot een specifieke structuur voor Henegouwen aanleiding geven, geniet de tweevoudigheid ook om organisatorische redenen de voorkeur.
De minister wenst te besluiten met twee fundamentele opmerkingen.
De eerste is dat we bij de bespreking van deze tekst de essentie van de hervorming niet uit het oog zouden verliezen. De hervorming van de justitie moet leiden tot een betere werking van het gerecht en dus een versterking van de rechtsstaat. Die betere werking kan er alleen maar komen als we ook beseffen dat justitie in de eerste plaats een dienst is aan de samenleving, aan de mensen. Een dienstverlening zoals die uitstraalt uit het Gerechtelijk Wetboek, in het bijzonder uit artikel 66, waar vastgelegd is dat de zittingen ter zetel van het gerecht plaatsvinden : « Deze vaststelling belet niet dat de rechter, op andere dagen, buitengewone zittingen houdt, zelfs op zon- en feestdagen, zowel 's voormiddags als namiddags, indien de behoeften van de dienst het rechtvaardigen. Hij kan te zijnen huize zitting houden met open deuren. »
Dat is Justitie op zijn best, ten dienste van de mensen, ten allen tijde, waar dan ook. Daar moeten we naartoe;
Ten slotte wijst spreekster erop dat het ruim een jaar gevergd heeft eer dit wetsontwerp klaar was. We hebben immers breed geconsulteerd, geluisterd naar de kritieken, gecorrigeerd waar nodig, lang overlegd binnen een meerderheid van zes partijen, Walen, Vlamingen, Duitstaligen, Brusselaars. Ondanks de uitermate korte legislatuur en voor het eerst sinds de discussies gestart zijn een kwarteeuw geleden hebben we nu teksten in het Parlement.
Zijn die daarom perfect ? Neen. Maar ze zijn er, voor het eerst in vijfentwintig jaar. Laten we bij onze besprekingen daarom niet vergeten wat de Fransen altijd zeggen : « le mieux est l'ennemi du bien. » Laten we vooral ervoor werken dat we aan het eind van deze legislatuur eindelijk aan David Vanden Steen, eindelijk aan Paul Marchal, Jean Lambrecks, Carine Russo of Jean-Denis-Lejeune kunnen zeggen : hier is ze, de justitiehervorming, ze zal uw leed niet keren, maar hopelijk voor anderen in de toekomst vermijden dat hen hetzelfde leed wordt aangedaan.
III. ALGEMENE BESPREKING
A. Vragen en opmerkingen van de leden
De heer Mahoux merkt op dat de minister in haar inleidende uiteenzetting verwezen heeft naar het dossier van de Bende van Nijvel en naar de zaak-Dutroux. Hij vraagt zich af wat het rechtstreekse verband is tussen de hervorming van de gerechtelijke arrondissementen en deze twee sinistere zaken.
Spreker vraagt ook verduidelijkingen over de benoemingsregeling voor magistraten in eerste aanleg en voor parketmagistraten. Het ontwerp bepaalt dat deze magistraten benoemd worden in een rechtbank van eerste aanleg of een bepaald parket, maar subsidiair ook in iedere andere rechtbank van eerste aanleg of ieder ander parket van het rechtsgebied. Dit mobiliteitsstelsel binnen het rechtsgebied stuit op bezwaren vanwege de betrokkenen, die eraan herinneren dat zij tot nu toe altijd hun instemming moesten geven voor een dergelijke overplaatsing. In de nieuwe benoemingsregeling in subsidiaire orde binnen het rechtsgebied is mobiliteit mogelijk zonder instemming van de betrokkene. Hij hoeft alleen maar gehoord te worden.
De heer Mahoux vraagt ook welke beroepsmogelijkheden er zijn tegen een beslissing om een magistraat van een rechtbank of parket over te plaatsen naar een andere rechtbank of een ander parket van het rechtsgebied. Kan de betrokkene een beroep instellen bij de tuchtrechtbank ? Of bij de Raad van State ?
Spreker vraagt ten slotte verduidelijkingen over de gevolgen van de hervorming voor het personeel van de griffies. Het ontwerp maakt een onderscheid tussen het personeel van niveau A en B, dat op arrondissementsniveau wordt benoemd, terwijl het personeel van niveau C en D op afdelingsniveau wordt benoemd. Welke zijn de gevolgen van dit onderscheid voor de overplaatsing, de duur van de overplaatsing, en de noodzaak om de instemming van de betrokkenen te verkrijgen ? Kan de regering het stelsel dat wordt voorgesteld voor het personeel van de gerechtelijke orde nauwkeurig uitleggen ? Het is belangrijk dat de verschillende categorieën van het personeel van de gerechtelijke orde duidelijk weten voor welk soort overplaatsingen zij in aanmerking kunnen komen.
Mevrouw Defraigne begrijpt dat men de omvang van de gerechtelijke arrondissementen wil wijzigen, want de communicatiemiddelen zijn sterk geëvolueerd sinds het begin van de 19e eeuw. Men moet er echter op toezien dat deze hervorming niet indruist tegen onze grondwettelijke beginselen.
Spreekster begrijpt dat de regering wil dat het Parlement het ontwerp zo snel mogelijk aanneemt. Men mag echter niet overhaast te werk gaan. De commissieleden zouden moeten kunnen beschikken over de verslagen van de besprekingen in de Kamer van volksvertegenwoordigers om na te gaan in hoeverre rekening werd gehouden met een aantal vragen die de hervorming opriep.
De eerste vraag betreft de mobiliteit van de magistraten ten opzichte van het onafzetbaarheidsbeginsel. Dit grondwettelijk beginsel moet, in het belang van de rechtzoekende, magistraten de nodige waarborgen inzake onafhankelijkheid bieden. Mevrouw Defraigne vraagt zich af of het ontwerp geen afbreuk doet aan de onafhankelijkheid van magistraten.
De hervorming van het tuchtrecht van magistraten voorziet in een recht van hoger beroep tegen verhulde tuchtmaatregelen van de korpschef. Hoe verhoudt dit beginsel zich tot het nieuwe opdrachtstelsel voor magistraten binnen het rechtsgebied ?
Mevrouw Defraigne vraagt hoe de mobiliteit in de praktijk zal worden georganiseerd. Het mag er niet toe leiden dat de rechtzoekende zijn rechter kan kiezen : dit zou helemaal strijdig zijn met de Grondwet.
De minister heeft verklaard dat de hervorming zal leiden tot een doeltreffendere werking van Justitie, een grotere specialisatie van magistraten en een soepelere vervanging van afwezige magistraten. Zal men reserves aanleggen van beschikbare magistraten om rechtbanken met een tekort aan magistraten uit de nood te helpen ? Zijn er statistieken voorhanden over de manier waarop de magistraten verspreid zullen worden over de verschillende rechtbanken ?
Mevrouw Defraigne vraagt wat de praktische gevolgen van de hervorming voor de rechtzoekende zullen zijn. De rechtzoekende heeft recht op rechtsbedeling dicht bij huis. Het probleem van de verplaatsingen voor mensen die een beroep doen op het gerecht mag niet worden onderschat. De minister heeft verklaard dat de bestaande locaties van de rechtbanken van eerste aanleg behouden worden als afdelingen van de arrondissementsrechtbank. Hoe zal de voorgestelde hervorming dan voor besparingen zorgen ?
Spreker vraagt bovendien hoe de hervorming van het gerechtelijk landschap zal samengaan met de hervorming van de familierechtbank.
Ten slotte stelt spreekster vast dat het wetsontwerp voorziet in een verschillende regeling voor de gerechtelijke arrondissementen Eupen en Brussel. Het gevolg hiervan is dat de vrederechters en de rechters van de politierechtbank van deze twee arrondissementen onder het toezicht van de voorzitter van het hof van beroep komen te staan. Deze rechters staan zeer kritisch tegenover de voorgestelde oplossing. Ook de Raad van State heeft er opmerkingen over gemaakt. Wat is het antwoord van de regering op deze kritiek ?
De heer Mahoux stelt vast dat het ontwerp afdelingen van de rechtbank van eerste aanleg instelt om te voorkomen dat rechtzoekenden zich door de hervorming te ver moeten verplaatsen. Welke zijn de gevolgen van dit begrip « afdeling » voor de rechtzoekende ?
Mevrouw Thibaut vraagt de minister hoe zij haar ontwerphervorming heeft opgebouwd. Welke groepen werden geraadpleegd ? Op welk ogenblik tijdens het proces ? Deze zaken zijn immers belangrijk om na te gaan in hoeverre men de hervorming kan vertrouwen.
Spreekster benadrukt dat men lang heeft uitgezien naar een hervorming van het gerechtelijk landschap. De regering legt aan het parlement de delen voor betreffende de hertekening van de gerechtelijke arrondissementen en de mobiliteit. Het is echter jammer dat het derde deel, betreffende de beheersautonomie, nog niet is ingediend. Er rijzen immers veel vragen over de bevoegdheden van de toekomstige korpschefs. Door de werkwijze van de regering, die de dossiers afzonderlijk voorlegt, is een allesomvattend debat echter onmogelijk. Dit is des te betreurenswaardiger daar de hervorming van het gerechtelijk landschap op coherente wijze moet samengaan met andere grote dossiers als de familierechtbanken of het tuchtrecht. Hoe kan de regering waarborgen dat het geheel coherent blijft, als men weet dat de minister aankondigt dat er nu reeds herstelwetten nodig zijn om tegenstrijdigheden recht te zetten ?
Mevrouw Thibaut betreurt dus de voortvarende werkwijze die de regering heeft opgelegd. Het oorspronkelijke ontwerp werd zwaar geamendeerd in de Kamer van volksvertegenwoordigers en om de tekst op zijn juiste waarde te schatten is het nodig om over de verslagen van deze besprekingen te beschikken.
Inhoudelijk stelt spreekster vast dat de hervorming de korpschefs alle macht in handen geeft. Haar fractie opteert voor een democratischere organisatie van de gerechtelijke orde en ziet een grotere rol weggelegd voor de algemene vergaderingen. Zij vraagt waarom de regering niet voor een participatiever organisatiemodel heeft gekozen.
Mevrouw Thibaut vraagt ten slotte preciseringen over de gevolgen van de hervorming voor de nabijheid van het gerecht. Zij stelt vast dat de lijst van gespecialiseerde aangelegenheden vrij vaag is, vooral in burgerlijke aangelegenheden. Wat zal er gebeuren met arbeidsgeschillen ? Spreekster vreest dat geschillen inzake arbeidsbetrekkingen op arrondissementsniveau beslecht worden, wat de nabijheid van het gerecht niet ten goede komt.
Mevrouw Thibaut stelt vast dat de regeling van de zakenverdeling bij koninklijk besluit zal worden vastgesteld. Dat getuigt van weinig vertrouwen in de leden van de gerechtelijke orde. Bovendien zal de regeling van de zakenverdeling de manier bepalen waarop de zaken verdeeld worden over de verschillende afdelingen van de rechtbank van eerste aanleg. Het gaat in feite om managementskwesties, die echter in een afzonderlijk ontwerp worden behandeld.
Spreekster vraagt ten slotte welke de gevolgen van de voorgestelde hervorming zijn voor de vredegerechten. Het lijkt erop dat het aantal hoofdgriffiers, die de rechterhand zijn van de vrederechters, wordt verminderd. Aangezien zij niet langer moeten instaan voor het beheer, blijft er nog slechts één hoofdgriffier per arrondissement over. Kan de minister hierover nadere uitleg geven ?
B. Antwoorden van de minister
Met betrekking tot het verband tussen voorliggend wetsontwerp en de bende van Nijvel en de zaak-Dutroux, stipt de minister aan dat dit de scharniermomenten waren waardoor de hervorming van Justitie op de agenda werd geplaatst. Spreekster verwijst naar de door haar geciteerde passage uit het verslag met betrekking tot de bende van Nijvel over het feit dat de rigiditeit en de strakke indeling van het land in arrondissementen als een van de redenen wordt aangewezen.
Er waren ook een aantal vragen in verband met de benoemingen per rechtsgebied. De minister begrijpt dat deze problematiek een aantal mensen nauw aan het hart ligt. Ze verklaart dat dit is gebaseerd op twee bestaande systemen. Enerzijds is er de benoeming via artikel 100 in twee of meer arrondissementen, waarbij men mobiel is zonder instemming. Anderzijds zijn er de toegevoegde rechters die worden benoemd in het ressort en die mobiel zullen zijn in het ganse ressort zonder instemming. Deze beide systemen bestaan reeds sedert enkele jaren en zijn conform met artikel 152 van de Grondwet.
Als antwoord op de vraag of de nieuwe regels inzake mobiliteit verenigbaar zijn met de Grondwet, verwijst de minister naar het advies van de Raad van State. Deze oordeelt het volgende : « Het ontwerp dient eveneens te worden beoordeeld in het licht van artikel 152, derde lid, van de Grondwet, dat bepaalt : « De overplaatsing van een rechter kan niet geschieden dan door een nieuwe benoeming en met zijn instemming. » Net zoals de benoeming voor het leven (artikel 152, eerste lid) en het vereiste dat een rechter slechts uit zijn ambt kan worden ontzet of geschorst door een vonnis (artikel 152, tweede lid), strekt ook het verbod van overplaatsing zonder nieuwe benoeming en instemming van de betrokkene (artikel 152, derde lid) ertoe de onafhankelijkheid van de rechter ten aanzien van de overige staatsmachten te beschermen.
De ratio constitutionis van deze bepaling is dat de rechter, die in een bepaald rechtscollege is benoemd, niet hoeft te vrezen dat hij omwille van zijn rechtspraak of omwille van welke andere reden ook, overgeplaatst zal worden naar een ander rechtscollege :
« (...) Het beginsel van de niet-overplaatsbaarheid van de rechter, tenzij na een nieuwe benoeming en met instemming van de betrokkene, betekent echter niet dat de wetgever, die verantwoordelijk is voor de goede werking van de openbare dienst en die voor de rechtsbedeling instaat, geen wijzigingen zou mogen aanbrengen aan de gerechtelijke organisatie. » (stuk Kamer, nr. 53-2858/1, p. 105).
De principes van de benoeming zijn dat men voor het niveau A en B wordt benoemd in het arrondissement. Wat betreft het niveau C en D kan de minister zich aansluiten bij de tussenkomst van de heer Mahoux over het gerechtspersoneel. De benoeming voor het gerechtspersoneel dient te gebeuren in de afdeling of in het arrondissement. Er is uiteraard een uitzondering voor Leuven, Eupen, Brussel en Waals Brabant.
Spreekster verwijst naar de tabel die ter zake werd opgesteld en die duidelijk aangeeft wanneer instemming niet nodig is en voor welk niveau, uiteraard steeds nadat de betrokkene werd gehoord.
Met betrekking tot de rechten van de magistraat ten opzichte van de beslissing van zijn korpschef hem over te plaatsen, verwijst de minister naar de huidige wetgeving die reeds toelaat om magistraten over te plaatsen tussen de afdelingen van dezelfde rechtbank, zonder hun instemming. Spreekster haalt het voorbeeld aan van een overplaatsing van Brugge naar Oostende voor de rechtbank van koophandel. Ook de magistraten die vandaag benoemd werden in meerdere arrondissementen via artikel 100 van het gerechtelijk wetboek, konden reeds zonder hun instemming aangewezen worden om hun ambt uit te oefenen in een ander arrondissement. Verschillende beschermingen zijn opgenomen in het wetsontwerp. In de Kamer is er aanvaard dat de magistraat of het personeelslid van wie mobiliteit wordt verwacht moet gehoord worden door de autoriteit die de beslissing neemt in geval de betrokkene zijn instemming niet moet geven. Elke beslissing tot mobiliteit moet omstandig gemotiveerd zijn en de motivering moet antwoorden op elementen die door de magistraat zijn aangehaald op het moment dat hij gehoord is. Bovendien komt de wet tot wijziging van de bepaling van het Gerechtelijk Wetboek betreffende tucht tegemoet aan het arrest van het grondwettelijk hof dat de wetgever oplegt een beroep te organiseren tegen als ordemaatregel verhulde tuchtmaatregelen.
De wet voorziet ook dat de magistraat die een als ordemaatregel verhulde tuchtmaatregel betwist die ten aanzien van hem is genomen door een korpschef, een beroep kan instellen tegen deze beslissing bij de tuchtrechtbank binnen dertig dagen na de kennisgeving van deze beslissing door de korpschef. Dit beroep werkt niet schorsend. Dergelijke bepaling biedt een bescherming tegen hetgeen door sommigen als een vorm van willekeur vanwege de korpschef kan worden aangevoeld.
De problematiek van een beroepsmogelijkheid tegen eventuele willekeur van de korpschef zal opnieuw ter sprake komen bij de bespreking van het wetsontwerp « beheer ». Op die manier kan men goed analyseren, in coherentie met het wetsontwerp beheer, omtrent additionele beroepsmogelijkheden tegen eventuele willekeur van de korpschef. Zo liggen verschillende pistes daarvoor op tafel, maar best is dit samen te zien met de creatie van een directiecomité.
De minister merkt op dat het ontwerp niet raakt aan de eerstelijnsjustitie. Spreekster verwijst naar artikel 50, 2º, van het ontwerp. In het voorgestelde tweede lid wordt verduidelijkt dat het zaakverdelingsreglement in geen enkel geval kan leiden tot een afschaffing van bestaande zittingsplaatsen.
Deze bepaling waarborgt uitdrukkelijk de eerstelijnsjustitie. De idee achter het ontwerp is justitie mobieler te maken. Dat betekent echter niet dat de rechtzoekende mobieler moet worden.
Wat de installatie van de afdelingen betreft, verwijst de minister naar het overgangssysteem als bepaald in artikel 144 van het wetsontwerp. De Koning verdeelt de afdelingen en de plaats waar zij zitting houden op basis van de zetels en grenzen van de arrondissementen en van de politierechtbanken zoals ze bestonden vóór deze wet. Bijgevolg moet het grondgebied waarop elke afdeling zijn rechtsmacht uitoefent bij koninklijk besluit worden vastgesteld. In afwachting daarvan blijft men werken volgens het huidige systeem.
Op de vraag over de gevolgen van het ontwerp voor de aanwezigheid van de griffiers binnen het vredegerecht, antwoordt de minister dat elke vrederechter momenteel over een hoofdgriffier beschikt. Na de inwerkingtreding van de hervorming, zal elk arrondissement over een hoofdgriffier beschikken en elk vredegerecht over een leidinggevende griffier. Dankzij die keuze wordt de geografische verdeling in kantons voor vredegerechten nageleefd, waarbij een betere coördinatie tussen de vredegerechten wordt gewaarborgd, aangezien er in een hoofdgriffier wordt voorzien op arrondissementsniveau.
Om dit wetsontwerp en de teksten betreffende de familierechtbank en de tucht van de magistraten perfect op elkaar af te stemmen, zal de regering een herstelwet voorbereiden, omdat het nu moeilijk haalbaar is om teksten in verschillende stadia van de uitwerkingsprocedure op elkaar af te stemmen. De minister is zich ervan bewust dat de verschillende teksten perfect in overeenstemming moeten zijn als zij door het Parlement zijn aangenomen.
Wat het probleem inzake de vaststelling van het zaakverdelingsreglement van de rechtbank van eerste aanleg betreft, erkent de minister dat dit via een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit moet gebeuren. Dat besluit zal echter gebaseerd zijn op een voorstel van de voorzitter van de rechtbank, na advies van de procureur des Konings of de arbeidsauditeur, de hoofdgriffier en de stafhouders van de orde van advocaten. Spreekster benadrukt bovendien dat het zaakverdelingsreglement slechts mogelijk is voor bepaalde materies. Zij verwijst naar de opsomming in artikel 50 van het ontwerp waar bijvoorbeeld cybercriminaliteit, doping, ingewikkelde fiscale en financiële zaken, enz., staan vermeld. In dergelijke domeinen vormt een specialisatie een reële meerwaarde.
C. Replieken van de leden en voortzetting van de bespreking
De heer Laeremans meent dat het geen enkele zin heeft dit punt overhaast af te werken. Dit zou getuigen van enige zelfspot. In de Kamer zijn reeds heel wat nuttige vragen gesteld, bijvoorbeeld over het aantal magistraten en over de werklast, en het is belangrijk het verslag grondig te kunnen lezen alvorens de bespreking in de Senaat af te ronden. Aldus stelt spreker voor het debat te verdagen tot na het reces.
Mevrouw Faes stipt aan dat de hervorming van het gerechtelijk landschap een reeds lang aangekondigde kroniek is. De meest recentelijke denkoefening, het Atomiumoverleg, opgezet door de vorige minister van Justitie, bevatte tal van goede elementen, maar werd volledig ontmanteld door diverse krachten. De minister heeft hiervan enkele delen weten over te nemen, maar het blijft al bij al een flauw afkooksel van een echte, diepgaande structurele hervorming. Een mager beestje met andere woorden.
In meer algemene lijnen, heeft spreekster in de eerste plaats kritiek op het gefaseerd verloop, waarbij de vraag rijst of al die puzzelstukken, namelijk de hertekening van het gerechtelijk landschap/mobiliteit enerzijds, het beheer en financiering anderzijds, de tuchtwet met betrekking tot de magistratuur, de familie- en jeugdrechtbank, de zogenaamde »splitsing » van het gerechtelijk arrondissement BHV, de aangekondigde werklast- en rendementsmeting, mooi zullen samenvallen.
Spreekster heeft serieuze bedenkingen bij deze « salamitactiek ». Het sluitstuk van deze triptiek rond het beheer is wellicht het belangrijkste deel, en is onlosmakelijk verbonden met het wetsontwerp dat momenteel voorligt. Toch kan het Parlement de samenhang en de wisselwerkingen niet analyseren, omdat de minister weigert het als één geheel te behandelen.
Uit het verslag van de Kamer blijkt bijvoorbeeld dat het gebrek van instemming in het kader van de mobiliteit velen zorgen baart, omdat een verplaatsing van een magistraat zonder zijn of haar toestemming evengoed een verdoken tuchtmaatregel kan zijn vanwege zijn of haar overste. De vraag blijft of en hoe de nieuwe tuchtwetgeving dit afdoende zal opvangen.
Ook het systeem van werklast- en rendementsmeting moet nog volledig uitgerold worden. Stel nu bijvoorbeeld dat dit aan het licht zou brengen dat er overal in min of meerdere mate magistraten te kort zouden zijn, hoe kan dan de verhoogde mobiliteit van magistraten daar ooit een antwoord op bieden ? Geen enkele korpschef zal dan graag zijn magistraten afstaan. Of stel dat Vlaanderen te weinig magistraten zou tellen en Franstalig België teveel. Mobiliteit zal daar, gelet op de taalvereisten, geen antwoord op bieden. Kortom, de werklast- en rendementsmeting moest in de tijd voor de conceptiefase van deze hervorming zijn doorgevoerd, niet erna.
De mantra dat alles nadien wel zal afgestemd en dus aangepast worden door middel van coördinatie- en reparatiewetgeving is eigenlijk een typisch Belgische gruwel. Het komt er eigenlijk op neer dat men een huis bouwt dat onmiddellijk weer verbouwd moet worden opdat anders de deuren en ramen er niet zouden in passen. Spreekster heeft de indruk dat voorliggende hervorming om die reden al alleen al weinig schoonheidsprijzen zal winnen.
Vervolgens heeft spreekster bezwaar tegen de snelheid waarmee de minister dit door de strot van het Parlement probeert te duwen. De belangrijkste hervorming van het gerechtelijk apparaat sinds decennia kreeg in de Kamer enkele weken tijd. Vorige week bleek ook hier dat een grondige reflectie de Senaat niet zou gegund worden. In die zin is de minister consequent.
Een hervorming kan op papier dan wel mooi ogen, maar indien ze niet door « het terrein » worden gedragen, zal dit een dode mus zijn. De minister beweert voldoende rekening te hebben gehouden met de mening van de magistraten zelf. Wel dan is het toch wel merkwaardig dat er nog vele opmerken en kritieken waren tijdens de hoorzittingen in de Kamer en dat deze beroepsgroep zich zelfs genoodzaakt zag om op straat te komen. Ongezien.
Ten slotte is er natuurlijk het feit dat de eenheidsrechtbanken niet worden ingevoerd : de arbeidsrechtbanken en rechtbanken van Koophandel worden op het niveau van het ressort geïnstalleerd, behalve in Leuven, Brussel en Nijvel waar ze op het niveau van het gerechtelijk arrondissement worden georganiseerd. Dit laatste is op zich al weinig steekhoudend, daar er van (sub)specialisatie in Leuven en Nijvel al helemaal geen sprake zal zijn door het kleine aantal sociale rechters en rechters in handelszaken. Ook worden de vredegerechten en politierechtbanken niet geïntegreerd in de rechtbank van eerste aanleg, wat natuurlijk een bijkomende grendel is om echte eenheidsrechtbanken te creëren.
De minister zwaait wel telkens met het advies van de Nationale Arbeidsraad, maar de erin uitgedrukte vrees dat de specialisatie, de lage toegangsdrempel en de specifieke procedureregels, eigen aan de huidige uitzonderingsgerechten, zou lijden onder een integratie, hoeft geenszins bewaarheid te worden. Ook lekenrechters zouden perfect kunnen blijven zetelen in de socio-economische afdelingen van de eenheidsrechtbanken.
De NVA-fractie blijft op deze nagel kloppen omdat ze dit net een jammerlijke en kapitale vergissing vinden. Bijna alle Vlaamse partijen alsook de Hoge Raad voor Justitie, de Orde van Vlaamse balies, enz., waren hier voorstander van. Op die manier ging de minister werkelijk het gerechtelijk apparaat de 21e eeuw kunnen inloodsen. Niet dus.
Spreekster heeft ook meer concrete bedenkingen. Het wetsontwerp bevat tal van ongelijk- en ongerijmdheden, waarvan de meest tragikomische toch wel het feit is dat het gerechtelijk arrondissement Henegouwen 2 procureurs des Konings zal tellen, daar waar de andere gerechtelijke arrondissementen er logischerwijze maar 1 zullen tellen.
De argumenten dat Henegouwen een geval apart is door zijn inwonersaantal, uitgestrektheid of socio-economische verscheidenheid zijn klinkklare nonsens daar dit evengoed opgaat voor de arrondissementen Antwerpen, Gent en Luik. Ook deze arrondissementen hebben immers een grootstedelijk gebied, met kenmerkende problemen als grootstadcriminaliteit en immigratiedruk, maar ook verkavelingswijken en landbouwgebieden.
Het feit dat een procureur-generaal slechts één procureur des Konings onder zich heeft zou volgens de minister de nodige problemen creëren. Zij beweert dan vaag dat het iets met de beheerstructuur te maken heeft, zonder concreet te stellen waarom precies en op welke vlakken het samenvallen van het rechtsgebied met het gerechtelijk arrondissement problematisch is. Het is dan ook logisch dat de oppositie denkt dat het hier gaat om een politieke geste aan een niet bij nader genoemde politieke partij.
Spreekster hoopt dat de minister dit wantrouwen de wereld uit kan helpen door in alle transparantie een concreet antwoord te bieden op de vraag waarom precies en op welke vlakken dit problematisch is ?
Het is bovendien eigenaardig dat Henegouwen twee politierechtbanken en alsook twee zetels voor de rechtbank van eerste aanleg zal tellen, terwijl die rechtbank toch maar één voorzitter zal hebben. Wat is dan meerwaarde van deze twee zetels ?
Een tweede punt is dat er in elk gerechtelijk arrondissement een voorzitter van de vrederechters en de rechters in de politierechtbanken komt, behalve in het arrondissement Brussel (en Eupen), waar de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg die rol op zich zal nemen. Voor Eupen is dit door de kleinschaligheid perfect te rechtvaardigen. Het gerechtelijk arrondissement Brussel is echter allesbehalve kleinschalig. Waarom deze verschillende behandeling van Brussel ?
Hierbij aansluitend wil spreekster de vraag stellen of de Franstalige voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg enige mate van bevoegdheid zal hebben over de vrede- en politierechters in Halle-Vilvoorde en waarin deze bevoegdheid zal bestaan. Indien dat het geval is meent spreekster dat die splitsing eigenlijk een lachertje is en dat de Franstalige bemoeizucht in Halle-Vilvoorde onverminderd voort blijft bestaan.
In de arrondissement(en) Brussel (en Eupen) blijft er één hoofdgriffier per vredegerecht en per politierechtbank. In de andere arrondissementen komt er slechts één hoofdgriffier voor alle vredegerechten/politierechtbanken en dat op het niveau van het gerechtelijk arrondissement. Het is nog altijd niet duidelijk wat deze ongelijke behandeling rechtvaardigt. De minister verwijst daarvoor naar de BHV-wet, maar de link blijft obscuur. Kan de minister dit concreter toelichten ?
Een andere ongelijkheid is dat Waals Brabant (Nijvel) een eigen gerechtelijk arrondissement krijgt, maar Vlaams-Brabant niet; daar blijft men zitten met de opdeling in een gerechtelijk arrondissement « Leuven » en « Brussel » (BHV).
Bovendien wordt artikel 156 van de grondwet, dat de ressortgrenzen afbakent, voor herziening vatbaar verklaard. Hierdoor zet de minister de deur open voor een opname van het arrondissement Leuven in het rechtsgebied van (het hof van beroep van) Antwerpen. Het risico is niet ondenkbaar dat hierdoor de territoriale eenheid van Vlaams Brabant zal kunnen verkwanseld worden.
Het opzet zou bestaan om de korpsoversten in het kader van het beheer te responsabiliseren door hen zeggenschap te geven over eigen budgetten en personeel. Dit wetsontwerp bevat echter een aantal bepalingen die wijzen op een toename van de centralisatie : de procureur-generaal/eerste voorzitter/minister van Justitie kunnen bepaalde beslissingen met betrekking tot externe mobiliteit van lagere magistraten nemen zonder instemming van de betrokken korpschefs.
Deze laatste zullen evenwel op geijkte tijdstippen moeten verantwoording afleggen voor de behaalde resultaten. En dat terwijl hun zeggenschap, hun autonomie door deze centralisatie ondergraven dreigt te worden. Opnieuw doordat deze 3 luiken niet samen behandeld worden, blijft het gissen natuurlijk naar de mogelijk wederzijdse impact ervan.
Het zaakverdelingsreglement kan bepaalde afdelingen binnen een gerechtelijk arrondissement exclusief bevoegd maken voor bepaalde zaken. Het principe is lovenswaardig en daar staat spreekster dan ook achter, maar, dit blijkt uit het verslag van de Kamercommissie, de praktische gevolgen hiervan op het terrein lijken niet of niet goed te zijn uitgedacht. Dit zal immers leiden tot een aanzienlijke toename van de werklast voor de griffies die voor « de mobiliteit van de dossiers » zullen dienen in te staan, waardoor « ongelukken » (dossiers die verloren gaan, termijnen die hierdoor niet gehaald worden) dreigen te gebeuren. Is hierover voldoende afgestemd met de mensen van het terrein, in het bijzonder de griffiers, die toch best geplaatst zijn de concrete impact van dergelijke bepalingen in te schatten ? Wat was hun standpunt hierover ?
Spreekster heeft vernomen dat het de bedoeling is dat de procureurs-des-Konings/voorzitter een manager wordt en de afdelingsprocureurs/-voorzitters voor wat hun afdeling betreft de juridische leiding op zich nemen. Om die reden komt in de plaats van de vroegere procureurs-des-Konings/voorzitter een afdelingsprocureur/-voorzitter, met daarboven een aansturende procureur-des-Konings/voorzitter. Kan de minister dit principe bevestigen ? Zo ja, dan is het eigenaardig dat de gerechtelijke arrondissementen Leuven/Brussel/Nijvel(/Eupen) geen afdelingsprocureur krijgen, zodat de procureur des Konings daar beide rollen moet zien te vervullen. Het argument van de bevolkingsaantallen gaat hier niet op; Leuven telt immers ongeveer evenveel inwoners als Luxemburg, terwijl deze laatste wel drie afdelingsprocureurs zal hebben.
Ook het telkens terugkerend argument van de minister dat ze een « foto » genomen heeft van de bestaande situatie en daarop haar nieuwe structuur heeft geënt, gaat niet op; in de vier voornoemde gerechtelijke arrondissementen verdient een procureur-des-Konings evengoed een afdelingsprocureur om de juridische leiding op zich te nemen. En bovendien zouden de zittingsplaatsen te Brugge, Gent, Antwerpen, Luxemburg, Luik, enz., dan ook geen afdelingsprocureur mogen hebben. Spreekster verwijst daarvoor naar de tabel van artikel 106.
Trouwens, het idee van hervormen is natuurlijk dat je de gelegenheid en het momentum van een hervorming aangrijpt om een bestaande situatie ab initio te veranderen en te verbeteren.
Meer algemeen stelt spreekster nog dat de verhouding tussen de afdelingsvoorzitters/procureurs en de eerste substituten/ondervoorzitters ook niet duidelijk geregeld blijkt in dit ontwerp. Ook de verhouding tussen de nieuwe hoofdgriffiers, de afdelingsgriffiers, de griffiers-hoofden van dienst, de oude hoofdgriffiers, enz., is verre van duidelijk.
Spreekster stelt ten slotte dat het overal invoeren van het recht gehoord te worden ingeval van mobiliteit een goede zaak is.
Spreekster geeft toe dat altijd en overal instemming van de betrokken magistraat moeilijk realiseerbaar is. Heeft de minister enig idee wat de impact zal zijn op de motivatie van magistraten die niet akkoord zijn met hun overplaatsing : bestaat het risico niet al te zeer dat korpschef X een gemotiveerde magistraat zal moeten afstaan, terwijl korpschef Y er een gedemotiveerde magistraat bijkrijgt ?
Bovendien zal de instemming van bepaalde gespecialiseerde magistraten die opereren onder een mandaat vereist zijn, namelijk een onderzoeksrechter, een rechter in de jeugdrechtbank en een beslagrechter, ingeval van externe mobiliteit (dus buiten het gerechtelijk arrondissement waarin ze benoemd zijn, maar binnen het rechtsgebied), en dat terwijl gewone magistraten niet om hun toestemming zullen worden gevraagd. Vanwaar deze ongelijke behandeling ?
Spreekster besluit dat het wetsvoorstel tal van ongelijk- en ongerijmdheden bevat (de logica is soms ver te zoeken) en de opportuniteit mist om eenheidsrechtbanken in te voeren. Bovendien lijken deze hervormingen niet door de magistraten op het terrein te zijn gedragen, en zullen ze mogelijks hun doel voorbij schieten indien er niet sneller werk zal worden gemaakt van werklast- en rendementsmeting, eenvoudigere procedures, geïntegreerde informaticasystemen en meer middelen en magistraten.
De heer Laeremans uit nogmaals zijn ongenoegen over de agendering van voorliggend wetsontwerp. Dit betreft hier één der belangrijkste wetsontwerpen van huidige legislatuur en men zou dit in de Senaat op enkele uren willen afhandelen. Dit is onredelijk en de Senaat vernedert zichzelf.
Spreker is er niet in geslaagd, gelet op de omvang en de laattijdige ronddeling van het verslag van de Kamercommissie Justitie, voorliggend wetsontwerp grondig voor te bereiden.
Hij zal zich dan ook in eerste instantie beperken tot enkele krachtlijnen.
Minister De Clerck werd er door de fractie van spreker herhaaldelijk op gewezen dat zijn hervorming met zestien arrondissementen ongepast was en een mossel noch vis oplossing was. Spreker en zijn fractie stonden een provinciale hervorming voor, aangezien dit zou resulteren in een drastische vermindering van zevenentwintig naar twaalf arrondissementen. Aldus zou overal een specialisatie kunnen worden gerealiseerd. In dat geval, bij te kleine regio's, zouden zelfs nog twee provincies kunnen worden samengevoegd. Spreker haalt het voorbeeld aan van Waals Brabant en Henegouwen. Waals Brabant is immers vergelijkbaar met Leuven; dit is wat nipt voor het organiseren van specialisatie. Ook Luxemburg en Namen zouden kunnen worden samengevoegd tot één arrondissement. Voor de burger zou dit trouwens niets veranderen, aangezien de zetels dezelfde blijven. Het is belangrijk, op het vlak van structuur en beheer, met werkbare entiteiten te werken. Het idee van provinciale entiteiten in Vlaanderen is verdedigbaar. Men zou zelfs verder kunnen gaan en strikt wiskundig werken in normen van 1 miljoen inwoners. Spreker blijft er wel bij dat en provinciale afbakening voordelen biedt, bijvoorbeeld omdat men hiermee het hiaat van de provincie Vlaams-Brabant duidelijk maakt. De minister en de regering bewijzen immers met voorliggend ontwerp het bestaan van deze provincie niet te erkennen. Er wordt immers overal, zowel in Limburg als in Antwerpen, Oost- en West-Vlaanderen, op provinciale basis gewerkt, behalve in Vlaams Brabant. Nochtans is juist daar nood aan een schaalvergroting en Halle-Vilvoorde en Leuven perfect een provinciale entiteit zouden kunnen vormen. Dit is parallel met de problematiek rond de kiesarrondissementen, waarbij Vlaams-Brabant evenmin werd erkend als provinciale kiesomschrijving, wat resulteerde in een ongrondwettigheid vastgesteld door het Grondwettelijk Hof. Ook voorliggend wetsontwerp biedt dus grond tot aanvechting voor het Grondwettelijk Hof. Er wordt immers een duidelijke ongelijkheid geïnstalleerd en Vlaams-Brabant wordt een te meer niet au sérieux genomen. De ingevoerde discriminatie zal worden aangevochten. Waarom wordt Halle-Vilvoorde gezien als een deel van het grote gerechtelijke arrondissement Brussel ? Dit staat haaks op de voorgestelde indeling en valt niet rationeel te verklaren. Het is ook eens te meer een voorbeeld van het Franstalig overwicht die door deze regering wordt geduld.
Een eerste concrete bedenking betreft de warrigheid en onoverzichtelijkheid. Er werd kritiek geuit op de teksten van minister De Clerck wegens de zestien arrondissementen maar ook wegens het feit dat er een andere structuur werd voorzien wat betreft de rechtbanken van koophandel en de arbeidsgerechten, die men per ressort wou organiseren. Uiteindelijk heeft men hier een nog meer ingewikkelde regeling uitgewerkt waarbij in Oost- en West-Vlaanderen, in Antwerpen en Limburg, in Henegouwen en in Luik en Luxemburg arbeidsrechtbanken per ressort worden georganiseerd. In het oude Brabant blijven Leuven, Waals-Brabant en het buiten proporties arrondissement Brussel apart. Elke logica is hier zoek. Hoe valt dit te rijmen met de drang naar meer efficiëntie ? In elk geval is er geen enkele toegenomen efficiëntie in Waals Brabant en in het arrondissement Leuven. Verder is de regeling nodeloos ingewikkeld. Waarom zou een schaalvergroting in West-Vlaanderen op provinciaal niveau niet volstaan en moet dit plots op het niveau van het ressort ? Dit is geen rationele aanpak maar heeft puur met machtspolitiek te maken.
Wat betreft BHV, verwijst spreker naar de draak van een wet die vorige zomer werd goedgekeurd, die zijn fractie en de NVA-fractie heeft bestreden. Er is trouwens op dit ogenblik een zaak ingeleid voor het Grondwettelijk Hof. Ook destijds reeds stelde spreker dat een hervorming op basis van het oude arrondissement Brussel niet gewenst was, aangezien een provinciaal systeem was aangekondigd. Omgekeerd lijkt het dan ook logisch, als men voorliggende regeling gaat invoeren, dat men BHV zou splitsen in een provinciale eenheid voor Vlaams-Brabant en anderzijds een gesplitste rechtbank in Brussel 19. Dan heeft men een kleinere doch levensvatbare rechtbank in Brussel 19. Er wordt bijvoorbeeld wel een aparte rechtbank gecreëerd voor de Duitstaligen. Een kleine hoofdstedelijke rechtbank voor de Nederlandstalige gemeenschap in Brussel, een honderdduizendtal mensen, zou dus zeker mogelijk zijn. Bovendien zijn er in Brussel ook veel Europese buitenlanders, die niet noodzakelijk naar een Franstalige rechtbank zullen gaan. Destijds werd ook het voorstel gedaan om de hoven van beroep aan te passen en Limburg en Vlaams-Brabant onder te brengen in het nieuwe ressort met als hoofdzetel Leuven. Aldus zou men tot zes ressorten komen, namelijk drie Nederlandstaligen, twee Franstaligen en het tweetalige ressort Brussel. Dit zou veel beter de verhoudingen in het land, namelijk 60-40, weerspiegelen.
In voorliggend ontwerp staan er belangrijke bepalingen omtrent de provinciale inrichtingen, waarbij men in detail alle magistraten toekent aan de verschillende rechtbanken en provinciale arrondissementen. Dat kan niet volgens spreker en zal hoe dan ook moeten gewijzigd worden, gelet op de werklastmeting van het Bureau KPMG. KPMG heeft vastgesteld dat de verhoudingen Nederlands-Frans voor Brussel-Halle-Vilvoorde, zoals voorzien in voorliggend ontwerp, namelijk 20-80, niet klopt. Deze verdeelsleutel was immers gebaseerd op de situatie in Brussel en werd plots ook toegepast in Halle-Vilvoorde. KPMG erkent dat op dat vlak een discriminatie werd ingevoerd. Helaas is de regering er nog niet in geslaagd de studie van KPMG over te maken aan de parlementsleden. Nochtans is dit essentieel bij het vastleggen van kaders in het gerechtelijk arrondissement Brussel; de parlementsleden moeten ter zake over dezelfde voorkennis beschikken als de minister. Spreker heeft hierover trouwens een vraag om uitleg gesteld die echter slechts zal beantwoord worden na de bespreking van voorliggend wetsontwerp. Hierdoor wordt het controlerecht van het parlement gefnuikt. Spreker zal dan ook alles ondernemen om de overhaaste stemming over voorliggend wetsontwerp te verhinderen.
Een voorlopig laatste bedenking betreft de procureurs. Spreker snapt niet dat er een procureur zal zijn per provincie, behalve in Henegouwen waar er plots twee zullen zijn. Er zal ook een procureur in Eupen zijn. Eupen buiten beschouwing, betekent dit dat er zes procureurs zullen zijn in Wallonië, terwijl slechts vijf in Vlaanderen en de een procureur in Brussel die sowieso steeds Franstalig zal zijn, wat dus zeer discriminatoir is. In de Raad van procureurs zullen er dus acht Franstalige procureurs en slechts vijf Nederlandstaligen zijn. Dit terwijl 60 % van de Belgische bevolking Nederlandstalig is.
Er wordt ook niet tegemoet gekomen aan het personeelstekort bij de hoven van beroep, maar men voorziet wel in een irrationele personeelsverhoging van de rechtbanken van eerste aanleg, en dit exclusief ten voordele van de Franstaligen. Dit is onaanvaardbaar.
Spreker hoopt het rapport KMPG zo snel mogelijk te krijgen, zodat hij de nodige amendementen kan indienen.
De heer Mahoux verwijst naar de brief van 15 juli 2013 van de Union francophone des huissiers de Justice aan de voorzitter van de commissie. Wat is het antwoord van de regering op de opmerkingen van de gerechtsdeurwaarders ?
Spreker stipt aan dat één van de vorige sprekers pleitte voor de oprichting van een eenheidsrechtbank. De heer Mahoux herinnert eraan dat zijn fractie altijd de specificiteit van de arbeids- en handelsrechtbanken heeft verdedigd. Spreker is dan ook verheugd dat men niet gekozen heeft voor een eenheidsrechtbank.
Wat de mobiliteit van de magistraten betreft, vraagt de heer Mahoux om verduidelijking over het beroep waarover de magistraten die bij een dergelijke beslissing betrokken zijn, beschikken. Kan de minister bevestigen dat, wanneer de mobiliteitsbeslissing ervaren wordt als een verdoken sanctie, de magistraat beroep kan instellen bij de tuchtrechtbank ? In de overige gevallen zal de procedure worden geregeld in het kader van de teksten.
Mevrouw Van Hoof vindt dat men bezwaarlijk kan stellen dat hier overhaast te werk wordt gegaan. Men is immers al dertig jaar bezig met deze hervorming van het gerechtelijk landschap. In 2009 werd trouwens reeds een boekje geschreven door Stefaan De Clerck, waaruit langdurig overleg is voortgevloeid en heel wat meningen werden geuit. Men kan zich dus enkel maar verheugen over het feit dat er eindelijk een wetsontwerp voorligt dat uitvoerig in de Kamer is besproken.
Spreekster verwijst naar de belangrijke standpunten die door haar fractie in de Kamer werden ingenomen en naar de engagementen die door de minister werden genomen, die ook belangrijk zijn voor het nieuwe ontwerp over de beheersstructuur dat momenteel voorligt aan de regering en waaraan dus nog aanpassingen mogelijk zijn.
Spreekster vindt het betreurenswaardig dat al deze zaken niet gelijktijdig aan het Parlement werden voorgelegd. Het ontwerp rond de beheersstructuur houdt immers ook een aantal belangrijke engagementen in op het vlak van responsabilisering van rechtbanken en van middelen en hangt dus onlosmakelijk samen met voorliggende hervorming. Spreekster wil dan ook graag het engagement van de minister benadrukken, onlangs nog in de Kamer bevestigd, dat de verschillende wetsontwerpen gelijktijdig in werking zullen treden. Dit kan de coherentie en coördinatie enkel maar bevorderen.
Verder verwijst spreekster naar de belangrijke wetsontwerpen die onlangs in het parlement werden goedgekeurd, met name de inrichting van een familierechtbank en tuchtrechtbank. Het is belangrijk dat al deze wetsontwerpen op elkaar worden afgestemd.
Een derde belangrijk element is dat tegen de opgelegde beslissing van mobiliteit geen beroep of herziening mogelijk is. Het is belangrijk dat magistraten en gerechtspersoneel op hun beslissing kunnen terugkomen. Er werd reeds door diverse fracties op dit probleem gewezen.
Ten vierde verwijst spreekster naar de werklastmeting. Er was uitdrukkelijk opgenomen in het regeerakkoord dat dat een belangrijk element was en dat het aantal rechters en het personeel zouden worden afgestemd in functie van deze. Spreekster vraagt dan ook dat het personeelskader wordt aangepast, na afronding van de werklastmeting en in functie van de resultaten ervan.
Spreekster hoopt dat de minister de genomen engagementen, die trouwens in de Kamer werden bevestigd, ook zal nakomen. Dit is perfect mogelijk in het kader van het toekomstige wetsontwerp met betrekking tot de beheersstructuur.
Mevrouw Thibaut herinnert eraan dat haar fractie op een constructieve manier wil deelnemen aan de debatten. Spreekster kondigt de indiening van een reeks amendementen aan, maar is verontrust over het tempo dat de regering de commissie wil opleggen voor de bespreking van het wetsontwerp.
Snel opschieten is één zaak, dat goed doen is nog iets anders. Spreekster meent dat het dus belangrijk is om over te gaan tot een tweede lezing van de teksten door de Parlementaire Assemblees, samen met het ontwerp over autonoom beheer. Hierdoor wordt een grotere samenhang van de teksten gewaarborgd en zullen de hervormingen gemakkelijker kunnen worden uitgevoerd. Is de minister bereid om deze tekst door de Senaat te laten amenderen ?
Mevrouw Thibaut vraagt zich bovendien af welke gevolgen de hervorming zal hebben voor de overplaatsing van magistraten die in geografisch uitgestrekte arrondissementen actief zijn. Zal men er nog in slagen om de personeelsformaites op te vullen in die arrondissementen ? Zullen het niet de jonge magistraten en de vrouwen zijn die het slachtoffer zullen worden van de hervorming ?
De heer Laeremans herinnert aan zijn betoog over het bovenmaatse aantal Franstalige magistraten in vergelijking met het aantal Nederlandstalige magistraten. In dit opzicht wenst spreker meer duidelijkheid over de voortgang van het dossier « werklastmeting »; hij wil immers vermijden dat een wet een personeelsformatie vastlegt die later zal moeten worden gewijzigd om rekening te kunnen houden met de resultaten van de studie over de werklastmeting van de magistraten in het gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde.
De minister is van mening dat die twee dossiers niet noodzakelijkerwijs aan elkaar gekoppeld moeten worden. Het is de taak van de wetgever om de personeelsformatie te bepalen, rekening houdende met de huidige situatie. Wanneer de resultaten van de voornoemde studie aantonen dat die formatie moet worden aangepast, zal dat zonder problemen kunnen gebeuren.
De heer Laeremans betreurt de ondoorzichtigheid waarmee dit dossier behandeld wordt. Zijn herhaalde vragen ten spijt, heeft spreker nog steeds geen kopie kunnen ontvangen van de studie van KPMG over de werklast van de magistraten in Brussel.
IV. ARTIKELSGEWIJZE BESPREKING
Artikel 1
Over dit artikel worden geen opmerkingen gemaakt.
Artikel 1/1 (nieuw)
Amendement nr. 24
Mevrouw Faes c.s dient amendement nr. 24 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt een nieuw artikel 1/1 in te voegen, luidende :
« Art 1/1 (nieuw). — Artikel 58 van het Gerechtelijk Wetboek vervangen door de woorden « Dit wetboek regelt de organisatie van de rechtbanken van eerste aanleg, die bestaat uit de afdelingen vredegerechten, politierechtbank, arbeidsrechtbank en rechtbank van koophandel, en de organisatie van de hoven van beroep, de hoven van assisen en van het Hof van Cassatie. »
Spreekster betreurt ten zeerste dat de eenheidsrechtbank niet wordt ingevoerd.
Een zeer belangrijk onderdeel van de structurele reorganisatie van het gerechtelijk landschap is de invoering van de eenheidsrechtbank en daarmee samenhangend, een eenheidsparket. Dat wil zeggen dat in elk arrondissement zowel de rechtbank van eerste aanleg (met zijn burgerlijke kamer, strafkamer, fiscale kamer, jeugdkamer en strafuitvoeringskamer), de rechtbank van koophandel, de arbeidsrechtbanken, de vredegerechten en de politierechtbanken als één eerstelijnsrechtbank georganiseerd worden, onder leiding van 1 korpschef-manager die het geheel moet aansturen. Zo'n eenheidsrechtbank biedt tal van voordelen :
— in de eerste plaats om het grote aantal bazen terug te dringen. Een eenheidsrechtbank zou de organisatie ook veel eenvoudiger en transparanter maken, niet in het minst voor de rechtszoekende;
— ook de bevoegdheidsconflicten worden in zo'n eenheidsrechtbank maximaal beperkt en de werklast kan beter gespreid worden tussen de magistraten;
— bovendien zal een eenheidsrechtbank ook toelaten dat magistraten zich beter en meer kunnen specialiseren in bepaalde materies, wat het niveau van de rechtspraak dan weer ten goede zou komen. De nieuw op te richten familie-en jeugdrechtbank is hier een voorbeeld van;
— en dan hebben we nog niet gewezen op de grotere flexibiliteit en mobiliteit die zo één grote eenheidsrechtbank zou genereren.
Een eenheidsrechtbank hoeft zich trouwens niet te beperken tot de rechtbank van eerste aanleg. Ook op het niveau van het hof van beroep moest die keuze gemaakt worden : het Arbeidshof wordt dus in het hof van beroep geïntegreerd dat een « éénheidshof » wordt.
Mevrouw Faes benadrukt ook dat dit ten koste gaat van toekomstige investeringen in ons land. Volgens meester Hofströssler, advocaat, laten sommige investeerders België bewust links liggen omwille van zijn justitie : « wat betekent dat voor onze internationale reputatie ? Weet de publieke opinie dat er bedrijven zijn die bewust niet in ons land komen investeren — en er dus geen mensen komen tewerkstellen — omdat, vergeleken met hun thuisland, onze justitie de kwaliteitstoets niet doorstaat ? » (De Tijd, 28 september 2013).
Spreekster preciseert dat volgende amendementen nrs. 25 tot 57 (stuk Senaat, nr. 5-2212/3) tot doel hebben deze eenheidsrechbank in te voeren.
De heer Laeremans is het eens met de voorgaande spreekster. Hij kan nog begrijpen dat de eenheidsrechtbank niet op hetzelfde ogenblik als de vermindering van het aantal gerechtelijke arrondissementen tot stand is kunnen komen, maar hij vreest dat de huidige hervorming dit in de toekomst helemaal onmogelijk maakt. Spreker meent immers dat de voorgestelde gerechtelijke organisatie op grond van zowel een verdeling per provincie als per rechtsgebied, met uitzonderingen in bijvoorbeeld Vlaams-Brabant, heel ondoorzichtig en ingewikkeld is. Spreker pleit voor een geografische verdeling op basis van de provincies.
De minister antwoordt dat dit ontwerp een logisch gevolg is van de splitsing van het gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde. Het zou niet logisch geweest zijn daar geen rekening mee te houden. Een groot deel van de kritiek van de heer Laeremans betreft rechtstreeks of onrechtstreeks deze hervorming van het gerechtelijk arrondissement BHV, die echter reeds door het Parlement is goedgekeurd.
De minister is het niet eens met de mening van de heer Laeremans dat een sterke vermindering van het aantal gerechtelijke arrondissementen samen met het oprichten van een eenheidsrechtbank een te zware hervorming geweest zou zijn. Als de eenheidsrechtbank uiteindelijk niet is opgericht, dan komt dat hoofdzakelijk door een unaniem advies van de Nationale Arbeidsraad (NAR) van 15 december 2009 :
« De Raad roept de politieke wereld op om niet te raken aan de onafhankelijkheid van de arbeidsgerechten en arbeidsauditoraten, zodat niet in gevaar wordt gebracht wat in het verleden zijn deugdelijkheid heeft bewezen. De onafhankelijke arbeidsgerechten en arbeidsauditoraten moeten daarentegen ondersteund worden met de middelen om hun belangrijke maatschappelijke rol in de 21e eeuw te kunnen blijven vervullen. » (advies nr. 1 716 van de NAR).
De NAR heeft dit standpunt meermaals herhaald tijdens de verschillende overlegrondes betreffende dit dossier.
De minister benadrukt dat de voorgestelde hervorming de toekomstige oprichting van een eenheidsrechtbank geenszins in de weg staat. De handels- en arbeidsrechtbanken worden inderdaad op het niveau van het rechtsgebied samengebracht, maar dat is enkel om de mobiliteit en de specialisatie van magistraten te bevorderen, wat moeilijker zou zijn geweest als men ze op arrondissementsniveau had gehouden. Maar als in de toekomst blijkt dat het wenselijk of noodzakelijk is de handels- en arbeidsrechtbanken in een eenheidsrechtbank op te nemen, dan zal dat zonder problemen kunnen.
Ten slotte begrijpt de minister dat de oppositie de bespreking van het vorliggende ontwerp wil aangrijpen om terug te komen op de verworvenheden van het « gerechtelijk BHV-akkoord », maar zij herinnert eraan dat het haar opdracht is de hervorming te voltooien met inachtneming van de wet van 19 juli 2012 betreffende de hervorming van het gerechtelijk arrondissement Brussel.
Artikel 2
De heer Laeremans vraagt wat de gevolgen zijn van de afschaffing van de toegevoegde rechters in de verschillende arrondissementen :
— worden zij opgenomen in de personeelsformaties ?
— worden deze personeelsformaties verhoudingsgewijs uitgebreid ?
— hoe werd het aantal toegevoegde rechters vastgesteld en aan de hand van welke criteria ?
— wat is de bijzondere toestand van de toegevoegde rechters in Brussel ? Kan de minister preciseren hoeveel Nederstalige en Franstalige toegevoegde rechters er in Brussel zijn ? Hoe zullen deze toegevoegde rechters, die vandaag niet allemaal tweetalig zijn, kunnen voldoen aan de taalcriteria als zij in de personeelsformatie worden opgenomen ?
Spreker informeert ook naar het aantal toegevoegde vrederechters en toegevoegde rechters bij de politierechtbank.
En wat zal er gebeuren met de plaatsvervangende rechters ? Verdwijnen zij uit het hervormd gerechtelijk landschap ?
Inzake de vredegerechten, en meer bepaald de afwezigheid van voorzitters voor de vrederechters en politierechters in het gerechtelijk arrondissement Brussel, wijst de minister erop dat men de regels die vervat zijn in het BHV-akkoord heeft moeten naleven. Momenteel bepaalt het wetsontwerp dat de opdrachten van de voorzitter van de vrede- en politierechters in het gerechtelijk arrondissement Brussel worden uitgevoerd door de voorzitters van de rechtbank van eerste aanleg van Brussel. Het is echter niet uitgesloten dat men later, na een evaluatie van de toestand in Brussel, een voorzitter voor de vrederechters en politierechters aanwijst.
In het algemeen bevestigt de minister dat de toegevoegde rechters opgenomen worden in de bestaande personeelsformaties. Dit werd bevestigd door de diensten van de federale overheidsdienst (FOD) Justitie. In Brussel worden zij in de Franstalige of de Nederlandstalige personeelsformatie opgenomen, met inachtneming van de taalcriteria die vervat zijn in de wet van 19 juli 2012 betreffende de hervorming van het gerechtelijk arrondissement Brussel. Ten slotte worden de toegevoegde vrederechters ook behouden.
De categorie plaatsvervangende rechters wordt ook behouden. De voorwaarden voor hun benoeming worden echter strenger en de procedure wordt formeler. Het doel van de hervorming is immers de mobiliteit van beroepsmagistraten te bevorderen zodat het inschakelen van plaatsvervangende rechters uitzonderlijker wordt.
Artikel 2/1 (nieuw)
Amendement nr. 25
Mevrouw Faes c.s dient amendement nr. 25 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt een nieuw artikel 2/1 in te voegen, luidende :
« Art 2/1 (nieuw). — In Titel I van Boek I van het Tweede deel van het Gerechtelijk Wetboek een subtitel 1 invoegen, luidende « Subtitel 1. Rechtbank van eerste aanleg », die de hoofdstukken I en II omvat. »
Spreekster verwijst naar de verantwoording bij amendement nr. 24
Artikel 2/2 (nieuw)
Amendement nr. 26
Mevrouw Faes c.s dient amendement nr. 26 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt een nieuw artikel 2/2 in te voegen, luidende : « Art 2/2 (nieuw). — Onder subtitel 1 een nieuw artikel 58quater invoegen, luidende :
« Art 58quater. — § 1. Er is in ieder gerechtelijk arrondissement een rechtbank van eerste aanleg.
§ 2. De rechtbank van eerste aanleg bestaat uit een verschillende afdelingen : vredegerecht, politierechtbank, burgerlijke rechtbank, familie-en jeugdrechtbank, correctionele rechtbank, rechtbank van koophandel, arbeidsrechtbank en, bij de rechtbank van eerste aanleg waar de zetel van het hof van beroep is gevestigd, de strafuitvoeringsrechtbank,
§ 3. Elke afdeling bestaat uit een of meerdere kamers. » »
Spreekster verwijst naar de verantwoording bij amendement nr. 24
Artikel 2/3 (nieuw)
Amendement nr. 27
Mevrouw Faes c.s dient amendement nr. 27 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt een nieuw artikel 2/3 in te voegen met betrekking tot de samenstelling van de eenheidsrechtbank en de regels voor het aanstellen van een andere rechter in geval van wettige verhindering.
Spreekster verwijst naar de verantwoording van haar amendement.
Artikel 2/4 (nieuw)
Amendement nr. 28
Mevrouw Faes c.s dient amendement nr. 28 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt een nieuw artikel 2/4 in te voegen met betrekking tot de regeling van de dienst voor de eenheidsrechtbank.
Dit amendement volgt logischerwijs uit de vorige amendementen. Het bepaalt voor de eenheidsrechtbank de regeling van de dienst.
Artikel 2/5 (nieuw)
Amendement nr. 29
Mevrouw Faes c.s dient amendement nr. 29 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt een nieuw artikel 2/5 in te voegen met betrekking tot de taakverdeling en hiërarchische verhouding tussen de ondervoorzitters en de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg binnen de eenheidsrechtbank.
Dit amendement volgt logischerwijs uit de vorige amendementen.
Artikel 2/6 (nieuw)
Amendement nr. 30
Mevrouw Faes c.s dient amendement nr. 30 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt een nieuw artikel 2/6 in te voegen met betrekking tot het aantal rechters die dienen te worden vastgesteld in de nieuwe eenheidsrechtbank.
Artikel 2/7 (nieuw)
Amendement nr. 31
Mevrouw Faes c.s dient amendement nr. 31 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt een nieuw artikel 2/7 in te voegen, luidende : « Art 2/7 (nieuw). — Hoofdstuk I van titel I van boek 1 van het tweede deel van het Gerechtelijk Wetboek vervangen door de woorden « Hoofdstuk I. Afdelingen vredegerecht en politierechtbank ». »
Spreekster verwijst naar de verantwoording bij amendement nr. 24.
Artikel 3
Amendement nr. 32
Mevrouw Faes c.s dient amendement nr. 32 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt het voorgestelde eerste lid te vervangen door wat volgt : « Elke rechtbank van eerste aanleg bevat een afdeling « vredegerecht ». Er is een zittingsplaats van het vredegerecht in ieder gerechtelijk kanton zoals vastgelegd in artikel 1 van het bijvoegsel bij dit Wetboek. »
Dit amendement volgt logischerwijs uit de vorige amendementen.
Artikel 4
Amendement nr. 33
Mevrouw Faes c.s dient amendement nr. 33 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt in het voorgestelde artikel 60, in het derde lid, de laatste zin aan te vullen met de woorden « , evenals in de politierechtbank te Leuven. » »
Spreekster verwijst naar de verantwoording van haar amendement.
Artikel 5
Amendement nr. 34
Mevrouw Faes c.s dient amendement nr. 34 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt dit artikel te vervangen door wat volgt : « Art. 5. — Artikel 64 van hetzelfde wetboek opheffen. »
Spreekster verwijst naar haar schriftelijke verantwoording.
Artikel 6
Amendement nr. 1
Mevrouw Thibaut dient amendement nr. 1 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/2) dat ertoe strekt het voorgestelde artikel 65 te vervangen als volgt :
« Art. 65. Naargelang van de behoeften van de dienst wijst de voorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank, met inachtneming van de wet op het gebruik der talen in gerechtszaken, tijdelijk een of meer vrederechters aan, die door de algemene vergadering zijn voorgedragen met zijn of hun instemming, om de functie uit te oefenen van rechter in de politierechtbank, of een of meer rechters in de politierechtbank, die door de algemene vergadering zijn voorgedragen met zijn of hun instemming, om de functie uit te oefenen van vrederechter in het gerechtelijk arrondissement. Indien de algemene vergadering geen enkele kandidaat voordraagt, wijst de voorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank, met inachtneming van de wet op het gebruik der talen in gerechtszaken, tijdelijk en met zijn of hun instemming, een of meer vrederechters aan, om de functie uit te oefenen van rechter in de politierechtbank, of een of meer rechters in de politierechtbank, om de functie uit te oefenen van vrederechter in het gerechtelijk arrondissement. De aanwijzingsbeschikking geeft in elk geval de motieven van de aanwijzing weer en bepaalt de nadere regels ervan, waaronder de duur.
Naargelang van de behoeften van de dienst in het gerechtelijk arrondissement Brussel wijst de voorzitter van de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg, met inachtneming van de wet op het gebruik der talen in gerechtszaken, tijdelijk een of meer werkende of plaatsvervangende rechters in de politierechtbank aan, voorgedragen door de algemene vergadering, om cumulatief een ambt uit te oefenen in een andere politierechtbank van het arrondissement. Ingeval de algemene vergadering geen enkele kandidaat voordraagt, wijst de voorzitter van de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg, met inachtneming van de wet op het gebruik der talen in gerechtszaken, tijdelijk een of meer werkende of plaatsvervangende rechters in de politierechtbank aan, zonder dat zijn of hun instemming is vereist maar na hem of hen te hebben gehoord, om tegelijkertijd een ambt uit te oefenen in een andere politierechtbank van het arrondissement. De aanwijzingsbeschikking geeft in elk geval de motieven van de aanwijzing weer en bepaalt de nadere regels ervan, waaronder de duur.
Naargelang van de behoeften van de dienst kan de eerste voorzitter van het hof van beroep, met inachtneming van de wet op het gebruik der talen in gerechtszaken, op voordracht van de kandidaten door de algemene vergadering en met de instemming van de betrokkenen, een of meer rechters in de politierechtbank of een of meer vrederechters, opdragen tegelijkertijd een ambt uit te oefenen in een andere politierechtbank van het rechtsgebied of in een ander vredegerecht van het rechtsgebied gelegen in een ander arrondissement dan dat waarin zij benoemd zijn. Ingeval de algemene vergadering geen kandidaat voordraagt, wijst de eerste voorzitter van het hof van beroep, op advies van de voorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank, de kandidaten voor de betrokken ambten aan. De aanwijzingsbeschikking geeft in elk geval de motieven van de aanwijzing weer en bepaalt de nadere regels ervan, waaronder de duur.
Onder een behoefte van de dienst kan onder meer worden verstaan de verdeling van de werklast, de onbeschikbaarheid van een rechter, een vereiste deskundigheid, of andere daarmee vergelijkbare objectieve redenen.
De aanwijzing of de opdracht eindigt wanneer de reden ervan vervalt; voor de zaken waarover de debatten aan de gang zijn of die in beraad zijn, blijft de aanwijzing of de opdracht gelden tot aan het vonnis. » ».
Mevrouw Thibaut verwijst naar de schriftelijke verantwoording van haar amendement.
Amendement nr. 35
Mevrouw Faes c.s dient amendement nr. 35 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt dit artikel te vervangen door wat volgt : « Art. 6. — Artikel 65 van hetzelfde wetboek opheffen. »
Spreekster verwijst naar de verantwoording van haar amendement.
Amendement nr. 20
Mevrouw Defraigne dient amendement nr. 20 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/2), dat ertoe strekt in het voorgestelde artikel 65, § 1, tweede lid, de woorden « rechtbank van eerste aanleg » te vervangen door de woorden « vrederechters en rechters in de politierechtbank ».
De indienster verwijst naar de schriftelijke verantwoording van haar amendement.
Amendement nr. 82
De heer Laeremans dient amendement nr. 82 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt in het voorgestelde artikel 65, tweede lid, de woorden « rechtbank van eerste aanleg » te vervangen door « voorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank ».
Spreker verwijst naar de verantwoording van zijn amendement.
Artikel 7
Amendement nr. 21
Mevrouw Defraigne dient amendement nr. 21 in (stuk Senaat, nr. -2212-2091/2), dat in het voorgestelde artikel 65bis de volgende wijzigingen wil aanbrengen :
1º in het eerste lid de woorden « van de gerechtelijke arrondissementen Brussel en » vervangen door de woorden « van het gerechtelijk arrondissement »;
2º tussen het eerste en het tweede lid een lid invoegen, luidende :
« In het gerechtelijk arrondissement Brussel zijn er een voorzitter en een ondervoorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank met een Franstalig diploma en een voorzitter en een ondervoorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank met een Nederlandstalig diploma, met de bevoegdheden als bepaald in de artikelen 72bis en 186bis. »;
3º in het tweede lid, de eerste zin « Het voorzitterschap wordt afwisselend waargenomen door een vrederechter en door een rechter in de politierechtbank. » doen vervallen. »
De indienster verwijst naar de schriftelijke verantwoording van haar amendement.
Amendement nr. 66
Mevrouw Faes c.s dient amendement nr. 66 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt in het voorgestelde artikel 65bis, 1e lid, de woorden « Met uitzondering van de gerechtelijke arrondissementen Brussel en Eupen » te vervangen door de woorden « Met uitzondering van het gerechtelijk arrondissement Eupen ».
Met dit amendement willen de indieners gevolg geven aan het advies van het Koninklijk Verbond van vrederechters en politierechters :
« Er is geen redelijke verantwoording voor het plan om de Brusselse nabijheidsrechters, in tegenstelling tot hun collega's in de andere arrondissementen, geen eigen voorzitter toe te kennen en de voorzitterstaken te laten uitoefenen door de voorzitters van de twee Brusselse rechtbanken van eerste aanleg.
Het in het ontwerp op pagina 24 aangehaalde bezwaar tegen de benoeming van eigen voorzitters, erin bestaande dat voor de niet-ontdubbelde Brusselse vrederechters dan deze twee voorzitters tegelijk bevoegd zouden worden voor dezelfde vredegerechten, geldt uiteraard evenzeer wanneer in plaats van de twee voorzitters van vrederechters en politierechters, de twee voorzitters van de rechtbanken van eerste aanleg tegelijk bevoegd worden. Bovendien stelt dat probleem zich in werkelijkheid niet : de tweetaligheid van de Brusselse vrederechters staat er in de huidige wetgeving niet aan in de weg dat deze rechters op basis van de taal van hun diploma ingedeeld worden bij de Nederlandstalige, respectievelijke Franstalige algemene vergadering met elk een eigen voorzitter (huidig artikel 259decies,§ 2, 4e lid, Ger. W.). Het volstaat bijgevolg in Brussel één Nederlandstalige en één Franstalige voorzitter van vrede- en politierechters te benoemen, die korpsoverste worden van uitsluitend de vrede- en politierechters met een Nederlandstalig, resp. Franstalig diploma. Van overlapping van bevoegdheden voor dezelfde vredegerechten is daarbij geen sprake ! De benoeming van deze twee eigen voorzitters raakt bovendien in het geheel niet aan de beginselen van de BHV-wet, noch aan het taalevenwicht. »
Amendement nr. 83
De heer Laeremans dient amendement nr. 83 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt in het voorgestelde artikel 65bis van het Gerechtelijk Wetboek de volgende wijzigingen aan te brengen :
a) in het eerste lid de woorden « de gerechtelijke arrondissementen Brussel en » vervangen door de woorden « het gerechtelijk arrondissement ».
b) tussen het eerste en het tweede lid het volgende lid invoegen : « In het gerechtelijk arrondissement Brussel is er een voorzitter en een ondervoorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank met een Franstalige diploma en een voorzitter en een ondervoorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank met een Nederlandstalig diploma, met de bevoegdheden zoals bepaald in de artikelen 72bis en 186bis van het Gerechtelijk Wetboek. »;
c) in het tweede lid de woorden « Het voorzitterschap wordt afwisselend waargenomen door een vrederechter en door een rechter in de politierechtbank » weggelaten. »
Spreker betwist de specifieke regeling die voor Brussel wordt voorgesteld. Dit amendement wil ook gevolg geven aan het advies van het Koninklijk Verbond van vrederechters en politierechters.
Voor het overige verwijst spreker naar de schriftelijke verantwoording van zijn amendement.
Artikel 8
Amendement nr. 2
Mevrouw Thibaut dient amendement nr. 2 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/2), dat ertoe strekt in de voorgestelde tekst de volgende wijzigingen aan te brengen :
a) in het 1, de woorden « na advies van deprocureur des Konings, en van de stafhouder van de Orde » vervangen door de woorden « nadat hij het advies heeft ingewonnen van de procureur des Konings, de algemene vergadering en de stafhouder van de Orde »;
b) in het 2, de woorden « na advies van debetrokken vrederechter, en van de stafhouder van de Orde » vervangen door de woorden « nadat hij het advies heeft ingewonnen van de betrokken vrederechter, de algemene vergadering en de stafhouder van de Orde ».
De indiener verwijst naar de schriftelijke verantwoording bij het amendement.
Amendement nr. 67
Mevrouw Faes c.s dient amendement nr. 67 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt in het voorgestelde artikel 66, punt 1 te vervangen door wat volgt :
« 1º voor de politierechtbank door de voorzitter of ondervoorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank die de hoedanigheid heeft van politierechter, samen met de procureur des Konings, na advies van de stafhouder van de Orde of Ordes van Advocaten van het arrondissement; ».
Spreekster verwijst naar de verantwoording van haar amendement.
Artikel 9
Amendement nr. 3
Mevrouw Thibaut dient amendement nr. 3 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/2), dat ertoe strekt in het voorgestelde artikel 68, derde lid, de woorden« Wanneer de behoeften van de dienst het rechtvaardigen kan hij een deel van de zaken » te vervangen door de woorden « Wanneer de behoeften van de dienst het rechtvaardigen en nadat hij het advies van de algemene vergadering heeft ingewonnen, kan hij een deel van de zaken ».
De indiener meent dat, overeenkomstig het participatief management, de betrokken algemene vergadering moet worden geraadpleegd, om te waarborgen dat de magistraten zich achter de beslissing van de korpschef scharen en om de risico's op een verkapte tuchtstraf zo veel mogelijk te voorkomen.
Artikelen 10 tot 12
Over deze artikelen worden geen opmerkingen gemaakt.
Artikel 13
Amendement nr. 36
Mevrouw Faes c.s dient amendement nr. 36 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt dit artikel te vervangen door wat volgt :
« Art. 13. — Ingeval een vrederechter en zijn plaatsvervangers wettig verhinderd zijn, verwijst de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg de partijen naar een vrederechter van hetzelfde arrondissement. Het vonnis van verwijzing wordt uitgesproken op verzoek van de meest gerede partij. De partijen tegenwoordig zijnde of bij gerechtsbrief behoorlijk opgeroepen door de griffie, en de procureur des Konings worden gehoord. Tegen dit vonnis staat geen verzet of hoger beroep open. » »
Amendement nr. 4
Mevrouw Thibaut dient amendement nr. 4 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/2), dat ertoe strektin het 2º van het voorgestelde derde lid, de woorden « op advies van de voorzitter van de vrederechters en de rechters in de politierechtbank en van de procureur des Konings » te vervangen door de woorden « nadat hij het advies heeft ingewonnen van de voorzitter van de vrederechters en van de rechters in de politierechtbank, van de algemene vergadering en van de procureur des Konings ».
De indiener meent datde juridische bevoegdheid om een zetel elders in het gerechtelijk arrondissement te vestigen, de Koning toekomt. In het kader van participatief management dient evenwel de betrokken algemene vergadering te worden geraadpleegd, om te waarborgen dat de magistraten zich achter de beslissing van de korpschefscharen.
Wat de verplaatsing betreft van de zetel van een vredegerecht in geval van overmacht, vraagt de heer Laeremans aan de minister wat de ratio legis is van deze bepaling, aangezien de verplaatsing van de zetel van een vredegerecht een ernstige en ingewikkelde maatregel vormt. Wat moet men overigens verstaan onder « gevallen van overmacht » ?
De minister verduidelijkt dat die denkbeeldige situatie inhoudt dat een vredegerecht een tijd niet meer toegankelijk kan zijn, bijvoorbeeld in het geval van een overstroming. Het gaat om een erg uitzonderlijke situatie.
Amendement nr. 87
Mevrouw Van Hoof dient amendement nr. 87 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt in dit artikel een 2/1 in te voegen, luidende :
« 2/1 In het vierde lid worden de woorden « De vorige bepalingen zijn » vervangen door de woorden « Dit artikel is » »
Dit amendement geeft gevolg aan een opmerking van de dienst Wetsevaluatie.
Artikel 14
Amendement nr. 22
Mevrouw Defraigne dient amendement nr. 22 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/2) dat ertoe strekt dit artikel te vervangen als volgt : « Art. 14. In artikel 72bis van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid, worden de woorden « rechtbank van eerste aanleg » telkens vervangen door de woorden « vrederechters en rechters in de politierechtbank »;
2° in het tweede lid, worden de woorden « rechtbank van eerste aanleg » telkens vervangen door de woorden « vrederechters en rechters in de politierechtbank »;
3° in het derde lid, worden de woorden « rechtbanken van eerste aanleg » vervangen door de woorden « vrederechters en rechters in de politierechtbanken ». »
De indiener verwijst naar de schriftelijke verantwoording van het amendement.
De heer Laeremans vraagt wat er wordt verwacht van de nieuwe korpschefs. Zal de situatie van de vrederechters en politierechters in de praktijk al dan niet grondig veranderen ? Zal de voorzitter van de vrederechters en de rechters van de politierechtbank eigenlijk nog tijd hebben om de functie van vrederechter uit te oefenen ? Wordt er in aan aanvullende vergoeding voorzien voor de extra werklast als voorzitter ? Wordt er in een secretariaat voorzien dat de voorzitter bijstaat ? Betreft het gedetacheerd of bijkomend personeel ?
Wat de rol van de voorzitter van de vrederechters betreft, verduidelijkt de minister dat laatstgenoemde hoofdzakelijk belast zal zijn met de organisatie van de vredegerechten en het managen van de vrederechters. In de praktijk zal hij dus moeilijk zijn eigen functie van vrederechter kunnen uitoefenen.
Amendement nr. 84
De heer Laeremans dient amendement nr. 84 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt dit artikel te vervangen door wat volgt :
« Art. 14. In artikel 72bis van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 19 juli 2012, de volgende wijzigingen aanbrengen :
a) In het eerste en tweede lid telkens de woorden « rechtbank van eerste aanleg » vervangen door de woorden « vrederechters en de rechters en de politierechtbank ».
b) In het derde lid de woorden « rechtbanken van eerste aanleg » vervangen door vrederechters en rechters in de politierechtbank ». »
De heer Laeremans verklaart nogmaals dat het wetsontwerp de figuur van voorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank invoert als volwaardige korpschef. Het kent hem in elk arrondissement alle bevoegdheden van de korpschef toe aangaande mobiliteit, interne organisatie en benoemingen.
Het ontwerp voorziet evenwel in een afwijkende regeling voor de arrondissementen Eupen en Brussel.
Voor Eupen wordt deze uitzondering gerechtvaardigd door de kleinschaligheid van het arrondissement (met slechts twee vrederechters en één rechter in de politierechtbank). De bevoegdheden van de voorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank worden er daarom uitgeoefend door de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg.
Voor het arrondissement Brussel kent het wetsontwerp deze bevoegdheden toe aan de voorzitters van de Nederlandstalige, respectievelijke Franstalige rechtbank van eerste aanleg naargelang de taalrol van de rechtbank zo deze eentalig is, en aan beide voorzitters gezamenlijk zo het tweetalige vrederechters betreft.
Volgens de memorie van toelichting wenste men de Nederlandstalige en Franstalige voorzitters van de vrederechters en rechters in de politierechtbank niet gezamenlijk te laten beslissen over de tweetalige vrederechters en werd daarom de regeling van de wet van 19 juli 2012 betreffende de hervorming van het gerechtelijk arrondissement Brussel behouden. Het probleem van de gezamenlijke beslissing over de tweetalige vrederechters wordt vanzelfsprekend niet opgelost, maar enkel verschoven wanneer niet twee voorzitters van vrederechters en rechters in de politierechtbank, maar wel twee voorzitters van rechtbanken van eerste aanleg gezamenlijk moeten beslissen. Dit is dus geen geldig argument om de vrederechters en rechters in de politierechtbank uit het arrondissement Brussel anders te behandelen dan hun collega's uit de andere arrondissementen van het land.
Of de ongelijke behandeling zoals voorgesteld in het wetsontwerp, erin bestaande dat de Brusselse vrederechters en rechters in de politierechtbank geen eigen voorzitters zullen krijgen, de grondwettigheidstoets zal doorstaan, is dan ook twijfelachtig. Ook de Raad van State heeft daar in zijn advies op gewezen.
De in het ontwerp voorgestelde regeling zal ook tot gevolg hebben dat de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, zijnde de voorzitter van de beroepsinstantie tegen de vonnissen van de vrederechters en de rechters in de politierechtbank, grote bevoegdheden zal hebben over de interne organisatie van de vredegerechten en meer nog van de politierechtbanken. Dit zal zonder meer de onafhankelijkheid van de vrederechters en rechters in de politierechtbanken aantasten. Het voorstel komt er per analogie op neer dat de eerste voorzitter van het hof van beroep de korpsoverste zal worden van de rechtbanken van eerste aanleg.
De twee voorzitters van de op zich reeds grote Brusselse rechtbanken van eerste aanleg zullen noch voldoende tijd, noch terreinkennis hebben om zich bezig te houden met de organisatie van de vredegerechten en politierechtbanken. Met dit amendement wordt in de benoeming van één Nederlandstalige en één Franstalige voorzitter en ondervoorzitter voorzien, bevoegd voor de vrederechters en de rechters in de politierechtbank volgens de taal van hun diploma. Hiermee wordt de ongelijkheid in behandeling weggewerkt.
Artikel 15
Over dit artikel worden geen opmerkingen gemaakt.
Artikel 15/1 (nieuw)
Amendement nr. 37
Mevrouw Faes c.s dient amendement nr. 37 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt een nieuw artikel 15/1 in te voegen, luidende :
« Art 15/1 (nieuw). — Hoofdstuk II van titel I van boek I van het tweede deel van het Gerechtelijk Wetboek vervangen door de woorden « Hoofdstuk II. Afdelingen arrondissementsrechtbank, burgerlijke rechtbank, familie-en jeugdrechtbank, correctionele rechtbank, rechtbank van koophandel, arbeidsrechtbanken strafuitvoeringsrechtbank ». »
Spreekster verwijst naar haar schriftelijke verantwoording.
Artikel 16
Amendement nr. 38
Mevrouw Faes c.s dient amendement nr. 38 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt dit artikel te vervangen door wat volgt : « Art. 16. — Artikel 73 van hetzelfde wetboek opheffen. »
Dit amendement volgt logischerwijs uit de voorgaande amendementen die een eenheidsrechtbank oprichten.
Artikel 17
Amendement nr. 39
Mevrouw Faes c.s dient amendement nr. 39 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt dit artikel te vervangen door wat volgt : « Art. 17. — Artikel 74 van hetzelfde wetboek vervangen door wat volgt :
« Art. 74. — In ieder arrondissement is er een arrondissementsrechtbank die bestaat uit de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, de voorzitters van de afdeling arbeidsrechtbank en de afdeling rechtbank van koophandel of een door hen aangewezen rechter. » »
Dit amendement volgt logischerwijs uit de voorgaande amendementen die een eenheidsrechtbank oprichten.
Artikel 17/1 (nieuw)
Amendement nr. 40
Mevrouw Faes c.s dient amendement nr. 40 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt een nieuw artikel 17/1 in te voegen, luidende :
« Art 17/1 (nieuw). — Artikel 75 van hetzelfde wetboek vervangen door wat volgt :
« Art. 75. — De arrondissementsrechtbank wordt voorgezeten door de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg. » »
Dit amendement volgt logischerwijs uit de voorgaande amendementen die een eenheidsrechtbank oprichten.
Artikel 17/2 (nieuw)
Amendement nr. 41
Mevrouw Faes c.s dient amendement nr. 41 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt een nieuw artikel 17/2 in te voegen, luidende : « Art 17/2 (nieuw). — Afdeling 3 van titel 1 van boek I van het tweede deel van het Gerechtelijk Wetboek vervangen door de « Afdeling 3, Verdere bepalingen ». »
Dit amendement volgt logischerwijs uit de voorgaande amendementen die de indeling van het Gerechtelijk Wetboek aanpassen.
Artikel 18
Amendement nr. 42
Mevrouw Faes c.s dient amendement nr. 42 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt dit artikel te vervangen door wat volgt : « Art. 18. In artikel 76 van hetzelfde wetboek worden het eerste en tweede lid opgeheven. » »
Dit amendement volgt logischerwijs uit de voorgaande amendementen die een eenheidsrechtbank oprichten.
Artikel 19
Amendement nr. 43
Mevrouw Faes c.s dient amendement nr. 43 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt dit artikel op te heffen.
Dit amendement volgt logischerwijs uit de voorgaande amendementen die een eenheidsrechtbank oprichten.
Artikel 20
Over dit artikel worden geen opmerkingen gemaakt.
Artikel 20/1 (nieuw)
Amendement nr. 44
Mevrouw Faes c.s dient amendement nr. 44 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt een nieuw artikel 20/1 in te voegen, luidende : « Art 20/1 (nieuw). — Afdeling 4 van titel I van boek I van het tweede deel van het Gerechtelijk Wetboek vervangen door de « Afdeling 4. Afdeling arbeidsrechtbank ». »
Dit amendement volgt logischerwijs uit de voorgaande amendementen die de indeling van het Gerechtelijk Wetboek aanpassen.
Artikel 21
Over dit artikel worden geen opmerkingen gemaakt.
Artikel 21/1 (nieuw)
Amendement nr. 45
Mevrouw Faes c.s dient amendement nr. 45 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt een nieuw artikel 21/1 in te voegen, luidende : « Art 21/1 (nieuw). — Afdeling 5 van titel I van boek I van het tweede deel van het Gerechtelijk Wetboek vervangen door de « Afdeling 5. Afdeling rechtbank van koophandel ». »
Dit amendement volgt logischerwijs uit de voorgaande amendementen die de indeling van het Gerechtelijk Wetboek aanpassen.
Artikel 22
Over dit artikel worden geen opmerkingen gemaakt.
Artikel 22/1 (nieuw)
Amendement nr. 46
Mevrouw Faes c.s dient amendement nr. 46 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt een nieuw artikel 22/1 in te voegen, luidende : « Art 22/1 (nieuw). — In artikel 86 van hetzelfde wetboek de woorden « , de arbeidsrechtbank en rechtbank van koophandel » weglaten. »
Dit amendement volgt logischerwijs uit de voorgaande amendementen die de indeling van het Gerechtelijk Wetboek aanpassen.
Artikelen 23 en 24
Over deze artikelen worden geen opmerkingen gemaakt.
Artikel 25
Amendement nr. 5
Mevrouw Thibaut dient amendement nr. 5 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/2) dat ertoe strekt in het 1º, in de voorgestelde § 1, eerste lid, de woorden « van de betrokken algemene vergadering » in te voegen tussen de woorden « van de hoofdgriffier van de rechtbank » en de woorden « en van de stafhouders ».
Voor de indiener gaat het voorgestelde artikel in de goede richting doordat aan de korpschef wordt opgelegd verschillende actoren te raadplegen die bij het bijzonder reglement betrokken zullen zijn. Naar het voorbeeld van wat in artikel 8 van dit wetsontwerp is voorgesteld, moet overeenkomstig het participatief management echter ook de betrokken algemene vergadering worden geraadpleegd, om te waarborgen dat de magistraten zich achter de beslissing van de korpschef scharen en om de risico's op een verkapte tuchtstraf zo veel mogelijk te voorkomen.
Amendement nr. 68
Mevrouw Faes c.s dient amendement nr. 68 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt in het 1, in de voorgestelde paragraaf 1 de volgende wijzigingen aanbrengen :
1) de woorden « bij beschikking van de voorzitter van de rechtbank » vervangen door de woorden « gezamenlijk door de voorzitter van de rechtbank en, naar gelang het geval, de procureur des Konings of de arbeidsauditeur vastgesteld »;
2) de woorden « naar gelang van het geval, van de procureur des Konings of van de arbeidsauditeur, » weglaten.
Mevrouw Faes benadrukt dat in verschillende adviezen gepleit wordt dat de voorzitter van de rechtbank en de procureur des Konings dan wel de arbeidsauditeur samen het bijzonder reglement, zouden opstellen.
De minister antwoordt dat er niet voorzien is in een vorm van medebeheer voor het openbaar ministerie. Ook al is het van belang dat het openbaar ministerie een advies kan formuleren, het is toch de zittende magistraat die uiteindelijk de beslissing neemt.
Amendement nr. 88
Mevrouw Van Hoof dient amendement nr. 88 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt in dit artikel een 2/1 in te voegen, luidende :
« 2/1 in paragraaf 2, tweede lid, eerste zin worden de woorden « de sectie, » ingevoegd tussen de woorden « de afdeling, » en de woorden « de kamer ». »
Dit amendement geeft gevolg aan een opmerking van de dienst Wetsevaluatie.
Artikel 25/1 (nieuw)
Amendement nr. 47
Mevrouw Faes c.s dient amendement nr. 47 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt een nieuw artikel 25/1 in te voegen, luidende :
« Art 25/1 (nieuw). — In artikel 89 van hetzelfde wetboek de woorden « , van de arbeidsrechtbank of van de rechtbank van koophandel, » weglaten. »
Artikel 26
Amendement nr. 6
Mevrouw Thibaut dient amendement nr. 6 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/2), dat strekt om in het voorgestelde artikel 90, derde lid, de woorden « na advies van de algemene vergadering » in te voegen tussen de woorden « kan hij » en de woorden « een deel van de zaken ».
De indienster vindt dat overeenkomstig het participatief management de betrokken algemene vergadering moet worden geraadpleegd, om te waarborgen dat de magistraten zich achter de beslissing van de korpschef scharen en om de risico's op een verkapte tuchtstraf zo veel mogelijk te voorkomen.
Artikel 27
Bij dat artikel worden geen opmerkingen gemaakt.
Artikel 28
Amendement nr. 7
Mevrouw Thibaut dient amendement nr. 7 (stuk Senaat nr. 5-2212/2) in dat strekt om de voorgestelde leden 1 tot 5 te vervangen als volgt :
« Wanneer de behoeften van de dienst binnen een rechtbank van eerste aanleg dit rechtvaardigen, kan de eerste voorzitter van het hof van beroep, met inachtneming van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, bij beschikking een door de algemene vergadering voorgedragen rechter met diens instemming opdragen tijdelijk de functie van rechter waar te nemen in de rechtbank van koophandel van het rechtsgebied van het hof van beroep. Ingeval de algemene vergadering geen kandidaat voordraagt, kan de eerste voorzitter van het hof van beroep, met inachtneming van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, bij beschikking een rechter met diens instemming opdragen tijdelijk de functie van rechter waar te nemen in de rechtbank van koophandel van het rechtsgebied van het hof van beroep.
Wanneer de behoeften van de dienst binnen een rechtbank van koophandel dit rechtvaardigen, kan de eerste voorzitter van het hof van beroep, met inachtneming van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, bij beschikking een door de algemene vergadering voorgedragen rechter met diens instemming opdragen tijdelijk de functie van rechter waar te nemen in de rechtbank van eerste aanleg van het rechtsgebied van het hof van beroep. Ingeval de algemene vergadering geen kandidaat voordraagt, kan de eerste voorzitter van het hof van beroep, met inachtneming van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, bij beschikking een rechter met diens instemming opdragen tijdelijk de functie van rechter waar te nemen in de rechtbank van eerste aanleg van het rechtsgebied van het hof van beroep.
In diezelfde omstandigheden kan de eerste voorzitter eveneens, bij beschikking, een door de algemene vergadering voorgedragen rechter van het rechtsgebied van het hof van beroep met diens instemming opdragen zijn functie op bijkomende wijze en voor een bepaalde termijn waar te nemen in een in dat rechtsgebied gelegen rechtbank van eerste aanleg of rechtbank van koophandel. Ingeval de algemene vergadering geen kandidaat voordraagt, kan de eerste voorzitter eveneens, bij beschikking, een rechter van het rechtsgebied van het hof van beroep met diens instemming opdragen zijn functie op bijkomende wijze en voor een bepaalde termijn waar te nemen in een in dat rechtsgebied gelegen rechtbank van eerste aanleg of rechtbank van koophandel.
Wanneer de behoeften van de dienst dat rechtvaardigen, kunnen, in het rechtsgebied van het hof van beroep van Luik, de rechters van de rechtbank van eerste aanleg, de rechters van de rechtbank van koophandel en de rechters van de arbeidsrechtbank, naar gelang van het geval, op voordracht van de algemene vergadering, met hun instemming en met inachtneming van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, van de eerste voorzitter van het hof van beroep of de eerste voorzitter van het arbeidshof respectievelijk de opdracht krijgen hun functie waar te nemen in de rechtbank van eerste aanleg, de rechtbank van koophandel of de arbeidsrechtbank van het gerechtelijk arrondissement Eupen. De rechters van de rechtbank van koophandel en de rechters van de arbeidsrechtbank van het arrondissement Eupen kunnen, naar gelang van het geval, op voordracht van de algemene vergadering en met hun instemming, van de eerste voorzitter van het hof van beroep of de eerste voorzitter van het arbeidshof respectievelijk de opdracht krijgen hun functie waar te nemen in ofwel een rechtbank van koophandel of een rechtbank van eerste aanleg van het rechtsgebied, ofwel een arbeidsrechtbank van het rechtsgebied. Ingeval de algemene vergadering geen kandidaat voordraagt, kan de eerste voorzitter van het hof van beroep of de eerste voorzitter van het arbeidshof de rechters opdragen hun functie elders waar te nemen naar gelang van de in dit lid bepaalde gevallen.
Onder een behoefte van de dienst dient te worden verstaan de verdeling van de werklast, de onbeschikbaarheid van een rechter, een vereiste deskundigheid of andere daarmee vergelijkbare objectieve redenen.
De beschikking geeft de redenen op waarom het nodig is een beroep te doen op een rechter van een ander rechtscollege van het rechtsgebied en preciseert de nadere voorwaarden van de opdracht, waaronder de duur ervan. »
De indienster preciseert dat het amendement invulling moet geven aan het begrip « participatief management ». Ingeval een bepaalde dienst nood heeft aan tijdelijke versterking, neemt in de eerste plaats de algemene vergadering van de betrokken magistraten het voortouw. Het profiel van de kandidaat die voor de aanwijzing of de opdracht wordt gezocht, wordt voorgesteld in de algemene vergadering, die probeert om uit haar leden een magistraat bereid te vinden om de dienst die tijdelijk in moeilijkheden verkeert, te versterken. Ingeval de algemene vergadering geen enkele kandidaat voordraagt die aan het gezochte profiel beantwoordt, kan de korpschef een magistraat aanwijzen, die de aanwijzing of de opdracht aanvaardt.
Door de magistraten-medewerkers van de korpschef bij een beslissing over de mobiliteit van een magistraat te betrekken, vergewist men zich ervan dat zij die beslissing ook zullen steunen. Tevens wordt aldus het risico van een verdoken tuchtmaatregel in de vorm van een beschikking tot tijdelijke aanwijzing of opdracht zo veel mogelijk voorkomen.
Ten slotte definieert het amendement het begrip « behoefte van de dienst ».
Amendement nr. 89
Mevrouw Van Hoof dient amendement nr. 89 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt in dit artikel de volgende wijzingen aan te brengen :
1) De vervanging van het eerste tot het vijfde lid van artikel 98 van het Gerechtelijk Wetboek worden ondergebracht in 1º.
2) Een punt 2º invoegen, luidende als volgt : « 2º In het zesde lid worden de woorden « tweede lid » vervangen door de woorden « derde lid ». »
Dit amendement geeft gevolg aan een opmerking van de dienst Wetsevaluatie.
Artikel 29
Bij dat artikel worden geen opmerkingen gemaakt.
Artikel 30
Amendement nr. 8
Mevrouw Thibaut dient amendement nr. 8 in (stuk Senaat nr. 5-2212/2), dat strekt om het voorgestelde artikel 99ter als volgt te vervangen :
« Art. 99ter. Naargelang van de behoeften van de dienst kan de eerste voorzitter van het hof van beroep een in het rechtsgebied benoemde rechter van de rechtbank van eerste aanleg of rechter van de rechtbank van koophandel, op voordracht van de algemene vergadering en met diens instemming, opdragen zijn ambt in het hof van beroep uit te oefenen. Indien de algemene vergadering geen enkele kandidaat voordraagt, kan de eerste voorzitter van het hof van beroep een in het rechtsgebied benoemde rechter van de rechtbank van eerste aanleg of rechter van de rechtbank van koophandel met diens instemming opdragen zijn ambt in het hof van beroep uit te oefenen.
Naargelang van de behoeften van de dienst kan de eerste voorzitter van het arbeidshof een in het rechtsgebied benoemde rechter van de arbeidsrechtbank, op voordracht van de algemene vergadering en met diens instemming, opdragen zijn ambt in het arbeidshof uit te oefenen. Indien de algemene vergadering geen enkele kandidaat voordraagt, kan de eerste voorzitter van het arbeidshof een in het rechtsgebied benoemde rechter van de arbeidsrechtbank met diens instemming opdragen zijn ambt in het arbeidshof uit te oefenen.
Onder « behoefte van de dienst » moet worden verstaan de verdeling van de werklast, de onbeschikbaarheid van een rechter, een vereiste deskundigheid of andere daarmee vergelijkbare objectieve redenen.
In de beschikking wordt vermeld waarom een beroep moet worden gedaan op een rechter en worden de nadere regels van de opdracht omschreven, waaronder de duur ervan. »
De indienster preciseert dat het amendement invulling moet geven aan het begrip « participatief management ». Ingeval een bepaalde dienst nood heeft aan tijdelijke versterking, neemt in de eerste plaats de algemene vergadering van de betrokken magistraten het voortouw. Het profiel van de kandidaat die voor de aanwijzing of de opdracht wordt gezocht, wordt voorgesteld in de algemene vergadering, die probeert om uit haar leden een magistraat bereid te vinden om de dienst die tijdelijk in moeilijkheden verkeert te versterken. Ingeval de algemene vergadering geen enkele kandidaat voordraagt die aan het gezochte profiel beantwoordt, kan de korpschef een magistraat aanwijzen, die de aanwijzing of de opdracht aanvaardt.
Door de magistraten-medewerkers van de korpschef bij een beslissing over de mobiliteit van een magistraat te betrekken, vergewist men zich ervan dat zij die beslissing ook zullen steunen. Tevens wordt aldus het risico van een verdoken tuchtmaatregel in de vorm van een beschikking tot tijdelijke aanwijzing of opdracht zoveel mogelijk voorkomen.
Ten slotte definieert het amendement het begrip « behoefte van de dienst ».
Artikel 31
Bij dat artikel worden geen opmerkingen gemaakt.
Artikel 32
Amendement nr. 58
De heer Laeremans dient amendement nr. 58 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt het voorgestelde artikel 100, § 2, derde lid te vervangen door wat volgt : « De instemming van de aangewezen magistraat is vereist. »
Door de uitbreiding van de arrondissementen hebben de korpschefs voldoende bewegingsvrijheid en voldoende rechters en substituten tot hun beschikking onder de magistraten die tot het uitgebreide arrondissement behoren. De mobiliteit tussen verschillende uitgebreide arrondissementen van eenzelfde rechtsgebied van het hof van beroep kan belangrijke professionele, persoonlijke of familiale gevolgen hebben, in die mate dat een instemming van de betrokkene een vereiste dient te zijn.
Artikelen 33 en 34
Bij die artikelen worden geen opmerkingen gemaakt.
Artikel 34/1 (nieuw)
Amendement nr. 48
Mevrouw Faes c.s dient amendement nr. 48 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt een nieuw artikel 34/1 in te voegen, luidende : « Art 34/1 (nieuw). — Hoofdstuk III van titel I van boek I van het tweede deel van het Gerechtelijk Wetboek wordt subtitel 2 en vervangen door de woorden « Subtitel 2, hof van beroep ». »
Dit amendement volgt logischerwijs uit de voorgaande amendementen die de indeling van het Gerechtelijk Wetboek aanpassen.
Artikel 34/2 (nieuw)
Amendement nr. 49
Mevrouw Faes c.s dient amendement nr. 49 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt een nieuw artikel 34/2 in te voegen, luidende : « Art. 34/2 (nieuw). — In artikel 101 van hetzelfde
Wetboek het eerste lid vervangen als volgt : « Er zijn in het hof van beroep kamers voor burgerlijke zaken, kamers voor correctionele zaken, jeugdkamers en arbeidskamers. » »
Naar analogie met de eenheidsrechtbank op eerste aanleg voorziet dit wetsvoorstel de oprichting van een eenheidshof.
Artikel 35
Er worden geen opmerkingen over dit artikel gemaakt.
Artikel 35/1 (nieuw)
Amendement nr. 50
Mevrouw Faes c.s dient amendement nr. 50 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt een nieuw artikel 35/1 in te voegen, luidende : « Art. 35/1 (nieuw). — Afdeling 2 van hoofdstuk III van titel I van boek I van het tweede deel van het Gerechtelijk Wetboek wordt « Afdeling 2 Arbeidskamer ». »
Dit amendement volgt logischerwijs uit het amendement tot oprichting van een eenheidshof.
Artikel 35/2 (nieuw)
Amendement nr. 51
Mevrouw Faes c.s dient amendement nr. 51 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt een nieuw artikel 35/1 in te voegen, luidende : « Art. 35/2 (nieuw). — In artikel 103 van hetzelfde Wetboek vervangen als volgt :
« Art. 103. — De arbeidskamer bestaat uit een kamervoorzitter, onderkamervoorzitters, raadsheren in de arbeidskamer en raadsheren in sociale zaken.
Er zijn plaatsvervangende raadsheren in sociale zaken, benoemd om tijdelijk de verhinderde raadsheren in sociale zaken te vervangen. » »
Dit amendement volgt logischerwijs uit het amendement tot oprichting van een eenheidshof.
Artikel 35/3 (nieuw)
Amendement nr. 52
Mevrouw Faes c.s dient amendement nr. 52 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt een nieuw artikel 35/3 in te voegen, luidende : « Art. 35/3 (nieuw). — In artikel 104 van hetzelfde Wetboek de woorden « arbeidshof » telkens vervangen door de woorden « arbeidskamer ». »
Dit amendement volgt logischerwijs uit het amendement tot oprichting van een eenheidshof.
Artikel 35/4 (nieuw)
Amendement nr. 53
Mevrouw Faes c.s dient amendement nr. 53 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt een nieuw artikel 35/4 in te voegen, luidende : « Art. 35/4 (nieuw). — In artikel 105 van hetzelfde Wetboek de woorden « en in ieder arbeidshof » weglaten. »
Dit amendement volgt logischerwijs uit het amendement tot oprichting van een eenheidshof.
Artikel 35/5 (nieuw)
Amendement nr. 54
Mevrouw Faes c.s dient amendement nr. 54 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt een nieuw artikel 35/5 in te voegen, luidende :
« Art. 35/5 (nieuw). — In artikel 106 van hetzelfde Wetboek de volgende wijzigingen aanbrengen :
1) In het eerste lid volgende wijzigingen aanbrengen :
— de woorden « en dat van het arbeidshof » weglaten;
— de woorden « Het advies van de eerste voorzitter van het arbeidshof » vervangen door de woorden « Het advies van de voorzitter van de arbeidskamer »;
2) in het derde lid de woorden « en van het arbeidshof » weglaten.
3) In het vierde lid de woorden « en van het arbeidshof » weglaten.
Dit amendement volgt logischerwijs uit het amendement tot oprichting van een eenheidshof.
Artikel 35/6 (nieuw)
Amendement nr. 55
Mevrouw Faes c.s dient amendement nr. 55 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt een nieuw artikel 35/6 in te voegen, luidende : « Art. 35/6 (nieuw). — In artikel 107 van hetzelfde Wetboek de woorden « of van het arbeidshof, naar gelang van het geval, » weglaten. »
Dit amendement volgt logischerwijs uit het amendement tot oprichting van een eenheidshof.
Artikel 36
Er worden geen opmerkingen over dit artikel gemaakt.
Artikel 36/1 (nieuw)
Amendement nr. 56
Mevrouw Faes c.s dient amendement nr. 56 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt een nieuw artikel 36/1 in te voegen, luidende : « Art 36/1 (nieuw). — Hoofdstuk IV van titel I van boek I van het tweede deel van het Gerechtelijk Wetboek wordt subtitel 3, luidende « Subtitel 3. Hof van assisen ». »
Dit amendement volgt logischerwijs uit de amendementen die de indeling van het Gerechtelijk Wetboek aanpassen.
Artikel 37
Amendement nr. 9
Mevrouw Thibaut dient amendement nr. 9 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/2), dat artikel 37 wil vervangen als volgt :
« Naargelang van de behoeften van de dienst kunnen de eerste voorzitters van de hoven van beroep en van de arbeidshoven, met inachtneming van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, in onderling overleg en nadat de algemene vergadering advies heeft uitgebracht, beslissen respectievelijk een magistraat van een hof van beroep of van een arbeidshof, die daarmee instemt, een opdracht te geven in een ander hof van beroep of een ander arbeidshof.
Naargelang van de behoeften van de dienst kan de eerste voorzitter van het hof van beroep, met inachtneming van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, op voordracht van de algemene vergadering, een raadsheer bij het hof van beroep met diens instemming opdragen de functies van rechter uit te oefenen in een rechtbank van eerste aanleg of in een rechtbank van koophandel, en een raadsheer bij het arbeidshof kan door de eerste voorzitter bij het arbeidshof, met inachtneming van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, op voordracht van de algemene vergadering en met diens instemming, worden opgedragen de functies van rechter uit te oefenen in een arbeidsrechtbank. Indien de algemene vergadering geen enkele kandidaat voordraagt, kan de eerste voorzitter van het hof van beroep of de eerste voorzitter van het arbeidshof de rechters een opdracht geven volgens de gevallen waarin dit lid voorziet.
Onder « behoefte van de dienst » moet worden verstaan de verdeling van de werklast, de onbeschikbaarheid van een rechter, een vereiste deskundigheid of andere daarmee vergelijkbare objectieve redenen.
In de beschikking wordt vermeld waarom een beroep moet worden gedaan op een raadsheer en worden de nadere regels van de opdracht omschreven, waaronder de duur ervan. »
Mevrouw Thibaut legt uit dat dit amendement invulling moet geven aan het begrip « participatief management ». Ingeval een bepaalde dienst nood heeft aan tijdelijke versterking, is naast de instemming van alle betrokken korpschefs ook het advies van de algemene vergadering van de betrokkenen vereist.
Door de magistraten-medewerkers van de korpschef bij een beslissing over de mobiliteit van een magistraat te betrekken, vergewist men zich ervan dat zij die beslissing ook zullen steunen. Tevens wordt aldus het risico van een verdoken tuchtmaatregel in de vorm van een beschikking tot tijdelijke aanwijzing of opdracht zoveel mogelijk voorkomen.Ten slotte definieert het amendement het begrip « behoefte van de dienst ».
Artikel 37/1 (nieuw)
Amendement nr. 57
Mevrouw Faes c.s dient amendement nr. 57 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt een nieuw artikel 37/1 in te voegen, luidende : « Art 37/1 (nieuw). — Hoofdstuk V van titel I van boek I van het tweede deel van het Gerechtelijk Wetboek wordt subtitel 4, luidende « Subtitel 4. Hof van cassatie ». »
Dit amendement volgt logischerwijs uit de amendementen die de indeling van het Gerechtelijk Wetboek aanpassen.
Artikel 38
Er worden geen opmerkingen over dit artikel gemaakt.
Artikel 39
Amendement nr. 59
De heer Laeremans dient amendement nr. 59 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt dit artikel te doen vervallen.
Spreker verwijst naar de verantwoording van zijn amendement.
Amendement nr. 69
Mevrouw Faes c.s dient amendement nr. 69 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt dit artikel te doen vervallen.
Spreekster verwijst naar haar schriftelijke verantwoording.
De heer Laeremans meent dat de minister nog steeds geen duidelijk antwoord heeft verschaft op zijn bedenkingen met betrekking tot de instelling van twee procureurs des Konings in het arrondissement Henegouwen.
De minister verwijst naar de toelichting die zij daaromtrent heeft gegeven in de algemene bespreking.
Het arrondissement Henegouwen is de enige plaats waar de grenzen van het ressort samenvallen met de grenzen van het nieuwe arrondissement.
Met de instelling van 2 procureurs des Konings voor 1 Procureur generaal wil zij dezelfde evenwichten behouden als in de andere arrondissementen.
De heer Laeremans wijst erop dat de argumentatie van de minister werd weerlegd door de Raad van State. Het betreft hier dus en discriminatie die is gestoeld op een ontkrachte argumentatie. Verder creëert dit een onevenwicht tussen Nederlandstaligen en Franstaligen binnen de raad van procureurs.
Mevrouw Faes meent eveneens dat de minister geen concreet antwoord verschaft op de vraag waarom 1 procureur generaal tegenover 1 procureur des Konings problematisch zou zijn. De procureur-generaal zal toch niet minder gezag hebben omdat er slechts 1 procureur des Konings is ? Als men deze argumentatie doortrekt, zou men ook 2 arbeidsauditeurs moeten instellen. Wat als er twee tegenstrijdige adviezen zijn ?
De minister antwoordt dat dit debat reeds meerdere keren is gevoerd. Bij het beheer voor het management van het parket worden de nodige middelen toegekend om 2 procureurs des Konings in te stellen in Henegouwen, zoals in de andere ressorten. Verder wil de minister het technisch niet onmogelijk maken de ressorten op een andere wijze in te delen in een toekomstige legislatuur, mits artikel 156 van de Grondwet voor herziening vatbaar is verklaard.
De heer Laeremans blijft erbij dat de hiërarchie van de procureur generaal geen afdoend argument is. Ook de mogelijke toekomstige indeling is geen argument; men heeft immers geen enkel zicht op wat later zal gebeuren. Spreker meent dat het parlement met een kluitje in het riet wordt gestuurd en dat Antwerpen zwaar wordt gediscrimineerd.
Mevrouw Faes blijft erbij dat de minister, althans in de commissie voor de Justitie van de Senaat, nog geen concreet antwoord heeft verschaft op haar vragen.
Amendement nr. 70
Mevrouw Faes c.s dient amendement nr. 70 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt dit artikel te vervangen door wat volgt :
« Art. 39. In artikel 150 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 22 december 1998, 12 april 2004 en 19 juli 2012 de volgende wijzigingen aanbrengen :
1) Paragraaf 2 vervangen als volgt :
« § 2. In afwijking van § 1, zijn er in het gerechtelijk arrondissement Brussel twee procureurs des Konings :
1º de procureur des Konings van Vlaams-Brabant oefent in het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde en Leuven onder het gezag van de procureur-generaal van Brussel het ambt van openbaar ministerie uit bij de Nederlandstalige eenheidsrechtbank.
De aan deze procureur verbonden ambtenaren van het openbaar ministerie worden benoemd bij de Nederlandstalige rechtbank met standplaats het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde en Leuven;
2º de procureur des Konings van Brussel oefent, in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, onder het gezag van de procureur-generaal van Brussel, het ambt van openbaar ministerie uit bij de Franstalige en Nederlandstalige eenheidsrechtbank. Deze procureur des Konings wordt bijgestaan door een eerste substituut met als titel adjunct-procureur des Konings van Brussel, met het oog op het overleg bedoeld in artikel 150ter. Onverminderd de bevoegdheden van het coördinatiecomité bedoeld in artikel 150ter, treedt de adjunct-procureur des Konings van Brussel op onder het gezag en de leiding van de procureur des Konings van Brussel. In die omstandigheden staat hij hem bij, in het bijzonder voor de relaties met het parket van Vlaams-Brabant, de goede werking van de Nederlandstalige eenheidsrechtbank, en de relaties met de Nederlandstalige magistratuur en het Nederlandstalig personeel van het parket te Brussel. De aan de procureur des Konings van Brussel verbonden ambtenaren van het openbaar ministerie worden benoemd bij de Brusselse rechtbanken met standplaats het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad. »;
2) paragraaf 3 opheffen. »
Spreekster verwijst naar haar schriftelijke verantwoording.
Artikelen 40 tot 43
Over deze artikelen worden geen opmerkingen gemaakt.
Artikel 43/1 (nieuw)
Amendement nr. 90
Mevrouw Van Hoof dient amendement nr. 90 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt een artikel 43/1 in te voegen, luidende :
« Art. 43/1. In artikel 162, § 3, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 15 juni 2001, worden de woorden « artikel 186, vierde lid » vervangen door de woorden « artikel 186,§ 1, tiende lid ». »
Dit amendement geeft gevolg aan een opmerking van de Dienst Wetsevaluatie.
Artikelen 44 tot 49
Over deze artikelen worden geen opmerkingen gemaakt.
Artikel 50
Mevrouw Thibaut vraagt zich af wat de werkelijke draagwijdte is van artikel 50 van het ontwerp, dat erin voorziet dat de Koning de hoven van beroep in twee of meer afdelingen kan verdelen. In de toelichting staat inderdaad dat er geen afdelingen zijn bij de hoven van beroep. Zijn die twee stellingen niet in tegenspraak met elkaar ?
De minister antwoordt dat artikel 50 van het ontwerp voorziet in de mogelijkheid om de hoven van beroep en de arbeidsrechtbanken in afdelingen te verdelen. Die mogelijkheid bestaat echter al sinds 1967 en ze werd in praktijk gebracht in de arbeidsrechtbanken van Antwerpen, Hasselt, Gent, Brugge, Luik, Neufcháteau en Namen. Bijgevolg verandert er niets voor de hoven van beroep en de arbeidsrechtbanken.
De minister bevestigt eveneens dat de wet er ook in voorziet dat de hoven zittingen kunnen organiseren op andere plaatsen binnen het rechtsgebied. Die mogelijkheid bestaat, zonder dat daarvoor een afdeling gecreëerd moet worden. Het zaakverdelingsreglement is vastgelegd bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad.
Amendementen nr. 10 en nr. 11
Mevrouw Thibaut dient amendement nr. 10 in (stuk Senaat, 5-2212/2) dat ertoe strekt in dit artikel de volgende wijzigingen aan te brengen :
A. in het 2, in het voorgestelde derde lid, dewoorden « de hoofdgriffier » vervangen door de woorden « de hoofdgriffier, de algemene vergadering »;
B. in het 2, in het voorgestelde vierde lid, tussen de woorden « de hoofdgriffier » en de woorden « en de stafhouders » de woorden « , de algemene vergadering » invoegen;
C. in het 2, in het voorgestelde vijfde lid, tussen de woorden « het zaakverdelingsreglement » en de woorden « voorgesteld door », de woorden « , na advies van de betrokken algemene vergadering, » invoegen;
D. in het 2, het voorgestelde zesde en zevende lid vervangen als volgt :
« Alleen de algemene vergadering op het niveau van het arrondissement kan verklaren dat een afdeling exclusief voor bepaalde categorieën van zaken bevoegd is. Ze zorgt er in dat geval voor dat de toegang tot de rechter en de kwaliteit van de dienstverlening gewaarborgd blijven.
In burgerlijke zaken kan die beslissing van de algemene vergadering die een afdeling exclusieve bevoegdheid verleent, alleen betrekking hebben op de volgende aangelegenheden :
a) wat de rechtbank van eerste aanleg betreft : de aangelegenheden bedoeld in de artikelen 569, 2 tot 42, 570, 571 en 572;
b) wat de rechtbank van koophandel betreft : de aangelegenheden bedoeld in de artikelen 573, 2, 574, 3, 4, 7, 8, 9, 11 tot 19, 575, 576 en 577;
c) wat de arbeidsrechtbank betreft : de aangelegenheden bedoeld in de artikelen 582, 3 tot 13 en 583.
In strafzaken kan die beslissing van de algemene vergadering die een afdeling exclusieve bevoegdheid verleent, alleen betrekking hebben op de volgende aangelegenheden :
1º cybercriminaliteit;
2º sociaaleconomische zaken;
3º financiële en fiscale zaken;
4º internationale drugshandel;
5º wapenhandel;
6º schijnhuwelijken, gedwongen huwelijk, schijnsamenwoningen en gedwongen wettelijke samenwoning;
7º terrorisme;
8º mensenhandel;
9º milieu;
10º stedenbouw;
11º telecommunicatie;
12º militaire misdrijven;
13º intellectuele eigendom;
14º landbouw;
15º uitlevering;
16º douane en accijnzen;
17º hormonen;
18º doping;
19º voedselveiligheid;
20º dierenwelzijn. »;
E. in het 3º, in de voorgestelde § 2, tweede lid, de woorden « of met betrekking tot het zaakverdelingsreglement » vervangen door de woorden « , met betrekking tot het zaakverdelingsreglement of met betrekking tot de beslissing van de algemene vergadering ». »
Mevrouw Thibaut verduidelijkt dat het amendement beantwoordt aan een logica van participatief management.Het bij dit wetsontwerp voorgestelde artikel gaat in de goede richting doordat het in uitzicht stelt dat aan de Koning wordt opgelegd verschillende actoren te raadplegen die bij het zaakverdelingsreglement betrokken zullen zijn. Overeenkomstig het participatief management moet echter ook de betrokken algemene vergadering worden geraadpleegd, om te waarborgen dat de magistraten zich achter het bij koninklijk besluit bepaald zaakverdelingsreglement scharen.
Mevrouw Thibaut verwijst voor het overige naar de schriftelijke verantwoording bij het amendement.
Mevrouw Thibaut dient eveneens amendement nr. 11 in (stuk Senaat, 5-2212/2), een subsidiair amendement op amendement nr. 10. Het strekt ertoe in het 2, in het voorgestelde zesde lid,c), de woorden « 578, 579, » weg te laten.
De artikelen 578 en 579 van het Gerechtelijk Wetboek hebben betrekking op de bevoegdheden van de arbeidsrechtbank die deel uitmaken van de basisdiensten, onder meer de geschillen over arbeidsovereenkomsten of arbeidsongevallen. Volgens de geest van het wetsontwerp mogen die aangelegenheden niet in één afdeling worden geconcentreerd, teneinde de rechtsbedeling laagdrempelig te houden.
De minister verklaart geen voorstander te zijn van de logica van participatief management die de basis vormt van de twee amendementen. Ze onderstreept dat de herindeling van de gerechtelijke arrondissementen een eerste stap vormt die noodzakelijk is om een autonoom beheer van gerechten en parketten te kunnen invoeren. Indien men een grotere beheersautonomie wenst voor de korpschefs, moeten zij ook de eindverantwoordelijkheid krijgen bij de besluitvorming.
Amendement nr. 71
Mevrouw Faes c.s dient amendement nr. 71 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt In het voorgestelde artikel 186 de volgende wijzigingen aan te brengen :
1) Het vijfde lid vervangen als volgt :
« Het zaakverdelingsreglement van het hof wordt vastgesteld op gezamenlijk voorstel van de eerste voorzitter en van de procureur-generaal na advies van de hoofdgriffier en van de vergadering van de stafhouders van de balies van het rechtsgebied van het hof van beroep voorgezeten door de eerste voorzitter. »;
2) Het zesde lid vervangen als volgt : « het zaakverdelingsreglement van de rechtbank wordt vastgesteld op voorstel van de voorzitter na advies van naar gelang de procureur des Konings of de arbeidsauditeur, de hoofdgriffier en de stafhouder van de Orde of Ordes van advocaten. »
Mevrouw Faes vindt dat het openbaar ministerie een volwaardige pijler vormt naast de zetel. Het is dan ook aangewezen dat zij gezamenlijk een voorstel tot zaakverdelingsreglement lanceren.
De minister wijst erop dat het zaakverdelingsreglement op voorstel van de voorzitter is, maar goedgekeurd moet worden in de Ministerraad. Verder somt het artikel een aantal zaken op waarvoor dit mogelijk is, zoals voor cybercriminaliteit. Voor andere zaken, zoals familiezaken, is dit niet mogelijk. De bedoeling is meer specialisatie mogelijk te maken in de verschillende gerechtelijke arrondissementen.
Het zaakverdelingsreglement regelt de werkzaamheden van de rechtbank. Dit is de verantwoordelijkheid van de voorzitter of eerste voorzitter Ofschoon het openbaar ministerie een belangrijke partner is, is het niet opportuun dat het openbaar ministerie mee beslist over de werkzaamheden van de rechtbank, ook al om schijn van partijdigheid te vermijden. Daarom kan het openbaar ministerie wel een advies geven, maar kan het niet mee beslissen in het voorstel.
Voorts verwijst de minister ook naar de toekomstige e-griffie, waarbij de elektronische overzending de werklast zal verminderen.
Wat betreft de eenheidsrechtbanken, verwijst de minister naar de eerdere besprekingen. Er wordt wel gewerkt aan een eenheidsloket ten behoeve van de rechtzoekende, die de stukken op een enkele plaats kan neerleggen; de back office zal dan voor verdere dispatching zorgen.
Mevrouw Faes heeft bedenkingen bij de verwijzing naar de e-griffie, vooral als men kijkt naar de huidige stand van zaken wat betreft de informatisering van Justitie. Ze juicht de oprichting van de e-griffie toe, maar meent dat dit de problemen van informatisering zal vergroten, gelet op de noodzakelijke afstemming.
De minister is ervan overtuigd dat deze bepalingen geen overdreven werklast zullen betekenen voor de griffiers; dat wordt trouwens ook verhinderd door verdere artikelen in het wetsontwerp (zie artikel 145 van het wetsontwerp).
Met betrekking tot de griffie, verwijst de heer Laeremans ook naar artikel 44 over de hoofdgriffier. Wordt hierdoor een nieuwe functie gecreëerd en is er een verschillend statuut qua verloning met de huidige hoofdgriffiers ?
De minister antwoordt dat deze hoofdgriffiers eenzelfde functie en verloning hebben als de huidige hoofdgriffiers.
Amendement nr. 91
Mevrouw Van Hoof dient amendement nr. 91 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt in het voorgestelde artikel 186,§ 1, 7e lid, c) de woorden » 582,3 tot 13, en 583 » vervangen door de woorden « 582, 3 tot 12 en 14, en 583, met uitzondering van de administratieve sancties bedoeld in de artikelen 580 en 581 ».
Dit amendement geeft gevolg aan een opmerking van de Dienst Wetsevaluatie.
Artikel 51
Amendement nr. 23
Mevrouw Defraigne dient amendement nr. 23 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/2) dat ertoe strekt in de benoemingte voorzien van een Nederlandstalige voorzitter en ondervoorzitter en van een Franstalige voorzitter en ondervoorzitter, die bevoegd zijn voor de vrederechters en de rechters in de politierechtbank naar gelang van de taal van hun diploma.
De indiener verwijst naar de schriftelijke verantwoording bij het amendement.
Amendement nr. 85
De heer Laeremans dient amendement nr. 85 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt in het voorgestelde artikel, tussen 3 en 4 een 3bis in te voegen, luidende :
« 3bis. in het tweede, derde, vierde, vijfde en zesde lid, telkens de woorden « rechtbank van eerste aanleg » vervangen door de woorden « vrederechters en rechters in de politierechtbank ».
Spreker verwijst naar de verantwoording van zijn amendement.
Artikelen 52 tot 86
Er worden geen opmerkingen over deze artikelen gemaakt.
Artikel 87
Amendement nr. 12
Mevrouw Thibaut dient amendement nr. 12 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/2), dat voorziet in een advies van de algemene vergadering van de betrokken magistraten wanneer een andere dienst nood heeft aan tijdelijke versterking. Bovendien definieert het amendement het begrip « behoefte van de dienst »
De indienster meent dat het advies van de algemene vergadering het voordeel biedt dat zij die beslissing ook zullen steunen en dat het risico van een verdoken tuchtmaatregel in de vorm van een beschikking tot tijdelijke aanwijzing of opdracht zo veel mogelijk wordt voorkomen.
Artikel 88
Amendement nr. 72
Mevrouw Faes c.s dient amendement nr. 72 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt in artikel 88, punt 2, de volgende wijziging aan te brengen : « 2 Het vierde lid wordt vervangen als volgt :
« Wanneer de behoeften van de dienst het rechtvaardigen, kan de eerste voorzitter met inachtneming van de wet op het gebruik der talen in gerechtszaken op eensluidend advies van de betrokken hoofdgriffiers en in voorkomend geval van de voorzitter, opdracht geven aan : ». »
Mevrouw Faes verklaart dat het aangewezen is dat zowel de hoofdgriffier die een personeelslid moet afstaan als de hoofdgriffier die zijn dienst versterkt weet, een eensluidend advies afleveren.
De heer Delpérée stelt vast dat het amendement de beslissing van de eerste voorzitter om opdracht te geven afhankelijk wil maken van een eensluidend advies van de hoofdgriffiers. Het leidt tot een systeem van medebeslissing en geeft de betrokken hoofdgriffiers dus een vetorecht tegen beslissingen van de korpschef. Dit staat volledig haaks op de manier waarop de rechterlijke orde functioneert.
De minister wijst er op dat het huidige artikel 328 niet voorziet in een advies, laat staan een eensluidend advies. Het is de bedoeling van deze wet om de mobiliteit te versterken, niet om ze moeilijker te maken.
Artikel 89
Amendement nr. 73
Mevrouw Faes c.s dient amendement nr. 73 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt in artikel 89, tweede lid, de volgende wijziging aan te brengen :
« Wanneer de behoeften van de dienst het rechtvaardigen, kan de procureur-generaal met inachtneming van de wet op het gebruik der talen in gerechtszaken op eensluidend advies van de betrokken hoofdsecretarissen en in voorkomend geval van de procureur des Konings of de arbeidsauditeur, opdracht geven aan : ».
Spreekster verwijst naar de schriftelijke verantwoording bij amendement nr. 72.
Artikel 89/1 (nieuw)
Amendement nr. 92
Mevrouw Van Hoof dient amendement nr. 92 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt een artikel 89/1 in te voegen, luidende :
« Art. 89/1. In artikel 330bis van hetzelfde Wetboek worden de woorden « artikel 329bis » vervangen door de woorden « artikelen 328/1 en 329bis ». »
Dit amendement geeft gevolg aan een opmerking van de Dienst Wetsevaluatie.
Artikelen 90 tot 99
Er worden geen opmerkingen over deze artikelen gemaakt.
Artikel 100
Amendement nr. 86
De heer Laeremans dient amendement nr. 86 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt in dit artikel de volgende wijzigingen aan te brengen :
a) in c) de woorden « de gerechtelijke arrondissementen Eupen en Brussel » vervangen door « het gerechtelijk arrondissement Eupen »;
b) een c)bis invoegen, dat luidt als volgt : « c)bis in de bepaling 1, vierde streepje, in de tweede tot zesde lid telkens de woorden « rechtbank van eerste aanleg » vervangen door de woorden « vrederechters et rechters in de politierechtbank »; c) een c)ter invoegen, dat luidt als volgt : « c)ter in de bepaling 1, vierde streepje, in het tweede tot zesde lid, telkens de woorden « rechtbanken van eerste aanleg » vervangen door de woorden « vrederechters en rechters in de politierechtbank »;
d) in d) de woorden « de bepaling onder 1 wordt aangevuld met een streepje » vervangen door « in de bepaling 1 tussen het eerste en het tweede lid van het vierde streepje wordt een streepje ingevoegd ».
Spreker verwijst naar de schriftelijke verantwoording bij amendement n 85.
Artikelen 101 tot 104
Er worden geen opmerkingen over deze artikelen gemaakt.
Artikel 105
Amendement nr. 74
Mevrouw Faes c.s dient amendement nr. 74 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt dit artikel te doen vervallen.
Mevrouw Faes verklaart dat het aangewezen is om per kanton een hoofdgriffier te behouden, daar deze de rechterhand zijn van de vrederechter en veel taken op zich nemen.
De minister wijst erop dat de vredegerechten versterkt worden met een griffier, die in de plaats komt van de hoofdgriffier. Het profiel van de hoofdgriffiers omvat meer managementtaken. De gerechtelijke taken behoren tot het functiepakket van de griffiers. Tijdens de uiteenzettingen in de kamer had een hoofdgriffier van een vredegerecht toegelicht dat hij slechts een uiterst beperkt deel van zijn tijd aan management besteedt. Voor het overige oefent hij puur gerechtelijke taken uit. Die taken zullen dus door een griffier kunnen worden uitgeoefend.
Artikel 106
Ere worden geen opmerkingen over dit artikel gemaakt.
Artikel 107
Amendement nr. 75
Mevrouw Faes c.s dient amendement nr. 75 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt in het voorgestelde artikel 3, punt 14, de woorden « 14.te Bergen en te Charleroi » te vervangen door « 14, te Charleroi ».
Mevrouw Faes verklaart dat de installatie van twee zetels van de politierechtbank in Henegouwen op geen enkele manier te verantwoorden is. Wat wel te verantwoorden is, is dat de zetel in Charleroi komt, daar dit niet de hoofdstad is van Henegouwen, maar wel veruit de grootste stad.
De minister verwijst naar de toelichting die zij daaromtrent heeft gegeven in de algemene bespreking.
Artikel 108
Amendement nr. 60
De heer Laeremans dient amendement nr. 60 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt het gerechtelijk arrondissement Brussel te splitsen in een volwaardig gerechtelijk arrondissement Vlaams-Brabant en een gerechtelijk arrondissement Brussel.
Dit amendement voorziet dat de kantons van Vlaams-Brabant één gerechtelijk, provinciaal arrondissement vormen.
De minister wijst erop dat dit amendement in strijd is met de Grondwet. Artikel 156 is immers niet voor herziening vatbaar verklaard.
De heer Laeremans meent dat men dit had kunnen oplossen door een tijdelijke wijziging, zoals men heeft gedaan voor artikel 195.
Amendement nr. 76
Mevrouw Faes c.s dient amendement nr. 76 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt in het voorgestelde artikel 4, punt 12 te vervangen door wat volgt :
« 12. De gerechtelijke kantons van de provincie Henegouwen vormen een gerechtelijk arrondissement.
De rechtbank van eerste aanleg met zetel te Charleroi heeft rechtsmacht over het arrondissement Henegouwen.
De arbeidsrechtbank en de rechtbank van koophandel met zetel te Charleroi hebben rechtsmacht over het gerechtelijk arrondissement Henegouwen. »
Mevrouw Faes verklaart dat de installatie van twee zetels (onder één voorzitter) van de rechtbank van eerste aanleg in Henegouwen op geen enkele manier te verantwoorden is. Wat wel te verantwoorden is, is dat de zetel in Charleroi komt, daar dit niet de hoofdstad is van Henegouwen, maar wel veruit de grootste stad.
Amendement nr. 77
Mevrouw Faes en de heer Vanlouwe dienen amendement nr. 77 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt in het voorgestelde artikel 4 de volgende wijzigingen aan te brengen :
1) Het vierde punt vervangen als volgt :
« 4. Wat betreft de bevoegdheid van de Franstalige eenheidsrechtbank vormen de twee kantons van Anderlecht, de zes kantons van Brussel, het kanton Elsene, de kantons Etterbeek, Oudergem, de twee kantons Schaarbeek, de kantons Sint-Gillis, Sint-Jans-Molenbeek, Sint-Joost-ten-Node, Sint-Pieters-Woluwe, Ukkel en Vorst een gerechtelijk arrondissement.
De zetel van de Franstalige eenheidsrechtbank is gevestigd te Brussel. De rechtbank heeft rechtsmacht over het arrondissement Brussel (Franstalig). »;
2) Het vijfde punt vervangen als volgt :
« 5. Wat betreft de bevoegdheid van de Nederlandstalige eenheidsrechtbank vormen de twee kantons van Anderlecht, het kanton Asse, de zes kantons van Brussel, het kanton Elsene, de kantons Etterbeek, Grimbergen, Halle, Herne-Sint-Pieters-Leeuw, Jette, Kraainem-Sint-Genesius-Rode, Lennik, Meise, Oudergem en Overijse-Zaventem, de twee kantons Schaarbeek, de kantons Sint-Gillis, Sint-Jans-Molenbeek, Sint-Joost-ten-Node, Sint-Pieters-Woluwe, Ukkel, Vilvoorde en Vorst, evenals de kantons Aarschot, Diest, Haacht, Landen-Zoutleeuw, de drie kantons van Leuven en het kanton Tienen een gerechtelijk arrondissement.
De zetel van de Nederlandstalige eenheidsrechtbank is gevestigd te Brussel. De rechtbank heeft rechtsmacht over het arrondissement Vlaams-Brabant-Brussel (Nederlandstalig). »
De indieners verwijzen naar de schriftelijke verantwoording van hun amendement nr. 70.
De minister antwoordt dat dit een aanpassing is van de wet op de hervorming van het arrondissement Brussel die hier niet aan de orde is.
Artikel 108/1
Amendement nr. 61
De heer Laeremans dient amendement nr. 61 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt een bijkomend hof van beroep te creëren, met name het hof van beroep van Leuven.
De heer Laeremans verklaart dat dit hof van beroep bevoegd zou zijn voor de gehele provincie Vlaams-Brabant en voor de provincie Limburg. De bevoegdheid van het hof van beroep van Antwerpen wordt dus beperkt tot het grondgebied van de provincie Antwerpen. Waals-Brabant verhuist naar Bergen. Het hof van beroep van Brussel is voortaan enkel nog bevoegd voor het grondgebied van het Hoofdstedelijk Gewest.
Artikel 109
Amendement nr. 78
Mevrouw Faes c.s dient amendement nr. 78 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt in dit artikel de tabel aan te passen zodat de woorden « Henegouwen zetel Bergen » worden opgeheven alsook « 1 » in de kolom « mandaten ».
Amendement nr. 79
Mevrouw Faes en de heer Vanlouwe dienen amendement nr. 79 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt in de tabel van artikel 109 de volgende wijziging aan te brengen : Het cijfer « 1 » vervangen door het cijfer « 2 » in de intersectie « Mandaten Procureur des Konings » en « Bruxelles ».
De indieners zijn van mening dat naar aanleiding van de splitsing van het gerechtelijke arrondissement Brussel, Halle-Vilvoorde een eigen volwaardige procureur des Konings zou moeten krijgen.
De minister verwijst naar artikel 160, dat de kaders vastlegt. Voor het gesplitste arrondissement BHV zijn ze nog niet vastgelegd.
De heer Delpérée wijst erop dat het gerechtelijk arrondissement niet zomaar gesplitst is; er zijn twee aparte entiteiten ontstaan.
Mevrouw Faes vraagt naar de samenstelling van de Raad van procureurs des Konings.
De minister antwoordt dat deze zal samengesteld zijn uit zeven Franstalige en zeven Nederlandstalige leden, en een Duitstalige procureur.
De minister verduidelijkt dat men met een foto van de huidige kaders is gestart. Als uit de werklastmeting blijkt dat deze kaders dienen te worden aangepast, zal dit later ook gebeuren. Het aantal inwoners is in elk geval geen goede maatstaf om het aantal magistraten te meten.
De heer Laeremans blijft zich afvragen waar de resultaten van de werklastmeting blijven.
Artikelen 110 tot 121
Bij die artikelen worden geen opmerkingen gemaakt.
Artikel 122
Amendement nr. 62
De heer Laeremans dient amendement nr. 62 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt het artikel aan te vullen met een 7º, luidende : « 7º paragraaf 4quater wordt vervangen door wat volgt :
« § 4quater. In het gerechtelijk arrondissement Brussel moeten de opeenvolgende procureurs des Konings, luidens hun diploma, behoren tot een verschillend taalstelsel.
In het gerechtelijk arrondissement Brussel moeten de opeenvolgende arbeidsauditoren, luidens hun diploma, behoren tot een verschillend taalstelsel. ». »
De indiener verwijst naar de schriftelijke verantwoording van zijn amendement.
Amendement nr. 63
De heer Laeremans dient amendement nr. 63 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt het artikel aan te vullen met een 8°, luidende : « 8° paragraaf 5, zesde lid wordt vervangen door wat volgt :
« De Nederlandstalige en de Franstalige kaders van de politierechtbank, de arbeidsrechtbank en de rechtbank van eerste aanleg komen overeen met respectievelijk 33 % en 66 % van de bestaande kaders op het moment dat deze bepaling in werking treedt, vermeerderd met de toegevoegde magistraten;
De Nederlandstalige en de Franstalige kaders van de rechtbank van koophandel komen overeen met respectievelijk 40 % en 60 % van de bestaande kaders op het moment dat deze bepaling in werking treedt, vermeerderd met de toegevoegde magistraten.
Dezelfde kaders zijn van toepassing op de griffiers, op het personeel van de griffies en op het andere gerechtelijk personeel. Voor het personeel van de griffies en het ander gerechtelijk personeel stelt de Koning bij besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, het organiek kader vast. » »
De heer Laeremans verklaart dat dit amendement de Nederlandstalige en de Franstalige kaders van de politierechtbank, de arbeidsrechtbank en de rechtbank van eerste aanleg vastleggen op grond van de huidige, reële werklast, zijnde respectievelijk 33 en 66 %.
Amendement nr. 64
De heer Laeremans dient amendement nr. 64 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt het artikel aan te vullen met een 9º en een 10º,luidende :
« 9º paragraaf 5bis wordt vervangen door wat volgt :
« § 5bis. Het aantal van de substituten van Halle-Vilvoorde komt overeen met 20 % van het kader van het parket van Brussel op de datum waarop deze bepaling in werking treedt. Het parket van de procureur des Konings van Halle-Vilvoorde is samengesteld uit substituten die tot de Nederlandse taalrol behoren. »;
10º paragraaf 5quater wordt vervangen door wat volgt :
« § 5quater. Het aantal van de substituten van Halle-Vilvoorde komt overeen met 20 % van het personeelsbestand van het kader van het auditoraat van Brussel op de datum van inwerkingtreding van deze bepaling. Het auditoraat van Halle-Vilvoorde is samengesteld uit substituten die tot de Nederlandse taalrol behoren. » »
De indiener verwijst naar de schriftelijke verantwoording van zijn amendement.
Artikel 123
Amendement nr. 93
Mevrouw Van Hoof dient amendement nr. 93 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt in het voorgestelde artikel 45bis de woorden « licentie in de rechten » te vervangen door de woorden « licentie of master in de rechten ».
Dit amendement geeft gevolg aan een opmerking van de Dienst Wetsevaluatie.
De minister verklaart dat dit amendement overbodig is, aangezien het diploma van master in de rechten gelijkgesteld is met dat van licentiaat in de rechten.
Artikelen 124 tot 128
Bij die artikelen worden geen opmerkingen gemaakt.
Artikel 128/1 (nieuw)
Amendement nr. 94
Mevrouw Van Hoof dient amendement nr. 94 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt een artikel 128/1 in te voegen, luidende :
« Art. 128/1. In artikel 18 van de wet van 15 juli 2013 tot wijziging van de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de tucht, dat artikel 411 van het Gerechtelijk Wetboek vervangt, worden in § 3, tweede lid de woorden « de voorzitter van de algemene vergadering van de vrederechters en van de rechters in de politierechtbank » vervangen door de woorden « de voorzitters van de vrederechters en van de rechters in de politierechtbank ». »
Dit amendement geeft gevolg aan een opmerking van de Dienst Wetsevaluatie.
Amendement nr. 97
De heer Laeremans dient amendement nr. 97 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat dezelfde strekking heeft als amendement nr. 94.
Artikel 128/2 (nieuw)
Amendement nr. 95
Mevrouw Van Hoof dient amendement nr. 95 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt een artikel 128/2 in te voegen, luidende :
« Art 128/2. In artikel 21 van de wet van 15 juli 2013 tot wijziging van de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de tucht, dat artikel 412 van het Gerechtelijk Wetboek vervangt, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1º in paragraaf 1, 1º, b) worden de woorden « van de voorzitters van de rechtbanken van eerste aanleg en van de voorzitters van de rechtbanken van koophandel, van de toegevoegde rechters bij de rechtbank van eerste aanleg en van de toegevoegde rechters bij de rechtbank van koophandel » vervangen door de woorden « van de voorzitters van de rechtbanken van eerste aanleg, van de voorzitters van de rechtbanken van koophandel en van de voorzitters van de vrederechters en de rechters in de politierechtbank »
2º in paragraaf 1, 1º, c) worden de woorden « en van de toegevoegde rechters bij de arbeidsrechtbank » opgeheven.
3º in paragraaf 1, 1º, d) worden de woorden « , van de vrederechters, van de rechters in de politierechtbanken, van de toegevoegde vrederechters en van de toegevoegde rechters bij de politierechtbanken » vervangen door de woorden « en, in de gerechtelijke arrondissementen Brussel en Eupen, van de vrederechters en van de rechters in de politierechtbanken. »
4º in paragraaf 1, 1º, wordt een punt g) ingevoegd, luidende :
« g) met uitzondering van de gerechtelijke arrondissementen Brussel en Eupen, de voorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank ten aanzien van de vrederechters en van de rechters in de politierechtbanken. »;
5º in paragraaf 1, 2º, b) worden de woorden « van de procureurs des Konings, van de arbeidsauditeurs, van de toegevoegde substituten procureurs des Konings en de toegevoegde substituten arbeidsauditeur » vervangen door de woorden « van de procureurs des Konings en van de arbeidsauditeurs ». »
Dit amendement geeft gevolg aan een opmerking van de Dienst Wetsevaluatie.
Artikel 128/3 (nieuw)
Amendement nr. 96
Mevrouw Van Hoof dient amendement nr. 96 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt een artikel 128/3 in te voegen, luidende :
« Art. 128/3. in artikel 102 van de wet van 30 juli 2013 betreffende de invoering van een familie- en jeugdrechtbank, dat artikel 76 van het Gerechtelijk Wetboek vervangt, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1º het eerste lid van dat artikel wordt gewijzigd als volgt :
« Art. 76. § 1. De rechtbank van eerste aanleg en, in voorkomend geval, zijn afdelingen bestaan uit één of meer kamers voor burgerlijke zaken, één of meer kamers voor correctionele zaken, uit één of meer familiekamers, uit één of meer jeugdkamers, uit één of meer kamers voor minnelijke schikking en bij de afdeling van de rechtbank van eerste aanleg waar de zetel van het hof van beroep is gevestigd, uit één of meer strafuitvoeringskamers. »;
2º in de Nederlandse tekst van het tweede lid van dezelfde paragraaf wordt het woord « afdelingen » vervangen door het woord « secties ».
3º de Nederlandse tekst van het eerste lid van § 2 wordt vervangen als volgt :
« § 2. Één of meer kamers van de correctionele rechtbank krijgen onder meer de procedures van onmiddellijke verschijning en van oproeping bij proces-verbaal toegewezen. »;
4º de Nederlandse tekst van het eerste lid van § 3 wordt vervangen als volgt :
« § 3. Een of meer specifieke kamers van de jeugdrechtbank, kamers van uithandengeving genaamd, krijgen de bevoegdheid tot het berechten van personen ten aanzien van wie een beslissing tot uithandengeving is genomen overeenkomstig de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade, in het kader van een wanbedrijf of correctionaliseerbare misdaad toegewezen. » »
Dit amendement geeft gevolg aan een opmerking van de Dienst Wetsevaluatie.
Artikel 129
Bij dat artikel worden geen opmerkingen gemaakt.
Artikel 129/1 (nieuw)
Amendement nr. 13
Mevrouw Defraigne en de heer Courtois dienen amendement nr. 13 in (stuk Senaat nr. 5-2212/2), dat strekt om de huidige territoriale bevoegdheid van de gerechtsdeurwaarders weer in te stellen.
De indieners verwijzen naar de schriftelijke verantwoording van hun amendement nr. 19 op artikel 134.
Artikel 129/2 (nieuw)
Amendement nr. 14
Mevrouw Defraigne en de heer Courtois dienen amendement nr. 14 in (stuk Senaat nr. 5-2212/2), dat strekt om een artikel 129/2 in te voegen, luidende :
« Art. 129/2. In de artikelen 513 tot 555quinquies van hetzelfde wetboek, worden de woorden « het gerechtelijk) arrondissement » vervangen door de woorden « (de) groep van (gerechtelijke) kantons », en worden de woorden « (de) arrondissementskamer (van gerechtsdeurwaarders) » vervangen door de woorden « (de) kantonnale kamer (van gerechtsdeurwaarders). » »
De indieners verwijzen naar de schriftelijke verantwoording van hun amendement nr. 19.
Artikel 129/3 (nieuw)
Amendement nr. 15
Mevrouw Defraigne en de heer Courtois dienen amendement nr. 15 in (stuk Senaat nr. 5-2212/2), dat strekt om een artikel 129/3 in te voegen, luidende :
« Art. 129/3. In artikel 514 van hetzelfde Wetboek, worden de woorden « van het arrondissement » vervangen door de woorden « lokaal bevoegd ». »
De indieners verwijzen naar de schriftelijke verantwoording van hun amendement nr. 19 op artikel 134.
Artikel 130
Amendement nr. 16
Mevrouw Defraigne en de heer Courtois dienen amendement nr. 16 in (stuk Senaat nr. 5-2212/2), dat strekt om in het voorgestelde artikel 535 het woord « arrondissementskamer » te vervangen door de woorden « kantonnale kamer ».
De indieners verwijzen naar de schriftelijke verantwoording van hun amendement nr. 19 op artikel 134.
Artikel 131
Bij dat artikel worden geen opmerkingen gemaakt.
Artikel 132
Amendement nr. 17
Mevrouw Defraigne en de heer Courtois dienen amendement nr. 17 in (stuk Senaat nr. 5-2212/2), dat strekt om in dat artikel de woorden « het arrondissement » te vervangen door de woorden « de groep van kantons ».
De indieners verwijzen naar de schriftelijke verantwoording van hun amendement nr. 19 op artikel 134.
Artikel 133
Amendement nr. 18
Mevrouw Defraigne en de heer Courtois dienen amendement nr. 18 in (stuk Senaat nr. 5-2212/2), dat strekt om in het voorgestelde artikel 555bis, het woord « arrondissement » te vervangen door de woorden « groep van kantons ».
De indieners verwijzen naar de schriftelijke verantwoording van hun amendement nr. 19 op artikel 134.
Artikel 134
Amendement nr. 19
Mevrouw Defraigne en de heer Courtois dienen amendement nr. 19 in (stuk Senaat nr. 5-2212/2), dat strekt om in het voorgestelde artikel 555ter, het tweede lid te doen vervallen.
De indieners menen dat de uitbreiding van de territoriale bevoegdheid van de gerechtsdeurwaarders niet wenselijk is. Deze uitbreiding zal contraproductieve gevolgen hebben voor de geleverde diensten aan de burgers, waaronder met name de nabijheid en de beschikbaarheid.
De schuldenaar kiest de gerechtsdeurwaarder niet die tegen hem optreedt. Het is niet wenselijk dat een gerechtsdeurwaarder uit de verste uithoek van de nieuwe geplande arrondissementen tegen hem optreedt : bovenop het feit dat hoe groter het arrondissement is, hoe minder de gerechtsdeurwaarder zijn schuldenaren kent, betekent dit dat de schuldenaar aanzienlijke afstanden zal moeten afleggen om de gerechtsdeurwaarder in zijn kantoor te contacteren (om een afbetalingsplan af te sluiten, een betaling uit te voeren, een kopie van een akte af te halen of inlichtingen in te winnen).
Een loket behouden in een gemeente terwijl de kantoren geconcentreerd zouden worden in de grote steden, is niet hetzelfde als het waarborgen van een laagdrempelige dienstverlening. Daartoe is er nood aan een gerechtsdeurwaarder die zijn sector kent en de mensen die er wonen, een gerechtsdeurwaarder die zeer snel beschikbaar kan zijn in spoedeisende gevallen. Door de uitbreiding van zijn actiegebied, die geen enkel positief financieel gevolg heeft voor de maatschappij, noch voor de begroting van de Staat — integendeel zelfs — zal de gerechtsdeurwaarder minder toegankelijk en minder beschikbaar zijn in dringende gevallen.
Artikel 134/1 (nieuw)
Amendement nr. 65
Mevrouw Faes c.s dient amendement nr. 65 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt een hoofdstuk 12/1 in te voegen met als opschrift « Beroep », dat een artikel 134/1 bevat :
« Hoofdstuk 12/1 — Beroep
Art. 134/1. Indien de opgelegde mobiliteitsmaatregel, voorzien in dit ontwerp, kennelijk onredelijke wijzigingen teweegbrengt in de persoonlijke situatie van de betrokkene, kan deze hiertegen beroep aantekenen bij de tuchtrechtbank. ».
De heer Laeremans is van oordeel dat een mobiliteitsmaatregel die bij de betrokkene onredelijke wijzigingen teweegbrengt in zijn persoonlijke situatie ook aanleiding moet kunnen geven tot een beroep bij de tuchtrechtbank.
De minister wijst er op dat een beroepsprocedure zal worden ingeschreven in het kader van het wetsontwerp rond beheer.
Artikelen 135 tot 159
Deze artikelen geven geen aanleiding tot commentaar.
Artikel 160
De heer Laeremans verheugt zich over de berichten in de media waaruit blijkt dat er een nieuw akkoord zou zijn tussen de partijen die de staatshervorming voorbereiden over de verhoging van het aantal Nederlandstalige magistraten. Wat zal de regering hiermee doen en welke gevolgen zal dit hebben voor de voorliggende teksten ? Het lijkt spreker aangewezen deze te amenderen. Het heeft inderdaad geen enkele zin om een reparatiewet te moeten voorleggen binnen een drietal weken.
De minister antwoordt dat dit akkoord, dat ongetwijfeld een stap in de goede richting vormt, waarschijnlijk aanleiding zal geven tot het indienen van amendementen op de teksten met betrekking tot de institutionele hervorming. Deze amendering zal plaatsvinden in de commissie voor institutionele aangelegenheden, en door beide bevoegde staatssecretarissen.
De heer Laeremans verheugt zich over het feit dat wordt ingezien dat de 20/80 verhouding niet klopt. Men komt nu tot een 71/29 verhouding. Wel betreurt spreker dat essentiële informatie wordt achtergehouden, zodat niet kan worden nagegaan of deze nieuwe verhouding klopt en toereikend is. Men drijft de spot met het parlement als men een wet laat goedkeuren die mogelijk niet strookt met de realiteit.
Artikelen 161 en 162
Er worden geen opmerkingen gemaakt over deze artikelen.
Artikel 162/1 (nieuw)
Amendement nr. 80
Mevrouw Faes c.s dient amendement nr. 80 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt een nieuw artikel 162/1 in te voegen, luidende :
« Art 162/1. Een nieuw Hoofdstuk invoegen, luidende : « Hoofdstuk 12bis Evaluatie ». »
Mevrouw Faes verklaart dat dit amendement een evaluatiemechanisme invoert voor deze gerechtelijke hervorming.
Artikel 162/2 (nieuw)
Amendement nr. 81
Mevrouw Faes c.s dient amendement nr. 81 in (stuk Senaat, nr. 5-2212/3), dat ertoe strekt, onder Hoofdstuk 12bis, een artikel 162/2 in te voegen, luidende :
« Art 162/2. Deze wet wordt na vijf jaar vanaf de inwerkingtreding geëvalueerd. Het evaluatierapport, opgesteld door de Koning, wordt onverwijld overgemaakt aan de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat.
Ten einde aan de evaluatieverplichting te voldoen, duid de Koning een begeleidingscommissie aan, die de hervorming van het gerechtelijk landschap opvolgt en zo nodig aanbevelingen doet. Deze commissie stelt jaarlijks een tussentijds rapport op dat onverwijld overgemaakt wordt aan de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat. »
Mevrouw Faes verklaart dat dit amendement een evaluatiemechanisme invoert voor deze gerechtelijke hervorming.
Artikel 163
De heer Laeremans stelt zich vragen bij de keuze van 1 april 2014 als datum van inwerkingtreding.
De minister antwoordt dat 1 april 2014 als datum niet toevallig werd gekozen. In die periode lopen veel mandaten van korpschefs af. Door de hervorming te laten ingaan op 1 april 2014, voorkomt men een te lange overgangsperiode bij het beheer van de rechtscolleges. Bovendien wordt de situatie dan meteen duidelijker voor de korpschefs die zich kandidaat wensen te stellen voor een mandaat als korpschef op het niveau van de zittende magistratuur, of als afdelingsvoorzitter.
De heer Laeremans merkt op dat er slechts vijf maanden overblijven om de nieuwe rechtscolleges op het terrein te installeren. In die periode moeten nog heel wat kandidaten worden voorgedragen. Is de Hoge Raad voor de Justitie wel in staat om de selectie van de kandidaten rond te krijgen binnen een dergelijk korte termijn ?
De minister antwoordt dat er contacten gelegd werden met de Hoge Raad, om te zorgen voor een geslaagde overgang naar het nieuwe gerechtelijke landschap.
De minister merkt op dat er een evaluatiemechanisme is voorzien in het wetontwerp rond beheer.
Artikel 164
Dit artikel geeft geen aanleiding tot opmerkingen.
V. VERKLARINGEN VOOR DE STEMMINGEN
Mevrouw Defraigne verklaart dat zij al haar amendementen intrekt, uit loyaliteit ten opzichte van de regeringsmeerderheid.
De minister merkt op dat die amendementen, die gebaseerd zijn op het standpunt van de « Union francophone des huissiers de justice », tot doel hebben de territoriale bevoegdheid van de gerechtsdeurwaarders op basis van de kantons te laten voortbestaan. Spreekster benadrukt dat de commissie voor de Justitie van de Kamer van volksvertegenwoordigers net een wetsontwerp heeft aangenomen tot wijziging van het statuut van de gerechtsdeurwaarders (stuk Kamer nr. 53-2937/6). De Senaat zal die tekst in de komende weken voorgelegd krijgen. De minister stelt voor dat de discussie over de territoriale bevoegdheid van de gerechtsdeurwaarders wordt aangevat tijdens de bespreking van het ontwerp over hun statuut.
De minister zal overigens de hele beroepsgroep raadplegen, om te polsen of het standpunt van de Union francophone representatief is. Hoe dan ook is de minister er zich van bewust dat de grote justitiehervormingen die zij wenst door te voeren alleen succesvol kunnen zijn als ze op het terrein een voldoende groot draagvlak vinden.
De heer Mahoux verheugt zich over de verklaringen van de minister en noteert dat de amendementen worden ingetrokken.
Mevrouw Defraigne neemt akte van de verklaringen van de minister. Zij onderstreept dat ze de gerechtsdeurwaarders niet vertegenwoordigt, maar vreest dat de rechtzoekenden het slachtoffer zullen worden van de uitbreiding van de territoriale bevoegdheid van de gerechtsdeurwaarders.
Het voorliggende wetsontwerp zal leiden tot het ontstaan van grote kantoren, vaak in grote stadscentra, wat nadelig zal zijn voor de kleine en middelgrote kantoren van gerechtsdeurwaarders. Het zal ertoe leiden dat de gerechtsdeurwaarders grotere verplaatsingen moeten uitvoeren, die vervolgens aan de rechtzoekenden worden aangerekend.
De minister wijst erop dat er een koninklijk besluit in de maak is om forfaits vast te leggen voor de verplaatsingen.
Mevrouw Van Hoof verklaart dat zij de amendementen nrs 87 tot 92 intrekt, aangezien het eigenlijk gaat om technische correcties. De commissie gaat hiermee akkoord onder voorbehoud van de instemming van de Kamer van volksvertegenwoordigers.
Ook de amendementen nrs. 94, 95 en 96 worden ingetrokken, aangezien de minister de commissie heeft verteld dat de inhoud van die amendementen al verwerkt is in een concordantiewet die nu wordt voorbereid.
VI. STEMMINGEN
Artikel 1 wordt aangenomen met 12 stemmen tegen 1 stem.
Amendement nr. 24 wordt verworpen met 10 tegen 3 stemmen.
Artikel 2 wordt aangenomen met 12 stemmen tegen 1 stem.
De amendementen nrs. 25 tot 32 worden achtereenvolgens verworpen met 10 tegen 3 stemmen.
Artikel 3 wordt aangenomen met 11 stemmen tegen 1 stem bij 1 onthouding.
Amendement nr. 33 wordt verworpen met 10 tegen 3 stemmen.
Artikel 4 wordt aangenomen met 10 tegen 3 stemmen.
Amendement nr. 34 wordt verworpen met 10 tegen 3 stemmen.
Artikel 5 wordt aangenomen met 12 stemmen tegen 1 stem.
Amendement nr. 20 wordt ingetrokken.
Amendement nr. 1 wordt verworpen met 9 stemmen tegen 1 stem bij 3 onthoudingen.
Amendement nr. 35 wordt verworpen met 10 tegen 3 stemmen.
Amendement nr. 82 wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem bij 2 onthoudingen.
Artikel 6 wordt aangenomen met 10 tegen 3 stemmen.
Amendement nr. 21 wordt ingetrokken.
Amendement nr. 66 wordt verworpen met 10 tegen 3 stemmen.
Amendement nr. 83 wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem bij 2 onthoudingen.
Artikel 7 wordt aangenomen met 10 tegen 3 stemmen.
Amendement nr. 2 wordt verworpen met 9 stemmen tegen 1 stem bij 3 onthoudingen.
Amendement nr. 67 wordt verworpen met 10 tegen 3 stemmen.
Artikel 8 wordt aangenomen met 9 tegen 3 stemmen bij 1 onthouding.
Amendement nr. 3 wordt verworpen met 9 stemmen tegen 1 stem bij 3 onthoudingen.
De artikelen 9 tot 12 worden achtereenvolgens aangenomen met 11 stemmen tegen 1 stem bij 1 onthouding.
Amendement nr. 87 wordt ingetrokken.
Amendement nr. 4 wordt verworpen met 9 stemmen tegen 1 stem bij 3 onthoudingen.
Amendement nr. 36 wordt verworpen met 10 tegen 3 stemmen.
Artikel 13 wordt aangenomen met 12 stemmen tegen 1 stem.
Amendement nr. 22 wordt ingetrokken.
Amendement nr. 84 wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem bij 2 onthoudingen.
De artikelen 14 en 15 worden achtereenvolgens aangenomen met 12 stemmen tegen 1 stem.
De amendementen nrs. 37 en 38 worden achtereenvolgens verworpen met 10 tegen 3 stemmen.
Artikel 16 wordt aangenomen met 10 tegen 3 stemmen.
Amendement nr. 39 wordt verworpen met 10 tegen 3 stemmen.
Artikel 17 wordt aangenomen met 12 stemmen tegen 1 stem.
De amendementen nrs. 40 en 41 worden achtereenvolgens verworpen met 10 tegen 3 stemmen.
Amendement nr. 42 wordt verworpen met 10 tegen 3 stemmen.
Artikel 18 wordt aangenomen met 12 stemmen tegen 1 stem.
Amendement nr. 43 wordt verworpen met 10 tegen 3 stemmen.
Artikel 19 wordt aangenomen met 10 stemmen tegen 1 stem bij 2 onthoudingen.
Artikel 20 wordt aangenomen met 12 stemmen tegen 1 stem.
Amendement nr. 44 wordt verworpen met 10 tegen 3 stemmen.
Artikel 21 wordt aangenomen met 11 stemmen tegen 1 stem bij 2 onthoudingen.
Amendement nr. 45 wordt verworpen met 11 tegen 3 stemmen.
Artikel 22 wordt aangenomen met 11 stemmen tegen 1 stem bij 2 onthoudingen.
Amendement nr. 46 wordt verworpen met 10 tegen 3 stemmen.
De artikelen 23 en 24 worden achtereenvolgens aangenomen met 11 stemmen tegen 1 stem bij 2 onthoudingen.
Amendement nr. 88 wordt ingetrokken.
Amendement nr. 5 wordt verworpen met 9 stemmen tegen 1 stem bij 3 onthoudingen.
Amendement nr. 68 wordt verworpen met 10 tegen 3 stemmen.
Artikel 25 wordt aangenomen met 10 tegen 3 stemmen bij 1 onthouding.
Amendement nr. 47 wordt verworpen met 11 tegen 3 stemmen.
Amendement nr. 6 wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem bij 3 onthoudingen.
Artikel 26 wordt aangenomen met 12 tegen 1 stemmen bij 1 onthouding.
Artikel 27 wordt aangenomen met 13 stemmen tegen 1 stem.
Amendement nr. 89 werd ingetrokken.
Amendement nr. 7 wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem bij 3 onthoudingen.
Artikel 28 wordt aangenomen met 10 tegen 3 stemmen bij 1 onthouding.
Artikel 29 wordt aangenomen met 13 stemmen tegen 1 stem.
Amendement nr. 8 wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem bij 3 onthoudingen.
Artikel 30 wordt aangenomen met 10 tegen 3 stemmen bij 1 onthouding.
Artikel 31 wordt aangenomen met 13 stemmen tegen 1 stem.
Amendement nr. 58 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1 stem bij 2 onthoudingen.
Artikel 32 wordt aangenomen met 10 tegen 3 stemmen bij 1 onthouding.
De artikelen 33 en 34 worden achtereenvolgens aangenomen met 13 stemmen tegen 1 stem.
De amendementen nrs. 48 en 49 worden achtereenvolgens verworpen met 11 tegen 3 stemmen.
Artikel 35 wordt aangenomen met 13 stemmen tegen 1 stem.
De amendementen nrs. 50 tot 55 worden achtereenvolgens verworpen met 11 tegen 3 stemmen.
Artikel 36 wordt aangenomen met 10 tegen 3 stemmen bij 1 onthouding.
Amendement nr. 56 wordt verworpen met 11 tegen 3 stemmen.
Amendement nr. 9 wordt verworpen met 9 stemmen tegen 1 stem bij 4 onthoudingen.
Artikel 37 wordt aangenomen met 12 stemmen tegen 1 stem bij 1 onthouding.
Amendement nr. 57 wordt verworpen met 11 tegen 3 stemmen.
Artikel 38 wordt aangenomen met 13 stemmen tegen 1 stem.
Amendement nr. 70 wordt ingetrokken.
Amendement nr. 59 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1 stem bij 2 onthoudingen.
Amendement nr. 69 wordt verworpen met 11 tegen 3 stemmen.
Artikel 39 wordt aangenomen met 10 tegen 4 stemmen.
De artikelen 40 en 41 worden achtereenvolgens aangenomen met 11 stemmen tegen 1 stem bij 2 onthoudingen.
De artikelen 42 en 43 worden achtereenvolgens aangenomen met 13 stemmen tegen 1 stem.
Amendement nr. 90 wordt ingetrokken.
Artikel 44 wordt aangenomen met 11 tegen 3 stemmen.
Artikel 45 wordt aangenomen met 10 tegen 3 stemmen bij 1 onthouding.
Artikel 46 wordt aangenomen met 13 stemmen tegen 1 stem.
Artikel 47 wordt aangenomen met 10 stemmen tegen 1 stem bij 3 onthoudingen.
De artikelen 48 en 49 worden achtereenvolgens aangenomen met 13 stemmen tegen 1 stem.
Amendement nr. 91 wordt ingetrokken.
De amendementen nrs. 10 en 11 worden achtereenvolgens verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem bij 3 onthoudingen.
Amendement nr. 71 wordt verworpen met 11 tegen 3 stemmen.
Artikel 50 wordt aangenomen met 10 tegen 3 stemmen bij 1 onthouding.
Amendement nr. 23 wordt ingetrokken.
Amendement nr. 85 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1 stem bij 2 onthoudingen.
De artikelen 51 tot 60 worden achtereenvolgens aangenomen met 13 stemmen tegen 1 stem.
Artikel 61 wordt aangenomen met 10 tegen 3 stemmen bij 1 onthouding.
De artikelen 62 tot 81 worden achtereenvolgens aangenomen met 13 stemmen tegen 1 stem.
Artikel 82 wordt aangenomen met 11 stemmen tegen 1 stem bij 2 onthoudingen.
De artikelen 83 tot 86 worden achtereenvolgens aangenomen met 13 stemmen tegen 1 stem.
Amendement nr. 12 wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem bij 3 onthoudingen.
Artikel 87 wordt aangenomen met 10 tegen 3 stemmen bij 1 onthouding.
Amendement nr. 72 wordt verworpen met 11 tegen 3 stemmen.
Artikel 88 wordt aangenomen met 11 tegen 3 stemmen.
Amendement nr. 73 wordt verworpen met 11 tegen 3 stemmen.
Artikel 88 wordt aangenomen met 11 tegen 3 stemmen.
Amendement nr. 92 wordt ingetrokken.
Artikel 90 wordt aangenomen met 11 tegen 3 stemmen.
De artikelen 91 en 92 worden achtereenvolgens aangenomen met 11 stemmen tegen 1 stem bij 2 onthoudingen.
De artikelen 93 en 94 worden achtereenvolgens aangenomen met 13 stemmen tegen 1 stem.
Artikel 95 wordt aangenomen met 11 stemmen tegen 1 stem bij 2 onthoudingen.
De artikelen 96 tot 99 worden achtereenvolgens aangenomen met 13 stemmen tegen 1 stem.
Amendement nr. 86 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1 stem bij 2 onthoudingen.
Artikel 100 wordt aangenomen met 10 tegen 3 stemmen bij 1 onthouding.
De artikelen 101 en 102 worden achtereenvolgens aangenomen met 12 stemmen tegen 1 stem bij 1 onthouding.
De artikelen 103 en 104 worden achtereenvolgens aangenomen met 13 stemmen tegen 1 stem.
Amendement nr. 74 wordt verworpen met 10 tegen 3 stemmen bij 1 onthouding.
Artikel 105 wordt aangenomen met 11 tegen 3 stemmen.
Artikel 106 wordt aangenomen met 11 stemmen tegen 1 stem bij 2 onthoudingen.
Amendement nr. 75 wordt verworpen met 11 tegen 3 stemmen.
Artikel 107 wordt aangenomen met 11 tegen 3 stemmen.
De amendementen nrs. 76 en 77 worden achtereenvolgens verworpen met 11 tegen 3 stemmen.
Artikel 108 wordt aangenomen met 11 tegen 3 stemmen.
Amendement nr. 61 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1 stem bij 2 onthoudingen.
De amendementen nrs. 78 en 79 worden achtereenvolgens verworpen met 11 tegen 3 stemmen.
Artikel 109 wordt aangenomen met 10 tegen 3 stemmen bij 1 onthouding.
De artikelen 110 en 111 worden achtereenvolgens aangenomen met 13 stemmen tegen 1 stem.
De artikelen 112 en 113 worden achtereenvolgens aangenomen met 11 stemmen tegen 1 stem bij 2 onthoudingen.
Artikel 114 wordt aangenomen met 12 stemmen tegen 1 stem bij 1 onthouding.
Artikel 115 wordt aangenomen met 10 tegen 3 stemmen bij 1 onthouding.
Artikel 116 wordt aangenomen met 11 tegen 3 stemmen.
Artikel 117 wordt aangenomen met 10 tegen 4 stemmen.
Artikel 118 wordt aangenomen met 11 tegen 3 stemmen.
Artikel 119 wordt aangenomen met 13 stemmen tegen 1 stem.
Artikel 120 wordt aangenomen met 11 tegen 3 stemmen.
Artikel 121 wordt aangenomen met 13 stemmen tegen 1 stem.
De amendementen nrs. 62 en 64 worden achtereenvolgens verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem bij 3 onthoudingen.
Artikel 122 wordt aangenomen met 13 stemmen tegen 1 stem.
Amendement nr. 93 wordt ingetrokken.
De artikelen 123 tot 125 worden achtereenvolgens aangenomen met 13 stemmen tegen 1 stem.
Artikel 126 wordt aangenomen met 12 stemmen tegen 1 stem bij 1 onthouding.
De artikelen 127 en 128 worden achtereenvolgens aangenomen met 13 stemmen tegen 1 stem.
De amendementen nrs. 94 tot 96 worden ingetrokken.
Amendement nr. 16 wordt ingetrokken.
Artikel 130 wordt aangenomen met 10 stemmen tegen 1 stem bij 3 onthoudingen.
Artikel 131 wordt aangenomen met 12 stemmen tegen 1 stem bij 1 onthouding.
Amendement nr. 17 wordt ingetrokken.
Artikel 132 wordt aangenomen met 12 stemmen tegen 1 stem bij 1 onthouding.
Amendement nr. 18 wordt ingetrokken.
Artikel 133 wordt aangenomen met 12 stemmen tegen 1 stem bij 1 onthouding.
Amendement nr. 19 wordt ingetrokken.
Artikel 134 wordt aangenomen met 12 stemmen tegen 1 stem bij 1 onthouding.
Amendement nr. 65 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1 stem bij 2 onthoudingen.
Artikel 135 wordt aangenomen met 10 stemmen tegen 1 stem bij 3 onthoudingen.
De artikelen 136 tot 147 worden achtereenvolgens aangenomen met 13 stemmen tegen 1 stem.
De artikelen 148 en 149 worden achtereenvolgens aangenomen met 12 stemmen tegen 1 stem bij 1 onthouding.
Artikel 150 wordt aangenomen met 11 stemmen tegen 1 stem bij 2 onthoudingen.
De artikelen 151 tot 153 worden achtereenvolgens aangenomen met 13 stemmen tegen 1 stem.
De artikelen 154 en 155 worden achtereenvolgens aangenomen met 12 stemmen tegen 1 stem bij 1 onthouding.
De artikelen 156 tot 159 worden achtereenvolgens aangenomen met 13 stemmen tegen 1 stem.
Artikel 160 wordt aangenomen met 11 stemmen tegen 1 stem bij 2 onthoudingen.
De artikelen 161 en 162 worden achtereenvolgens aangenomen met 13 stemmen tegen 1 stem.
De amendementen nrs. 80 en 81 worden achtereenvolgens verworpen met 11 tegen 3 stemmen.
Artikel 163 wordt aangenomen met 10 stemmen tegen 1 stem bij 3 onthoudingen.
Artikel 164 wordt aangenomen met 12 stemmen tegen 1 stem bij 1 onthouding.
De Kamer stemde niet in om de amendementen nrs. 87, 88, 89, 90, 91 en 92 van mevrouw Van Hoof als tekstcorrecties te beschouwen. Wel werden enkele zuivere tekstverbeteringen of verbeteringen in verband met foute verwijzingen aanvaard.
Het verbeterde wetsontwerp in zijn geheel wordt aangenomen met 10 tegen 3 stemmen bij 1 onthouding.
Het verslag werd eenparig goedgekeurd door de 9 aanwezige leden.
De rapporteurs, | De voorzitter, |
Christine DEFRAIGNE. Yoeri VASTERSAVENDTS. | Alain COURTOIS. |